HOOFDSTUK

13

De koude halsband schuurt langs mijn nek en maakt het nog lastiger om het ongecontroleerde rillen te bedwingen. Maar ik lig in elk geval niet meer in die claustrofobische buis, met al die ratelende en zoemende machines om me heen en een vreemde stem in mijn oor die zegt dat ik niet mag bewegen terwijl ik mezelf ervan probeer te overtuigen dat ik echt nog kan ademen. Men heeft me bezworen dat ik er niets aan over zal houden, maar toch snak ik nog steeds naar lucht.

De grootste angsten van het medische team – dat mijn ruggenmerg, luchtpijp, bloedvaten en slagaders beschadigd zouden zijn – bleken ongegrond. De blauwe plekken, die schorre stem, het pijnlijke strottenhoofd, dat rare kuchje, daar hoeven we ons geen zorgen om te maken. Komt allemaal goed. De Spotgaai raakt haar stem niet kwijt. Ik zou willen vragen waar de arts is die kan onderzoeken of ik mijn gezond verstand kwijtraak, maar ik mag niet praten. Ik kan Boggs niet eens bedanken als hij op bezoek komt. Na een snelle inspectie zegt hij dat hij bij zijn soldaten soms veel zwaardere verwondingen ziet als ze tijdens de training wurggrepen hebben geoefend.

Boggs is degene die Peeta met één klap buiten westen heeft geslagen voor er blijvende schade kon worden aangericht. Ik weet dat Haymitch me ook te hulp zou zijn geschoten als hij niet volledig overrompeld zou zijn geweest. Het is een hele kunst om mij en Haymitch allebei zo te verrassen. Maar we waren zo in beslag genomen door het redden van Peeta, zo gekweld door het feit dat hij in handen van het Capitool was, dat we verblind werden door vreugde toen hij weer terug was. Als Peeta en ik alleen waren geweest tijdens onze hereniging had hij me vermoord. Want hij is gek.

Nee, niet gek, verbeter ik mezelf. Gekaapt. Dat is het woord dat ik Plutarch en Haymitch tegen elkaar hoorde zeggen toen ik door de gang werd gereden en hen passeerde. Gekaapt. Ik weet niet wat dat is.

Prim, die razendsnel aanwezig was na de aanval en daarna zo dicht mogelijk bij me in de buurt is gebleven, legt nog een extra deken over me heen. ‘Ik geloof dat de band er straks af mag, Katniss. Dan heb je het ook minder koud.’ Mijn moeder moest helpen bij een ingewikkelde operatie en is nog steeds niet op de hoogte gebracht van Peeta’s aanval. Prim pakt een van mijn tot vuisten gebalde handen en masseert hem tot hij ontspant en het bloed weer door mijn vingers begint te stromen. Ze wil net aan de tweede beginnen als de dokters binnenkomen, die de halsband afdoen en me een injectie van het een of ander geven tegen de pijn en de zwellingen. Ik blijf, zoals me is opgedragen, heel stil liggen om mijn hoofd niet te bewegen en mijn nek niet nog erger te verwonden.

Plutarch, Haymitch en Beetee hebben in de gang gewacht tot ze van de dokters naar binnen mochten. Ik weet niet of ze het tegen Gale hebben gezegd, maar hij is er niet, dus ik denk van niet. Plutarch brengt de artsen naar de deur en probeert Prim ook weg te sturen, maar die zegt: ‘Nee. Als ik weg moet, ga ik meteen door naar de operatieafdeling om alles aan mijn moeder te vertellen. En ik waarschuw maar vast, ze vindt het maar niks dat een Spelmaker Katniss’ leven bepaalt. Vooral niet nu u zo slecht voor haar hebt gezorgd.’

Plutarch kijkt beledigd, maar Haymitch grinnikt. ‘Ik zou het maar laten zitten als ik jou was, Plutarch,’ zegt hij. Prim mag blijven.

‘Goed, Katniss, we zijn allemaal heel erg geschrokken van Peeta’s toestand,’ zegt Plutarch. ‘Het is iedereen natuurlijk opgevallen dat hij in de laatste twee interviews erg achteruit was gegaan. Hij werd duidelijk mishandeld en we dachten dat zijn geestelijke toestand daaraan te wijten was. Maar nu vermoeden we dat er meer aan de hand is. Dat het Capitool hem heeft onderworpen aan een relatief onbekende techniek die men “kapen” noemt. Beetee?’

‘Het spijt me,’ zegt Beetee, ‘maar ik weet er ook het fijne niet van, Katniss. Het Capitool laat heel weinig los over deze vorm van marteling, en ik heb het idee dat de resultaten zeer wisselend zijn. Wat we wel weten is dat het een soort angstconditionering is. De term “kapen” komt van een oud woord dat “gevangennemen” betekent, of, om preciezer te zijn, “overmeesteren”. Het is een techniek waarbij gebruik wordt gemaakt van bloedzoekersgif. Jij bent gestoken tijdens je eerste Hongerspelen, dus in tegenstelling tot de meesten van ons heb jij de effecten van het gif aan den lijve ondervonden.’

Doodsangst. Hallucinaties. Nachtmerrieachtige visioenen waarin ik mijn dierbaren verloor. Omdat het gif zich richt op het deel van je hersenen waar de angst zit.

‘Je weet ongetwijfeld nog hoe eng het was. Was je tijdens de nasleep ook geestelijk in de war?’ vraagt Beetee. ‘Had je het gevoel dat je niet meer wist wat echt en wat niet echt was? De meeste mensen die zijn gestoken en het kunnen navertellen, zeggen dat ze zoiets hebben meegemaakt.’

Ja. Dat moment waarop ik Peeta tegenkwam. Zelfs toen ik weer helder kon denken, wist ik niet zeker of hij mijn leven had gered door het tegen Cato op te nemen of dat ik het me had verbeeld.

‘Het wordt moeilijker om dingen terug te halen, omdat de herinneringen kunnen veranderen.’ Beetee tikt tegen zijn voorhoofd. ‘Ze worden opgeroepen, veranderd, en in die gewijzigde vorm opgeslagen. Stel je nu eens voor dat ik je vraag om ergens aan terug te denken – door er iets over te zeggen, of door je een opname van de gebeurtenis te laten zien –, en terwijl je dat moment weer beleeft, geef ik je een dosis bloedzoekersgif. Niet genoeg om drie dagen bewusteloos van te raken. Maar net genoeg om die herinnering een gevoel van angst en vertwijfeling mee te geven. En zó zetten je hersenen het vervolgens in je langetermijngeheugen.’

Ik word misselijk. Prim stelt de vraag die ik denk. ‘Hebben ze dat met Peeta gedaan? Hebben ze zijn herinneringen aan Katniss verdraaid om ze eng te maken?’

Beetee knikt. ‘Zo eng dat hij denkt dat Katniss levensgevaarlijk is. Dat hij misschien zal proberen haar te vermoorden. Ja, dat is op dit moment onze theorie.’

Ik verberg mijn gezicht in mijn armen, want dit gebeurt niet echt. Het kan niet. Peeta laten vergeten dat hij van me houdt… dat kan niemand.

‘Maar jullie kunnen het wel weer terugdraaien, toch?’ vraagt Prim.

‘Eh… daar is erg weinig over bekend,’ zegt Plutarch. ‘Niets, eigenlijk. Wij hebben in elk geval geen toegang tot die informatie, áls men al eens heeft geprobeerd om een kapingsproces ongedaan te maken.’

‘Maar jullie gaan dat natuurlijk wel proberen, hè?’ houdt Prim aan. ‘Jullie stoppen hem toch niet in een of andere isoleercel om hem vervolgens aan zijn lot over te laten?’

‘Natuurlijk gaan we het proberen, Prim,’ zegt Beetee. ‘We weten alleen niet hoever we zullen komen. Áls we al ergens komen. Ik vermoed dat angstige gebeurtenissen het moeilijkst te verwijderen zijn. Dat zijn de dingen die ons van nature immers het meest bijblijven.’

‘En we weten ook niet waar ze nog meer mee geknoeid hebben, naast de herinneringen aan Katniss,’ zegt Plutarch. ‘We zijn bezig een team van specialisten samen te stellen op het gebied van geestelijke gezondheidszorg en oorlogsdeskundigen, zodat we in de tegenaanval kunnen gaan. Persoonlijk heb ik goede hoop dat hij helemaal zal genezen.’

‘O ja?’ vraagt Prim sarcastisch. ‘En hoe denk jíj erover, Haymitch?’

Ik verplaats mijn armen een heel klein beetje, zodat ik door de spleet Haymitch’ gezicht kan zien. Uitgeput en ontmoedigd bekent hij: ‘Ik denk dat Peeta er misschien iets op vooruit zal gaan. Maar… ik denk niet dat hij ooit weer de oude zal worden.’ Ik druk mijn armen weer op elkaar zodat de spleet verdwijnt en ik iedereen buiten kan sluiten.

‘Nou, hij leeft in elk geval nog,’ zegt Plutarch, alsof hij zijn geduld met ons begint te verliezen. ‘Snow heeft Peeta’s styliste en zijn voorbereidingsteam vanavond live op televisie laten executeren. We hebben geen idee wat er met Effie Prul is gebeurd. Peeta is er slecht aan toe, maar hij is hier. Bij ons. En dat is beslist een verbetering vergeleken met de situatie waar hij twaalf uur geleden nog in zat, laten we dat vooral niet vergeten.’

Plutarchs poging om me op te vrolijken – terwijl hij en passant even meldt dat er nog vier, misschien wel vijf mensen zijn vermoord – valt helemaal verkeerd. Portia. Peeta’s voorbereidingsteam. Effie. Ik vecht zo hard tegen de tranen dat mijn keel begint te bonzen tot ik weer naar lucht hap. Uiteindelijk zit er voor de artsen niets anders op dan me weer te verdoven.

Als ik wakker word vraag ik me af of dit de enige manier is waarop ik nog zal kunnen slapen: door een spuit in mijn arm. Ik ben blij dat ik de komende dagen niet mag praten, want er is helemaal niets wat ik zou willen zeggen. Of doen. Ik ben een modelpatiënt – mijn apathie wordt geïnterpreteerd als zelfbeheersing, een teken dat ik gehoorzaam doe wat de dokters zeggen. Ik hoef niet meer te huilen. Het enige waar ik me nog aan vast weet te klampen is één simpele gedachte: het beeld van Snows gezicht, samen met het fluisterende stemmetje in mijn hoofd. Ik vermoord je.

Mijn moeder en Prim verzorgen me om de beurt en proberen me kleine hapjes zacht voedsel te laten eten. Af en toe komt er iemand binnen om te vertellen hoe het met Peeta gaat. Hij heeft nu bijna geen bloedzoekersgif meer in zijn lichaam. Hij wordt alleen door onbekenden behandeld, oorspronkelijke bewoners van District 13 – niemand uit 12 of het Capitool heeft hem nog mogen zien –, om geen gevaarlijke herinneringen op te roepen. Een team specialisten werkt dag en nacht aan een plan voor zijn herstel.

Gale mag eigenlijk niet bij me op bezoek komen, want hij moet met een schouderwond in bed blijven. Maar op de derde avond, nadat ik mijn slaapmiddel heb gekregen en nadat de lichten zijn gedimd omdat het bedtijd is, glipt hij geruisloos mijn kamer in. Hij zegt niets, maar laat zijn vingers licht als mottenvleugels over de blauwe plekken in mijn nek glijden, drukt een kus tussen mijn ogen en verdwijnt weer.

De volgende ochtend word ik uit het ziekenhuis ontslagen met de opdracht voorzichtig te bewegen en alleen te praten als het echt nodig is. Ik krijg geen rooster op mijn pols, dus ik zwerf doelloos rond tot Prim even weg mag uit het ziekenhuis en ze me meeneemt naar ons nieuwe gezinscompartiment. 2212. Precies hetzelfde als het vorige, alleen dan zonder raam.

Men heeft besloten dat Boterbloem nu een bepaalde hoeveelheid voedsel per dag krijgt, plus een bak zand die onder de wastafel staat. Als Prim me instopt springt hij op mijn kussen en bedelt om aandacht. Ze neemt hem in haar armen, maar houdt haar blik op mij gericht. ‘Katniss, ik weet dat dit hele gedoe met Peeta verschrikkelijk voor je is. Maar je moet niet vergeten dat Snow hem wekenlang bewerkt heeft, en hij is nog maar een paar dagen hier. Het zou best kunnen dat de oude Peeta, de Peeta die van jou houdt, nog steeds in hem zit en weer naar buiten probeert te komen. Je moet de hoop niet opgeven.’

Ik kijk naar mijn kleine zusje en bedenk dat ze de beste eigenschappen bezit die mijn familie te bieden heeft: de genezende handen van mijn moeder, de evenwichtigheid van mijn vader en mijn strijdlust. Maar ze heeft ook nog iets anders, iets wat helemaal van haarzelf is. Het vermogen om door de verwarrende chaos van het leven heen te kijken en de dingen te zien zoals ze zijn. Zou ze gelijk kunnen hebben? Zou Peeta weer bij me terug kunnen komen?

‘Ik moet terug naar het ziekenhuis,’ zegt Prim terwijl ze Boterbloem naast me op bed zet. ‘Jullie houden elkaar wel gezelschap, hè?’

Boterbloem springt van het bed, loopt achter haar aan naar de deur en begint luidkeels te klagen als hij niet mee mag. We hebben helemaal geen behoefte aan elkaars gezelschap. Nog geen halve minuut later weet ik zeker dat ik het niet uithoud om opgesloten te zitten in deze ondergrondse cel en ik laat Boterbloem in zijn eentje achter. Ik verdwaal een paar keer, maar uiteindelijk vind ik de weg naar het defensiecentrum. Iedereen die ik tegenkom staart naar mijn blauwe plekken en ik voel me zo ongemakkelijk dat ik mijn kraag tot aan mijn oren optrek.

Gale mocht vanochtend blijkbaar ook het ziekenhuis uit, want hij is samen met Beetee in een van de onderzoeksruimtes. Ze zitten helemaal verdiept over een tekening gebogen en meten iets op. Andere versies van de tekening liggen overal verspreid op de tafel en de grond. Op prikborden aan de muur en diverse computerschermen zijn allerlei andere ontwerpen te zien. In een van de grove schetsen herken ik Gales strik die het slachtoffer aan een touw laat bungelen. ‘Wat zijn dat?’ vraag ik schor, en ze kijken op van hun papier.

‘Ha, Katniss, je hebt ons betrapt,’ zegt Beetee vrolijk.

‘Hoezo? Is dit geheim?’ Ik weet dat Gale hier heel vaak met Beetee zit te werken, maar ik ging ervan uit dat ze aan bogen en geweren zaten te sleutelen.

‘Niet echt. Maar ik voel me wel een beetje schuldig dat ik Gale zo vaak opeis,’ bekent Beetee.

Aangezien ik het grootste deel van mijn verblijf in 13 gedesoriënteerd, ongerust, boos, in mijn kleedkamer of in het ziekenhuis heb doorgebracht, kan ik niet zeggen dat ik erg veel last heb gehad van Gales afwezigheid. En het is er de laatste tijd ook niet bepaald harmonieus aan toegegaan tussen ons. Maar ik doe net alsof Beetee me heel wat verschuldigd is. ‘Ik hoop maar dat je zijn tijd goed hebt benut.’

‘Kom maar eens kijken,’ zegt hij terwijl hij me naar zijn beeldscherm wenkt.

Dus daar zijn ze mee bezig. Ze gebruiken de basisideeën achter Gales strikken en bewerken die tot wapens tegen mensen, voornamelijk bommen. Het draait niet zozeer om de werking van de strikken als wel om de psychologische benadering erachter. Plaats boobytraps in een gebied waar zich iets bevindt wat noodzakelijk is om te overleven, een water- of voedselbron bijvoorbeeld. Maak je prooi bang, zodat een grote groep op de vlucht slaat en in de val loopt. Breng het jong in gevaar om het eigenlijke doelwit te pakken te krijgen: de ouder. Lok het slachtoffer naar een ogenschijnlijk veilig toevluchtsoord, waar de dood op hem wacht. Op een gegeven moment hebben Gale en Beetee de wildernis achter zich gelaten en zich meer op menselijke instincten gericht. Mededogen bijvoorbeeld. Een bom ontploft. Mensen krijgen de tijd om de gewonden te hulp te schieten. Dan gaat er een tweede, zwaardere bom af die ook hen doodt.

‘Dat gaat wel heel erg ver,’ zeg ik. ‘Dus alles mag?’ Ze staren me allebei aan – Beetee twijfelend, Gale vijandig. ‘Er is zeker geen handboek waarin staat wat je een ander mens wel of niet zou mogen aandoen.’

‘Jawel, hoor. Beetee en ik houden ons aan hetzelfde handboek dat president Snow heeft gebruikt toen hij Peeta kaapte,’ zegt Gale.

Wreed, maar terecht. Ik loop zonder iets te zeggen weg. Ik heb het gevoel dat ik uit elkaar zal klappen als ik niet onmiddellijk naar buiten kan, maar ik ben nog steeds in het defensiecentrum als Haymitch me onderschept. ‘Meekomen,’ zegt hij. ‘We hebben je nodig in het ziekenhuis.’

‘Waarvoor?’ vraag ik.

‘Ze gaan iets uitproberen met Peeta,’ antwoordt hij. ‘Ze willen de onschuldigste persoon uit 12 die ze maar kunnen bedenken bij hem naar binnen sturen. Dus ze zijn op zoek naar iemand met wie Peeta misschien jeugdherinneringen deelt die niet met jou te maken hebben. Ze zijn nu mensen aan het selecteren.’

Ik weet dat dit een lastige klus gaat worden, want iedereen met wie Peeta jeugdherinneringen deelt komt hoogstwaarschijnlijk uit de stad, en daar heeft bijna niemand de vlammen overleefd. Maar als we de ziekenhuiskamer in lopen die nu dienstdoet als werkruimte voor Peeta’s herstelteam, zit ze daar gezellig met Plutarch te babbelen: Delly Cartwright. Zoals altijd lacht ze me toe alsof ik haar allerbeste hartsvriendin ben. Zo lacht ze naar iedereen. ‘Katniss!’ roept ze.

‘Hoi, Delly,’ zeg ik. Ik had al gehoord dat zij en haar broertje het hadden overleefd. Haar ouders, de eigenaars van de schoenenwinkel in de stad, hebben minder geluk gehad. Ze ziet er ouder uit, in de kleurloze kleren van 13 die niemand goed staan en met haar lange strogele haar in een praktische vlecht in plaats van losse krullen. Delly was een van de weinige kinderen in District 12 met een paar pondjes te veel, maar ze is iets dunner dan ik me kan herinneren. Het rantsoen hier, de stress en het verdriet om haar ouders hebben daar ongetwijfeld een rol bij gespeeld. ‘Hoe gaat het met je?’ vraag ik.

‘Nou, het is wel heel erg wennen allemaal.’ De tranen springen haar in de ogen. ‘Maar iedereen is heel vriendelijk hier in 13, vind je ook niet?’

Dat meent Delly echt. Ze vindt mensen oprecht aardig. Álle mensen, niet slechts een select gezelschap over wie ze zich eerst jarenlang een mening heeft moeten vormen.

‘Ze hebben ons gastvrij ontvangen,’ zeg ik. Zo hoef ik niet te liegen en ook niet meteen dolenthousiast te reageren. ‘Hebben ze jou uitgekozen om bij Peeta op bezoek te gaan?’

‘Ik geloof het wel. Die arme Peeta. Arme jíj. Ik zal het Capitool nooit begrijpen,’ zegt ze.

‘Misschien ook maar beter van niet,’ zeg ik.

‘Delly kent Peeta al heel lang,’ zegt Plutarch.

‘Ja, nou!’ Delly’s gezicht licht op. ‘We hebben samen gespeeld toen we klein waren. Ik zei altijd tegen iedereen dat hij mijn broer was.’

‘Wat denk je?’ vraagt Haymitch aan mij. ‘Zijn er dingen die herinneringen aan jou zouden kunnen oproepen?’

‘We zaten allemaal bij elkaar in de klas. Maar we hebben nooit veel met elkaar te maken gehad,’ antwoord ik.

‘Katniss was altijd zo stoer. Ik had nooit gedacht dat ze me zou zien staan,’ zegt Delly. ‘Zoals zij kon jagen en naar de As ging en zo… Iedereen bewonderde haar enorm.’

Haymitch en ik kijken allebei even heel goed naar haar gezicht om zeker te weten dat ze geen grap maakt. Zoals Delly het zegt lijkt het net alsof ik bijna geen vrienden had omdat ik zo bijzonder was dat het mensen afschrikte. Niet waar. Ik had bijna geen vrienden omdat ik niet vriendelijk was. Echt iets voor Delly om mij als heel speciaal af te schilderen.

‘Delly denkt altijd het beste van mensen,’ leg ik uit. ‘Ik denk niet dat Peeta haar met slechte herinneringen kan associëren.’ Dan schiet het me opeens weer te binnen. ‘Wacht. In het Capitool. Toen ik loog over dat Avoxmeisje dat ik herkende. Peeta hielp me uit de brand door te zeggen dat ze op Delly leek.’

‘Dat weet ik nog,’ zegt Haymitch. ‘Maar toch. Het was niet waar en Delly was er zelf niet bij. Ik denk niet dat dat opweegt tegen jaren vol jeugdherinneringen.’

‘Al helemaal niet met zulk prettig gezelschap als Delly,’ zegt Plutarch. ‘We gaan het gewoon proberen.’

Plutarch, Haymitch en ik lopen naar de observatieruimte naast de kamer waarin Peeta is opgesloten. Het is dringen geblazen met tien leden van het herstelteam, die hun pennen en klemborden al in de aanslag houden. Met de doorkijkspiegel en de geluidsinstallatie kunnen we Peeta stiekem in de gaten houden. Hij ligt op het bed, zijn armen zijn vastgebonden. Hij verzet zich niet tegen de riemen, maar zijn handen friemelen aan één stuk door. Zijn blik is helderder dan toen hij mij probeerde te wurgen, maar het is nog steeds niet zíjn blik.

Als de deur zachtjes opengaat worden zijn ogen groot van schrik en dan kijkt hij verward. Delly loopt behoedzaam de kamer door, maar als ze dichterbij komt krijgt ze automatisch een glimlach op haar gezicht. ‘Peeta? Ik ben het, Delly. Van thuis.’

‘Delly?’ Hij lijkt iets minder wazig. ‘Delly. Je bent het echt.’

‘Ja!’ zegt ze zichtbaar opgelucht. ‘Hoe voel je je?’

‘Afschuwelijk. Waar zijn we? Wat is er gebeurd?’ vraagt Peeta.

‘Daar gaan we,’ zegt Haymitch.

‘Ik heb gezegd dat ze onder geen beding over Katniss of het Capitool mag beginnen,’ zegt Plutarch. ‘Eens kijken hoeveel herinneringen aan thuis ze boven weet te krijgen.’

‘Nou… we zijn in District 13. Daar wonen we nu,’ zegt Delly.

‘Dat zeiden die mensen ook al de hele tijd. Maar het slaat nergens op. Waarom zijn we niet thuis?’ vraagt Peeta.

Delly bijt op haar lip. ‘Er is een… ongeluk gebeurd. Ik mis thuis ook heel erg. Ik moest net nog denken aan dat stoepkrijt waar we zo vaak mee speelden. Jouw tekeningen waren altijd zo mooi. Weet je nog dat je een keer op elke tegel een ander dier had gemaakt?’

‘Ja. Varkens en poezen en zo,’ zegt Peeta. ‘Maar wat zei je nou over dat ongeluk?’

Ik zie Delly’s voorhoofd glimmen van het zweet terwijl ze de vraag probeert te omzeilen. ‘Het was heel erg. Niemand… kon blijven,’ zegt ze weifelend.

‘Hou vol, meisje,’ zegt Haymitch.

‘Maar ik weet zeker dat je het hier fijn gaat vinden, Peeta. De mensen zijn heel aardig voor ons geweest. We krijgen altijd eten en schone kleding, en de lessen op school zijn veel interessanter,’ zegt Delly.

‘Waarom is mijn familie nog niet bij me op bezoek gekomen?’ vraagt Peeta.

‘Dat kan niet.’ Delly krijgt weer tranen in haar ogen. ‘Heel veel mensen konden niet weg uit 12. Dus we moeten hier een nieuw leven beginnen. Ik weet zeker dat ze nog wel een goede bakker kunnen gebruiken. Weet je nog dat we altijd deegpoppetjes mochten kneden van je vader?’

‘Er is brand geweest,’ zegt Peeta plotseling.

‘Ja,’ fluistert ze.

‘12 is afgebrand, hè? Vanwege haar,’ zegt Peeta boos. ‘Vanwege Katniss!’ Hij begint aan de riemen te rukken.

‘O, nee, Peeta. Zij kon er niets aan doen,’ zegt Delly.

‘Heeft ze dat tegen je gezegd?’ sist hij haar toe.

‘Haal haar eruit,’ zegt Plutarch. De deur gaat meteen open en Delly begint langzaam achteruit te lopen.

‘Dat hoefde niet. Ik was…’ begint Delly.

‘Omdat ze liegt! Ze is een leugenaar! Je mag niets geloven van wat ze zegt! Ze is een mutilant die door het Capitool is gemaakt om tegen ons te kunnen gebruiken!’ schreeuwt Peeta.

‘Nee, Peeta. Ze is geen…’ probeert Delly opnieuw.

‘Je moet haar niet vertrouwen, Delly,’ zegt Peeta op een krankzinnige toon. ‘Dat heb ik wel gedaan, en toen heeft ze geprobeerd me te vermoorden. Ze heeft mijn vrienden vermoord. Mijn familie. Blijf uit haar buurt! Ze is een mutilant!’

Er komt een hand door de deuropening die Delly naar buiten trekt en de deur klapt weer dicht. Maar Peeta blijft schreeuwen. ‘Een mutilant! Ze is een gore mutilant!’

Hij haat me en wil me vermoorden, maar dat is niet het enige: hij gelooft zelfs niet meer dat ik menselijk ben. Gewurgd worden was minder pijnlijk.

Om me heen zijn de leden van het herstelteam als een bezetene aan het schrijven om maar geen woord te missen. Haymitch en Plutarch pakken me bij mijn armen en sleuren me de kamer uit. In de stille gang zetten ze me tegen een muur, maar ik weet dat Peeta achter de deur en de spiegel nog steeds aan het schreeuwen is.

Prim had het mis. Peeta is reddeloos verloren. ‘Ik kan hier niet blijven,’ zeg ik verdoofd. ‘Als jullie willen dat ik de Spotgaai blijf, moet je me wegsturen.’

‘Waar zou je heen willen?’ vraagt Haymitch.

‘Naar het Capitool.’ Het is de enige plek die ik kan bedenken waar ik een taak te verrichten heb.

‘Dat gaat niet,’ zegt Plutarch. ‘Dat kan pas als alle districten in onze handen zijn. Het goede nieuws is dat de gevechten in principe overal voorbij zijn, behalve in 2. Dat wordt nog een harde noot om te kraken.’

Dat is ook zo. Eerst de districten. Daarna het Capitool. En dan neem ik Snow te grazen.

‘Goed dan,’ zeg ik. ‘Stuur me maar naar 2.’