HOOFDSTUK
3
De ogen van Boterbloem lichten op door de zwakke gloed van het noodlampje boven de deur terwijl hij in de holte van Prims elleboog ligt – hij is terug op zijn post, beschermt haar tegen de nacht. Prim is dicht tegen mijn moeder aan gekropen. Zoals ze daar liggen te slapen zien ze er precies hetzelfde uit als op die ochtend van de boete waardoor ik in mijn eerste Spelen ben beland. Ik heb een eigen bed omdat ik nog herstellende ben en omdat er hoe dan ook niemand met mij in één bed kan slapen door al mijn nachtmerries en gespartel.
Ik lig uren te woelen en accepteer dan eindelijk dat het een slapeloze nacht zal worden. Onder het toeziend oog van Boterbloem sluip ik op mijn tenen over de koude plavuizen naar het dressoir.
In de middelste la liggen de kleren die ik van de regering heb gekregen. Iedereen draagt dezelfde grijze kleding: een broek en een T-shirt, dat in de broek gestopt dient te worden. Onder de kleren bewaar ik de schaarse bezittingen die ik bij me had toen ik de arena uit werd getild. Mijn spotgaaienspeld. Peeta’s aandenken: het gouden medaillon met foto’s van mijn moeder, Prim en Gale erin. En een zilverkleurige parachute met daarin een tap om vocht uit bomen te halen, en de parel die ik een paar uur voor ik het krachtveld zou opblazen van Peeta had gekregen. District 13 heeft mijn tube huidzalf in beslag genomen om in het ziekenhuis te gebruiken, evenals mijn pijl en boog omdat alleen bewakers toestemming hebben om wapens te dragen. Ze liggen zolang in het wapenmagazijn.
Ik tast naar de parachute en laat mijn vingers erin glijden tot ze zich om de parel sluiten. Daarna ga ik in kleermakerszit weer op mijn bed zitten en wrijf met het gladde, regenboogkleurige oppervlak van de parel over mijn lippen. Om de een of andere reden werkt het troostend. Een koele kus van de gever zelf.
‘Katniss?’ fluistert Prim. Ze is wakker en tuurt door het donker mijn kant op. ‘Wat is er?’
‘Niets. Gewoon een nare droom. Ga maar weer slapen.’ Het gaat vanzelf. Zoals altijd sluit ik Prim en mijn moeder buiten om hen te beschermen.
Heel voorzichtig, om mijn moeder niet wakker te maken, laat Prim zich uit bed glijden, tilt Boterbloem op en komt naast me zitten. Ze raakt de hand aan die zich om de parel heeft gekruld. ‘Je hebt het koud.’ Ze pakt een extra deken van het voeteneind en slaat hem om ons alle drie heen, zodat ik omhuld word door haar warmte en die van Boterbloems vacht. ‘Tegen mij kun je het best zeggen, hoor. Ik kan heel goed geheimen bewaren. Zelfs voor mama.’
Dus ze is echt weg. Het kleine meisje dat altijd met een soort eendenstaartje rondliep omdat de achterkant van haar shirt telkens opkroop, het meisje dat hulp nodig had omdat ze zelf niet bij de borden kon, dat smeekte of ze naar de geglazuurde taarten in de bakkersetalage mocht kijken. Door alle gebeurtenissen en ellende is ze veel te snel volwassen geworden, dat vind ik tenminste, en nu is ze een jonge vrouw die bloedende wonden hecht en weet dat onze moeder niet alles mag horen.
‘Morgenochtend ga ik zeggen dat ik de Spotgaai word,’ zeg ik tegen haar.
‘Omdat je dat wilt of omdat je je ertoe gedwongen voelt?’ vraagt ze.
Ik lach een beetje. ‘Allebei, denk ik. Nee, ik wil het echt. Ik moet wel, als ik de rebellen daarmee kan helpen om Snow te verslaan.’ Ik knijp mijn vuist nog steviger om de parel. ‘Alleen… Peeta. Ik ben bang dat de rebellen hem als een verrader terecht zullen stellen, als we echt winnen.’
Prim denkt er even over na. ‘Katniss, ik denk niet dat jij beseft hoe belangrijk jij bent voor het verzet. En belangrijke mensen krijgen meestal wat ze willen. Als jij Peeta tegen de rebellen wilt beschermen, dan kun je dat.’
Ik zal inderdaad wel belangrijk zijn. Ze hebben een heleboel moeite gedaan om me te redden. Ze hebben me naar 12 laten gaan. ‘Je bedoelt dat ik zou kunnen eisen dat Peeta immuniteit krijgt? En dat ze daarmee zouden moeten instemmen?’
‘Volgens mij zou jij bijna alles kunnen eisen, en dan moeten ze daar wel mee instemmen.’ Prim fronst haar wenkbrauwen. ‘Maar hoe weet je of ze zich aan hun woord zullen houden?’
Ik denk aan alle keren dat Haymitch mij en Peeta heeft voorgelogen om ons zijn zin te laten doen. Waarom zouden de rebellen zich aan de afspraak houden? Een mondelinge overeenkomst achter gesloten deuren, zelfs een op papier gezette verklaring – dat zijn dingen die na de oorlog makkelijk tenietgedaan kunnen worden door hun bestaan of geldigheid te ontkennen. Aan eventuele getuigen in het Hoofdkwartier heb ik ook niets. Grote kans dat dat uiteindelijk de mensen zijn die Peeta’s doodsvonnis op papier zetten. Ik heb een veel grotere groep getuigen nodig. Ik heb alle mensen nodig die ik kan krijgen.
‘Het moet in het openbaar gebeuren,’ zeg ik. Boterbloem zwiept even met zijn staart, wat ik als een bevestiging opvat. ‘Ik ga het Coin laten zeggen waar de hele bevolking van 13 bij is.’
Prim glimlacht. ‘Ja, heel goed. Het is nog steeds geen garantie, maar ze zullen wel veel moeilijker onder hun belofte uit kunnen komen.’
Ik voel de opluchting die een echte oplossing altijd met zich meebrengt. ‘Ik moet jou vaker wakker maken, eendje van me.’
‘Graag,’ zegt Prim. Ze geeft me een zoen. ‘Probeer nu nog maar wat te slapen, goed?’ En dat doe ik.
De volgende ochtend zie ik dat 7:00 – ONTBIJT onmiddellijk gevolgd wordt door 7:30 – HOOFDKWARTIER, wat ik prima vind, want ik kan de zaak net zo goed meteen aan het rollen brengen. In de eetzaal houd ik mijn rooster, waar een persoonsgebonden nummer in zit, voor een sensor. Als ik mijn dienblad over het metalen buffet voor de etensbakken langs schuif, zie ik dat het ontbijt uit de vertrouwde ingrediënten bestaat: een kom hete graanpap, een beker melk en een kleine portie groente of fruit. Vandaag is het rapenpuree. Alles komt van de ondergrondse boerderijen van 13. Ik ga aan de tafel zitten die de Everdeens, de Hawthornes en een paar andere vluchtelingen toegewezen hebben gekregen en schrok mijn eten naar binnen. Ik verlang naar een tweede portie, maar die krijg je nooit. Voeding wordt hier tot op de gram toe afgewogen. Je verlaat de eetzaal met genoeg calorieën om de volgende maaltijd te halen, niet meer en niet minder. Hoeveel je krijgt hangt af van je leeftijd, lengte, lichaamsgewicht, gezondheid en de fysieke arbeid die je volgens je rooster moet verrichten. Om ons op gewicht te brengen krijgen de mensen uit 12 al iets grotere porties dan de inwoners van 13. Magere soldaten worden zeker te snel moe. Maar het werkt wel. Na nog geen maand zien we er al veel gezonder uit, vooral de kinderen.
Gale zet zijn dienblad naast me neer en ik probeer niet te wanhopig naar zijn rapen te staren, want ik wil echt heel graag nog wat meer, en hij geeft me toch al voortdurend zijn eten. Ik probeer ergens anders aan te denken door mijn servet heel nauwgezet op te vouwen, maar dan ploft er al een lepel rapenpuree in mijn kom.
‘Daar moet je echt een keer mee ophouden,’ zeg ik. Maar ik schuif het spul meteen naar binnen, dus erg overtuigend komt het niet over. ‘Echt, hoor. Het is vast verboden.’ Ze hebben heel strenge regels wat eten betreft. Als je iets niet opeet bijvoorbeeld en je wilt het voor later bewaren, mag je het niet mee de eetzaal uit nemen. Vroeger is er schijnbaar een keer gedoe geweest omdat mensen aan het hamsteren waren. Sommige mensen, zoals Gale en ik, die jarenlang hun families van voedsel hebben moeten voorzien, hebben daar moeite mee. We zijn gewend aan honger, maar niet aan mensen die ons vertellen hoe we met onze voorraden moeten omgaan. Op bepaalde manieren is District 13 nog dwingender dan het Capitool.
‘Wat kunnen ze eraan doen? Ze hebben mijn boodschappenband al,’ zegt Gale.
Terwijl ik mijn kom leegschraap krijg ik opeens een idee. ‘Hé, misschien moet ik dat als voorwaarde stellen voor ik de Spotgaai word.’
‘Dat ik jou rapen mag geven?’ vraagt hij.
‘Nee, dat we mogen jagen.’ Hij kijkt geïnteresseerd op. ‘We zouden alles waarschijnlijk bij de keuken moeten inleveren. Maar toch, dan kunnen we…’ Ik hoef mijn zin niet af te maken, want hij weet het al. Dan kunnen we naar boven. Naar het bos. Dan kunnen we onszelf weer zijn.
‘Dat moet je doen,’ zegt hij. ‘Nu kan het. Zelfs als je het onmogelijke zou vragen bedenken ze nog wel een manier om het voor elkaar te krijgen.’
Hij weet niet dat ik het onmogelijke al ga vragen door te eisen dat Peeta mag blijven leven. Voor ik kan beslissen of ik het hem wel of niet zal vertellen, gaat er een bel om aan te geven dat ons ontbijt erop zit. Ik word zenuwachtig bij de gedachte dat ik Coin alleen onder ogen moet komen. ‘Wat heb jij nu?’
Gale kijkt op zijn arm. ‘Kernwapengeschiedenis. Waar men jouw afwezigheid overigens al heeft opgemerkt.’
‘Ik moet naar het Hoofdkwartier. Ga je mee?’ vraag ik.
‘Goed. Maar het zou me niet verbazen als ze me eruit gooien, na gisteren.’ Terwijl we naar de afruimband lopen zegt hij: ‘Hé, misschien doe je er verstandig aan om Boterbloem ook op je eisenlijst te zetten. Volgens mij zijn ze hier niet zo gewend aan nutteloze huisdieren.’
‘O, ze verzinnen vast wel een taak voor hem. Kunnen ze die mooi elke ochtend op z’n poot tatoeëren,’ zeg ik. Maar ondertussen zeg ik in gedachten tegen mezelf dat ik hem inderdaad moet noemen, voor Prim.
Als we bij het Hoofdkwartier aankomen, zijn Coin, Plutarch en al hun mensen reeds aanwezig. Sommigen trekken hun wenkbrauwen op als ze Gale zien, maar hij wordt niet weggestuurd. Ik weet niet goed meer wat ik allemaal had bedacht, dus ik vraag meteen om pen en papier. Er wordt met verbazing gereageerd op het feit dat ik geïnteresseerd lijk in de vergadering – voor de allereerste keer sinds ik hier ben –, en hier en daar worden blikken gewisseld. Misschien waren ze net van plan om me nog eens extra overtuigend toe te spreken. Maar in plaats daarvan geeft Coin me eigenhandig de spullen aan, en iedereen wacht in stilte af terwijl ik aan tafel ga zitten en mijn lijst neerkrabbel. BOTERBLOEM. JAGEN. IMMUNITEIT VOOR PEETA. TIJDENS EEN OPENBARE TOESPRAAK.
Nu gaat het gebeuren. Dit is waarschijnlijk mijn enige kans om te onderhandelen. Denk na. Wat wil je nog meer? Ik voel hem vlak achter me staan. GALE, schrijf ik op de lijst. Ik denk niet dat ik dit zonder hem zou kunnen doen.
Ik krijg hoofdpijn en kan niet meer helder nadenken. Ik sluit mijn ogen en begin in stilte aan de opsomming.
Ik heet Katniss Everdeen. Ik ben zeventien jaar. Ik kom uit District 12. Ik heb meegedaan aan de Hongerspelen. Ik ben ontsnapt. Het Capitool haat me. Peeta is gevangengenomen. Hij leeft nog. Hij is een verrader maar hij leeft nog. Ik moet ervoor zorgen dat hij blijft leven…
De lijst. Hij lijkt zo kort. Ik moet proberen om groter en verder te denken – niet alleen aan de situatie waarin we nu zitten en waarin ik heel belangrijk ben, maar ook aan de toekomst, waarin ik misschien niets meer waard zal zijn. Moet ik niet om meer vragen? Om mijn familie? Om mijn volk, de overlevenden uit District 12? Mijn huid jeukt door de as van de doden. Ik voel weer de misselijkmakende bult van de schedel onder mijn schoen. De geur van bloed en rozen prikt in mijn neus.
Het potlood beweegt uit zichzelf over het papier. Ik doe mijn ogen open en zie de hanenpoten. IK VERMOORD SNOW. Als hij gevangen wordt genomen, wil ik hem persoonlijk vermoorden.
Plutarch kucht bescheiden. ‘Ben je bijna klaar?’ Ik kijk op en mijn oog valt op de klok. Ik zit hier al twintig minuten. Finnick is niet de enige met concentratieproblemen.
‘Ja,’ zeg ik. Mijn stem klinkt schor en ik schraap mijn keel. ‘Ja. Goed, dit is de deal. Ik zal jullie Spotgaai worden.’
Ik wacht even om hun de tijd te geven om opgelucht adem te halen en elkaar te feliciteren en op de rug te slaan. Coin blijft net zo onbewogen als altijd en kijkt me nog steeds strak aan, niet onder de indruk.
‘Maar ik heb wel een paar voorwaarden.’ Ik strijk de lijst glad en steek van wal. ‘Mijn gezin mag onze kat houden.’ Mijn meest onbeduidende verzoek brengt meteen een discussie op gang. De Capitoolrebellen vinden dit niet eens de moeite van het bespreken waard – natuurlijk mag ik mijn huisdier houden –, terwijl de rebellen uit 13 tot in detail opsommen wat een enorme problemen dit met zich mee zal brengen. Uiteindelijk wordt besloten dat we naar de hoogste verdieping zullen verhuizen, waar men over de luxe beschikt van een raam dat twintig centimeter boven de grond uitsteekt. Boterbloem mag naar buiten als hij daar zin in heeft. Er wordt van hem verwacht dat hij voor zijn eigen eten zorgt. Als hij niet op tijd binnen is, wordt hij buitengesloten. Als hij de veiligheid op enige wijze in gevaar brengt, wordt hij doodgeschoten.
Dat klinkt best oké. Het verschilt niet zoveel van het leven dat hij sinds ons vertrek heeft geleid – op dat doodschieten na dan. Als hij te mager wordt kan ik hem altijd nog wat ingewanden toestoppen, mits mijn volgende verzoek wordt ingewilligd.
‘Ik wil jagen. Met Gale. Buiten, in het bos,’ zeg ik. Daar is iedereen even stil van.
‘We blijven in de buurt. We kunnen onze eigen bogen gebruiken. Het vlees geven we aan de keuken,’ voegt Gale eraan toe.
Ik ga snel verder, voor ze nee kunnen zeggen. ‘Het is gewoon… Ik krijg geen lucht als ik hier opgesloten zit als een… Ik zou beter en sneller zijn als… Als ik zou kunnen jagen.’
Plutarch begint de bezwaren uit te leggen – het is gevaarlijk, er is extra beveiliging nodig, ik zou gewond kunnen raken –, maar Coin snoert hem de mond. ‘Nee. Laat ze maar. Ze krijgen twee uur per dag; die tijd gaat van hun training af. Binnen een straal van vierhonderd meter. Met zenders en volgenkelbanden. Wat nog meer?’
Ik neem mijn lijst door. ‘Gale. Hij moet bij me zijn, anders kan ik dit niet doen.’
‘Hoe bedoel je, hij moet bij je zijn? Buiten beeld? Of altijd? Wil je dat we hem als je nieuwe geliefde opvoeren?’ vraagt Coin.
Ze zegt het helemaal niet gemeen – haar woorden klinken juist heel terloops. Maar toch valt mijn mond open van schrik. ‘Hè?’
‘Ik vind dat we de huidige romance moeten voortzetten. Als ze Peeta zo snel laat vallen, verliest ze misschien de sympathie van de kijkers,’ zegt Plutarch. ‘Vooral omdat ze denken dat Katniss zwanger van hem is.’
‘Precies. Goed, voor de camera’s kan Gale gewoon als een mederebel gepresenteerd worden. Ben je het daarmee eens?’ vraagt Coin. Ik staar haar alleen maar aan. Ongeduldig herhaalt ze haar vraag. ‘Wat Gale betreft. Is dat zo voldoende?’
‘We kunnen altijd nog zeggen dat hij je neef is,’ zegt Fulvia.
‘We zijn geen familie,’ zeggen Gale en ik in koor.
‘Nee, maar zolang de camera’s draaien kunnen we die schijn misschien maar beter ophouden,’ zegt Plutarch. ‘Buiten beeld is hij geheel de jouwe. Verder nog iets?’
Ik raak van slag door de wending die het gesprek heeft genomen. Door de insinuaties dat ik Peeta zo makkelijk in de steek zou kunnen laten, dat ik verliefd ben op Gale, dat alles toneelspel is geweest. Mijn wangen beginnen te gloeien. Alleen al het idee dat ik erover na zou denken wie er als mijn geliefde opgevoerd zou moeten worden, is gezien onze huidige situatie vernederend. Door mijn woede ga ik rechtstreeks over op mijn grootste eis. ‘Als de oorlog afgelopen is, als wij gewonnen hebben, krijgt Peeta gratie.’
Doodse stilte. Ik voel Gales lichaam verstrakken. Ik had het hem misschien van tevoren moeten vertellen, maar ik wist niet goed hoe hij zou reageren. Niet als het op Peeta aankwam.
‘Hij zal geen enkele vorm van straf krijgen,’ vervolg ik. Er komt een nieuwe gedachte bij me op. ‘Hetzelfde geldt voor de andere gevangengenomen tributen: Johanna en Enobaria.’ Enobaria, de boosaardige tribuut uit District 2, interesseert me eerlijk gezegd geen bal. Ik mag haar eigenlijk helemaal niet, maar het voelt niet goed om haar erbuiten te laten.
‘Nee,’ zegt Coin vlak.
‘Jawel,’ kaats ik terug. ‘Het is niet hun schuld dat jullie hen in de arena in de steek hebben gelaten. We hebben geen idee wat het Capitool momenteel met hen doet.’
‘Ze zullen samen met andere oorlogsmisdadigers een proces krijgen en naar goeddunken van de rechtbank behandeld worden,’ zegt ze.
‘Ze zullen immuniteit krijgen!’ Ik voel hoe ik uit mijn stoel kom. Mijn stem klinkt vol en krachtig. ‘En dat zult u persoonlijk ten overstaan van de gehele bevolking van District 13 en de overlevenden uit 12 beloven. U en uw regering zullen de verantwoordelijkheid voor hun veiligheid op u nemen, en anders kunnen jullie op zoek naar een nieuwe Spotgaai!’
Mijn woorden blijven lang in de lucht hangen.
‘Dit is haar!’ hoor ik Fulvia tegen Plutarch sissen. ‘Dit is precies goed. In kostuum, met geweerschoten op de achtergrond en een vleugje rook.’
‘Ja, dit is wat we zoeken,’ fluistert Plutarch.
Ik wil ze een boze blik toewerpen, maar ik voel dat het niet verstandig zou zijn om mijn aandacht van Coin af te wenden. Ik zie dat ze de kosten van mijn ultimatum probeert te berekenen en die afweegt tegen mijn potentiële waarde.
‘Wat zegt u ervan, president?’ vraagt Plutarch. ‘U zou hun officieel gratie kunnen verlenen, gezien de omstandigheden. De jongen is nog niet eens meerderjarig.’
‘Goed dan,’ zegt Coin ten slotte. ‘Maar dan mag jij wel heel erg je best doen.’
‘Ik zal mijn best doen als u het officieel hebt aangekondigd,’ zeg ik.
‘Roep vandaag tijdens Bezinning een nationale veiligheidsvergadering bijeen,’ beveelt ze. ‘Dan zal ik een toespraak houden. Staat er verder nog iets op je lijst, Katniss?’
Het vel papier is een verfrommelde bal in mijn rechtervuist geworden. Ik strijk het glad op tafel en lees de beverige letters. ‘Nog één ding. Ik vermoord Snow.’
Voor de allereerste keer ooit zie ik een zweem van een glimlach om de lippen van de president. ‘Als het zover is gooien we wel een muntje op.’
Misschien heeft ze wel gelijk. Ik heb beslist niet het alleenrecht op het leven van Snow. En zij zal de klus ongetwijfeld ook uitstekend kunnen klaren. ‘Dat lijkt me redelijk.’
Coins ogen schieten naar haar arm en dan naar de klok. Ook zij heeft een schema waaraan ze zich moet houden. ‘Dan laat ik haar nu aan jouw zorgen over, Plutarch.’ Ze loopt de kamer uit, gevolgd door haar team, zodat alleen Plutarch, Fulvia, Gale en ik overblijven.
‘Goed. Heel mooi.’ Plutarch zakt in een stoel, zet zijn ellebogen op tafel en wrijft in zijn ogen. ‘Weet je wat ik mis? Wat ik het allermeeste mis? Koffie. Iets om de pap en de rapen mee weg te spoelen, zeg nou zelf, is dat echt te veel gevraagd?’
‘We hadden niet gedacht dat het hier zo streng zou zijn,’ legt Fulvia ons uit terwijl ze Plutarchs schouders masseert. ‘Niet in de hogere rangen.’
‘Ik had in elk geval wel op wat extraatjes gerekend,’ zegt Plutarch. ‘Ik bedoel, zelfs 12 had toch een zwarte markt?’
‘Ja, de As,’ zegt Gale. ‘Daar dreven we handel.’
‘Nou, zie je wel? En kijk eens hoe eerzaam jullie twee zijn! Vrijwel onkreukbaar.’ Plutarch zucht. ‘Maar ach, elke oorlog houdt een keer op. Fijn dat jullie meedoen.’ Hij steekt zijn hand opzij, waar Fulvia hem al een groot, in zwart leer gebonden schetsboek aanreikt. ‘Je weet wat we in principe van je willen, Katniss. Ik ben me ervan bewust dat je gemengde gevoelens hebt over de rol die je gaat spelen. Hopelijk helpt dit.’
Plutarch schuift het schetsboek naar me toe en heel even blijf ik er wantrouwend naar staan kijken. Dan krijgt mijn nieuwsgierigheid de overhand. Ik sla het open en zie een afbeelding van mezelf in een zwart uniform, sterk en met rechte rug. Er is maar één persoon die dit kostuum heeft kunnen ontwerpen, dat op het eerste gezicht puur praktisch is, maar bij nadere inspectie een kunstwerk blijkt. De ronding van de helm, de welving naar de borstplaat, de enigszins opgevulde mouwen waardoor de witte plooien onder de armen te zien zijn. In zijn handen ben ik weer een spotgaai.
‘Cinna,’ fluister ik.
‘Ja. Ik moest beloven dat ik je dit boek niet zou laten zien voordat je uit eigen beweging had besloten om de Spotgaai te worden. Ik kon de verleiding nauwelijks weerstaan, geloof mij maar,’ zegt Plutarch. ‘Toe maar. Blader er gerust doorheen.’
Ik sla de bladzijden langzaam om en zie elk detail van het uniform. De met zorg, op maat gemaakte lagen bepantsering, de verborgen wapens in de laarzen en de riem, de verstevigde stukken op de plek van mijn hart. Op de laatste pagina, onder een schets van mijn spotgaaienspeld, heeft Cinna geschreven: IK WED NOG STEEDS OP JOU.
‘Wanneer heeft hij dit…’ Mijn stem stokt.
‘Even kijken. In elk geval na de aankondiging van de Kwartskwelling. Een paar weken voor de Spelen ongeveer? Het zijn niet alleen schetsen, we hebben je uniformen ook al. O, en Beetee heeft iets heel bijzonders voor je klaarliggen in het wapenmagazijn. Ik zal geen hint geven, want dan verpest ik het,’ zegt Plutarch.
‘Je wordt de bestgeklede rebel ooit,’ zegt Gale glimlachend. Plotseling besef ik dat hij iets voor me verzwegen heeft. Net als Cinna wilde hij al die tijd dat ik deze beslissing zelf zou nemen.
‘We willen een Zendbombardement uitvoeren,’ zegt Plutarch. ‘Het plan is om een serie zogeheten propo’s – dat is een afkorting voor “propagandaspotjes” – met jou erin te maken, en die aan de gehele bevolking van Panem te laten zien.’
‘Hoe dan? Het Capitool heeft de macht over alle televisiekanalen,’ zegt Gale.
‘Maar wij hebben Beetee. Een jaar of tien geleden heeft hij in feite het ondergrondse netwerk waarmee alle programma’s worden uitgezonden helemaal omgebouwd. Hij denkt dat er een redelijk grote kans is dat het gaat lukken. Maar we moeten natuurlijk wel iets kunnen laten zien. Dus, Katniss, met jouw welnemen: de studio wacht op je.’ Plutarch draait zich om naar zijn assistente. ‘Fulvia?’
‘Plutarch en ik hebben besproken hoe we dit in vredesnaam voor elkaar gaan krijgen. We denken dat het het beste is om jou, de rebellenleidster, van buiten naar binnen op te bouwen. Oftewel, we zoeken een zo oogverblindend mogelijke Spotgaaienlook en werken dan aan een karakter dat je uiterlijk eer aandoet!’ zegt ze opgewekt.
‘Jullie hebben haar uniform al,’ zegt Gale.
‘Ja, maar zit ze onder de bloederige littekens? Gloeit ze door het vuur van de opstand? Hoe erg kunnen we haar toetakelen voordat mensen het te afstotelijk vinden? Ik bedoel, laten we wel wezen, maar dit,’ Fulvia loopt snel naar me toe en omlijst mijn gezicht met haar handen, ‘gaat het niet worden.’ Ik trek in een reflex mijn hoofd weg, maar ze is al druk bezig haar spullen bij elkaar te zoeken. ‘En met dat in ons achterhoofd hebben we dus nog een andere verrassing voor je. Kom mee!’
Fulvia wenkt ons en Gale en ik lopen achter haar en Plutarch aan de gang op.
‘Zo goed bedoeld, en toch zo beledigend,’ fluistert Gale in mijn oor.
‘Welkom in het Capitool,’ zeg ik haast geluidloos terug. Maar Fulvia’s woorden doen me niets. Ik sla mijn armen stevig om het schetsboek en mag van mezelf een sprankje hoop voelen. Dit moet de juiste beslissing zijn. Cinna wilde het ook.
We stappen een lift in en Plutarch raadpleegt zijn aantekeningen. ‘Even kijken. Het is compartiment drie-negen-nul-acht.’ Hij drukt op de knop met 39 erop, maar er gebeurt niets.
‘Ik denk dat je de sleutel moet gebruiken,’ zegt Fulvia.
Plutarch haalt een sleutel tevoorschijn die aan een dunne ketting onder zijn overhemd hangt en steekt hem in een gleuf die me nog niet was opgevallen. De deuren schuiven dicht. ‘Juist. Daar gaan we.’
De lift gaat tien, twintig, dertig verdiepingen naar beneden – ik had geen flauw idee dat District 13 zo diep was. Hij stopt in een brede witte hal met rode deuren, die er bijna mooi uitzien vergeleken met de grijze deuren boven. Ze hebben allemaal een duidelijk nummer: 3901, 3902, 3903…
Als we uitstappen kijk ik even achterom en ik zie hoe er een metalen traliewerk voor de lift schuift als de deuren dichtgegaan zijn. Ik draai me weer om en plotseling komt er een bewaker uit een van de kamers achter in de gang. Een deur zwaait geruisloos achter hem dicht terwijl hij met grote stappen op ons af beent.
Plutarch loopt hem met ons in zijn kielzog tegemoet en heft zijn hand om hem te begroeten. Er voelt hier iets helemaal niet goed. Het is meer dan de beveiligde lift, het claustrofobische gevoel dat je krijgt als je zo diep onder de grond bent, of de bijtende geur van ontsmettingsmiddelen. Eén blik op Gales gezicht en ik weet dat hij er ook last van heeft.
‘Goedemorgen! We zijn op zoek naar…’ begint Plutarch.
‘Jullie hebben de verkeerde verdieping,’ zegt de bewaker bruusk.
‘Echt?’ Plutarch kijkt nog eens in zijn aantekeningen. ‘Hier staat toch echt drie-negen-nul-acht. Misschien zou u even kunnen bellen naar…’
‘Ik ben bang dat ik u nu moet verzoeken te vertrekken. Bijzondere aanvragen kunnen bij het Hoofdkantoor worden ingediend,’ zegt de bewaker.
Het is recht voor ons. Compartiment 3908. Een paar stappen verderop maar. De deur mist iets – alle deuren missen iets, om precies te zijn. Een klink. Ze zwaaien blijkbaar gewoon open in hun hengsels, net als de deur waar de bewaker doorheen is gekomen.
‘Waar is dat ook alweer?’ vraagt Fulvia.
‘Het Hoofdkantoor vindt u op de zevende verdieping,’ zegt de bewaker terwijl hij zijn armen strekt om ons terug naar de lift te drijven.
Ik hoor iets in ruimte 3908. Een heel zacht, jankend geluidje maar. Als een bange hond die wil voorkomen dat hij geslagen wordt, alleen dan veel te menselijk en te bekend. Mijn ogen ontmoeten die van Gale, heel even slechts, maar lang genoeg voor twee mensen die zo op elkaar ingespeeld zijn als wij. Met een harde klap laat ik Cinna’s schetsboek voor de voeten van de bewaker op de grond vallen. Een seconde nadat hij bukt om het op te rapen buigt Gale zich ook naar voren, waarbij hij expres zijn hoofd tegen dat van de bewaker stoot. ‘O, sorry,’ zegt hij met een lachje, en hij pakt de armen van de bewaker beet alsof hij houvast zoekt, waarbij hij de man een beetje van mij af draait.
Dat is mijn kans. Ik schiet langs de afgeleide bewaker, duw de deur met 3908 erop open en zie hen. Halfnaakt, bont en blauw, vastgeketend aan de muur.
Mijn voorbereidingsteam.