VADERDAG

Moermansk, de Noordpoolcirkel

Het landschap van de Noordpool tussen Moermansk en Severmorsk was een onderzeeërkerkhof van de ooit zo machtige vloot van Rusland geworden. In de diverse inhammen en fjorden van de kustlijn lagen, helemaal of gedeeltelijk onder water, minstens een stuk of honderd kernonderzeeërs weg te roesten, met alleen hier en daar een waarschuwingsbord of een ronddolende patrouille om nieuwsgierige passanten te weren. ’s Nachts hoefde je niet bepaald je best te doen om de radioactieve gloed te zien of het gezoem te horen.

Een van die onderzeeërs was de Nikodim. Een twintig jaar oude Tyfoon, met roestige pijpen en een lekkende reactor. Niet bepaald een gezonde combinatie. Britva, de spil van de Mafiya, had zijn slippendragers opdracht gegeven uitgerekend op deze plaats Artemis Fowl senior uit te wisselen.

Mikhael Vassikin en Kamar waren helemaal niet blij met de situatie. Ze hadden al twee dagen in de vertrekken van de kapitein in een stapelbed gelegen en waren ervan overtuigd dat hun leven met de minuut korter werd.

Vassikin hoestte. ‘Hoor je dat. Ik rot weg vanbinnen. Dat komt door de straling, wat ik je brom.’

‘Het is helemaal een belachelijke onderneming,’ bromde Kamar. ‘Dat zoontje van Fowl is dertien. Dertien! Een kind nog. Hoe kan een kind nou vijf miljoen dollar bij elkaar krijgen? Waanzin.’

Vassikin ging rechtop in zijn stapelbed zitten. ‘Misschien ook niet. Ik heb verhalen over dat joch gehoord. Ze zeggen dat hij speciale gaven heeft.’

Kamar maakte een snuivend geluid. ‘Speciale gaven? Magie? Ach man, steek toch lekker je kop in die reactor. Oud wijf dat je bent.’

‘Nee, ik heb een contact bij Interpol. Ze hebben een lopend dossier over die jongen. Dertien jaar en dan al een lopend dossier? Ik ben zevenendertig, en ik heb nog steeds geen Interpoldossier.’ De Rus klonk teleurgesteld.

‘Een lopend dossier. Wat is daar zo magisch aan?’

‘Maar mijn contact zweert dat die Fowl over de hele wereld gezien is, op dezelfde dag. Op hetzelfde tijdstip.’

Kamar was niet onder de indruk. ‘Dat contact van jou is een nog grotere lafaard dan je zelf bent.’

‘Geloof maar waar je zin in hebt. Maar ik zal blij zijn als ik levend van deze vervloekte boot af kom. Of het nu linksom of rechtsom is.’

Kamar trok een bontmuts over zijn oren. ‘Oké. We gaan. Het is tijd.’

‘Eindelijk,’ verzuchtte Vassikin.

De twee mannen haalden de gevangene uit de hut ernaast. Ze waren niet bang dat hij een vluchtpoging zou ondernemen. Hij miste één been en hij had een kap over zijn hoofd. Vassikin zwaaide Fowl senior over zijn schouders en klom de trap op naar de commandotoren.

Kamar legde via de radio contact met de ondersteuning. Er zaten meer dan honderd criminelen tussen de versteende struiken en sneeuwbergen verscholen. Sigarettenpuntjes verlichtten als vuurvliegjes de nachtlucht.

‘Doe die sigaretten uit, stelletje idioten,’ siste hij over een open frequentie. ‘Het is bijna middernacht. Fowl kan hier elk moment verschijnen. En onthoud: er wordt niet geschoten tot ik het bevel geef. Dan schiet iedereen.’

Je kon het gesis bijna horen – honderd sigaretten werden in de sneeuw gedoofd. Honderd man. Het was een kostbare operatie. Maar niet meer dan een druppel in de oceaan, vergeleken met de twintig procent die Britva hun beloofd had.

Waar die Fowl junior ook vandaan kwam, hij zou in een dodelijk vuurgevecht verzeild raken. Er was geen uitweg, noch voor hem, noch voor zijn vader, en hij en Vassikin zaten veilig en wel in de stalen commandotoren.

Kamar grijnsde. Laat maar eens zien hoeveel magie je hebt, Irlanskii.

Holly nam het tafereel door de hogeresonantie-nachtkijker van haar helm op, met de blik van een doorgewinterde Opsporingsofficier. Butler moest het met een gewone verrekijker doen.

‘Hoeveel sigaretten heb jij geteld?’

‘Meer dan tachtig,’ antwoordde de kapitein. ‘Het kan wel een man of honderd zijn. Als je daartussen loopt, verlaat je het terrein in horizontale positie.’

Root knikte instemmend. Wat tactiek betrof, was het een nachtmerrie.

Ze hadden hun bivak opgezet aan de andere kant van het fjord, hoog op een schuin aflopende gletsjer. De Raad had hun zelfs toestemming voor vleugels gegeven, gezien de recente inspanningen van Artemis.

Foaly had de mailbox van Artemis’ computer leeggehaald en een bericht gevonden. Vijf miljoen Amerikaanse dollars. De Nikodim. Moermansk. De veertiende, middernacht. Het bericht was kort en ter zake. Wat viel er nog meer te zeggen? Ze hadden hun kans misgelopen Artemis senior te pakken te krijgen voordat hij naar het afzetpunt werd gebracht, en nu had de Mafiya de leiding.

Ze gingen om Butler heen staan, die met een laser-aanwijsstok een tekening in de sneeuw maakte.

‘Ik zou zeggen dat het doelwit hier, in de commandotoren, wordt vastgehouden. Om daar te komen moet je helemaal langs de onderzeeër lopen. In de directe omgeving houdt zich honderd man schuil. We hebben geen ondersteuning vanuit de lucht, geen satellietinformatie en een minimale hoeveelheid wapens.’ Butler zuchtte. ‘Het spijt me, Artemis. Ik weet gewoon niet hoe dit moet.’

Holly knielde neer om de tekening te bestuderen. ‘Een tijdsstop duurt dagen. We kunnen ook niet ons schild activeren, vanwege de straling, en er is geen enkele manier om zo dichtbij te komen dat we hen kunnen mesmeriseren.’

‘En de elfBI-wapens dan?’ vroeg Artemis, hoewel hij het antwoord al wist.

Root beet op een niet aangestoken sigaar. ‘Daar hebben we het al over gehad, Artemis. We hebben zo veel vuurwapens als je maar wilt, maar als we gaan schieten is je vader hun eerste doelwit. Dat is standaard bij een kidnapping.’

Artemis trok de elfBI-gevechtsparka dichter om zijn hals en staarde naar de schetsmatige tekening. ‘En als we hun het geld geven?’

Foaly had op een van zijn oude printers vijf miljoen dollar in kleine biljetten voor hen gedraaid. Hij had ze zelfs door een team vleugelelfen een beetje laten verfrommelen.

Butler schudde zijn hoofd. ‘Zo werken die lui niet. In leven is de heer Fowl een potentiële vijand. Hij moet dood.’

Artemis knikte langzaam. Er zat echt niets anders op. Hij zou het plan in werking moeten stellen dat hij in het shuttlestation van de Noordpool had zitten uitdenken.

‘Oké dan. Luister, iedereen,’ zei hij. ‘Ik heb een plan. Maar het zal wel een beetje extreem klinken.’

Mikhael Vassikins mobiele telefoon ging en sloeg de Noordpoolstilte aan diggelen. Vassikin viel bijna door het luik van de toren.

‘Da? Wat is er? Ik heb het druk.’

‘Met Fowl,’ zei een stem in accentloos Russisch, kouder dan een pakking van Noordpoolijs. ‘Het is middernacht. Ik ben er.’

Mikhael draaide zich om en tuurde de omgeving met zijn verrekijker af.

‘Hier? Waar dan? Ik zie niets.’

‘Ik ben anders heel dichtbij.’

‘Hoe ben je aan dit nummer gekomen?’

Door de speakers klonk een ratelend gegrinnik. Het geluid deed pijn aan Vassikins vullingen.

‘Ik ken iemand. Die heeft alle nummers.’

Mikhael haalde een paar keer diep adem om zichzelf te kalmeren. ‘Heb je het geld?’

‘Natuurlijk. Heb jij het pakket?’

‘Hier naast me.’

Weer dat kille gegrinnik. ‘Ik zie alleen maar een dikke imbeciel, een kleine rat en iemand met een kap over zijn hoofd. Dat kan iedereen wel zijn. Ik ga geen vijf miljoen betalen voor je neefje Yoeri.’

Vassikin dook onder de rand van de toren. ‘Fowl kan ons zien!’ siste hij naar Kamar. ‘Laag blijven.’

Kamar schoof naar de andere kant van de toren en legde verbinding met zijn mannen. ‘Hij is er. Fowl is er. Doorzoek het gebied.’

Vassikin hield de telefoon weer tegen zijn oor. ‘Kom maar hierheen om het te controleren. Dan zie je het snel genoeg.’

‘Ik kan het vanaf hier prima zien. Haal die kap eraf.’

Mikhael legde zijn hand over de telefoon. ‘Hij wil dat ik de kap eraf haal. Wat moet ik doen?’

Kamar zuchtte. Het werd nu wel heel duidelijk wie hier de hersens had. ‘Haal hem eraf. Wat maakt het uit? Ze zijn toch allebei binnen vijf minuten dood.’

‘Oké, Fowl. Ik haal de kap eraf. Het gezicht dat je zometeen te zien krijgt is dat van je vader.’ De grote Rus werkte de gevangene omhoog, hoog boven de rand van de commandotoren uit. Hij stak een arm omhoog en trok de ruwe juten kap eraf.

Aan de andere kant van de lijn hoorde hij dat er scherp ingeademd werd.

Door de filters van zijn geleende elfBI-helm kon Artemis de commandotoren zien alsof die zich op krap een meter afstand bevond. De kap ging eraf en hij hapte scherp naar lucht, of hij wilde of niet.

Het was zijn vader. Anders, dat wel. Maar niet zo dat hij hem niet herkende. Artemis Fowl de Eerste, geen enkele twijfel mogelijk.

‘Nou,’ zei de Rus in zijn oor. ‘Is hij het?’

Artemis deed zijn uiterste best zijn stem vast te laten klinken. ‘Ja,’ zei hij. ‘Hij is het. Gefeliciteerd. Jullie hebben een waardevol voorwerp in handen.’

In de commandotoren stak Vassikin zijn duimen naar zijn handlanger omhoog. ‘Hij is het,’ siste hij. ‘Het geld is voor ons.’

Kamar deelde zijn vertrouwen niet. Eerst het geld in handen, en dan viel er pas wat te vieren.

Butler zette het elfengeweer Verschot stevig in zijn standaard. Hij had het gekozen uit het wapenarsenaal van de elfBI. Vijftienhonderd meter. Geen eenvoudig schot. Maar er stond geen wind, en Foaly had hem een Scoop gegeven die zelf richtte, zodat hij dat niet hoefde te doen. Het kruisje bevond zich op de torso van Artemis Fowl senior.

Hij haalde adem. ‘Artemis. Weet je het zeker? Het is riskant.’

Artemis gaf geen antwoord, maar controleerde voor de honderdste keer of Holly zich wel op haar post bevond. Natuurlijk wist hij het niet zeker. Er konden wel een miljoen dingen verkeerd gaan met deze list, maar hij had toch geen keus?

Artemis knikte. Eén keer maar.

Butler vuurde.

Het schot trof Artemis senior in de schouder. Hij tolde rond en zakte over de geschrokken Vassikin heen.

De Rus brulde van walging en hees de bloedende Ier over de rand van de commandotoren. Artemis senior gleed langs de kiel en stortte door de broze ijslagen die aan de romp van de onderzeeër vastzaten.

‘Hij heeft hem neergeschoten,’ piepte de khuligany. ‘Die gek heeft zijn eigen vader neergeschoten.’

Kamar was met stomheid geslagen. ‘Idioot!’ brulde hij. ‘Je hebt net onze gijzelaar overboord gegooid!’ Hij tuurde in de zwarte wateren van de Noordpool. Rimpelingen in het water, meer was er van de Irlanskii niet over.

‘Ga hem maar halen, als je wilt,’ zei Vassikin nors.

‘Was hij dood?’

Zijn handlanger haalde zijn schouders op. ‘Zou kunnen. Hij bloedde wel erg. En als de kogel hem niet om zeep heeft geholpen, dan doet het water het wel. Hoe dan ook, het is niet onze schuld.’

Kamar vloekte flink. ‘Ik denk dat Britva daar heel anders over denkt.’

‘Britva,’ fluisterde Vassikin. Het enige wat de Menidzher begreep was geld. ‘O god. We zijn er geweest.’

De mobiele telefoon ratelde op het dek. De speaker trilde. Fowl was nog steeds aan de andere kant van de lijn.

Mikhael pakte de telefoon op alsof het een granaat was. ‘Fowl? Ben jij het?’

‘Ja,’ luidde het antwoord.

‘Gek die je bent! Wat ben je aan het doen? Je vader is zo goed als dood. Ik dacht dat we een deal hadden?’

‘Hebben we ook. Maar dan wel een nieuwe. Je kunt nog steeds geld verdienen vanavond.’

Mikhael kalmeerde en begon op te letten. Zou er dan toch een manier zijn om deze nachtmerrie te beëindigen?

‘Ik luister.’

‘Het laatste wat ik wil is dat mijn vader terugkomt en alles wat ik de afgelopen twee jaar heb opgebouwd weer kapotmaakt.’ Mikhael knikte. Daar kon hij in komen.

‘Vandaar dat hij dood moest. Ik wilde het zelf zien gebeuren, gewoon om het zeker te weten. Maar ik kan nog wel een kleinigheid voor jullie achterlaten.’

Mikhael kreeg bijna geen adem. ‘Een kleinigheid?’

‘Het losgeld. De volledige vijf miljoen.’

‘En waarom zou je dat doen?’

‘Jullie krijgen het geld; ik krijg een veilige aftocht. Redelijk of niet?’

‘Lijkt mij redelijk.’

‘Mooi. Kijk eens naar de andere kant van de baai, boven het fjord.’

Mikhael keek. Er brandde een seinfakkel, precies op de top van de gletsjer.

‘Aan de seinfakkel zit een attachékoffertje vastgebonden. De fakkel gaat over tien minuten uit. Ik zou maar zorgen dat je er voor die tijd bent. Anders kan het wel eens jaren duren voor je dat koffertje vindt.’

Mikhael nam niet eens de moeite de verbinding te verbreken. Hij liet de telefoon zo uit zijn handen vallen en begon te rennen. ‘Het geld,’ schreeuwde hij tegen Kamar. ‘Daarboven. Bij de seinfakkel.’

Kamar kwam binnen een fractie van een seconde achter hem aan, onderwijl instructies in de radio schreeuwend. Iemand moest bij het geld zien te komen. Wie interesseerde zich nu voor een verdrinkende Irlanskii als er vijf miljoen dollar te halen viel? Op het moment dat Artemis senior werd neergeschoten wees Root naar Holly. ‘Nu!’ beval hij.

Kapitein Short activeerde haar vleugels en stortte zich van de gletsjer af. Wat ze hier aan het doen waren was uiteraard tegen alle voorschriften, maar de Raad was heel soepel jegens Foaly nadat ze hem min of meer van verraad hadden beschuldigd. De enige voorwaarden waren dat de centaur zijn communicatielijn voortdurend open had staan en dat ieder lid van het gezelschap een verbrandingspakking met afstandsbediening bij zich had, zodat in geval van gevangenname of verwonding zij en al hun elfentechnologie vernietigd konden worden.

Holly volgde de gebeurtenissen in de onderzeeër door haar vizier. Ze zag de inslag op de schouder van Artemis senior, waardoor hij tegen de grootste van de twee Russen aan viel. In het bereik van haar vizier werd bloed waargenomen. Het was nog warm genoeg om door haar thermische scanner geregistreerd te worden. Holly moest toegeven: het zag er overtuigend uit. Misschien dat het plan van Artemis dan toch zou lukken. Misschien dat de Russen om de tuin geleid konden worden. Mensen zagen meestal immers wat ze wilden zien.

Maar toen ging het allemaal vreselijk verkeerd.

‘Hij ligt in het water!’ riep Holly door de microfoon van haar helm, en ze zette het gas voor de vleugels wagenwijd open. ‘Hij leeft, maar dat zal niet lang meer duren, tenzij we hem eruit krijgen.’

Ze zweefde stil over het glinsterende ijs, met haar armen voor haar borst om snelheid te winnen. Ze ging te snel voor waarneming door het menselijk oog. Ze kon wel een vogel zijn, of een zeeleeuw die in de golven opduikt. De onderzeeër doemde voor haar op.

De Russen waren de Tyfoon aan het verlaten. Ze klommen langs de ladder van de toren omlaag, waarbij hun voeten in de haast uitgleden. En aan wal, hetzelfde. Mannen die uit hun schuilplaats te voorschijn kwamen en door het bevroren struikgewas heen stormden. De commandant moest de seinfakkel ontstoken hebben. Die Moddermensen zouden helemaal uit hun dak gaan als ze hun dierbare geld vonden, om het vervolgens binnen tweeënzeventig uur te zien oplossen. Daarmee hebben ze net genoeg tijd om het bij hun baas af te leveren. Grote kans dat die helemaal niet blij zou zijn met verdwijnend geld.

Holly gleed langs de kiel van de onderzeeër. Door haar pak en haar helm was ze beschermd tegen de straling. Op het laatste moment trok ze omhoog, door de commandotoren van de noordelijke kust afgeschermd. Ze zette snel het gas open en zweefde boven het gat in het ijs waar de mens in gevallen was. De commandant praatte in haar oor, maar Holly gaf geen antwoord. Ze was bezig en had geen tijd om te praten.

Elfen hebben een bloedhekel aan kou. Echt een bloedhekel. Sommige zijn zo panisch voor lage temperaturen dat ze niet eens een ijsje willen eten. Het allerlaatste waar Holly nu zin in had was ook maar een teen in dat radioactieve water met een temperatuur van onder de nul te moeten steken. Maar ze had geen keus. ‘D’Arvit,’ vloekte ze, en ze dook het water in.

De microvezels van haar pak dempten de kou, maar konden hem niet helemaal weren. Holly wist dat de temperatuursdaling binnen een paar seconden haar reactievermogen zou vertragen en haar in een shock zou brengen.

Onder haar hing de bewusteloze mens, lijkbleek. Holly rommelde wat aan haar vleugelbesturing. Een fractie te veel gas en ze zou te diep gaan. Niet genoeg, en dan kon ze er niet bij. En bij deze temperatuur kreeg ze maar één kans.

Holly gaf gas. De motor zoemde één keer en ze schoot meteen tien vadems omlaag. Prima. Ze greep Fowl senior bij zijn middel en klikte hem snel aan haar Maanriem vast. Hij bleef daar slap hangen. Hij had een infuus toverkracht nodig, hoe eerder hoe beter.

Holly keek omhoog. Het leek wel of het gat in het ijs al aan het dichttrekken was. Kon er verder nog iets verkeerd gaan? De commandant schreeuwde in haar oor, maar ze sloot hem af en concentreerde zich op de terugtocht naar de wal.

IJskristallen vlochten zich als een spinnenweb over het gat. De oceaan leek vastbesloten hen op te eisen.

Dat dacht ik toch niet, dacht Holly, terwijl ze haar gehelmde hoofd naar de oppervlakte richtte en het gas zo ver als maar kon openzette. Ze gingen met een klap door het ijs heen, met een boogje door de lucht en belandden op de lattenvloer van het voordek van de onderzeeër.

Het gezicht van de mens had dezelfde kleur als het omringende landschap. Holly ging als een roofdier gehurkt op zijn borst zitten en stelde de wond bloot aan de nachtlucht. Er zat bloed op het dek, maar dat was van Artemis junior: ze hadden de dop van een Hydrosion-granaat gepeuterd en die voor de helft gevuld met bloed uit Artemis’ arm. Bij de inslag had de Sisser Artemis senior tegen de grond geslagen en de dieprode vloeistof was door de lucht gevlogen. Heel overtuigend. Dat hij daarna in het ijskoude water was gegooid, was natuurlijk niet volgens plan geweest.

De granaat had zijn huid niet geschonden, maar de heer Fowl was nog niet buiten levensgevaar. Op Holly’s thermische scanner was te zien dat zijn hartslag gevaarlijk langzaam en zwak was. Ze legde haar handen op zijn borst. ‘Genees,’ fluisterde ze. ‘Genees.’

En de toverkracht raasde door haar vingers.

Artemis kon Holly’s reddingspoging niet aanzien. Had hij wel juist gehandeld? En als de Hydrosion-granaat hem wel doorboord had? Kon hij zijn moeder dan ooit nog onder ogen komen?

‘O nee,’ zei Butler.

Artemis stond binnen een tel naast hem. ‘Wat is er?’

‘Je vader ligt in het water. Een van de Russen heeft hem erin gegooid.’

De jongen kreunde. Dat water was even dodelijk als een kogel. Hij was al bang geweest dat er zoiets zou gebeuren.

Root had de reddingspoging ook gevolgd. ‘Oké. Ze vliegt over het water. Kun je hem zien, Holly?’

Geen antwoord. Alleen maar ruis in zijn koptelefoon. ‘Status, kapitein? Geef antwoord.’

Niets.

‘Holly?’

Ze zegt niets omdat het te laat is, dacht Artemis. Ze kan niets doen om mijn vader te redden en het is allemaal mijn schuld.

Roots stem onderbrak zijn gedachten. ‘De Russen zijn aan het evacueren,’ zei hij. ‘Holly is nu bij de onderzeeër, boven het gat in het ijs. Ze gaat er nu in. Holly, wat heb je? Kom op, Holly. Zeg iets.’

Niets. Heel lang niets.

Toen brak Holly als een mechanische dolfijn door het ijs. Ze maakte even een boogje door de Noordpoolnacht en crashte toen op het dek van de Tyfoon.

‘Ze heeft je vader,’ zei de commandant.

Artemis deed de reservehelm van Opsporing op, en probeerde Holly’s stem als het ware uit de speakers te persen. Hij vergrootte het beeld op zijn vizier tot het was of hij zijn vader kon aanraken, en hij keek toe hoe Holly zich over zijn vaders borst boog en er stoten toverkracht door haar vingers schoten.

Na een paar tellen keek Holly op, recht in Artemis’ ogen, alsof ze wist dat hij keek. ‘Ik heb ’m,’ zei ze naar adem snakkend. ‘Eén levende Modderman. Hij ziet er niet fraai uit, maar hij ademt.’

Artemis zeeg neer op de grond – hij snikte van opluchting en zijn magere schouders schokten. Een volle minuut lang huilde hij. Toen was hij zichzelf weer.

‘Goed gedaan, kapitein. En nu wegwezen hier voor Foaly per ongeluk een van de ontbrandingspakkingen activeert.’

In het binnenste van de Aarde leunde de centaur van zijn communicatiepaneel achterover.

‘Breng me niet in de verleiding,’ grinnikte hij.