113
Mijn geheugen is net een film. Daarom kan ik heel goed dingen onthouden, zoals de gesprekken die ik in dit boek heb opgeschreven, en wat de mensen droegen, en waar ze naar roken, want mijn geheugen heeft een reukspoor dat als een geluidsspoor is.
En als mensen me vragen of ik me iets bepaalds kan herinneren kan ik gewoon op Rewind en Fast Forward en Pause drukken zoals op een videorecorder, maar meer als een dvd want ik hoef niet eerst alles ertussenin terug te spoelen om bij een herinnering te komen van iets van lang geleden. En er zijn ook geen knoppen, want het gebeurt in mijn hoofd.
Als iemand tegen me zegt: “Christopher, vertel eens wat je moeder voor iemand was”, kan ik naar een heleboel verschillende momenten terugspoelen en zeggen wat ze toen voor iemand was.
Ik kan bijvoorbeeld terugspoelen naar de 4de juli 1992 toen ik 9 jaar was, wat een zaterdag was, en we waren op vakantie in Cornwall en ‘s-middags waren we op het strand in de plaats Polperro. En moeder droeg een korte broek van spijkerstof en een lichtblauw bikinibovenstukje en ze rookte sigaretten van het merk Consulate die naar menthol smaakten. En ze zwom niet, ze lag te zonnen op een handdoek met rode en paarse strepen en ze las een boek van Georgette Heyer dat Maskerade heette. En toen ze klaar was met zonnebaden ging ze het water in om te zwemmen en zei ze: “Jeetje-greetje, wat is het koud.” En ze zei dat ik ook moest komen zwemmen, maar ik hou niet van zwemmen want ik trek mijn kleren liever niet uit. En ze zei dat ik mijn broekspijpen gewoon moest oprollen en een eindje het water in lopen, dus dat deed ik. En ik bleef in het water staan. En moeder zei: “Kijk, het is heerlijk.” En ze sprong naar achteren en verdween onder water en ik dacht dat ze door een haai was opgegeten en ik gilde en ze dook weer uit het water op en kwam naar me toe en stak haar rechterhand op en spreidde haar vingers in een waaier en zei: “Kom op, Christopher, raak mijn hand aan. Vooruit. Hou op met gillen. Raak mijn hand aan. Luister naar me, Christopher. Je kunt het best.” En na een tijdje hield ik op met gillen en stak ik mijn linkerhand op en spreidde mijn vingers in een waaier en lieten we onze duim en vingers tegen elkaar komen. En moeder zei: “Rustig maar, Christopher. Rustig maar. Er zijn geen haaien in Cornwall”, en toen voelde ik me beter.
Alleen herinner ik me niets van voordat ik 4 was omdat ik toen nog niet op de goede manier naar de dingen keek, dus werden ze niet goed opgenomen.
En zo herken ik mensen als ik niet weet wie ze zijn: ik zie de kleren die ze dragen, of de wandelstok die ze hebben, of hun haar dat raar zit, of ze hebben een bepaald soort bril, of ze bewegen hun armen op een bepaalde manier, en dan doe ik een Search door mijn herinneringen om te zien of ik ze eerder heb ontmoet.
En zo weet ik ook wat ik in moeilijke situaties moet doen als ik het niet meer weet.
Bijvoorbeeld als mensen dingen zeggen die ik niet snap, zoals: “Ben je een haartje betoeterd”, of: “We lieten hem links liggen”, dan doe ik een Search om te zien of ik iemand dat weleens eerder heb horen zeggen.
En als iemand op school op de grond ligt, doe ik een Search door mijn geheugen om een plaatje te vinden van iemand die een epileptische aanval heeft en dan vergelijk ik dat plaatje met wat er vóór me gebeurt zodat ik kan besluiten of hij op de grond ligt omdat hij een spelletje doet, of dat hij slaapt, of dat hij een epileptische aanval heeft. En als hij een epileptische aanval heeft schuif ik alle meubels opzij zodat hij zijn hoofd niet stoot en trek ik mijn trui uit en leg die onder zijn hoofd en ga ik een leerkracht halen.
Andere mensen hebben ook plaatjes in hun hoofd. Maar die zijn anders want de plaatjes in mijn hoofd zijn allemaal plaatjes van dingen die echt zijn gebeurd. Maar andere mensen hebben plaatjes in hun hoofd van dingen die niet echt zijn en niet zijn gebeurd.
Bijvoorbeeld, moeder zei weleens: “Als ik niet met je vader was getrouwd zou ik denk ik op een boerderijtje in Zuid-Frankrijk wonen met een man die Jean heette. En hij zou, pakweg, een klusjesman daar uit de buurt zijn. Je weet wel, zo iemand die verft en behangt voor mensen, de tuin onderhoudt, schuttingen timmert. En dan zouden we een veranda hebben met overhangende takken van een vijgenboom en aan het eind van de tuin zou een veld met zonnebloemen staan en in de verte zag je een stadje en ‘s-avonds zaten we dan buiten en dronken we rode wijn en rookten Gauloises en keken we naar de zonsondergang.”
En Siobhan zei een keer dat ze haar ogen dichtdeed als ze zich somber of verdrietig voelde en zich voorstelde dat ze bij haar vriendin Elly in een huis op Cape Cod logeerde en dat ze samen vanuit Princetown met een boot de baai ingingen om naar de buitruggen te kijken en dan voelde ze zich rustig en vredig en gelukkig.
En soms als iemand dood is, zoals moeder, zeggen mensen: “Wat zou je tegen je moeder willen zeggen als ze hier nu was?” of: “Wat zou je moeder daarvan denken?” wat stom is want moeder is dood en je kunt niets zeggen tegen mensen die dood zijn en dode mensen kunnen niet denken.
En oma heeft ook plaatjes in haar hoofd, maar haar plaatjes zijn helemaal door de war, alsof iemand met de film heeft geknoeid en ze weet niet wat er in welke volgorde is gebeurd, dus denkt ze dat dode mensen nog leven en weet ze niet of iets in het echt is gebeurd of op de televisie.