23
Op het politiebureau moest ik de veters uit mijn schoenen halen en mijn zakken leegmaken bij de balie voor het geval ik iets bij me had waarmee ik mezelf kon doden of ontsnappen of een politieman aanvallen.
De brigadier achter de balie had heel behaarde handen en had zo erg op zijn nagels gebeten dat ze hadden gebloed.
Dit is wat ik in mijn zakken had:
1. Een zakmes met 13 functies, waaronder een draadstripper en een zaag en een tandenstoker en een pincet.
2. Een stukje touw.
3. Een stuk van een houten puzzel dat er zo uitzag:
4. 3 korrels rattenvoer voor Toby, mijn rat.
5. £1,47 (dit bestond uit een munt van 1 pond, een munt van 20 pence, twee van 10 pence, een van 5 pence en een van 2 pence).
6. Een rode paperclip.
7. Een huissleutel.
Ik droeg ook mijn horloge en ze wilden dat ik dat ook inleverde, maar ik zei dat ik mijn horloge om moest houden omdat ik precies moest weten hoe laat het was. En toen ze het probeerden af te pakken gilde ik en mocht ik het om houden.
Ze vroegen of ik familie had. Ik zei van wel. Ze vroegen wie dat was. Ik zei dat het vader was, maar dat moeder dood was. En ik zei dat het ook oom Terry was, maar dat die in Sunderland zat en de broer van vader was, en dat het ook mijn grootouders waren maar dat 3 van hen dood waren en dat oma Burton in een tehuis zat omdat ze dement was en dacht dat ik iemand op de televisie was.
Toen vroegen ze het telefoonnummer van vader.
Ik zei dat hij 2 nummers had, eentje thuis en eentje van een mobiele telefoon en ik gaf ze allebei.
Het was prettig in de politiecel. Het was bijna een perfecte kubus, 2 meter lang bij 2 meter breed bij 2 meter hoog. Er zat ongeveer 8 kubieke meter lucht in. Hij had een raampje met tralies en aan de overkant een metalen deur met vlak boven de grond een lang smal luik om bladen met eten de cel in te schuiven en wat hoger een luikje waardoor de politie naar binnen kon kijken om te zien of de gevangenen niet waren ontsnapt of zelfmoord hadden gepleegd. Ook was er een bankje met zachte bekleding.
Ik vroeg me af hoe ik zou ontsnappen als ik in een verhaal zat. Het zou niet meevallen omdat ik alleen maar m’n kleren had en m’n schoenen waar de veters uit waren.
Ik besloot dat het beste plan zou zijn om op een heel zonnige dag te wachten en dan m’n bril te gebruiken om het zonlicht op een stuk van m’n kleren te concentreren tot dat in brand vloog. Dan zou ik ontsnappen als ze de rook zagen en me uit de cel haalden. En als ze niets zagen kon ik op de kleren plassen en ze zo doven.
Ik vroeg me af of mevrouw Shears tegen de politie had gezegd dat ik Wellington had vermoord en of zij de gevangenis in zou gaan als de politie ontdekte dat ze had gelogen. Want als je leugens over mensen vertelt heet dat Laster.