HOOFDSTUK

26

Buiten in de gang staat Paylor nog op precies dezelfde plek. ‘Heb je gevonden wat je zocht?’ vraagt ze.

Als antwoord houd ik de witte rozenknop omhoog en dan loop ik haar wankelend voorbij. Kennelijk heb ik de weg naar mijn kamer teruggevonden, want ineens sta ik in de badkamer om een glas water te pakken waar ik de roos in zet. Ik ga op mijn knieën op de koude tegels zitten en kijk met samengeknepen ogen naar de bloem omdat het wit op de een of andere manier lastig te zien is in het felle tl-licht. Mijn vinger blijft haken achter mijn armband en windt hem er als een knelverband omheen tot mijn pols zeer begint te doen. Ik hoop dat de pijn helpt om grip op de werkelijkheid te houden, net als hij bij Peeta deed. Ik moet volhouden. Ik moet erachter komen hoe het echt gegaan is.

Er zijn twee mogelijkheden, hoewel de details kunnen verschillen. De eerste is wat ik aanvankelijk dacht, namelijk dat het Capitool die hovercraft heeft gestuurd, de parachutes heeft afgeworpen en de kinderen heeft gedood, in de wetenschap dat de net gearriveerde rebellen hen te hulp zouden schieten. Er is bewijs om deze theorie te onderbouwen. Het Capitoolembleem op de hovercraft, het feit dat niemand probeerde om de vijand uit de lucht te schieten en de traditie om kinderen in te zetten als pionnen in hun strijd tegen de districten. Dan hebben we Snows verhaal. Dat de kinderen zijn aangevallen door een Capitoolhovercraft met rebellen erin om een snelle afloop van de oorlog te bewerkstelligen. Maar als dat waar is, waarom heeft het Capitool dan niet op de vijand geschoten? Waren ze te zeer verrast? Hadden ze geen afweergeschut meer? Ik heb altijd het idee gehad dat District 13 zijn kinderen koesterde. Of nou ja, mij misschien niet. Zodra ze me niet meer nodig hadden werd ik afgedankt. Hoewel het volgens mij al een hele tijd geleden is dat ik in deze oorlog als een kind werd beschouwd. En waarom zouden ze het doen als ze wisten dat hun eigen artsen in actie zouden komen en door de tweede ontploffing gedood zouden worden? Dat kan niet. Dat mag niet. Snow liegt. Hij manipuleert me zoals hij me altijd gemanipuleerd heeft. In de hoop dat ik tegen de rebellen in opstand zal komen en ze misschien wel kapot zal maken. Ja. Natuurlijk.

Wat zit me dan zo dwars? Die dubbelexploderende bommen bijvoorbeeld. Het is niet zo dat het Capitool dat wapen niet ook zou kunnen hebben, maar van de rebellen weet ik het zéker. Het geesteskind van Gale en Beetee. En dan het feit dat Snow geen ontsnappingspoging heeft gedaan, terwijl ik hem ken als de ultieme overlever. Ik kan me nauwelijks voorstellen dat hij niet ergens een schuilplaats heeft, een bunker of zo, met genoeg voorraden om de rest van zijn vieze slangenleventje uit te kunnen zitten. En ten slotte zijn inschatting van Coin. Het staat buiten kijf dat ze precies heeft gedaan wat hij zei. Ze heeft het Capitool en de districten elkaar af laten maken tot zij op haar dooie gemak naar binnen kon wandelen om de macht over te nemen. Maar zelfs als dat haar plan was, betekent dat nog niet dat ze die parachutes heeft laten vallen. De overwinning lag al voor het grijpen. Alles lag al voor het grijpen.

Behalve ik.

Ik denk aan de reactie van Boggs toen ik toegaf dat ik er nog helemaal niet over na had gedacht wie Snow zou opvolgen. ‘Als je niet onmiddellijk “Coin” antwoordt, dan vorm je een bedreiging. Jij bent het gezicht van de opstand. Misschien heb jij wel meer invloed dan wie dan ook. Voor de buitenwereld lijkt het alsof je haar tolereert, maar daar houdt het dan ook wel mee op.’

Plotseling denk ik aan Prim, die nog niet eens veertien was, nog niet oud genoeg om officieel soldaat te worden, en die toch zomaar als verpleegster in de frontlinie was. Hoe is ze daar terechtgekomen? Ik weet zeker dat mijn zusje daar graag wilde zijn, en dat ze haar werk beter deed dan veel ouderen lijdt geen twijfel. Maar toch, alleen iemand in een heel hoge positie kan toestemming gegeven hebben om een dertienjarige naar het slagveld te sturen. Heeft Coin dat gedaan, in de hoop dat ik door Prims dood volledig zou bezwijken? Of me in elk geval vol overtuiging aan haar kant zou scharen? Ik had er niet eens persoonlijk bij hoeven zijn. De Stadscirkel werd door meerdere camera’s gefilmd om het moment voorgoed vast te leggen.

Nee, nu word ik gek, ik reageer te paranoïde. Er zouden te veel mensen op de hoogte zijn van die missie. Dat zou ze nooit geheim kunnen houden. Of wel? Eigenlijk zou niemand ervan hoeven weten, op Coin, Plutarch en een klein, trouw of makkelijk weg te werken team na.

Ik heb heel hard hulp nodig om dit uit te zoeken, maar iedereen die ik vertrouw is dood. Cinna. Boggs. Finnick. Prim. Peeta is er nog, maar hij kan ook alleen maar speculeren, en bovendien heb ik geen idee hoe hij er geestelijk aan toe is. Blijft alleen Gale over. Hij is ver weg, maar zou ik mijn hart bij hem kunnen uitstorten als hij hier was? Wat zou ik kunnen zeggen, hoe zou ik het moeten verwoorden zonder te impliceren dat Prim door zíjn bom om het leven is gekomen? Dat idee is ondenkbaar – en dat is meteen het voornaamste bewijs dat Snow liegt.

Uiteindelijk is er maar één persoon met wie ik kan praten die misschien weet wat er is gebeurd en misschien ook nog aan mijn kant staat. Het zal überhaupt al een risico zijn om erover te beginnen. Maar hoewel Haymitch in de arena mijn leven nog wel op het spel zou zetten, denk ik niet dat hij me bij Coin zal verlinken. Hoeveel moeite we soms ook met elkaar mogen hebben, onze problemen lossen we altijd het liefst met z’n tweeën op.

Ik kom van de tegels af, loop naar buiten en steek de gang over naar zijn kamer. Als er niet op mijn geklop wordt gereageerd, duw ik de deur open. Gatver. Het is echt ongelooflijk hoe snel hij ergens een teringbende van kan maken. Zijn kamer is bezaaid met half leeggegeten borden, gebroken drankflessen en meubels die hij in een dronken woedeaanval kapotgeslagen heeft. Hij ligt vies en slonzig bewusteloos in een kluwen van lakens op zijn bed.

‘Haymitch,’ zeg ik en ik schud aan zijn been. Dat is natuurlijk niet genoeg, maar ik probeer het toch nog een paar keer voor ik de kan water in zijn gezicht smijt. Hij komt happend naar adem overeind terwijl hij woest met zijn mes in het rond zwaait. Blijkbaar is er met het eind van Snows heerschappij nog niet meteen een eind aan zijn doodsangsten gekomen.

‘O. Ben jij het,’ zegt hij. Ik hoor aan zijn stem dat hij nog steeds ladderzat is.

‘Haymitch,’ begin ik.

‘Moet je nou toch eens horen. De Spotgaai heeft haar stem weer gevonden.’ Hij begint te lachen. ‘Wat zal Plutarch blij zijn.’ Hij neemt een slok uit een fles. ‘Waarom ben ik zo nat?’ Ik laat de kan heel laf achter mijn rug in een stapel vuile kleren vallen.

‘Ik heb je hulp nodig,’ zeg ik.

Haymitch laat een boer en verspreidt een ranzige dranklucht. ‘Wat is er aan de hand, schat? Problemen met de jongens?’ Ik weet niet waarom, maar dit raakt me op een manier waarop Haymitch me zelden kan raken. Het is kennelijk van mijn gezicht af te lezen, want zelfs in zijn dronken toestand probeert hij het terug te nemen. ‘Oké, niet grappig.’ Ik ben al bij de deur. ‘Niet grappig! Kom terug!’ Door de bonk waarmee zijn lichaam de vloer raakt ga ik ervan uit dat hij achter me aan probeert te komen, maar het heeft geen zin.

Ik loop kriskras door het paleis en verdwijn in een kast vol zijden kleren. Ik trek ze van de hangers tot ik een berg heb waar ik me in kan nestelen. In de voering van mijn zak vind ik een verdwaald morflingtablet dat ik droog doorslik om de hysterische aanval die ik op voel komen de kop in te drukken. Maar ik voel me er niet beter door. In de verte hoor ik Haymitch roepen, maar hij zal me nooit vinden in de staat waarin hij verkeert. Vooral niet op deze nieuwe schuilplek. Omhuld door zijde voel ik me als een rups die in een cocon op zijn metamorfose wacht. Ik had altijd gedacht dat dat een heel vredige gemoedstoestand zou zijn, en dat is het in eerste instantie ook. Maar als ik de nacht in glijd krijg ik steeds meer het gevoel dat ik gevangenzit, terwijl ik stik in de gladde boeien en niet tevoorschijn kan komen voor ik in iets moois veranderd ben. Ik kronkel verwoed in een poging mijn verwoeste lichaam af te werpen en probeer achter de geheime formule te komen waarmee je volmaakte vleugels kunt laten groeien. Ik span me tot het uiterste in, maar ik blijf een afzichtelijk wezen, dat door de ontploffende bommen in zijn huidige gestalte is geblazen.

De ontmoeting met Snow heeft de deur naar mijn oude nachtmerrierepertoire weer opengezet. Het is alsof ik opnieuw door de bloedzoekers ben gestoken. Een stortvloed aan angstaanjagende beelden met een korte tussenpauze die ik verwar met wakker zijn, om vervolgens door een nieuwe golf teruggeworpen te worden. Als de bewakers me eindelijk gevonden hebben, zit ik verstrikt in zijde onder in de kast terwijl ik de longen uit mijn lijf gil. Ik verzet me eerst, tot ze me ervan weten te overtuigen dat ze me proberen te helpen. Ze trekken de wurgende kledingstukken los en brengen me terug naar mijn kamer. Onderweg komen we langs een raam en ik zie een grijze, sneeuwachtige ochtendschemering over het Capitool trekken.

Haymitch, die zo te zien een enorme kater heeft, zit met een handvol pillen en een dienblad eten waar we allebei geen trek in hebben op me te wachten. Hij doet een zwakke poging om me weer te laten praten, maar als hij merkt dat het zinloos is stuurt hij me naar een bad dat iemand heeft laten vollopen. De kuip is heel diep, met drie treden naar de bodem. Ik laat me langzaam in het warme water zakken, ga tot aan mijn nek in het schuim zitten en hoop dat de medicijnen snel hun werk zullen doen. Mijn ogen richten zich op de roos die ’s nachts tot bloei is gekomen en zijn geur door de stoom in de badkamer verspreidt. Ik kom overeind en wil net een handdoek pakken om eroverheen te leggen als er aarzelend wordt geklopt. De deur gaat open en er komen drie bekende gezichten tevoorschijn. Ze proberen naar me te lachen, maar zelfs Venia kan haar schrik niet verbergen als ze mijn gehavende mutilantenlijf ziet. ‘Verrassing!’ piept Octavia, waarna ze in tranen uitbarst. Ik vraag me verbaasd af wat ze hier doen, maar dan besef ik dat het waarschijnlijk zover is: vandaag is de dag van de terechtstelling. Ze zijn gekomen om me klaar te maken voor de camera’s. Om me naar schoonheidsniveau nul te brengen. Geen wonder dat Octavia zo moet huilen. Het is een onmogelijke taak.

Ze durven mijn lappenhuid nauwelijks aan te raken, omdat ze bang zijn dat ze me pijn zullen doen, dus ik spoel en droog mezelf af. Ik zeg dat ik de pijn bijna niet meer voel, maar Flavius krimpt toch in elkaar als hij een badjas om mijn schouders hangt. In de slaapkamer zit nog een verrassing op me te wachten. Rechtop in een stoel. Glanzend van top tot teen, van haar metaalgouden pruik tot aan haar lakleren hakschoenen, met een klembord in haar hand. Opvallend weinig veranderd, op de lege blik in haar ogen na.

‘Effie,’ zeg ik.

‘Dag, Katniss.’ Ze staat op en kust me op de wang alsof er niets gebeurd is sinds de laatste keer dat we elkaar gezien hebben, de avond voor de Kwartskwelling. ‘Nou, we hebben weer een groot, groot, grote dag voor de boeg. Beginnen jullie vast aan de make-up, dan ga ik heel even kijken hoe de zaken ervoor staan.’

‘Oké,’ zeg ik tegen haar rug.

‘Ze zeggen dat Plutarch en Haymitch haar met moeite van de doodstraf hebben kunnen redden,’ merkt Venia heel zacht op. ‘Ze is gevangengenomen toen jij ontsnapt was, dus dat hielp.’

Het vergt heel wat fantasie. Effie Prul, rebel. Maar ik wil niet dat Coin haar ook vermoordt, dus ik zeg tegen mezelf dat ik niet moet vergeten haar zo te noemen als ernaar gevraagd wordt. ‘Het is maar goed dat Plutarch jullie drieën toen heeft laten ontvoeren.’

‘Wij zijn het enige voorbereidingsteam dat nog leeft. En alle stylisten van de Kwartskwelling zijn ook dood,’ zegt Venia. Ze zegt niet door wie ze precies vermoord zijn, en ik begin me af te vragen of het er wel toe doet. Venia pakt voorzichtig een van mijn geschonden handen en bekijkt hem goed. ‘Goed, wat zullen we met je nagels doen? Rood, of pikzwart misschien?’

Flavius verricht een of ander schoonheidswonder met mijn haar; hij slaagt erin de voorkant gelijk te krijgen terwijl hij met een paar langere lokken de kale plekken op mijn achterhoofd verbergt. Mijn gezicht, dat immers door de vlammen gespaard is, biedt gewoon dezelfde uitdagingen als altijd. Zodra ik Cinna’s Spotgaaienkostuum aanheb zijn alleen de littekens op mijn nek, onderarmen en handen nog zichtbaar. Octavia maakt mijn Spotgaaienspeld vast op de plek van mijn hart en we doen een stap achteruit om me in de spiegel te bekijken. Het is onvoorstelbaar dat ze me zo’n normaal uiterlijk hebben kunnen geven terwijl ik vanbinnen zo’n puinhoop ben.

Er wordt op de deur getikt en Gale komt binnen. ‘Kan ik Katniss heel even spreken?’ vraagt hij. Ik kijk via de spiegel naar mijn voorbereidingsteam. Ze weten niet goed wat ze moeten doen en botsen een paar keer tegen elkaar op voor ze zichzelf opsluiten in de badkamer. Gale komt achter me staan en we bestuderen elkaars spiegelbeeld. Ik zoek naar iets wat me houvast kan bieden, een spoor van de jongen en het meisje die elkaar vijf jaar geleden toevallig in het bos tegenkwamen en onafscheidelijk werden. Ik vraag me af wat er met hen gebeurd zou zijn als de Hongerspelen het meisje niet hadden opgeëist. Of ze verliefd op de jongen geworden zou zijn, misschien zelfs met hem was getrouwd. En of ze ergens in de toekomst, als hun broertjes en zusjes groot waren geworden, met hem naar het bos gevlucht zou zijn en 12 voor altijd achter zich gelaten zou hebben. Zouden ze daar in de wildernis gelukkig geworden zijn, of zou dit donkere, grillige verdriet ook zonder hulp van het Capitool tussen hen in gekomen zijn?

‘Ik heb iets voor je meegenomen.’ Gale houdt een koker omhoog. Als ik hem aanpak zie ik dat er één gewone pijl in zit. ‘Het is symbolisch bedoeld. Je schiet de laatste pijl van de oorlog.’

‘En als ik mis?’ vraag ik. ‘Gaat Coin de pijl dan voor me halen? Of schiet ze Snow dan gewoon zelf door zijn hoofd?’

‘Je mist niet.’ Gale hangt de koker om mijn schouder.

We staan tegenover elkaar en ontwijken elkaars blik. ‘Je bent me niet komen opzoeken toen ik in het ziekenhuis lag.’ Hij geeft geen antwoord, dus uiteindelijk vraag ik het maar gewoon. ‘Was het jouw bom?’

‘Ik weet het niet. Beetee ook niet,’ zegt hij. ‘Maakt het iets uit? Je zult er altijd aan denken.’

Hij wacht tot ik het zal ontkennen, en ik wil het ook ontkennen, maar het is waar. Zelfs nu zie ik de flits die haar in brand zette, voel ik de hitte van de vlammen. En ik zal dat moment altijd met Gale associëren. Mijn stilte is mijn antwoord.

‘Dat was het enige waardoor ik nog een kans maakte. Dat ik voor je familie zorgde,’ zegt hij. ‘Wel recht schieten, hè?’ Hij raakt mijn wang even aan en gaat dan weg. Ik wil hem terugroepen en zeggen dat ik me vergist heb. Dat ik wel een manier vind om hier vrede mee te krijgen. Om te bedenken onder welke omstandigheden hij die bom heeft ontwikkeld. Om mijn eigen onvergeeflijke misdaden ook niet te vergeten. Om de waarheid boven tafel te krijgen over wie die parachutes heeft afgeworpen. Te bewijzen dat het de rebellen niet waren. Hem te vergeven. Maar aangezien ik dat niet kan, zal ik gewoon een manier moeten vinden om met de pijn om te gaan.

Effie komt binnen om me naar een of andere vergadering te brengen. Ik pak mijn boog en denk op het laatste moment nog aan de roos, die in zijn glas water staat te schitteren. Als ik de badkamerdeur opendoe zie ik mijn voorbereidingsteam kleintjes en verslagen op een rijtje op de rand van het bad zitten. Ik bedenk dat ik niet de enige ben die zijn vertrouwde wereld kwijt is. ‘Kom op,’ zeg ik tegen ze. ‘Het publiek zit op ons te wachten.’

Ik verwacht een productievergadering waarin Plutarch me zal vertellen waar ik moet staan en op welk teken ik Snow moet neerschieten. Maar in plaats daarvan word ik naar een kamer gestuurd waar zes mensen om een tafel zitten. Peeta, Johanna, Beetee, Haymitch, Annie en Enobaria. Ze hebben allemaal het grijze rebellenuniform van District 13 aan. Ze zien er geen van allen erg goed uit. ‘Wat is hier aan de hand?’ vraag ik.

‘Dat weten wij ook niet precies,’ antwoordt Haymitch. ‘Het lijkt een soort bijeenkomst van de overgebleven winnaars.’

‘Zijn wij de enigen die nog leven?’ vraag ik.

‘De prijs van de roem,’ zegt Beetee. ‘We zijn van beide kanten aangevallen. Het Capitool heeft de winnaars gedood van wie ze dachten dat het rebellen waren. De rebellen hebben de winnaars gedood die ze van samenwerking met het Capitool verdachten.’

Johanna kijkt boos naar Enobaria. ‘En wat doet zíj dan hier?’

‘Zíj wordt beschermd door wat wij de Spotgaaiendeal noemen,’ zegt Coin terwijl ze achter mij de kamer in komt. ‘Waarin Katniss Everdeen beloofde de rebellen te helpen in ruil voor de immuniteit van gevangengenomen winnaars. Katniss heeft zich aan de afspraak gehouden, en dat zullen wij ook doen.’

Enobaria glimlacht naar Johanna. ‘Je hoeft heus niet zo tevreden te kijken,’ zegt Johanna. ‘We vermoorden je toch wel.’

‘Ga zitten, Katniss,’ zegt Coin terwijl ze de deur dichtdoet. Ik neem plaats tussen Annie en Beetee in en zet de roos van Snow behoedzaam op tafel. Zoals gebruikelijk komt Coin direct ter zake. ‘Ik heb jullie hiernaartoe laten komen om een knoop door te hakken. Vandaag stellen we Snow terecht. In de afgelopen weken zijn honderden van zijn handlangers die medeplichtig waren aan de onderdrukking van Panem berecht, en zij wachten nu op hun dood. Maar het leed in de districten is zo verschrikkelijk groot geweest dat de slachtoffers van Snow deze maatregelen niet ver genoeg vinden gaan. Veel mensen eisen zelfs een algehele terechtstelling van alle oorspronkelijke bewoners van het Capitool. Dat kunnen we ons echter niet veroorloven, omdat het bevolkingscijfer dan te zeer zou slinken.’

Door het water in het glas zie ik een vervormd beeld van een van Peeta’s handen. De brandwonden. We zijn nu allebei vuurmutilanten. Mijn ogen glijden omhoog naar de plek waar de vlammen over zijn voorhoofd hebben gelikt en zijn wenkbrauwen hebben weggeschroeid, maar zijn ogen net hebben gemist. Diezelfde blauwe ogen die op school altijd de mijne ontmoetten en dan snel weer wegschoten. Zoals ze nu ook weer doen.

‘Daarom is er een alternatief geopperd. Omdat mijn collega’s en ik het niet eens kunnen worden, hebben we afgesproken om de winnaars te laten beslissen. Bij een meerderheid van vier wordt het plan goedgekeurd. Niemand mag zich van stemming onthouden,’ zegt Coin. ‘Het voorstel is om in plaats van de gehele Capitoolbevolking uit te roeien een laatste, symbolische Hongerspelen te organiseren, met kinderen die naaste familie zijn van de belangrijkste machthebbers.’

We kijken alle zeven naar haar op. ‘Wat?’ zegt Johanna.

‘We houden nog een Hongerspelen, met Capitoolkinderen,’ zegt Coin.

‘Is dit een grap?’ vraagt Peeta.

‘Nee. Ik moet er ook bij zeggen dat als deze Spelen inderdaad doorgaan, het bekend zal worden dat jullie het plan hebben goedgekeurd, hoewel de individuele stemmen voor jullie eigen veiligheid geheim zullen blijven,’ zegt Coin tegen ons.

‘Heeft Plutarch dit bedacht?’ vraagt Haymitch.

‘Nee, ik,’ zegt Coin. ‘Op deze manier kunnen we tegemoetkomen aan de roep om wraak terwijl we zo min mogelijk levens verspillen. Jullie kunnen nu stemmen.’

‘Nee!’ roept Peeta. ‘Ik stem natuurlijk tegen! We mogen geen Hongerspelen meer organiseren!’

‘Waarom niet?’ antwoordt Johanna vinnig. ‘Het lijkt mij wel zo eerlijk. Snow heeft een kleindochter. Ik ben voor.’

‘Ik ook,’ zegt Enobaria bijna onverschillig. ‘Geef ze maar eens een koekje van eigen deeg.’

‘Hierom zijn we juist in opstand gekomen, weten jullie nog?’ Peeta kijkt naar de rest van de tafel. ‘Annie?’

‘Ik zeg nee, net als Peeta,’ zegt ze. ‘En net als Finnick gedaan zou hebben als hij hierbij was geweest.’

‘Maar dat is hij niet, omdat Snows mutilanten hem afgemaakt hebben,’ helpt Johanna haar herinneren.

‘Nee,’ zegt Beetee. ‘Dat zou een volstrekt verkeerde toon zetten. We moeten ophouden elkaar als vijanden te beschouwen. We moeten een eenheid vormen om te kunnen overleven. Nee.’

‘Blijven Katniss en Haymitch nog over,’ zegt Coin.

Is het toen ook zo gegaan? Vijfenzeventig jaar geleden? Zat er een groep mensen om de tafel om hun stem uit te brengen of ze wel of niet met de Hongerspelen zouden beginnen? Werd er gediscussieerd? Pleitte iemand misschien wel voor vergevingsgezindheid, maar werd hij overstemd door de roep om de dood van de districtskinderen? De geur van de roos van Snow kringelt mijn neus in, kruipt naar mijn keel en knijpt hem dicht van wanhoop. Bijna alle mensen van wie ik hield zijn dood en wij praten over de volgende Hongerspelen in een poging te voorkomen dat er levens verspild worden. Er is niets veranderd. Er zal nooit meer iets veranderen.

Ik overweeg mijn opties zorgvuldig en denk overal nog eens goed over na. Met mijn ogen strak op de roos gericht zeg ik: ‘Ik zeg ja… voor Prim.’

‘Haymitch, dan is het aan jou,’ zegt Coin.

Peeta wijst Haymitch woedend op de gruweldaden waar hij medeplichtig aan zou kunnen worden, maar ik voel dat Haymitch naar mij kijkt. Het is zover. Dit is het moment waarop we erachter komen hoeveel we precies op elkaar lijken, en hoe goed hij me echt begrijpt.

‘Ik sta aan de kant van de Spotgaai,’ zegt hij.

‘Uitstekend. Dan is het voorstel bij deze aangenomen,’ zegt Coin. ‘En nu moeten we echt onze plaatsen voor de executie innemen.’

Als ze me voorbijloopt houd ik het glas met de roos erin omhoog. ‘Kunt u ervoor zorgen dat Snow deze draagt? Op de plek van zijn hart?’

Coin glimlacht. ‘Natuurlijk. En ik zal er ook voor zorgen dat hij het nieuws over de Spelen te horen krijgt.’

‘Bedankt,’ zeg ik.

Ik word omringd door allerlei mensen die de kamer in stormen. Nog één laagje poeder; aanwijzingen van Plutarch terwijl ik naar de hoofdingang van het paleis word geleid. De Stadscirkel is bomvol, mensen moeten uitwijken naar de zijstraten. De anderen nemen buiten hun plek in. Bewakers. Hoge functionarissen. Rebellenleiders. Winnaars. Ik hoor het gejuich dat aangeeft dat Coin op het balkon is verschenen. Dan tikt Effie me op mijn schouder en ik stap het koude winterzonlicht in. Loop naar mijn plaats, begeleid door het oorverdovende gebrul van het publiek. Ik draai me volgens de instructies opzij, zodat ze me en profil zien, en wacht. Als ze met Snow de deur uit marcheren wordt de menigte krankzinnig. Ze binden zijn handen vast achter een paal, wat echt niet nodig is. Hij gaat nergens heen. Hij kan nergens heen. Dit is niet het brede podium voor het Trainingscentrum, maar het smalle bordes voor het presidentiële paleis. Geen wonder dat niemand de moeite heeft genomen om me te laten oefenen. Hij staat tien meter verderop.

Ik voel de boog snorren in mijn hand. Reik mijn hand achter mijn rug en pak de pijl. Leg hem goed, richt op de roos, maar kijk naar zijn gezicht. Hij hoest en er loopt een bloederig straaltje kwijl over zijn kin. Zijn tong gaat even langs zijn opgezwollen lippen. Ik tuur naar zijn ogen, op zoek naar het kleinste teken van iets – angst, berouw, woede. Maar ik zie alleen diezelfde geamuseerde blik waarmee ons laatste gesprek eindigde. Het lijkt wel alsof hij de woorden weer uitspreekt. ‘O, mijn beste juffrouw Everdeen toch. Ik dacht dat we hadden afgesproken dat we niet tegen elkaar zouden liegen.’

Hij heeft gelijk. Dat hadden we inderdaad.

De punt van mijn pijl verplaatst zich naar boven. Ik laat de pees los. En president Coin zakt over de rand van het balkon in elkaar en stort naar de grond. Dood.