HOOFDSTUK
6
Het was zo’n schok om Haymitch’ stem gisteren te horen, om te ontdekken dat hij niet alleen weer bij zinnen was maar ook weer een bepaalde mate van controle over mijn leven had, dat ik uit mijn vel ben gesprongen van woede. Ik ben direct de studio uit gelopen en heb vandaag geweigerd naar zijn commentaar vanuit het regiehok te luisteren. Toch wist ik meteen dat hij gelijk had wat mijn optreden betreft.
Hij heeft de hele ochtend nodig gehad om de anderen ervan te overtuigen dat ik mijn beperkingen heb. Dat me dit niet gaat lukken. Ik kan niet verkleed en opgemaakt in een wolk neprook op een set staan en de districten tot de overwinning oproepen. Het is eigenlijk wonderbaarlijk hoe lang ik de camera’s heb weten te overleven. Maar dat was natuurlijk geheel en al aan Peeta te danken. In mijn eentje kan ik de Spotgaai niet zijn.
We scharen ons rond de enorme tafel in het Hoofdkwartier. Coin en haar mensen. Plutarch, Fulvia en mijn voorbereidingsteam. Een groep uit 12, onder wie Haymitch en Gale, maar ook een paar mensen van wie me niet duidelijk is wat ze hier doen, zoals Leevy en Sluwe Sae. Op het allerlaatste moment duwt Finnick Beetee naar binnen, in het gezelschap van Dalton, de koeienfokker uit 10. Ik neem aan dat Coin dit vreemde allegaartje aan mensen heeft opgeroepen om te getuigen dat ik gefaald heb.
Maar het is Haymitch die iedereen welkom heet, en uit wat hij zegt maak ik op dat ze hier zijn omdat hij ze persoonlijk heeft uitgenodigd. Dit is de eerste keer dat we samen in één ruimte zijn sinds ik zijn gezicht heb opengekrabd. Ik vermijd zijn blik, maar vang een glimp van zijn spiegelbeeld op in een van de glanzende bedieningspanelen aan de muur. Zijn huid is een beetje gelig en hij is heel erg afgevallen, waardoor hij er nogal afgemat uitziet. Heel even ben ik bang dat hij binnenkort doodgaat. Ik moet mezelf eraan helpen herinneren dat me dat niets kan schelen.
Het eerste wat Haymitch doet is de beelden laten zien die we gisteren hebben geschoten. Ik lijk een nieuw dieptepunt bereikt te hebben onder begeleiding van Plutarch en Fulvia. Mijn stem en lichaam zijn hortend en krampachtig, alsof ik een marionet ben die door onzichtbare machten wordt bewogen.
‘Oké,’ zegt Haymitch als het afgelopen is. ‘Is er iemand die wil beweren dat we dit kunnen gebruiken om de oorlog mee te winnen?’ Niemand. ‘Dat scheelt weer tijd. Goed, laten we allemaal eens even stil zijn. Ik wil dat iedereen aan een moment denkt waarop Katniss Everdeen je oprecht raakte. Niet omdat je jaloers was op haar haar, of omdat haar jurk in lichterlaaie stond of omdat ze haar pijl zo leuk wegschoot. Niet omdat je haar aardig vond vanwege Peeta. Ik wil een situatie horen waarop zíj je echt iets liet voelen.’
Iedereen zwijgt en ik ben bang dat de stilte eeuwig zal voortduren, maar dan doet Leevy haar mond open. ‘Toen ze Prims plek innam tijdens de boete. Omdat ik zeker wist dat ze dacht dat ze dood zou gaan.’
‘Prima. Uitstekend voorbeeld,’ zegt Haymitch. Hij pakt een paarse viltstift en schrijft iets op een notitieblok. ‘Nam plek in van zusje tijdens boete.’ Haymitch kijkt de tafel rond. ‘Iemand anders.’
Tot mijn verbazing is Boggs de volgende – ik zie hem altijd als een gespierde robot die precies doet wat Coin hem opdraagt. ‘Toen ze dat lied zong. Terwijl dat kleine meisje stierf.’ Ergens komt er een beeld in me op van Boggs met een klein jongetje op zijn heup. In de eetzaal, geloof ik. Misschien is hij toch niet zo’n robot als ik dacht.
‘Tja, wie kreeg het die avond niet te kwaad?’ zegt Haymitch terwijl hij het opschrijft.
‘Ik heb gehuild toen ze Peeta verdoofde zodat zij die medicijnen voor hem kon gaan halen en ze hem een afscheidskus gaf!’ flapt Octavia eruit. Dan slaat ze haar hand voor haar mond, alsof ze zeker weet dat ze iets heel doms heeft gezegd.
Maar Haymitch knikt alleen maar. ‘Ja, natuurlijk. Verdooft Peeta om zijn leven te redden. Heel mooi.’
Het ene moment na het andere vliegt over tafel, in willekeurige volgorde. Toen ik een verbond sloot met Rue. Toen ik mijn hand uitstak naar Chaff op de avond van de interviews. Toen ik Mags probeerde te dragen. En telkens weer het moment waarop ik die bessen liet zien, die voor iedereen iets anders betekenen. Liefde voor Peeta. De weigering om het tegen beter weten in op te geven. Verzet tegen de wreedheid van het Capitool.
Haymitch houdt zijn notitieblok omhoog. ‘De vraag is dus: wat hebben al deze momenten met elkaar gemeen?’
‘Ze waren van Katniss zelf,’ zegt Gale zacht. ‘Niemand zei wat ze moest doen of zeggen.’
‘Ja, ze was onvoorbereid!’ zegt Beetee. Hij steekt zijn arm uit en geeft me een klopje op mijn hand. ‘Zullen we je dan maar gewoon alleen laten?’
Er wordt gelachen. Zelfs ik moet een beetje glimlachen.
‘Nou, dat is allemaal leuk en aardig, maar daar hebben we natuurlijk weinig aan,’ zegt Fulvia chagrijnig. ‘Hier in 13 zal ze helaas niet vaak de kans krijgen om zo te schitteren. Dus tenzij je wilde voorstellen om haar midden in een gevecht te gooien…’
‘Dat is precíés wat ik wilde voorstellen,’ zegt Haymitch. ‘Zet haar midden in het strijdgewoel en laat de camera’s maar draaien.’
‘Maar iedereen denkt dat ze zwanger is,’ merkt Gale op.
‘We kunnen het nieuws verspreiden dat ze haar baby heeft verloren door de elektrische schok in de arena,’ antwoordt Plutarch. ‘Heel verdrietig. Erg akelig allemaal.’
Het idee om mij te laten vechten is behoorlijk controversieel, maar Haymitch heeft sterke argumenten. Als ik alleen goed presteer in situaties uit het echte leven, dan moet ik me dus in dat soort situaties begeven. ‘Als we met haar repeteren of haar bepaalde zinnen laten zeggen, wordt het resultaat nooit echt goed. Het moet uit haarzelf komen. Daar reageren de mensen op.’
‘Zelfs als we voorzichtig zijn kunnen we haar veiligheid niet garanderen,’ zegt Boggs. ‘Ze zal een doelwit vormen voor elke…’
‘Ik wíl gaan,’ onderbreek ik hem. ‘Hier hebben de rebellen niets aan me.’
‘En als je omkomt?’ vraagt Coin.
‘Dan moeten jullie ervoor zorgen dat je het filmt. Dat zullen jullie hoe dan ook kunnen gebruiken,’ zeg ik.
‘Goed dan,’ zegt Coin. ‘Maar laten we niet te hard van stapel lopen. We moeten de minst gevaarlijke situatie zien te vinden die wat spontaniteit bij jou teweeg kan brengen.’ Ze loopt door het Hoofdkwartier en kijkt peinzend naar de verlichte districtskaarten waarop de bewegingen van de oorlogstroepen te zien zijn. ‘Neem haar vanmiddag mee naar 8. Dat is vanochtend zwaar gebombardeerd, maar de aanval lijkt nu voorbij. Ik wil dat ze bewapend wordt en een team bodyguards meekrijgt. Cameraploeg op de grond. Haymitch, jij vliegt erboven en houdt contact met haar. En dan zien we wel wat er gebeurt. Zijn er nog opmerkingen?’
‘Haal die make-up van haar gezicht,’ zegt Dalton. Iedereen kijkt naar hem. ‘Ze is nog maar een meisje, en jullie veranderen haar in een vrouw van vijfendertig. Voelt niet goed. Als iets wat het Capitool zou doen.’
Als Coin de vergadering heeft gesloten, vraagt Haymitch aan haar of hij even onder vier ogen met me kan praten. De anderen gaan weg, behalve Gale, die onzeker naast me blijft dralen. ‘Maak je maar geen zorgen,’ zegt Haymitch tegen hem. ‘Ik ben degene die een bodyguard nodig heeft.’
‘Ga maar,’ zeg ik tegen Gale, en dat doet hij. Dan hoor ik alleen nog het gezoem van de apparatuur en het gebrom van het ventilatiesysteem.
Haymitch gaat tegenover me zitten. ‘We moeten weer samenwerken. Dus zeg het maar gewoon. Toe maar.’
Ik denk aan de gesnauwde, wrede woordenwisseling in de hovercraft. Aan de verbittering die daarop volgde. Maar ik zeg alleen: ‘Ik kan gewoon niet geloven dat je Peeta niet hebt gered.’
‘Dat weet ik,’ antwoordt hij.
Ik heb het gevoel dat er iets mist. En niet omdat hij zijn excuses niet heeft aangeboden. Maar omdat we een team vormden. We hadden afgesproken dat we Peeta zouden redden. Het was een dronken, onrealistische afspraak, in het holst van de nacht gemaakt, maar wel een afspraak. En heel diep vanbinnen weet ik dat we allebei gefaald hebben.
‘Jouw beurt,’ zeg ik.
‘Ik kan gewoon niet geloven dat je hem die nacht niet beter in de gaten hebt gehouden,’ zegt Haymitch.
Ik knik. Hij heeft gelijk. ‘Ik blijf het maar herkauwen in gedachten. Ik probeer te bedenken wat ik had kunnen doen om bij hem in de buurt te blijven zonder het verbond te verbreken. Maar ik kan nog steeds niets verzinnen.’
‘Je had geen andere keus. En als ik Plutarch die nacht had kunnen overtuigen om langer te wachten en Peeta ook te redden, was de hovercraft neergestort. We zijn nu al ternauwernood ontsnapt.’ Ik kijk Haymitch eindelijk aan. Laagogen. Grijs en diep, omlijst door de kringen van slapeloze nachten. ‘Hij is nog niet dood, Katniss.’
‘We doen nog mee.’ Ik probeer het optimistisch te zeggen, maar mijn stem slaat over.
‘We doen nog mee. En ik ben nog steeds je mentor.’ Haymitch wijst naar me met zijn stift. ‘Vergeet niet dat ik in de lucht zit als je eenmaal op de grond staat. Ik heb een beter overzicht, dus je doet wat ik zeg.’
‘Dat zullen we nog wel zien,’ antwoord ik.
Ik ga terug naar de kleedkamer en kijk hoe de strepen make-up door het putje spoelen terwijl ik mijn gezicht schoonboen. Het meisje in de spiegel ziet er onverzorgd uit met haar oneffen huid en vermoeide ogen, maar ze lijkt wel op míj. Ik ruk de armband los, zodat het lelijke litteken van de volgchip weer tevoorschijn komt. Zo. Dat ben ik ook.
Aangezien ik me in oorlogsgebied zal begeven helpt Beetee me met de wapenrusting die Cinna voor me heeft ontworpen. Een helm van een soort ineengevlochten metaal die zich strak om mijn hoofd sluit. Het materiaal is soepel, als stof, en kan ook als een capuchon naar achteren worden geklapt als ik hem niet de hele tijd op wil. Een vest om mijn belangrijkste organen extra te beschermen. Een klein wit oortje dat met een kabeltje aan mijn kraag vastzit. Beetee bevestigt een masker aan mijn riem, dat ik alleen hoef te dragen als er een gasaanval is. ‘Als je iemand zonder aanwijsbare reden in elkaar ziet zakken: meteen opzetten,’ zegt hij. Ten slotte bindt hij een koker met drie buizen pijlen erin op mijn rug. ‘Denk eraan: rechts, vuur. Links, bommen. Midden, gewoon. Als het goed is heb je ze niet nodig, maar je weet maar nooit.’
Boggs neemt me mee naar de afdeling van de luchtmacht. Net als de lift er is, komt Finnick opeens helemaal geagiteerd naar me toe. ‘Katniss, ik mag niet mee! Ik heb gezegd dat ik me prima voel, maar ik mag niet eens mee in de hovercraft!’
Ik kijk naar Finnick – naar zijn blote benen in zijn sloffen die onder zijn ziekenhuishemd uitkomen, zijn ongekamde haar, het halfgeknoopte stuk touw dat hij om zijn vingers heeft geslagen, de verwilderde blik in zijn ogen – en weet dat ik kan smeken wat ik wil, maar dat ik hem nooit mee zal kunnen krijgen. Dus sla ik met mijn vlakke hand tegen mijn voorhoofd en zeg: ‘O, helemaal vergeten. Die stomme hersenschudding ook. Ik moest nog zeggen dat je je bij Beetee moest melden, in de wapenopslag. Hij heeft een nieuwe drietand voor je ontworpen.’
Bij het woord ‘drietand’ lijkt de oude Finnick door te breken. ‘Echt? Wat kan-ie allemaal?’
‘Geen idee. Maar als het net zoiets is als mijn pijl en boog, dan vind je hem vast fantastisch,’ zeg ik. ‘Je moet er natuurlijk wel mee trainen.’
‘Ja. Natuurlijk. Dan ga ik maar gauw even kijken,’ zegt hij.
‘Finnick?’ zeg ik. ‘Misschien eerst een broek?’
Hij kijkt naar zijn benen alsof hij voor het eerst ziet wat hij aanheeft. Dan trekt hij in één zwiepende beweging zijn ziekenhuishemd uit, zodat hij alleen nog in zijn ondergoed staat. ‘Hoezo? Leidt dit,’ hij neemt een belachelijk uitdagende pose aan, ‘je af?’
Ik móét wel lachen, want het is grappig, en het is extra grappig omdat Boggs zo ongemakkelijk kijkt, en ik ben blij, want Finnick klinkt zowaar weer als de man die ik bij de Kwartskwelling heb ontmoet.
‘Ik ben ook maar een mens, Odair.’ Ik stap in voor de liftdeuren sluiten. ‘Sorry,’ zeg ik tegen Boggs.
‘Nergens voor nodig. Ik vond dat je dat… heel goed oploste,’ zegt hij. ‘Beter dan als ik hem had moeten arresteren in elk geval.’
‘Ja,’ zeg ik. Ik kijk hem even zijdelings aan. Hij is ergens halverwege de veertig, met grijs, kortgeschoren haar en blauwe ogen, en is onwaarschijnlijk sterk. Hij heeft vandaag twee keer iets gezegd wat de indruk wekte dat hij liever vrienden dan vijanden wil zijn. Misschien moet ik hem een kans geven. Maar hij lijkt zulke dikke maatjes met Coin…
Er klinken een paar harde klikken. De lift stopt even en gaat dan horizontaal naar links verder. ‘Gaat hij ook opzij?’ vraag ik.
‘Ja. Er is een heel netwerk van liftschachten onder 13,’ antwoordt hij. ‘Deze ligt vlak boven de transportspaak naar het vijfde luchtbrugplatform. Hij brengt ons naar de hangar.’
De hangar. De kerkers. Het defensiecentrum. Een plek waar voedsel wordt verbouwd. Energie wordt opgewekt. Lucht en water worden gezuiverd. ‘13 is nog groter dan ik dacht.’
‘Daar hebben wij weinig aan gedaan,’ zegt Boggs. ‘We hebben de boel praktisch geërfd. We kunnen het met moeite draaiende houden.’
Weer geklik. We zakken even naar beneden – een paar verdiepingen maar – en dan gaan de deuren open naar de Hangar.
‘O,’ ontglipt me onwillekeurig als ik de luchtvloot zie. Hovercrafts, de ene rij na de andere, en allerlei verschillende types. ‘Hebben jullie die ook geërfd?’
‘Sommige hebben we zelf gebouwd. Andere waren van de luchtmacht van het Capitool. Ze zijn natuurlijk wel gemoderniseerd,’ zegt Boggs.
Opnieuw voel ik een vlaag van haat jegens 13. ‘Dus jullie hadden al deze dingen en lieten de rest van de districten gewoon stikken?’
‘Zo simpel is het niet,’ werpt hij tegen. ‘Tot voor kort waren we helemaal niet in staat om in de tegenaanval te gaan. We konden nauwelijks overleven. Toen we de Capitoolsoldaten verslagen en geëxecuteerd hadden, waren hier maar een paar inwoners die wisten hoe ze een hovercraft moesten besturen. We hadden het Capitool met kernbommen kunnen bestoken, dat is waar. Maar de grote vraag blijft altijd: als we zo’n oorlog aangaan met het Capitool, blijven er dan uiteindelijk nog wel mensen over?’
‘Dat klinkt als wat Peeta zei. En toen noemden jullie hem allemaal een verrader,’ antwoord ik.
‘Omdat hij een staakt-het-vuren wilde,’ zegt Boggs. ‘Het is je ongetwijfeld opgevallen dat er van beide kanten nog geen kernwapens zijn ingezet. We doen het op de ouderwetse manier. Deze kant op, soldaat Everdeen.’ Hij wijst naar een van de kleinere hovercrafts.
Ik klim het trapje op en zie dat het vliegtuig al helemaal vol zit met de televisieploeg en apparatuur. Iedereen heeft de grijze soldatenoveralls van 13 aan, zelfs Haymitch, hoewel hij de kraag zo te zien veel te strak vindt.
Fulvia Cardew komt haastig naar me toe en slaakt een gefrustreerde kreet als ze mijn gewassen gezicht ziet. ‘Al dat werk voor niets. Jij kunt er niets aan doen, Katniss. Er zijn gewoon maar heel weinig mensen die van nature een camerageniek gezicht hebben. Zoals hij bijvoorbeeld.’ Ze grijpt Gale beet, die met Plutarch zit te praten, en draait hem naar ons toe. ‘Is hij niet knap?’
Gale ziet er waarschijnlijk inderdaad erg aantrekkelijk uit in het uniform. Maar we voelen ons allebei opgelaten door de vraag, gezien ons verleden. Ik probeer een gevat weerwoord te bedenken, maar dan zegt Boggs kortaf: ‘Nou, je kunt niet van ons verwachten dat we al te zeer onder de indruk zijn. Wij hebben net Finnick Odair in zijn onderbroek gezien.’ Ik besluit om mijn twijfels te laten varen en Boggs aardig te vinden.
Er wordt omgeroepen dat we zo gaan opstijgen en ik gesp mezelf vast in een stoel naast Gale, tegenover Haymitch en Plutarch. We zweven door een doolhof van tunnels dat uitkomt op een platform. Een liftachtig apparaat tilt de hovercraft langzaam omhoog. Plotseling zijn we buiten in een groot veld omringd door bomen, dan stijgen we op van het platform en worden we omhuld door wolken.
Nu alle hectiek die tot deze missie heeft geleid achter de rug is, besef ik dat ik geen idee heb wat me op deze tocht naar District 8 te wachten staat. Ik weet eigenlijk maar heel weinig over de actuele stand van zaken wat de oorlog betreft. Of wat er voor nodig zou zijn om te winnen. Of wat er zal gebeuren als we dat ook daadwerkelijk doen.
Plutarch probeert het in eenvoudige bewoordingen aan me uit te leggen. Ten eerste is elk district momenteel in oorlog met het Capitool, behalve District 2, dat altijd al een streepje voor had bij onze vijanden, ondanks het feit dat ze gewoon aan de Hongerspelen moesten deelnemen. Ze krijgen meer eten en hun leefomstandigheden zijn beter. Na de Donkere Dagen en de zogenaamde vernietiging van 13 is District 2 het nieuwe wapencentrum van het Capitool geworden, hoewel het publiekelijk gepresenteerd wordt als het steengroevendistrict, zoals 13 bekendstond om zijn grafietmijnen. District 2 produceert niet alleen wapentuig, ze trainen en leveren zelfs vredebewakers.
‘Wou je zeggen dat sommige vredebewakers geboren zijn in 2?’ vraag ik. ‘Ik dacht dat ze allemaal uit het Capitool kwamen.’
Plutarch knikt. ‘Het is ook de bedoeling dat je dat denkt. En sommigen komen ook echt uit het Capitool. Maar hun inwoneraantal is lang niet groot genoeg voor zo’n uitgebreide troepenmacht. Bovendien zijn de Capitoolburgers nauwelijks te porren voor een saai en sober leven in de districten. Een contract voor twintig jaar als vredebewaker, waarbij je niet mag trouwen en geen kinderen mag krijgen. Sommige mensen doen het voor de eer, anderen nemen de baan als alternatieve straf. Dan worden je schulden kwijtgescholden als je vredebewaker wordt, bijvoorbeeld. Er zitten heel veel mensen tot over hun oren in de schulden in het Capitool, maar niet iedereen is geschikt om soldaat te worden. Daarom wenden ze zich tot District 2 om de troepen aan te vullen. Mensen zien het als een manier om aan de armoede en een leven in de steengroeven te ontsnappen. Ze worden heel vechtlustig opgevoed. Je hebt zelf gezien hoe gretig hun kinderen zich aanbieden om tribuut te worden.’
Cato en Clove. Brutus en Enobaria. Ik heb hun gretigheid gezien, en hun bloeddorst ook. ‘Maar alle andere districten staan aan onze kant?’ vraag ik.
‘Ja. Het is de bedoeling dat we de districten één voor één overnemen en eindigen in District 2, om op die manier de bevoorrading van het Capitool af te snijden. Als het Capitool dan verzwakt is, vallen we het zelf binnen,’ zegt Plutarch. ‘Dat wordt weer een heel andere uitdaging. Maar dat komt wel als het zover is.’
‘Als we winnen, wie krijgt het dan voor het zeggen?’ vraagt Gale.
‘Iedereen,’ zegt Plutarch. ‘We vormen een republiek waarin de inwoners van alle districten en het Capitool hun eigen vertegenwoordigers kunnen kiezen die hun stem zullen laten horen in een centrale regering. Kijk niet zo wantrouwig – dat heeft al eerder gewerkt.’
‘In de boeken, ja,’ mompelt Haymitch.
‘In de geschiedenisboeken,’ zegt Plutarch. ‘En als onze voorouders het konden, dan kunnen wij het ook.’
Onze voorouders lijken me anders geen mensen om erg trots op te zijn. Ik bedoel, moet je nou toch eens kijken wat ze ons hebben nagelaten, met al die oorlogen en de planeet helemaal naar de knoppen. Het kon ze duidelijk niets schelen wat er met hun nageslacht zou gebeuren. Maar dat idee van een republiek klinkt in elk geval beter dan ons huidige regeringsstelsel.
‘En als we verliezen?’ vraag ik.
‘Als we verliezen?’ Plutarch kijkt naar de wolken en er speelt een ironisch glimlachje om zijn lippen. ‘Dan denk ik dat de Hongerspelen van volgend jaar onvergetelijk zullen worden. O, dat doet me er trouwens aan denken.’ Hij haalt een klein medicijnpotje uit zijn vest, schudt een aantal dieppaarse pillen op zijn handpalm en steekt ze ons toe. ‘We hebben ze “nachtschot” genoemd, ter ere van jou, Katniss. We kunnen het ons nu niet permitteren dat er rebellen worden gevangengenomen. Maar ik beloof dat het volkomen pijnloos zal zijn.’
Ik pak een van de capsules en weet vervolgens niet goed waar ik hem moet laten. Plutarch tikt op mijn schouder, aan de voorkant van mijn linkermouw. Ik kijk eens goed en zie een heel klein zakje waar de pil onzichtbaar in opgeborgen kan worden. Zelfs met vastgebonden handen zou ik mijn hoofd voorover kunnen buigen om de pil los te bijten.
Cinna, zo lijkt het, heeft overal aan gedacht.