1

Mijn vader zei ooit: een man moet weten waar hij zijn leven voor zou geven. Dat was het allerbelangrijkste, vond hij, en dat moest je als man weten. Als je dat niet weet, zei hij, wat ben je dan waard? Geen knip voor de neus. Dan ben je geen echte man. Ik was dertien en hij had driekwart van een literfles Gordon’s Finest-bier op, en dit was gewoon stoere praat. Voor zover ik me herinner was hij bereid zijn leven te geven a) voor Ierland, b) voor zijn moeder, die al tien jaar dood was, en c) om dat loeder van een Maggie Thatcher een hak te zetten.

Toch kon ik je vanaf die dag zonder enige aarzeling vertellen waarvoor ik mijn leven zou geven. Eerst was het makkelijk: mijn familie, mijn meisje, mijn thuis. Later lag het een tijdlang wat moeilijker. Tegenwoordig zijn mijn prioriteiten duidelijk, en dat vind ik prettig. Mijn lijstje voelt aan als iets waar je als man trots op kunt zijn. Ik zou mijn leven geven voor, in willekeurige volgorde, mijn stad, mijn baan en mijn kind.

Het kind gedraagt zich tot nu toe voorbeeldig, de stad is Dublin en de baan is bij de politie, waar ik undercoverwerk doe, dus is het wel duidelijk waar ik de meeste kans maak om de dood te vinden. Het is echter al een tijdje geleden dat ik gevaarlijker klussen kreeg dan een administratieve megabolus. Doordat Ierland maar zo klein is, heeft een veldagent een beperkte houdbaarheid: twee opdrachten, hoogstens vier, en dan wordt het gevaar dat ze je in de smiezen krijgen te groot. Ik heb mijn negen levens al een hele tijd geleden opgebruikt. Voorlopig blijf ik achter de schermen en leid mijn eigen missies.

Dat is het echte risico bij undercoverwerk, zowel in het veld als daarbuiten: als je de illusie maar lang genoeg in stand houdt, ga je denken dat je de zaken daadwerkelijk in de hand hebt. Dan kun je probleemloos gaan geloven dat jij hier de hypnotiseur bent, de illusionist, de slimme gozer die het verschil ziet tussen echt en onecht, die weet hoe alle trucs in elkaar steken. Maar in feite ben je gewoon de zoveelste toeschouwer die met open mond in het publiek zit. Hoe goed je ook bent, het is een spel, en uiteindelijk is de wereld je altijd te slim af. De wereld is sluwer dan jij, en veel genadelozer. Het enige wat je kunt doen is proberen bij te blijven en je eigen zwakke plekken te onderkennen. En altijd bedacht zijn op die ene klap die je onderuit zal halen.

De tweede keer dat mijn leven zich schrap zette voor die klap was een vrijdagmiddag begin december. Ik was de hele dag bezig geweest met onderhoudswerk aan een van mijn huidige illusies: een van mijn jongens, een knaap die dit jaar onder de kerstboom geen lekkers van oom Frank zou krijgen, had zichzelf in een situatie gemanoeuvreerd waarbij hij om complexe redenen een oudere dame nodig had die hij bij een stel kleine drugsdealers kon introduceren als zijn oma. En nu was ik op weg naar mijn ex-vrouw om mijn dochter op te halen voor het weekend. Olivia en Holly wonen in een verpletterend smaakvolle twee-onder-een-kap aan een gemanicuurde doodlopende straat in Dalkey. Van Olivia’s vader gekregen bij ons trouwen. Toen we er introkken had hij een naam in plaats van een nummer. Daar had ik snel wat aan gedaan, maar achteraf had ik op dat moment al moeten beseffen dat dit natuurlijk niets kon worden. Als mijn ouders hadden geweten dat ik ging trouwen, had mijn ma zich waarschijnlijk diep in de schulden gestoken en een schitterend gebloemd bankstel gekocht. Om na verloop van tijd hevig verontwaardigd te constateren dat we het plastic van de kussens hadden gehaald.

Olivia stond onverzettelijk op de drempel, voor het geval ik het in mijn hoofd zou halen binnen te willen komen. ‘Holly is bijna zover,’ zei ze.

Olivia, en ik zeg dit met de hand op het hart en met de juiste mengeling van zelfgenoegzaamheid en spijt, is een stuk: lang, met een smal en elegant gezicht, massa’s zacht asblond haar en van die discrete rondingen die je in eerste instantie niet opmerkt maar waar je later je blik niet van af kunt houden. Die avond droeg ze een dure zwarte japon met ragfijne nylons en de diamanten halsketting van haar grootmoeder, die alleen bij speciale gelegenheden tevoorschijn komt. De paus zelf zou er zijn kalotje bij afgezet hebben om zijn voorhoofd te kunnen betten. Ik ben niet zo’n chique gozer als de paus, dus ik floot bewonderend. ‘Belangrijke date?’

‘We gaan uit eten.’

‘En een van die “we” is Dermo weer?’

Zo gemakkelijk krijg ik Olivia niet op de kast, daar is ze veel te slim voor. ‘Hij heet Dermot, en inderdaad.’

Ik trok een bewonderend gezicht. ‘Dat is al het vierde weekend op rij, als ik me niet vergis? Zeg eens, gaat hét vanavond gebeuren?’

Olivia riep omhoog: ‘Holly! Je vader is er!’ Terwijl ze me haar rug toekeerde, was ik langs haar heen de gang in geschoven. Ze had Chanel No 5 op; dat droeg ze al sinds ik haar had leren kennen.

Boven: ‘Papa! Ik kom eraan, ik kom eraan, alleen nog even…’ en daarna een eindeloze stroom gebrabbel terwijl Holly haar complexe gedachten verwoordde zonder zich af te vragen of iemand haar kon horen. ‘Doe maar rustig aan, lieverd!’ riep ik op weg naar de keuken.

Olivia liep achter me aan. ‘Dermot kan ieder moment hier zijn,’ zei ze. Het was me niet duidelijk of dat een dreigement of een smeekbede was.

Ik trok de koelkast open en keek erin. ‘Ik heb het niet op die vent. Hij heeft geen kin. Een vent zonder kin vertrouw ik niet.’

‘Nou, gelukkig doet jouw mening over mannen er niet toe.’

‘Wel als je zo serieus bent dat Holly met hem moet omgaan. Wat was zijn achternaam ook weer?’

Ooit, toen de scheiding eraan zat te komen, had Olivia de koelkastdeur dichtgeramd met mijn hoofd ertussen. Ik zag aan haar dat ze overwoog om dat opnieuw te doen. Ik bleef gebukt staan om haar alle kans te geven, maar ze beheerste zich. ‘Wat gaat jou dat aan?’

‘Ik wil hem natrekken. In het systeem.’ Ik greep een pak sinaasappelsap en schudde ermee. ‘Wat is dit voor troep? Waarom koop je geen goed merk meer?’

Olivia’s mond – subtiele, neutrale lippenstift – begon strak te trekken. ‘Jij trekt Dermot in geen enkel systeem na, Frank.’

‘Ik zal wel moeten,’ verklaarde ik opgeruimd. ‘Ik moet toch zeker kijken of het geen kinderlokker is?’

‘Jemig, Frank! Dermot is geen…’

‘Misschien niet,’ moest ik erkennen. ‘Waarschijnlijk niet. Maar hoe kun je daar nou zeker van zijn, Liv? Beter het zekere voor het onzekere, toch?’ Ik draaide de dop van het pak en nam een slok.

‘Holly!’ riep Olivia, harder. ‘Opschieten!’

‘Ik kan mijn páárd niet vinden!’ Een reeks dreunen boven mijn hoofd.

‘Ze hebben het gemunt op alleenstaande moeders met beeldschone dochtertjes,’ zei ik tegen Olivia. ‘En je staat ervan te kijken hoeveel van die lui geen kin hebben. Is dat je nog nooit opgevallen?’

‘Nee, Frank, dat is me nog nooit opgevallen. En ik wil niet dat jij die baan van je gebruikt om mij te intimid–’

‘Kijk dan maar eens goed als er weer eens zo’n pedo op tv is. Witte bestelwagen en geen kin, dat geef ik je op een briefje. Wat voor auto heeft Dermo?’

‘Hólly!’

Ik nam nog een grote teug sap, veegde met mijn mouw de tuit van het pak af en zette het weer in de koelkast. ‘Dat spul smaakt naar kattenpis. Als ik meer alimentatie ga betalen, koop je dan weer behoorlijke jus d’orange voor haar?’

‘Al zou je het verdriedubbelen,’ zei Olivia vriendelijk maar kil, en ze keek op haar horloge. ‘Niet dat dat je zou lukken. Maar áls je dat deed, zou het hooguit één pak per week schelen.’ Als je het katje maar lang genoeg aan de staart trekt, slaat het uiteindelijk zijn nageltjes uit.

Op dat moment schoot Holly als een reddende engel uit haar kamer tevoorschijn onder het luidkeels roepen van: ‘Papapapapapa!’ Ik stond net op tijd onder aan de trap om haar op te vangen, en ze maakte een snoekduik als een rondtollende vuurpijl: een en al gouden spinnenwebhaar en roze glinsterdingen. Ze sloeg haar benen om mijn middel en beukte op mijn rug met haar schooltas en een donzige pony die Clara heette en betere tijden gekend had. ‘Hallo, slingeraapje,’ zei ik, en ik gaf haar een kus op haar kruin. Ze was licht als een fee. ‘Leuke week gehad?’

‘Superdruk, en ik ben geen slingeraap,’ zei ze streng, met haar neus tegen de mijne gedrukt. ‘Wat is een slingeraap?’

Holly is negen, en heeft van top tot teen de fijne bouw en de tere huid van haar moeders kant van de familie. Wij Mackeys zijn robuust, met een dikke huid en dicht haar, gebouwd op zwaar werk in het barre Dublinse weer. Alleen haar ogen. De eerste keer dat ik haar zag, keek ze met mijn eigen ogen naar me op: grote, wijd open, helderblauwe ogen die me troffen als een stroomstok en waarvan mijn hart nog steeds iedere keer overslaat. Olivia kan mijn achternaam uitwissen als een achterhaald adreslabel, de koelkast volladen met jus die ik niet lekker vind en Dermo de Pedo uitnodigen aan mijn kant van het bed, maar die ogen, daar is geen kruid tegen gewassen.

Ik zei tegen Holly: ‘Dat is een sprookjesaapje dat in een toverbos woont.’ Ze wierp me een blik toe die exact het midden hield tussen ‘wauw’ en ‘leuk geprobeerd’. ‘En waar heb je het zo druk mee?’

Ze liet zich omlaag glijden en landde met een klap op de grond. ‘Chloë en Sarah en ik zijn bezig een band op te richten. Ik heb een tekening voor je gemaakt op school, en we hebben zelf een dansje verzonnen en mag ik witte laarzen? En Sarah heeft een liedje geschreven en…’ Even leek het of Olivia over haar hoofd heen naar me wilde glimlachen, en ik naar haar, maar op het laatste moment besefte ze waar ze mee bezig was en keek voor de zoveelste maal op haar horloge.

Op de oprit kwamen we vriend Dermo tegen. Dermo is – dat weet ik zeker, want ik heb zijn nummerbord nagetrokken zodra Olivia voor het eerst met hem uit eten ging – een onkreukbare gozer die nog niet eens zijn Audi bij een dubbele gele streep zou parkeren, en die er niets aan kan doen dat hij continu op het punt lijkt te staan een enorme boer te laten. ‘Avond,’ zei hij, met een geëlektrocuteerd knikje. Volgens mij is Dermo bang voor me. ‘Holly.’

‘Wat zeg jij tegen hem?’ vroeg ik Holly toen ik haar in haar zitje had vastgegespt terwijl Olivia, met een Grace Kelly-achtige perfectie, op de drempel een kus op Dermo’s wang drukte.

Holly schikte Clara’s manen en haalde haar schouders op. ‘Mama zegt dat ik hem oom Dermot moet noemen.’

‘En doe je dat?’

‘Nee. In het echt zeg ik niets, en in mijn hoofd noem ik hem Vissenkop.’ Ze keek in de achteruitkijkspiegel of ik haar daarvoor een standje zou geven. Haar kin stond al in de koppige stand.

Ik barstte in lachen uit. ‘Schitterend,’ zei ik. ‘Je hebt een aardje naar je vaartje.’ En ik maakte een scherpe bocht door de handrem aan te trekken, zodat Olivia en Vissenkop opveerden van de schrik.

Sinds het moment dat Olivia bij zinnen was gekomen en me uit huis had gezet woon ik in een enorm flatgebouw dat in de jaren negentig is neergezet door, naar verluidt, David Lynch. De vloerbedekking is er zo hoogpolig dat ik nog nooit een voetstap op de gang heb gehoord, maar zelfs om vier uur ’s ochtends voel je het gonzen van vijfhonderd geesten die overal om je heen zoemen: mensen die dromen, hopen, zich zorgen maken, plannen, nadenken. Ik ben opgegroeid in een soort achterbuurt, dus je zou denken dat ik zo’n legbatterij wel aankan, maar dit is anders. Deze mensen ken ik niet; ik heb ze zelfs nog nooit gezien. Ik heb geen idee of, hoe en wanneer ze vertrekken en terugkomen. Misschien gaan ze wel helemaal niet weg, misschien zitten ze in hun flatjes verschanst na te denken. Zelfs in mijn slaap luister ik met één oor naar dat gonzen, klaar om indien nodig uit bed te springen en mijn terrein te verdedigen.

De inrichting van mijn persoonlijke lapje Twin Peaks is scheidings-chic: dat wil zeggen dat het er vier jaar na dato nog steeds uitziet alsof de verhuiswagen nog moet komen. Er is één uitzondering: Holly’s kamer, die volgestouwd is met pastelkleurige frutsels. De dag dat we samen op zoek gingen naar meubels had ik eindelijk kans gezien Olivia één weekend per maand af te persen, en ik was bereid alles voor Holly te kopen, de complete drie verdiepingen van het winkelcentrum. Diep in mijn hart had ik gedacht dat ik haar nooit meer te zien zou krijgen.

‘Wat gaan we morgen doen?’ wilde ze weten, terwijl we over het hoogpolige tapijt liepen. Clara werd aan één been over de vloerbedekking meegesleept. De laatste keer dat ik haar zag, zou ze moord en brand gekrijst hebben bij de gedachte alleen al dat het arme paard de grond zou raken. Zo zie je maar: eventjes niet opletten en je hebt alweer wat gemist.

‘Weet je nog van die vlieger? Als je vanavond al je huiswerk afmaakt en als het morgen niet regent, gaan we naar Phoenix Park en dan leer ik je vliegeren.’

‘Mag Sarah ook mee?’

‘Na het eten bellen we haar moeder.’ De ouders van Holly’s vriendinnen zijn dol op me. Niets zo verantwoord als je kind naar het park sturen onder toezicht van een rechercheur.

‘Eten! Mogen we pizza?’

‘Mij best,’ zei ik. Olivia leidt een leven zonder geur-, kleur- en smaakstoffen, biologisch-dynamisch en met een hoog vezelgehalte; als ik geen tegenwicht bied is het kind straks tweemaal zo gezond als haar speelkameraadjes, en dan voelt ze zich buitengesloten. ‘Waarom niet?’ En met die woorden deed ik de deur van het slot en kreeg meteen al het vermoeden dat het die avond niet op pizza zou uitdraaien.

Het lichtje van de voicemail op mijn telefoon knipperde in razend tempo. Vijf gemiste oproepen! Van het werk bellen ze op mijn ene mobiel, mensen in het veld en vertrouwelijke informanten bellen op de andere mobiel, de jongens weten dat ze me in de kroeg zien als ik zin heb om te komen, en Olivia stuurt me als het nodig is sms’jes. Het kon dus alleen de familie zijn, dat wil zeggen mijn kleine zusje Jackie, want dat was de enige die ik de afgelopen decennia had gesproken. Vijf telefoontjes… dat betekende waarschijnlijk dat een van onze ouders op sterven lag.

‘Hier,’ zei ik tegen Holly, en ik hield haar mijn laptop voor. ‘Neem die maar mee naar je kamer, dan kun je je vriendinnetjes het leven zuur maken op MSN. Ik kom over een paar minuutjes bij je kijken.’

Holly, die verduiveld goed weet dat ze voor haar eenentwintigste niet zonder toezicht het internet op mag, wierp me een sceptische blik toe. ‘Als je wilt roken, papa,’ zei ze op volwassen toon, ‘dan ga je toch gewoon op het balkon staan. Ik weet best dat je rookt.’

Met mijn hand op haar rug manoeuvreerde ik haar in de richting van haar kamer. ‘O ja? Hoe kom je daarbij?’ Ieder ander moment zou ik razend nieuwsgierig geweest zijn. Ik heb nooit in Holly’s bijzijn gerookt, en het was niet iets wat Olivia haar zou vertellen. Wij hadden haar geest gevormd, wij tweeën; het idee dat er dingen in zaten die wij daar niet in gestopt hadden, vind ik nog steeds verbijsterend.

‘Ik weet het gewoon,’ zei Holly, terwijl ze Clara en haar tas op het bed liet vallen en me met een superieure blik aankeek. Dat wordt me een superdetective. ‘Maar je kunt er beter mee ophouden. Volgens zuster Maria-Theresa word je van roken helemaal zwart vanbinnen.’

‘Daar heeft zuster Maria-Theresa helemaal gelijk in. Een verstandige vrouw.’ Ik zette de laptop aan en schakelde de breedbandverbinding in. ‘Alsjeblieft. Ik moet even bellen. Pas op dat je geen diamanten koopt op eBay.’

‘Ga je je vriendin bellen?’ vroeg Holly.

Ze zag er zo klein uit, en veel te wijs voor haar leeftijd, zoals ze daar stond met die witte gewatteerde jas tot halverwege haar magere kuiten. Haar grote ogen probeerden niet bang te kijken. ‘Nee,’ zei ik. ‘Nee meiske, ik heb geen vriendin.’

‘Echt niet?’

‘Echt niet. En ik ben ook niet van plan er op korte termijn een aan te schaffen. Over een paar jaar kun jij er misschien eentje voor me uitzoeken. Wat dacht je daarvan?’

‘Ik wil dat mama je vriendin is.’

‘Ja,’ zei ik. ‘Weet ik.’ Even legde ik mijn hand op haar hoofd; haar haar voelde aan als bloemblaadjes. Toen trok ik de deur achter me dicht en ging terug naar de woonkamer om te achterhalen wie er dood was.

Het was inderdaad Jackie op de voicemail, ratelend als een mitrailleur. Geen best teken: Jackie remde voor goede berichten (‘Je raadt nooit wat er gebeurd is. Kom op, raad maar’) en geeft plankgas voor slecht nieuws. En dit was uitermate slecht nieuws. ‘Ach toe nou, Frankie, neem nou eindelijk eens een keer op, ik moet je spreken, ik bel echt niet voor de lol hoor, doe ik dat ooit? Maar nu niet meteen schrikken, het gaat niet om ma, god verhoede, met haar gaat het prima, een beetje geschokt, maar goed, dat zijn we allemaal, eerst had ze hartkloppingen maar toen is ze even gaan zitten en Carmel heeft haar een brandewijntje ingeschonken want Carmel komt normaal gesproken eigenlijk iedere vrijdag mee na de boodschappen, en die had mij en Kevin gebeld dat we moesten komen. Shay zei dat ik jou niet hoefde te bellen, wat heeft dat voor zin zei hij, maar ik zei dat hij een eind kon opzouten, het is niet meer dan eerlijk dus als je thuis bent wil je dan in godsnaam eindelijk die telefoon opnemen? Francis! Ik meen het, ik…’ Met een piep kwam er een eind aan de opnametijd.

Carmel en Kevin en Shay, o jee. Zo te horen was de hele familie bij mijn ouders thuis samengedromd. Mijn vader; iets anders kon het niet zijn. ‘Papa!’ riep Holly vanuit haar kamer. ‘Hoeveel sigaretten rook jij per dag?’

De dame van de voicemail zei dat ik toetsen moest indrukken. Ik volgde de orders op. ‘Wie zegt dat ik rook?’

‘Ik moet het weten! Twintig?’

Om te beginnen. ‘Misschien.’

Jackie weer: ‘Kloteapparaten, ik was nog niet klaar met mijn verhaal! Nou ja, ik had meteen moeten zeggen: het is pa ook niet, die is gewoon de oude, niemand dood of gewond of wat dan ook, of in ieder geval met ons gaat het goed. Kevin is een beetje overstuur maar volgens mij komt dat doordat hij zich zorgen maakt over hoe jij het zult opvatten, hij is hartstikke dol op je, weet je, nog steeds. En misschien is het niets, Francis, je moet niet meteen doordraaien, misschien is het een grap, een of andere kwajongensstreek, dat dachten we eerst, al was dat dan wel een kutgrap als je het mij vraagt, sorry voor mijn taalgebruik…’

‘Papa! Hoeveel uur per week doe jij aan sport?’

Wat was dat nou weer? ‘In het geheim ben ik balletdanser.’

‘Neehee! Serieus! Hoeveel uur?’

‘… en natuurlijk hebben we geen van allen ook maar enig idee wat we ermee aan moeten, dus wil je alsjeblieft bellen zodra je dit bericht hoort? Alsjeblieft, Francis. Ik hou mijn mobiel bij de hand.’

Klik, piep, voicemaildame. Achteraf bezien had ik het tegen die tijd kunnen weten, of in elk geval de grote lijnen kunnen doorzien.

‘Papa? Hoeveel groente en fruit eet jij?’

‘Karrenvrachten.’

‘Nietes!’

‘Soms.’

De volgende drie berichten hadden, met tussenpozen van een halfuur, dezelfde teneur. Bij het laatste bericht had Jackie een toonhoogte bereikt waarop alleen van die héél kleine hondjes haar nog konden horen.

‘Papa?’

‘Nog heel even, meiske.’

Ik ging met mijn mobieltje het balkon op, hoog boven de donkere rivier en de vettige oranje lichten en het niet-aflatende grommen van de files. Ik belde Jackie. Ze nam meteen op. ‘Francis? Jezus, Maria en Jozef, ik dacht dat ik gek werd. Waar zat jij?’

Ze had vaart geminderd tot honderdtwintig per uur. ‘Ik moest Holly ophalen. Wat is er in godsnaam aan de hand, Jackie?’

Achtergrondgeruis. Zelfs na al die tijd herkende ik meteen de snelle, scherpe klank van Shays stem. De klank van mijn moeders stem trof me als een nekslag.

‘Ach heremegod, Francis… Ga je even zitten? Of schenk jezelf een glas brandy in of wat dan ook?’

‘Jackie, als je niet nú meteen zegt wat er aan de hand is, dan kom ik je hoogstpersoonlijk wurgen. Ik zweer het.’

‘Rustig maar, kalm aan…’ Een dichtslaande deur. ‘Ziezo,’ zei Jackie in de plotselinge stilte. ‘Juist. Weet je nog dat ik je een tijdje geleden vertelde dat een of andere gozer die drie huizen aan het begin van de Place heeft gekocht? Om er appartementen van te maken?’

‘Ja.’

‘Hij heeft uiteindelijk besloten er geen appartementen van te maken, omdat iedereen zo zit te stressen over de huizenprijzen. Hij laat ze gewoon een tijdje staan om af te wachten wat er gebeurt. Dus hij heeft een aannemer laten komen om de haarden en de gestucte plafonds eruit te halen – die kun je verkopen, er zijn mensen die fortuinen neertellen voor dat soort spullen, wist jij dat? Volledig geschift – en die lui zijn vandaag begonnen in het huis op de hoek. Weet je nog, die onbewoonbaar verklaarde woning?’

‘Nummer 16.’

‘Precies. Daar waren ze de haarden aan het wegbreken, en achter een van de schouwen kwam plotseling een koffer tevoorschijn.’

Theatrale stilte. Drugs? Wapens? Bankbiljetten? Jimmy Hoffa? ‘Jezus, Jackie. Wát?’

‘Die was van Rosie Daly, Francis. Het is haar koffer.’

Al het verkeerslawaai verstomde, bot afgekapt. De oranje gloed aan de horizon vlamde woest en hongerig als een bosbrand op, oogverblindend, onbeheersbaar.

‘Nee,’ zei ik. ‘Dat kan niet. Ik heb geen idee hoe je daarbij komt, maar het slaat nergens op.’

‘O, Francis…’

Haar stem droop van bezorgdheid en medeleven. Als ze hier geweest was, had ik haar waarschijnlijk buiten westen geramd. ‘Niks “o, Francis”. Jullie maken van iedere mug een olifant, ma en jij, en daar moet ik dan zeker aan meedoen…’

‘Luister nou even. Ik snap dat je…’

‘Tenzij dit een of andere stunt is om me die kant uit te krijgen. Is dat het, Jackie? Stuur je soms aan op een gigantische familiereünie? Dan kan ik je wel vast waarschuwen, het is hier geen realitysoap met een happy ending.’

‘Lul,’ grauwde Jackie. ‘Doe even normaal, wil je? Wat denk je wel van me? Er zit een blouse in die koffer, een paarse met paisleymotief, Carmel herkent hem…’

Wel honderd keer had ik Rosie in die blouse gezien, ik wist nog hoe de knoopjes in mijn vingers voelden. ‘Ja, dat droegen ze allemaal in de jaren tachtig. Carmel zou Elvis nog in Grafton Street herkennen als dat een goeie roddel opleverde. Ik had jou verstandiger geacht, maar kennelijk…’

‘… en toen we die openvouwden zat er een geboorteakte in. Rose Bernadette Daly.’

Daarmee was mijn tegenspraak ten einde. Ik pakte mijn sigaretten, leunde met mijn ellebogen op de rand van het balkon en nam de langste trek van mijn leven.

‘Sorry,’ zei Jackie, zachter nu. ‘Sorry dat ik zo tegen je snauwde. Francis?’

‘Ja.’

‘Gaat het?’

‘Ja. Luister eens, Jackie. Weten de Daly’s het al?’

‘Die zijn niet thuis. Nora is een paar jaar geleden verhuisd; naar Blanchardstown volgens mij. Pa en ma Daly gaan op vrijdagavond altijd naar haar toe om de baby te zien. Ma denkt dat ze het nummer ergens moet hebben, maar…’

‘Heb je de politie gebeld?’

‘Alleen jou.’

‘Wie weten hier verder nog van?’

‘Alleen die werklui, een stel jonge Polen. Aan het eind van hun werkdag zijn ze naar nummer 15 gegaan om te vragen of ze de koffer aan iemand terug konden geven, maar op nummer 15 wonen tegenwoordig studenten, dus die hebben die Poolse gozers naar pa en ma gestuurd.’

‘En ma heeft het niet door de hele buurt rondgebazuind? Weet je dat zeker?’

‘Het is hier heel anders dan jij je herinnert. De helft van de buurt bestaat tegenwoordig uit studenten en yuppen, en hoe die heten dat weten we niet eens. De Cullens zijn er nog, en de Nolans en een deel van de Hearnes, maar ma wil pas iets zeggen als de Daly’s het weten. Dat is niet meer dan fatsoenlijk.’

‘Mooi. En waar is die koffer nu?’

‘In de voorkamer. Hadden die werklui er af moeten blijven? Ze moesten verder met hun werk, en…’

‘Niks aan de hand. Kom er verder niet aan, als het even kan. Ik kom zo snel mogelijk.’

Een korte stilte. Gevolgd door: ‘Francis. Ik wil niet meteen iets vreselijks denken, God zegene ons, maar betekent dit soms dat Rosie…’

‘We weten nog niets,’ zei ik. ‘Gewoon blijven zitten, met niemand praten, en op mij wachten.’

Ik hing op en wierp een snelle blik over mijn schouder naar binnen. Holly’s deur zat nog steeds dicht. Met één marathontrek rookte ik mijn sigaret op, smeet de peuk over de balkonrand, stak een nieuwe op en belde Olivia.

Ze zei niet eens hallo. ‘Nee, Frank. Niet nu. Geen schijn van kans.’

‘Ik heb geen keuze, Liv.’

‘Je hebt gesmeekt om haar ieder weekend te krijgen. Gesméékt. Als dat je te veel was…’

‘Dat is me níét te veel. Dit is een noodgeval.’

‘Dat is het altijd. Het bureau kan echt wel een paar dagen zonder je, Frank. Ik weet dat je dit niet graag hoort, maar je bent niet onmisbaar.’

Voor iemand op meer dan een halve meter afstand moet haar stem opgewekt en vriendelijk geklonken hebben, maar ze was razend. Rinkelend bestek, bulderend gelach en iets wat nog het meest leek op, god bewaar me, een watermuur. ‘Het is ditmaal geen werk,’ zei ik. ‘Er is iets met mijn familie.’

‘Natuurlijk, dat zal best. En kan dat toevallig te maken hebben met het feit dat dit mijn vierde afspraak met Dermot is?’

‘Liv, ik zou er met alle liefde alles aan doen om jouw vierde afspraakje met Dermot te versjteren, maar nóóit ten koste van mijn tijd met Holly. Dat weet je zelf ook wel.’

Een korte, achterdochtige stilte. ‘Wat is er dan met je familie?’

‘Weet ik nog niet. Jackie belde, helemaal over haar toeren. Ze zat bij mijn ouders. Wat er precies is, weet ik nog niet. Ik moet er zo snel mogelijk heen.’

Weer een stilte. Daarna zei Olivia, met een lange, vermoeide zucht: ‘Oké. We zitten in de Coterie. Zet haar daar maar af.’

De Coterie heeft een chef met tv-faam en wordt herhaaldelijk genoemd in weekendbijlagen. Hoog tijd dat daar eens iemand een brandbommetje naar binnen mikt. ‘Bedankt, Olivia. Dat meen ik. Ik haal haar later vanavond weer op, als het meezit, en anders morgenochtend. Ik bel je.’

‘Je doet maar,’ zei Olivia. ‘Alleen als het meezit, uiteraard,’ en na die woorden hing ze op. Ik gooide mijn peuk weg en ging naar binnen om de laatste van de vrouwen in mijn leven op de kast te jagen.

Holly zat in kleermakerszit op haar bed, met de computer op schoot en een bezorgde blik op haar gezicht. ‘Liefje,’ zei ik, ‘we hebben een probleem.’

Ze wees naar de laptop. ‘Papa, kijk eens.’

Op het scherm stond met grote paarse letters in een enorme kring van opflitsende tekentjes JE OVERLIJDT OP JE 52STE. Ze leek behoorlijk overstuur. Ik ging naast haar op bed zitten en trok haar met computer en al op schoot. ‘Wat is dat nou?’

‘Sarah had een online-quiz gevonden en die heb ik voor jou gedaan. En toen kwam er dit uit. En jij bent eenenveertig!’

O jezus, niet nu. ‘Kuikentje, het is internet. Daar kan iedereen alles zeggen wat ze maar willen. Maar daarom hoeft het nog niet waar te zijn.’

‘Maar het stáát er toch! Dat hebben ze helemaal uitgerekend.’

Olivia zou wel blij zijn als ik Holly in tranen terugbracht. ‘Ik zal je eens wat laten zien,’ zei ik. Ik stak mijn arm uit, wiste mijn doodvonnis, opende een Word-document en typte: JE BENT EEN BUITENAARDS WEZEN. WIE DIT LEEST ZIT OP DE PLANEET BONGO. ‘Ziezo. Is dat waar?’

Holly giechelde waterig. ‘Tuurlijk niet.’

Ik maakte de letters paars en koos een barok ogend lettertype. ‘En nu dan?’

Ontkennend hoofdschudden.

‘En als ik de computer nou eens een hele rij vragen laat stellen voordat dat op het scherm kwam? Wordt het daar waar van?’

Even dacht ik dat ik tot haar doorgedrongen was, maar toen trokken de smalle schoudertjes weer strak. ‘Een probleem, zei je.’

‘Ja. We moeten onze plannen een heel klein beetje bijstellen.’

‘Ik moet terug naar mama,’ zei Holly tegen de laptop. ‘Toch?’

‘Ja, meiske. Het spijt me echt heel erg. Zodra ik kan, kom ik je weer ophalen.’

‘Moet je weer naar je werk?’

Dat ‘weer’ trof me harder dan wat voor argumenten Olivia ook kon aanvoeren. ‘Nee,’ zei ik, en ik leunde opzij om Holly te kunnen aankijken. ‘Het heeft niets te maken met werk. Werk kan een hoge boom in. Vind je ook niet?’ Dat leverde een timide glimlachje op. ‘Je weet wel, tante Jackie? Die heeft een enorm probleem, en dat moet ik ogenblikkelijk voor haar oplossen.’

‘Mag ik dan niet mee?’

Zowel Jackie als Olivia had in het verleden wel eens geopperd dat Holly misschien kennis kon maken met haar familie van vaderskant. Als er niet net zo’n sinistere koffer was opgedoken, had ik gezegd: over mijn lijk. Ik wil niet dat Holly ook maar in de buurt komt van het borrelende vat vol waanzin dat de Mackeys op hun beste momenten zijn. ‘Dit keer niet. Als het probleem uit de weg geruimd is, gaan we een keer met tante Jackie een ijsje eten, oké? Dat lijkt mij nou echt gezellig.’

‘Ja,’ zei Holly met een vermoeid zuchtje, en ze klonk precies als Olivia. ‘Leuk.’ En ze gleed van mijn schoot en begon haar spullen terug te stoppen in haar schooltas.

In de auto voerde Holly een uitgebreid gesprek met Clara. Haar matte stemmetje klonk zo zacht dat ik er geen woord van verstond. Bij ieder rood stoplicht keek ik in de achteruitkijkspiegel naar haar en zwoer bij mezelf dat ik het goed zou maken: ik zou het telefoonnummer van de Daly’s bemachtigen, die ellendige koffer bij hen op de stoep dumpen en Holly tegen bedtijd weer in El Rancho Lyncho hebben. Maar ik wist al dat het zo niet gaan zou. Die straat en die koffer hadden een hele tijd op me gewacht. Nu ze hun klauwen in me geslagen hadden, zou de jarenlang opgespaarde afrekening heel wat meer tijd vergen dan één avond.

Het briefje had een minimum aan adolescent melodrama bevat; daar was ze altijd goed in geweest, mijn Rosie.

==

Ik weet dat dit als een schok komt en het spijt me, maar je moet niet denken dat ik je zomaar wat heb voorgelogen, dat was ik echt niet van plan. Ik heb er eindeloos over nagedacht en dit is de enige manier om kans te maken op het soort leven dat ik wil. Ik wou alleen dat het kon zonder jou te kwetsen/teleur te stellen/overstuur te maken. Ik hoop dat je me geluk wilt wensen in mijn nieuwe leven in Engeland!! Maar als dat te veel gevraagd is, heb ik daar alle begrip voor. Op een keer kom ik terug, ik zweer het. Tot die tijd: alle, alle, alle liefs van de wereld, Rosie

Tussen het moment dat ze dat briefje had achtergelaten op de vloer van nummer 16, in de kamer waar we elkaar voor het eerst gekust hadden, en het moment waarop ze haar koffer over een muur had gehesen om uit Dodge te ontsnappen, was er iets gebeurd.