HOOFDSTUK

19

Ik heb Boggs eigenlijk nog nooit boos gezien. Niet toen ik zijn bevelen negeerde of hem onderkotste, zelfs niet toen Gale zijn neus brak. Maar hij is boos als hij terugkomt na zijn telefoongesprek met de president. Het eerste wat hij doet is soldaat Jackson, zijn onderbevelhebber, opdracht geven om ervoor te zorgen dat Peeta vierentwintig uur per dag door twee personen wordt bewaakt. Dan vraagt hij of ik even een stukje met hem meeloop en leidt ons zigzaggend door het uitgestrekte tentenkamp tot we ons team ver achter ons gelaten hebben.

‘Hij probeert me toch wel te vermoorden,’ zeg ik. ‘Juist hier, waar alles nare herinneringen oproept die hem door het lint kunnen laten gaan.’

‘Ik hou hem wel in bedwang, Katniss,’ zegt Boggs.

‘Waarom wil Coin me opeens dood hebben?’ vraag ik.

‘Ze zegt dat ze dat niet wil,’ antwoordt hij.

‘Maar we weten allebei dat het wel zo is,’ zeg ik. ‘En je hebt vast wel een theorie.’

Boggs kijkt me lang en doordringend aan voor hij antwoord geeft. ‘Dit is wat ik weet. De president mag jou niet. Heeft je nooit gemogen. Zij wilde dat Peeta uit de arena zou worden gered, maar ze had geen enkele medestander. Het werd alleen maar erger toen jij haar dwong om de andere winnaars immuniteit te geven. Maar zelfs dat is nog te accepteren als je ziet hoe goed je het uiteindelijk hebt gedaan.’

‘Wat is er dan aan de hand?’ dring ik aan.

‘Over niet al te lange tijd zal deze oorlog voorbij zijn. Dan moet er een nieuwe leider gekozen worden,’ zegt Boggs.

Ik rol met mijn ogen. ‘Boggs, niemand denkt dat ik de leider zal worden.’

‘Nee, dat klopt,’ bevestigt hij. ‘Maar jij zult wel iemand steunen. En wordt dat president Coin? Of iemand anders?’

‘Dat weet ik niet. Daar heb ik nog nooit over nagedacht,’ zeg ik.

‘Als je niet onmiddellijk “Coin” antwoordt, dan vorm je een bedreiging. Jij bent het gezicht van de opstand. Misschien heb jij wel meer invloed dan wie dan ook,’ zegt Boggs. ‘Voor de buitenwereld lijkt het alsof je haar tolereert, maar daar houdt het dan ook wel mee op.’

‘Dus ze wil me vermoorden om me de mond te snoeren.’ Zodra ik de woorden uitspreek weet ik dat ze waar zijn.

‘Ze heeft je niet meer nodig om de rebellen bijeen te brengen. Zoals ze zelf al zei was het jouw voornaamste doel om de districten te verenigen, en dat is gelukt,’ helpt Boggs me herinneren. ‘De nieuwe propo’s kunnen ook zonder jou worden opgenomen. Er is nog maar één ding dat je zou kunnen doen om het vuur van de opstand op te stoken.’

‘Doodgaan,’ zeg ik zacht.

‘Ja. Zodat we een martelaar hebben om voor te vechten,’ zegt Boggs. ‘Maar dat zal niet gebeuren zolang ik jouw commandant ben, soldaat Everdeen. Ik ben van plan om jou een lang leven te laten leiden.’

‘Waarom?’ Dergelijke ideeën zullen hem alleen maar in de problemen brengen. ‘Je bent me niets verschuldigd.’

‘Omdat je het verdiend hebt,’ zegt hij. ‘En nu terug naar je team.’

Ik weet dat ik Boggs dankbaar zou moeten zijn omdat hij zijn nek voor me uitsteekt, maar eigenlijk ben ik alleen maar gefrustreerd. Ik bedoel, hoe kan ik nu nog zijn Holo stelen en ervandoor gaan? Het was al lastig genoeg om hem te moeten verraden zonder deze nieuwe laag schuldgevoel. Ik stond al bij hem in het krijt omdat hij mijn leven heeft gered.

Als we terug zijn in het kamp en ik zie hoe de oorzaak van mijn huidige dilemma kalmpjes zijn tent staat op te zetten word ik nog bozer. ‘Hoe laat heb ik wacht?’ vraag ik aan Jackson.

Ze kijkt me met toegeknepen ogen weifelend aan – of misschien probeert ze gewoon mijn gezicht scherp in beeld te krijgen. ‘Ik heb jou niet ingeroosterd.’

‘Waarom niet?’ vraag ik.

‘Ik weet niet of jij wel echt op Peeta zou kunnen schieten als het erop aankomt,’ zegt ze.

Ik verhef mijn stem, zodat het hele team me kan horen. ‘Ik zou Peeta niet neerschieten. Peeta is er niet meer. Johanna heeft gelijk. Eigenlijk schiet je gewoon op de zoveelste Capitoolmutilant.’ Het voelt goed om iets heel ergs over hem te zeggen, hardop, in het openbaar, na alle vernederingen die ik na zijn terugkomst heb moeten ondergaan.

‘Nou, door dat soort opmerkingen ga ik niet alleen aan Peeta, maar ook aan jou twijfelen,’ zegt Jackson.

‘Rooster haar maar in,’ hoor ik Boggs achter me zeggen.

Jackson schudt haar hoofd en maakt een aantekening. ‘Van middernacht tot vier. Samen met mij.’

Het fluitje voor het avondeten gaat en Gale en ik gaan in de rij voor de veldkeuken staan. ‘Zal ik hem vermoorden voor je?’ vraagt hij bot.

‘Dan worden we allebei teruggestuurd,’ zeg ik. Maar ondanks mijn woede schrik ik van de wreedheid van zijn aanbod. ‘Ik kan hem zelf wel aan.’

‘Tot je op pad gaat, bedoel je? Samen met je papieren kaart en misschien wel een Holo als je er een te pakken kunt krijgen?’ Mijn voorbereidingen zijn Gale dus niet ontgaan. Ik hoop niet dat het de anderen ook zo duidelijk is opgevallen. Maar zij kennen me lang niet zo goed als Gale. ‘Je was toch niet van plan om me in de steek te laten, hè?’ vraagt hij.

Tot nu toe was ik dat eigenlijk wel. Maar het is misschien best een goed idee om mijn jachtpartner mee te nemen voor de nodige rugdekking. ‘Als je legerkameraad moet ik je met klem adviseren om bij je team te blijven. Maar ik kan je natuurlijk niet tegenhouden, hè?’

Hij grijnst. ‘Nee. Tenzij je wilt dat ik de rest van het leger waarschuw.’

Team 451 en de cameraploeg halen hun avondmaaltijd en gaan in een gespannen kring zitten om te eten. In eerste instantie denk ik dat Peeta de oorzaak is van hun ongerustheid, maar als we klaar zijn besef ik dat ik heel wat onvriendelijke blikken toegeworpen krijg. Dit is wel een heel snelle omslag, want ik weet vrij zeker dat toen Peeta er net was, het hele team nog bang was dat hij gevaarlijk zou zijn, vooral voor mij. Pas als ik een telefoontje van Haymitch krijg besef ik wat er aan de hand is.

‘Waar ben je mee bezig? Probeer je hem uit te lokken of zo?’ vraagt hij.

‘Natuurlijk niet. Ik wil gewoon dat hij me met rust laat,’ zeg ik.

‘Nou, dat kan hij niet. Niet na wat ze hem in het Capitool hebben aangedaan,’ zegt Haymitch. ‘Hoor eens, Coin heeft hem dan misschien wel naar jullie toe gestuurd in de hoop dat hij jou vermoordt, maar dat weet Peeta niet. Hij begrijpt niet wat er met hem is gebeurd. Dus je kunt hem niet de schuld geven van…’

‘Dat doe ik helemaal niet!’ roep ik uit.

‘Wel waar! Je straft hem telkens weer opnieuw voor dingen waar hij niets aan kan doen. Ik zeg heus niet dat je niet te allen tijde een doorgeladen geweer bij je moet hebben. Maar volgens mij wordt het tijd dat je de situatie eens omdraait. Als jij gevangengenomen en gekaapt zou zijn door het Capitool en vervolgens zou proberen om Peeta te vermoorden, zou hij je dan zo behandelen?’ vraagt Haymitch verontwaardigd.

Ik word stil. Nee. Zo zou hij me absoluut niet behandelen. Hij zou koste wat kost proberen om me terug te krijgen. Hij zou me niet buitensluiten, in de steek laten en altijd en overal vijandig tegen me doen.

‘Wij hebben samen afgesproken dat we ons best zouden doen om hem te redden, weet je nog?’ vraagt Haymitch. Als ik geen antwoord geef, hangt hij op met een kort: ‘Denk daar maar eens over na.’

De frisse herfstdag wordt koud en de meeste teamleden gaan in hun slaapzak liggen. Sommigen slapen onder de blote hemel, dicht bij de kachel die midden in ons kamp staat, anderen trekken zich terug in hun tent. Leeg 1 is eindelijk ingestort na de dood van haar zus en haar gesmoorde gesnik klinkt door het tentdoek heen. Ik maak mezelf klein in mijn tent en denk na over wat Haymitch heeft gezegd. Besef vol schaamte dat ik zo gefocust was op het vermoorden van Snow dat ik een veel ingewikkelder probleem heb genegeerd: de vraag hoe Peeta bevrijd moet worden uit de duistere wereld waarin hij sinds de kaping gevangenzit. Ik weet niet hoe ik hem moet vinden, laat staan hoe ik hem naar buiten kan krijgen. Ik kan niet eens een plan bedenken. Hiermee vergeleken lijkt de onderneming om een arena vol valstrikken te doorkruisen, Snow op te sporen en een kogel door zijn hoofd te jagen opeens een fluitje van een cent.

Om middernacht kruip ik de tent weer uit en ga op een krukje naast de kachel zitten om samen met Jackson de wacht te houden. Boggs heeft tegen Peeta gezegd dat hij in het volle zicht moet slapen, waar we hem allemaal goed in de gaten kunnen houden. Maar hij slaapt niet – hij zit rechtop met zijn slaapzak opgetrokken tot zijn borst en probeert onhandig knopen te leggen in een kort stuk touw. Ik ken het goed. Het is hetzelfde touw dat Finnick me die ene nacht in de bunker heeft geleend. Nu ik het in Peeta’s handen zie voelt het alsof Finnick herhaalt wat Haymitch net heeft gezegd: dat ik Peeta heb laten vallen. Dit is misschien wel een goed moment om aan een herstelpoging te beginnen. Als ik zou weten wat ik moest zeggen. Maar dat weet ik niet. Dus zeg ik maar niks. Ik laat het geluid van de ademhaling van de soldaten de nacht vullen.

Na een uur doet Peeta zijn mond open. ‘De afgelopen jaren moeten wel ontzettend vermoeiend voor je zijn geweest. Telkens weer die vraag of je me nou zou gaan vermoorden of niet. Wel, niet. Wel, niet.’

Dat klinkt verschrikkelijk oneerlijk, en mijn eerste opwelling is om iets gemeens terug te zeggen. Maar ik denk aan het gesprek met Haymitch en probeer een eerste toenaderingspoging te doen. ‘Ik heb je nooit willen vermoorden. Behalve toen ik dacht dat je de Beroeps hielp om míj te vermoorden. Daarna heb ik je altijd als een… bondgenoot beschouwd.’ Dat is een goed, veilig woord. Zonder emotionele verplichtingen en niet bedreigend.

‘Bondgenoot.’ Peeta spreekt het woord langzaam uit, proeft het. ‘Vriendin. Geliefde. Winnaar. Vijand. Verloofde. Doelwit. Mutilant. Buurmeisje. Jager. Tribuut. Bondgenoot. Ik zal het op de lijst zetten van de woorden die ik gebruik om te proberen om hoogte van je te krijgen.’ Hij vlecht het touw rond zijn vingers. ‘Het probleem is dat ik niet meer weet wat echt is en wat niet.’

Het feit dat er opeens niet meer regelmatig adem wordt gehaald, wekt de indruk dat men of wakker is geworden, of überhaupt niet lag te slapen. Ik vermoed het laatste.

Finnicks stem komt uit een berg slaapzak in het donker verderop. ‘Dan moet je het vragen, Peeta. Dat doet Annie ook.’

‘Aan wie zou ik het moeten vragen?’ antwoordt Peeta. ‘Wie kan ik vertrouwen?’

‘Ons, om er maar eens een paar te noemen. Wij zijn je team,’ zegt Jackson.

‘Jullie zijn mijn bewakers,’ merkt hij op.

‘Dat ook,’ zegt ze. ‘Maar je hebt een heleboel levens gered in 13. Zoiets vergeten we niet snel.’

In de stilte die volgt probeer ik me voor te stellen hoe het zou zijn als ik schijn en werkelijkheid niet uit elkaar zou kunnen houden. Niet zou weten of Prim en mijn moeder van me hielden. Of Snow mijn vijand was. Of degene aan de andere kant van de kachel me heeft gered of opgeofferd. Er is niet veel voor nodig om mijn leven in rap tempo in een nachtmerrie te veranderen. Plotseling wil ik Peeta tot in detail vertellen wie hij is, en wie ik ben, en hoe we hier terecht zijn gekomen. Maar ik weet niet waar ik moet beginnen. Woordeloos. Ik ben woordeloos.

Een paar minuten voor vier zegt Peeta weer iets tegen me. ‘Jouw lievelingskleur… is dat groen?’

‘Dat klopt.’ Dan bedenk ik iets wat ik daaraan toe kan voegen. ‘En de jouwe is oranje.’

‘Oranje?’ Hij lijkt niet overtuigd.

‘Niet feloranje. Maar zacht, zoals de zonsondergang,’ zeg ik. ‘Dat heb je in elk geval een keer tegen me gezegd.’

‘O.’ Hij doet zijn ogen even dicht, misschien wel om een zonsondergang voor zich te zien, en knikt dan. ‘Dank je wel.’

Er stromen meer woorden naar buiten. ‘Je schildert. Je bent een bakker. Je slaapt graag met het raam open. Je doet nooit suiker in je thee. En je legt altijd een dubbele knoop in veters.’

Dan duik ik mijn tent in, voor ik iets stoms doe – huilen of zo.

De volgende ochtend gaan Gale, Finnick en ik op pad om voor de camera nog wat meer glas van de gebouwen te schieten. Als we terugkomen bij het kamp zit Peeta in een kring met de soldaten uit 13, die wel gewapend zijn maar vrijuit met hem praten. Om Peeta te helpen heeft Jackson het spel ‘Echt of Niet Echt’ bedacht. Peeta noemt iets wat volgens hem gebeurd is en zij zeggen of het waar is of verzonnen, meestal gevolgd door een korte uitleg.

‘Het grootste deel van de bevolking van 12 is omgekomen bij de brand.’

‘Echt. Minder dan negenhonderd inwoners hebben naar 13 kunnen vluchten.’

‘De brand was mijn schuld.’

‘Niet echt. President Snow heeft 12 verwoest, net als hij met 13 heeft gedaan, om de rebellen een boodschap te sturen.’

Dit lijkt een goed idee, tot ik besef dat ik de enige ben die de dingen waar hij het meest mee zit kan bevestigen of ontkennen. Jackson verdeelt ons in wachtduo’s. Ze deelt Finnick, Gale en mij alle drie in bij een soldaat uit 13. Op die manier is er voor Peeta altijd iemand bij die hem beter kent. Het zijn geen vloeiende conversaties. Peeta denkt heel lang na over de kleinste brokjes informatie, zoals waar mensen thuis in District 12 hun zeep kochten. Gale vertelt hem veel over 12 en Finnick weet alles van Peeta’s beide Spelen, want hij was een mentor tijdens de eerste en een tribuut in de tweede. Maar omdat Peeta’s grootste verwarring zich op mij concentreert – en niet alles even makkelijk kan worden uitgelegd – zijn onze gesprekken moeizaam en beladen, ook al behandelen we alleen de alleroppervlakkigste details. De kleur van mijn jurk in 7. Mijn voorliefde voor kaasbroodjes. De naam van onze wiskundeleraar op school. Het is een hels karwei om zijn herinneringen aan mij weer op te bouwen. Misschien lukt het wel niet eens meer na wat Snow hem heeft aangedaan, maar het voelt goed om hem in elk geval te helpen het te proberen.

De volgende ochtend krijgen we te horen dat we met het hele team een propo moeten opnemen die nogal wat voeten in de aarde heeft. Wat één ding betreft heeft Peeta in elk geval gelijk: Coin en Plutarch zijn niet tevreden over de beelden die ze tot nu toe van het Sterrenteam hebben gezien. Ze zijn saai. Niet inspirerend. Wij zeggen natuurlijk meteen dat dat komt doordat we alleen maar een beetje voor de show met onze geweren mogen zwaaien. Maar dit gaat niet om ons weerwoord, het gaat erom dat we iets bruikbaars afleveren. Daarom is er vandaag speciaal voor ons een straat afgezet waar we kunnen filmen. Het huizenblok herbergt zelfs een aantal actieve pods. Eentje sproeit een fontein van kogels in het rond. Bij de andere raakt de indringer verstrikt in een net, zodat hij ondervraagd of gedood kan worden, afhankelijk van wat zijn vijanden van hem willen. Maar het is nog steeds een onbeduidend deel van een woonwijk, zonder enig strategisch belang.

De televisieploeg is van plan het allemaal wat gevaarlijker te laten lijken door rookbommen af te steken en geluidseffecten met geweerschoten toe te voegen. We hijsen ons in dikke beschermende pakken, zelfs de cameramensen, alsof we ons in het heetst van de strijd gaan begeven. De teamleden met bijzondere wapens mogen die ook meenemen, samen met de geweren. Boggs geeft Peeta zijn geweer ook weer terug, hoewel hij er meteen met luide stem bij zegt dat het met losse flodders is geladen.

Peeta haalt zijn schouders op. ‘Ik kan toch niet goed schieten.’ Hij staat al de hele tijd gebiologeerd naar Pollux te kijken, zo erg dat het bijna een beetje zorgwekkend wordt, maar dan valt eindelijk het kwartje en begint hij opgewonden te praten. ‘Jij bent een Avox, hè? Ik zie het aan de manier waarop je slikt. Er zaten twee Avox bij mij in de gevangenis, Darius en Lavinia, maar de bewakers noemden ze meestal de rooien. Het waren onze bedienden in het Trainingscentrum, dus daarom waren zij ook gearresteerd. Ik heb gezien hoe ze doodgemarteld werden. Zij had mazzel. Ze hadden te veel stroom gebruikt en haar hart hield er meteen mee op. Maar bij hem duurde het dagen. Ze moesten hem in elkaar slaan, stukken van zijn lijf hakken… En ze bleven maar vragen stellen, maar hij kon niet praten, hij maakte alleen maar van die afschuwelijke, dierlijke geluiden. Ze wilden namelijk helemaal geen informatie, ze wilden gewoon dat ik het zou zien.’

Peeta kijkt naar onze verbijsterde gezichten alsof hij op een antwoord wacht. Als dat uitblijft, vraagt hij: ‘Echt of niet echt?’ Hij raakt alleen maar meer overstuur door het gebrek aan reacties. ‘Echt of niet echt?!’ roept hij.

‘Echt,’ zegt Boggs. ‘Voor zover ik weet tenminste… echt.’

Peeta laat zijn schouders hangen. ‘Dat dacht ik al. Er was niets… glanzends aan.’ Hij wankelt weg bij de groep en mompelt iets over vingers en tenen.

Ik loop naar Gale toe, druk mijn voorhoofd tegen zijn kogelvrije vest op de plek waar zijn borst zit en voel zijn arm om me heen. Eindelijk weten we hoe het meisje heette dat voor onze ogen door het Capitool gevangen werd genomen en hoe het is afgelopen met onze vriend en vredebewaker die Gales leven probeerde te redden. Dit is niet het moment om mooie herinneringen aan hen op te halen. Ze zijn dood vanwege mij. Ik zet ze op de lijst van moorden die ik sinds ik de arena in ging op mijn geweten heb en waar nu duizenden mensen op staan. Als ik opkijk zie ik dat Gale heel anders op Peeta’s woorden reageert. Zijn blik zegt dat er niet genoeg bergen kunnen worden opgeblazen, dat er niet genoeg steden kunnen worden vernietigd. Zijn blik belooft nog veel meer doden.

Met Peeta’s verschrikkelijke verhaal vers in ons geheugen lopen we knerpend over de straten vol gebroken glas tot we bij onze bestemming komen, het woonblok dat we moeten innemen. We gaan om Boggs heen staan om de Holoprojectie van het gebied te bekijken. De kogelpod bevindt zich op ongeveer een derde van de straat, vlak boven het zonnescherm van een appartement. Als het goed is kunnen we die met onze geweren laten afgaan. De pod met het net is helemaal aan het eind van de straat, bijna om de hoek. Daar zal iemand heen moeten om de lichaamsdetector te activeren. Iedereen biedt zich aan, behalve Peeta, die niet goed lijkt te snappen wat er aan de hand is. Ik word niet gekozen. Ik word naar Messalla gestuurd, die wat make-up op mijn gezicht smeert voor de verwachte close-ups.

Het team neemt zijn positie in volgens de instructies van Boggs en dan moeten we wachten tot Cressida de cameramannen ook op de juiste plek heeft gezet. Ze staan allebei links van ons, Castor aan de voorkant en Pollux achter ons, zodat ze elkaar niet zullen filmen. Messalla gooit een paar rookbommen op straat voor de juiste sfeer. Omdat dit tegelijkertijd een missie en een filmopname is, sta ik op het punt om te vragen wie de leiding heeft, mijn commandant of mijn regisseur, maar dan roept Cressida: ‘Actie!’

We sluipen langzaam door de mistige straat, net als tijdens onze trainingssessies in het Blok. Iedereen moet minstens één rij ramen kapotschieten, maar Gale heeft het echte doelwit toegewezen gekregen. Als hij de pod raakt zoeken we allemaal dekking – we duiken weg in deuropeningen of gaan plat op de mooie lichtoranje en roze straatstenen liggen –, terwijl er boven onze hoofden een kogelregen heen en weer maait. Na een tijdje zegt Boggs dat we weer verder moeten.

Voor we overeind kunnen komen, houdt Cressida ons tegen omdat ze nog een aantal close-ups nodig heeft. Om de beurt doen we onze reactie nog een keer over. We vallen met moeilijk kijkende gezichten op de grond, springen weg in nissen. We weten dat het een serieuze aangelegenheid is, maar het voelt allemaal nogal belachelijk, vooral als blijkt dat sommige teamleden nog slechter acteren dan ik. Veel en veel slechter. We moeten allemaal zo hard lachen om Mitchells poging om zijn idee van wanhoop uit te beelden, inclusief geknarsetand en opengesperde neusgaten, dat Boggs zich genoodzaakt voelt ons tot de orde te roepen.

‘Even erbij, vier-vijf-één,’ zegt hij streng. Maar we zien dat hij zelf ook zijn lachen moet inhouden terwijl hij nog een keer de volgende pod controleert. Hij houdt zijn Holo voor zich uit om het beste licht te vinden in de rokerige straat. Staat nog steeds met zijn gezicht naar ons toe als zijn linkervoet een stap naar achteren doet en op het oranje plaveisel terechtkomt. En de bom tot ontploffing brengt die zijn benen eraf blaast.