Gezag
Het was een harde en neerslachtige vergadering, zelfs voor de Gesloten Raad. Het weer buiten de smalle vensters was somber en bewolkt, beloofde stormen maar bracht die niet en hulde de Witte Zaal in een kille schemering. Af en toe rammelden de oude vensters door zware windvlagen waar Jezal van opschrok en waardoor hij rilde in zijn met bont afgezette mantel.
De grimmige uitdrukking op de elf oude gezichten verwarmde zijn botten ook niet bepaald. Maarschalk Varuz was een en al opeengeklemde kaken en strenge vastberadenheid, schatmeester Hoff omklemde zijn beker als een drenkeling die zich aan het laatste wrakhout van zijn boot vasthoudt. Hoogrechter Marovia fronste zijn voorhoofd alsof hij op het punt stond de doodstraf uit te spreken over het hele gezelschap, inclusief zichzelf. Hoofdlector Sults dunne lip bleef doorlopend opgekruld terwijl zijn kille ogen van Bayaz naar Jezal naar Marovia gleden, en weer terug.
De Eerste van Magiërs zelf loerde langs de tafel. ‘De stand van zaken, alstublieft, maarschalk Varuz.’
‘De situatie, eerlijk gezegd, is grimmig. Adua is in alle staten. Misschien een derde van de bevolking is al gevlucht. De Gurkense blokkade betekent dat er nog maar weinig goederen op de markten belanden. Er is een avondklok ingesteld, maar sommige burgers grijpen alsnog de kans aan om te roven, stelen en rellen te schoppen terwijl het gezag elders bezig is.’
Marovia schudde zijn hoofd en zijn grijze baard zwaaide zachtjes heen en weer. ‘En die situatie zal naar verwachting alleen nog maar verslechteren terwijl de Gurken de stad verder naderen.’
‘Wat ze ook inderdaad doen,’ zei Varuz, ‘met een tempo van enkele mijlen per dag. We doen alles wat we kunnen om ze te dwarsbomen, maar nu onze middelen zo beperkt zijn… het is heel wel mogelijk dat ze binnen een week voor de poort staan.’
Er waren wat geschokte ademteugen, gefluisterde vloeken, nerveuze blikken opzij. ‘Zo snel al?’ Jezals stem sloeg enigszins over.
‘Ik vrees van wel, Majesteit.’
‘Hoeveel manschappen hebben de Gurken?’ vroeg Marovia.
‘De schattingen lopen uiteen. Op het moment echter…’ en Varuz zoog ongerust op zijn tanden, ‘lijkt het erop dat ze met minstens vijftigduizend man zijn.’
Daarop volgden nog meer scherpe ademteugen, niet in de laatste plaats van Jezal zelf. ‘Zo veel?’ fluisterde Halleck.
‘En er landen er nog elke dag duizenden in de buurt van Keln,’ vulde admiraal Reutzer aan, wat de stemming bepaald geen goed deed. ‘Nu het grootste deel van onze marine op weg is om het leger op te halen na hun noordelijke avontuur, kunnen we niets doen om ze tegen te houden.’
Jezal likte langs zijn lippen. De muren van de grote zaal leken steeds dichter naar hem toe te komen. ‘En onze troepen?’
Varuz en Reutzer keken elkaar even aan. ‘We hebben twee regimenten van de Koninklijke Lijfwacht, één met voetsoldaten en één met ruiters, een man of zesduizend in totaal. De Grijze Wacht, die de taak heeft de Agriont zelf te verdedigen, bestaat uit vierduizend man. De ridderherauten en ridderlijfwachten vormen een elite van een stuk of vijfhonderd. Daarnaast zijn er niet-strijdende soldaten – koks, verzorgers, smeden enzovoort – die in een noodgeval bewapend zouden kunnen worden…’
‘Dit komt daar wel voor in aanmerking, denk ik,’ merkte Bayaz op.
‘… misschien nog eens een paar duizend. De stadswacht zou van enig nut kunnen zijn, maar dat zijn amper beroepssoldaten.’
‘En de edelen?’ vroeg Marovia. ‘Waar is hun bijstand?’
‘Een paar van hen hebben mannen gestuurd,’ zei Varuz grimmig, ‘anderen alleen een spijtbetuiging. De meesten… dát niet eens.’
‘Ze wachten af.’ Hoff schudde zijn hoofd. ‘Brock heeft bekendgemaakt dat er Gurkens goud te verdienen valt voor degenen die hem helpen, en Gurkense genade voor degenen die ons bijstaan.’
‘Het is altijd al zo geweest,’ weeklaagde Torlichorm. ‘De edelen zijn alleen in hun eigen welzijn geïnteresseerd!’
‘Dan moeten we de wapenkamers openstellen,’ zei Bayaz, ‘en niet zuinig zijn op de inhoud daarvan. We moeten alle burgers bewapenen die een wapen vast kunnen houden. We moeten de arbeidersgilden bewapenen, en de ambachtsgilden, en de veteranenclubs. Zelfs de bedelaars in de goten moeten klaar zijn om te vechten.’
Allemaal goed en wel, nam Jezal aan, maar hij stond niet te springen om zijn leven toe te vertrouwen aan een legioen van bedelaars. ‘Wanneer keert maarschalk West terug met het leger?’
‘Als hij zijn bevelen gisteren heeft ontvangen, dan zal het zeker een maand duren voordat hij is ontscheept en klaar om ons te hulp te schieten.’
‘Wat betekent dat we enkele weken van belegering moeten doorstaan,’ mompelde Hoff hoofdschuddend. Hij boog zich dicht naar Jezal toe en sprak zachtjes in zijn oor, alsof ze schoolmeisjes waren die een geheimpje deelden. ‘Uwe Majesteit, het is misschien verstandig als u en uw Gesloten Raad de stad verlaten. Als we uw regeringszetel verder naar het noorden verplaatsen, ver weg van de Gurkense bestorming, waar de campagne in grotere veiligheid kan worden voortgezet. Naar Holsthorm, misschien, of…’
‘Geen sprake van,’ zei Bayaz streng.
Jezal kon niet ontkennen dat het idee zo zijn aantrekkelijkheid had. Het eiland Shabulyan leek hem op dat moment een ideale plek om zijn regeringszetel naartoe te verhuizen, maar Bayaz had gelijk. Harod de Grote zou niet hebben gepeinsd over terugtrekken, en helaas kon Jezal dat ook niet.
‘We vechten hier tegen de Gurken,’ zei hij.
‘Het was maar een suggestie,’ mompelde Hoff, ‘alleen maar uit voorzichtigheid.’
Bayaz overstemde hem. ‘Hoe staat de verdediging van de stad ervoor?’
‘We hebben in essentie drie concentrische verdedigingsringen. De Agriont zelf is uiteraard ons laatste bastion.’
‘Maar zover zal het niet komen, hè?’ zei Hoff grinnikend, al klonk het niet geheel overtuigd.
Varuz ging daar niet op in. ‘Arnaults Muur ligt daarachter, rondom het oudste en belangrijkste deel van de stad: de Agriont, de Middenweg, de grootste haven en de Vier Hoeken. Casamirs Muur is onze buitenste verdediging, zwakker, lager en een heel stuk langer dan Arnaults Muur. Er lopen kleinere muren tussen die twee, als de spaken van een wiel, die de buitenste ring van de stad onderverdelen in vijf districten. Die kunnen elk afzonderlijk worden afgesloten als ze mochten worden ingenomen door de vijand. Er zijn een paar woongemeenschappen buiten Casamirs Muur, maar die moeten onmiddellijk worden ontruimd.’
Bayaz zette zijn ellebogen op de rand van de tafel en verstrengelde zijn vlezige vingers. ‘Gezien het aantal en de kwaliteit van onze troepen zijn we er het best bij gediend de buitenste delen van de stad te evacueren en onze inspanningen te richten op de veel kortere en sterkere muur van Arnault. We kunnen achterhoedegevechten blijven leveren in de buitenste wijken, waar onze superieure kennis van de straten en gebouwen ons een voordeel biedt…’
‘Nee,’ zei Jezal.
Bayaz staarde hem broeierig aan. ‘Uwe Majesteit?’
Maar Jezal liet zich niet overbluffen. Het was hem al enige tijd duidelijk dat als hij zich op elk punt door de magiër liet aftroeven, hij nooit onder zijn laars vandaan zou komen. Hij had dan misschien een man zien ontploffen doordat Bayaz alleen maar naar hem keek, maar dat zou hij vast niet doen bij de koning van de Unie in aanwezigheid van zijn Gesloten Raad. Niet terwijl de Gurken hen in de nek hijgden.
‘Ik ben niet van plan het grootste deel van mijn hoofdstad zonder slag of stoot af te staan aan de oudste vijand van de Unie. We verdedigen Casamirs muur en vechten voor elke stap grond.’
Varuz keek naar Hoff, en de schatmeester trok zijn wenkbrauwen een heel klein stukje op. ‘Eh… natuurlijk, Majesteit. Elke stap.’ Er viel een onbehaaglijke stilte, en het ongenoegen van de Eerste van Magiërs hing even zwaar over de groep heen als de donderwolken boven de stad hingen.
‘Heeft mijn Inquisitie nog iets bij te dragen?’ vroeg Jezal schor, die zijn best deed om hen af te leiden.
Sults ogen schoten kil naar die van hem. ‘Natuurlijk, Majesteit. De Gurkense voorliefde voor intrige is alom bekend. We twijfelen er niet aan dat er al spionnen binnen de muren van Adua zijn. Misschien wel in de Agriont zelf. Alle burgers van Kantische afkomst worden nu opgepakt. Mijn inquisiteurs zijn dag en nacht aan het werk in het Huis van Vragen. Enkele spionnen hebben al bekend.’
Marovia snoof. ‘En moeten we dan maar aannemen dat de Gurkense voorliefde voor intrige zich niet uitstrekt tot het inhuren van blanke agenten?’
‘We zijn in oorlog!’ snauwde Sult met een dodelijke blik op de hoogrechter. ‘De soevereiniteit van onze natie staat op het spel! Dit is geen moment voor je gezeur over vrijheid, Marovia!’
‘Integendeel, dit is er het precies het moment voor!’
De twee oude mannen kibbelden verder, waardoor de gespannen zenuwuiteinden van de anderen nog verder rafelden. Bayaz was intussen achterovergezakt in zijn stoel en sloeg zijn armen over elkaar, kijkend naar Jezal met een uitdrukking van kalme overpeinzing die zo mogelijk nog angstaanjagender was dan zijn frons. Jezal voelde de zorgen steeds zwaarder op zich drukken. Hoe je deze toestand ook bekeek, het was heel goed mogelijk dat zijn bewind het kortste en rampzaligste in de geschiedenis van de Unie zou zijn.
‘Het spijt me dat ik u moest laten roepen, Majesteit,’ piepte Gorst met zijn meisjesachtige stemmetje.
‘Natuurlijk, natuurlijk.’ Jezals gepoetste laarshakken klikten kwaad om hen heen.
‘Ik kan niet alles doen.’
‘Natuurlijk niet.’
Jezal duwde de dubbele deuren met beide handen open. Terez zat met rechte rug in het midden van de vergulde kamer, en ze keek hem neerbuigend aan op die inmiddels gekmakend vertrouwde manier. Alsof hij een beestje in haar sla was. Enkele Styriaanse dames keken op, en gingen toen weer verder met hun werk. Er stonden kisten en koffers in de kamer, waar netjes kleding in werd gestopt. Het had er alle schijn van dat de koningin van de Unie van plan was de hoofdstad te verlaten, en zonder haar echtgenoot daar zelfs maar van op de hoogte te stellen.
Jezal knarste met zijn toch al pijnlijke tanden. Hij werd gefolterd door een ontrouwe Gesloten Raad, een ontrouwe Open Raad, en een ontrouwe bevolking. De giftige ontrouw van zijn vrouw was bijna onverdraaglijk. ‘Wat moet dit voorstellen, verdomme?’
‘Mijn hofdames en ik kunnen je toch niet helpen bij je oorlog tegen de keizer.’ Terez wendde haar perfecte hoofd soepel van hem af. ‘We keren terug naar Talins.’
‘Onmogelijk!’ snauwde Jezal. ‘Er komt een Gurkens leger van vele duizenden man op de stad af! Mijn mensen ontvluchten Adua in drommen, en degenen die er nog zijn kunnen ieder moment in regelrechte paniek uitbreken! Als je nu vertrekt, geef je daarmee helemaal het verkeerde signaal af! Ik kan het niet toestaan!’
‘Hare Majesteit is hier op generlei wijze bij betrokken!’ snauwde gravin Shalere, die over de gewreven vloer naar hem toe schreed.
Alsof Jezal al niet genoeg aan zijn hoofd had met de koningin zelf, moest hij nu ook nog bekvechten met haar hofdames. ‘Je vergeet je plaats,’ grauwde hij haar toe.
‘Jij bent degene die zijn plaats vergeet!’ Ze kwam met een verwrongen gezicht een stap naar hem toe. ‘Je vergeet dat je een bastaardzoon bent, en met littekens ook nog…’
De rug van Jezals hand kletste scherp over haar snerende mond, zodat ze met een onelegant gegorgel achteruit wankelde. Ze struikelde over haar jurk en belandde op de vloer, waarbij één schoen van haar voet vloog en in de hoek van de kamer terechtkwam.
‘Ik bén een koning, en dit is mijn eigen paleis. Ik laat me niet zo toespreken door een veredelde bediende.’ Zijn stemgeluid was vlak, kil en angstwekkend gezagvol. Het klonk amper als zijn eigen stem, maar van wie anders kon hij zijn? Hij was de enige man in de kamer. ‘Ik zie dat ik veel te grootmoedig jegens jullie ben geweest, en dat jullie mijn grootmoedigheid hebben aangezien voor zwakte.’ De elf dames staarden hem aan, en hun gevallen vriendin, die op de grond lag met haar hand tegen haar bloedende lip gedrukt. ‘Als jullie heksen deze onrustige kust willen verlaten, dan zal ik een overtocht voor jullie regelen en zelfs met een licht gemoed eigenhandig de roeiriemen bedienen. Maar jij, Majesteit, gaat nergens naartoe.’
Terez was opgesprongen van haar stoel en grauwde naar hem, met een verstijfd lichaam. ‘Jij harteloze bruut…’ begon ze.
‘We zouden het misschien allebei ontzettend graag anders willen zien,’ legde hij haar brullend het zwijgen op, ‘maar we zijn getrouwd! Het moment om bezwaren te maken tegen mijn afkomst, mijn persoon of enig ander facet van de situatie was vóórdat je koningin van de Unie werd! Je mag me minachten zo veel je wilt, Terez, maar jij… gaat… nergens… naartoe.’ Jezal wierp de met stomheid geslagen dames nog een dreigende blik toe, draaide zich op zijn gepoetste hakken om en beende de luchtige salon uit.
Verdomme, wat deed zijn hand pijn.