7
Dit is een detectiveroman.
Siobhan zei dat ik iets moest schrijven wat ik zelf zou willen lezen. Ik lees vooral boeken over wetenschap en wiskunde. Ik hou niet van echte romans. In echte romans zeggen mensen dingen als: “Ik ben geaderd met ijzer, met zilver en met vegen ordinair slijk. Ik kan me niet samentrekken tot de ferme vuist die gebald wordt door hen die geen prikkel nodig hebben.” *
≡ Ik vond dit boek in de bibliotheek in de stad toen ik een keer met moeder mee naar de stad mocht.
Wat betekent dit? Ik weet het niet. Vader ook niet. En Siobhan of meneer Jeavons ook niet. Ik heb het ze gevraagd.
Siobhan heeft lang blond haar en draagt een groene plastic bril. En meneer Jeavons ruikt naar zeep en draagt bruine schoenen die elk ongeveer 60 kleine ronde gaatjes hebben.
Maar ik hou wel van detectiveromans. Dus schrijf ik een detectiveroman.
In een detectiveroman moet iemand erachter zien te komen wie de moordenaar is en die dan pakken. Het is een puzzel. Als het een goede puzzel is, kun je hem soms voor het eind van het boek oplossen.
Siobhan zei dat het boek moest beginnen met iets wat meteen de aandacht trekt. Daarom ben ik met de hond begonnen. Ik ben ook met de hond begonnen omdat ik dat heb meegemaakt en ik het moeilijk vind om me dingen voor te stellen die ik niet heb meegemaakt.
Siobhan las de eerste bladzijde en zei dat het anders was. Ze zette dit woord tussen aanhalingstekens door die met haar wijs- en middelvingers in de lucht te maken. Ze zei dat het meestal mensen waren die in een detectiveroman werden vermoord. Ik zei dat er twee honden werden gedood in De hond van de Baskervilles, de hond uit de titel en de spaniël van James Mortimer, maar Siobhan zei dat die niet het slachtoffer van de moord waren, dat was sir Charles Baskerville. Dat kwam, zei ze, doordat lezers meer om mensen dan om honden gaven, dus als er in het boek een mens werd vermoord, zouden lezers willen doorlezen.
Ik zei dat ik wilde schrijven over iets wat echt was en dat ik wel mensen kende die gestorven waren maar geen mensen die vermoord waren. De vader van Edward van school, meneer Paulson, was bij het zweefvliegen verongelukt, maar dat was geen moord en ik kende hem ook niet echt. Ik zei ook dat ik om honden gaf omdat ze trouw en eerlijk waren, en dat sommige honden slimmer en interessanter waren dan sommige mensen. Steve bijvoorbeeld, die donderdags op school komt, moet geholpen worden met eten en zou niet eens een stok kunnen terugbrengen. Siobhan vroeg of ik dat niet tegen Steve z’n moeder wou zeggen.