MET MOKKUL OP PATROUILLE
De lagere elementen, Westoever, Haven-Stad
Het traditionele beeld van een elf is er een van een klein, in een groen pak gestoken duivelskind. Dat is natuurlijk het beeld dat mensen ervan hebben. Elfen hebben zelf zo hun eigen stereotypen. Het Volk stelt zich de officieren van het Politie Opsporingsteam van de Lagere Elementen meestal voor als strijdlustige gnomen of opgezwollen elfen, die rechtstreeks uit hun elitaire opleidingsteams worden gerekruteerd.
Kapitein Holly Short voldoet aan geen van deze beschrijvingen. Zij zou waarschijnlijk wel de laatste zijn die je als lid van het elfBIteam zou aanwijzen. Als je haar beroep moest raden, dan zou je door haar katachtige houding en pezige spieren misschien aan een turnster of een professionele speleoloog denken. Maar kijk eens wat beter, voorbij dat mooie gezichtje, in haar ogen, en dan zie je zo’n vurige vastberadenheid dat je er op tien meter afstand een kaars mee zou kunnen aansteken, en een door de wol geverfde intelligentie die haar tot een van de meest gerespecteerde Opsporingsofficieren maakte.
Technisch gezien was Holly natuurlijk niet meer aan het Opsporingsteam verbonden. Sinds de affaire-Artemis Fowl, toen ze gevangen was genomen en er losgeld voor haar geëist was, was haar positie als de eerste vrouwelijke Opsporingsofficier opnieuw bekeken. De enige reden waarom ze op dit moment niet thuis haar varens stond water te geven, was omdat commandant Root gedreigd had zijn badge in te leveren als Holly geschorst werd. Root wist, ook al was men daar bij Binnenlandse Zaken niet van overtuigd, dat de ontvoering niet Holly’s schuld was geweest en dat het alleen maar aan haar snelle reactie te danken was dat er niemand gesneuveld was.
Maar de raadsleden waren niet erg geïnteresseerd in het verlies van een mensenleven. Die waren meer geïnteresseerd in het verlies van het elfengoud. En volgens hen had Holly hun een flinke hap uit het losgeldfonds van Opsporing gekost. Holly was bereid om naar boven de grond te vliegen en Artemis Fowl de strot dicht te knijpen tot hij het goud teruggaf, maar zo werkte het niet: in het Boek, de elfenbijbel, stond dat als een mens er eenmaal in was geslaagd een elf zijn goud afhandig te maken, hij dat goud dan ook mocht houden.
In plaats dat ze haar badge dus afnamen, had Binnenlandse Zaken erop gestaan dat Holly beginnerswerk ging doen, ergens waar ze geen kwaad kon. De keus viel, heel voor de hand liggend, op surveillance. Holly werd uitbesteed aan Douane en Accijns, in een wrakke shuttle gestopt en naar het rotsig aardoppervlak gepompt, met uitzicht op de schacht van een hogedruklift. Einde verhaal.
Daar komt bij dat de politie van de Lagere Elementen zich ernstig zorgen maakte over smokkelen. Het ging niet om de smokkelwaar zelf, die over het algemeen uit onschuldige rotzooi bestond: designzonnebrillen, dvd’s, cappuccinoapparaten enzovoort. Het ging om de manier waarop men deze spullen vergaarde.
De koboldbende B’wa Kell had het monopolie op de smokkelmarkt, en zij werden steeds brutaler in hun bovengrondse uitstapjes. Het gerucht ging zelfs dat de kobolds hun eigen vrachtshuttle gebouwd hadden, om hun expedities winstgevender te maken.
Het belangrijkste probleem was dat kobolds onbenullige wezens waren. Er hoefde er maar één zijn schild vergeten te activeren en dan zouden er van de satellieten naar alle nieuwszenders over de hele wereld koboldfoto’s stuiteren. Dan zouden de Lagere Elementen, de laatste Moddermensvrije zone van de planeet, ontdekt worden. Gezien de aard van de mens kon je er zeker van zijn dat er dan vervuiling, dagbouw en ontginning zouden volgen.
Dit betekende dat de arme zielen die bij Binnenlandse Zaken in een slecht blaadje stonden, maanden achtereen surveillancedienst hadden, en dat was dan ook de reden dat Holly nu op het rotsig aardoppervlak aan de ingang van een weinig gebruikte schacht gekluisterd zat.
E37 was een hogedruklift die in de binnenstad van Parijs uitkwam. De Franse hoofdstad was aangemerkt als een hoog-risicogebied, dus er werden zelden visa verstrekt. Alleen elfBI-zaken. Er was al tientallen jaren geen burger meer in de schacht geweest, maar toch moest hij vierentwintig uur per dag, zeven dagen per week bewaakt worden. Dat betekende dat er zes officieren met diensten van acht uur ingeschakeld waren.
Holly was met Mokkul Zwets als capsulemaatje opgescheept. Net als de meeste vleugelelfen dacht Mokkul dat hij een groenhuidig geschenk uit de hemel voor de vrouwtjes was, en was hij meer bezig met indruk op Holly maken dan met zijn werk.
‘Je ziet er goed uit vanavond, kapitein,’ luidde die avond de openingszin van Mokkul. ‘Heb je iets met je haar gedaan?’
Holly stelde het scherm wat scherper en vroeg zich af wat je in ’s hemelsnaam met een koppie kastanjebruin, gemillimeterd haar kon doen.
‘Concentreer je, soldaat. We kunnen elk moment tot onze nek in een vuurgevecht zitten.’
‘Dat durf ik te betwijfelen, kapitein. Het is hier zo stil als het graf. Ik ben dol op zulke opdrachten. Lekker rustig. Beetje patrouilleren.’
Holly nam het tafereel onder zich in ogenschouw. Zwets had gelijk. Toen men de schacht voor het publiek gesloten had, was de ooit zo levendige voorstad een spookstad geworden. Er stommelde alleen zo nu en dan een naar voedsel zoekende trol langs hun capsule. Als de trollen in een gebied hun territorium begonnen af te bakenen, wist je zeker dat het verlaten was.
‘Alleen jij en ik, kappie. En de avond is nog jong.’
‘Bek houden, Zwets. Hou je verstand erbij. Of is de rang van soldaat je nog niet laag genoeg?’
‘Ja, Holly, sorry, ik bedoel: jammeneer.’
Vleugelelfen. Allemaal hetzelfde. Geef een elf een stel vleugels en hij denkt dat hij onweerstaanbaar is.
Holly beet op haar lip. Ze hadden al genoeg goud van de belastingbetaler aan deze surveillance verspild. De hoge omes zouden het voor gezien moeten houden, maar dat weigerden ze. Surveillancedienst was een uitstekend middel om lastige officieren uit het openbaar te houden.
Desondanks was Holly vastbesloten dit werk naar beste kunnen te doen. Als het aan haar lag zou het tribunaal van Binnenlandse Zaken geen extra munitie in handen krijgen, die ze vervolgens naar haar zouden kunnen gooien.
Holly riep hun dagelijkse capsulechecklist op het plasmascherm op. De drukniveaumeters voor hun pneumatische klemmen stonden in groen afgebeeld. Nog genoeg gas om hun capsule daar nog vier lange, saaie weken te laten hangen.
Het volgende onderdeel van de lijst was de thermische beelden. ‘Mokkul, ik wil dat je een onderzoeksvlucht doet. We gaan thermische beelden maken.’
Zwets grijnsde. Vleugelelfen zijn dol op vliegen. ‘Oké, kapitein,’ zei hij, en bond een thermische scanstaaf op zijn borst vast.
Holly maakte een luik in de capsule open, Zwets dook eruit en vloog snel de schaduwen in. De staaf op zijn borst overspoelde het gebied onder hem met warmtegevoelige stralen. Holly riep het thermische scanprogramma op haar computer op. Het scherm wemelde van de vage beelden in diverse tinten grijs. Een levend wezen zou meteen herkenbaar zijn, zelfs achter een dikke rotslaag. Maar er was niets, alleen maar een paar vloekpadden en de staart van een trol die het scherm uit schuifelde.
De stem van Zwets kraakte door de speaker. ‘Hé, kapitein. Moet ik van dichterbij gaan kijken?’
Dat was de ellende met die draagbare scanners. Hoe verder je er vanaf was, hoe zwakker de stralen werden.
‘Oké, Mokkul. Nog één keer het hele gebied. Wees voorzichtig.’
‘Maak je geen zorgen, Holly. De Mokkul-man zorgt wel dat je hem heelhuids weer terugkrijgt.’
Holly haalde adem om een dreigend antwoord te geven, maar het weerwoord stokte in haar keel. Het scherm. Er bewoog iets. ‘Mokkul. Zie jij dat?’
‘Klopt, kappie. Ik heb hem, maar ik weet niet wat ik heb.’ Holly vergrootte een deel van het scherm uit. Op het tweede niveau bewogen zich twee wezens. Die wezens waren grijs. ‘Mokkul. Blijf op die positie. Blijf scannen.’
Grijs? Hoe konden grijze dingen nou bewegen? Grijs was dood. Geen warmte, zo koud als het graf. Maar toch…
‘Wees alert, soldaat Zwets. Het kan zijn dat we vijandige indringers hebben.’
Holly opende een verbinding met Politie Plaza. Foaly, de techneut van de elfBI, had ongetwijfeld in de cabine van de controlekamer hun videobeelden aanstaan. ‘Foaly. Zit je te kijken?’
‘Klopt, Holly,’ antwoordde de centaur. ‘Ik zet je net over op het grote scherm.’
‘Wat denk jij van die vormen? Bewegend grijs? Dat heb ik nog nooit gezien.’
‘Ik ook niet.’ Er volgde een korte stilte, onderbroken door het geklik van een toetsenbord. ‘Er zijn twee verklaringen mogelijk. Een: de apparatuur is kapot. Het kunnen fantoombeelden van een ander systeem zijn. Zoals een stoorzender op de radio.’
‘En de andere verklaring?’
‘Dat is zo krankzinnig dat ik het er eigenlijk niet eens over wil hebben.’
‘Doe me een lol, Foaly: heb het er wel over.’
‘Nou, het mag dan belachelijk klinken, maar het kan zijn dat iemand een manier heeft gevonden om mijn systeem plat te leggen.’
Holly trok bleek weg. Als Foaly die mogelijkheid al opperde, dan kon je er vergif op innemen dat het waar was. Ze onderbrak de centaur en richtte haar aandacht weer op soldaat Zwets. ‘Mokkul! Weg daar. Trek je terug! Trek je terug!’
De vleugelelf was veel te druk bezig met indruk maken op zijn mooie kapitein om zich de ernst van zijn situatie te realiseren. ‘Rustig, Holly. Ik ben een vleugelelf. Niemand kan een vleugelelf raken.’
En op dat moment schoot een projectiel door een raam in de schacht, en sloeg een gat ter grootte van een vuist in Mokkuls vleugel.
Holly stak een Neutrino 2000 in zijn holster en vaardigde door de communicatielijn van haar helm commando’s uit. ‘Code 14, herhaal: code 14. Elf geraakt. Elf geraakt. We worden beschoten. E37. Stuur tovenaarsarts en ondersteuning.’
Holly liet zich door het luik vallen en daalde neer op de tunnelvloer. Ze dook weg achter een standbeeld van Frond, de eerste elfenkoning. Mokkul lag op een berg aarde aan de andere kant van de laan. Het zag er niet best uit. De zijkant van zijn helm was ingeslagen door de onregelmatige resten van een lage muur, waardoor zijn communicatiesysteem helemaal uitgeschakeld was.
Ze moest snel bij hem zien te komen anders was hij er geweest. Vleugelelfen hebben maar beperkte genezingskansen. Ze konden een wrat wegtoveren, maar een gapende wond was te veel gevraagd.
‘Ik verbind je door met de commandant,’ zei Foaly’s stem in haar oor. ‘Standby.’
De knarsende klanken van commandant Root blaften over de luchtgolven. Hij klonk niet of hij in een opperbeste stemming was. Dat verbaasde haar niets.
‘Kapitein Short. Ik wil dat je op je post blijft tot de hulptroepen er zijn.’
‘Gaat niet lukken, commandant. Mokkul is geraakt. Ik moet bij hem zien te komen.’
‘Holly. Kapitein Kelp is over een paar minuten bij je. Blijf op je post. Ik herhaal: blijf op je post.’
Achter het vizier van haar helm knarste Holly gefrustreerd met haar tanden. Het scheelde niet veel of ze was uit de elfBI gezet, en dan nu dit. Om Mokkul te redden zou ze een direct bevel moeten negeren.
Root voelde haar twijfel. ‘Holly, luister naar me. Wat ze ook naar jullie schieten, het is wel door de vleugel van Zwets gegaan. Jouw elfBI-vest helpt niet. Dus blijf zitten waar je zit en wacht op kapitein Kelp.’
Kapitein Kelp. Waarschijnlijk de meest ijverige officier van de elfBI, en beroemd omdat hij bij zijn afstudeerplechtigheid de naam Trubbels had gekozen. Toch was er geen andere officier die Holly liever achter zich had als ze een deur door moest.
‘Het spijt me, meneer, maar ik kan niet wachten. Mokkul is in zijn vleugel geraakt. U weet wat dat betekent.’
Een vleugelelf in de vleugel schieten was net zoiets als een vogel neerschieten. Vleugels zijn het grootste orgaan van de vleugelelf, met daarin zeven belangrijke slagaderen. Bij een gat als dit waren er minstens drie gescheurd.
Commandant Root zuchtte. Door de speakers klonk dat als een atmosferische storing.
‘Oké, Holly. Maar blijf laag. Ik heb geen zin om vandaag een van mijn mensen te verliezen.’
Holly trok haar Neutrino 2000 uit zijn holster en schakelde hem op stand drie. Met sluipschutters nam ze geen enkel risico. Ervan uitgaand dat het kobolds waren uit de B’wa Kell-bende, dan waren ze op deze stand bij het eerste schot al op zijn minst acht uur buiten westen.
Ze trok haar benen onder zich en schoot vanachter het standbeeld vandaan. Onmiddellijk sloeg een kogelregen brokstukken uit het beeld.
Holly racete naar haar getroffen maatje, terwijl de projectielen haar als supersonische bijen om de oren zoefden. Over het algemeen mag je het slachtoffer in zo’n toestand absoluut niet verplaatsen, maar onder die kogelregen zat er niets anders op. Holly greep de soldaat bij zijn epauletten en trok hem achter een verroeste goederenshuttle.
Mokkul had er een hele tijd gelegen. Hij grijnsde zwakjes. ‘Je bent me komen halen, kappie. Ik wist wel dat je dat zou doen.’
Holly probeerde niet bezorgd te kijken. ‘Natuurlijk ben ik je komen halen, Mokkul. Nooit een man in de steek laten.’
‘Ik wist wel dat je geen weerstand aan me kon bieden,’ fluisterde hij. ‘Ik wist het wel.’ Toen deed hij zijn ogen dicht. Er was heel wat schade aangericht. Misschien wel te veel.
Holly concentreerde zich op de wond. Genees, dacht ze, en de magie kwam als miljoenen speldenprikjes in haar omhoog. Hij verspreidde zich door haar armen en stroomde naar haar vingers. Ze legde haar handen op Mokkuls wond. Blauwe vonken sprongen van haar vingers in het gat. De vonken speelden rond de wond en herstelden het verschroeide weefsel en vulden het bloed aan dat hij verloren was. De ademhaling van de vleugelelf werd rustiger en zijn wangen kregen weer een gezonde groene kleur.
Holly zuchtte. Het kwam weer goed met Mokkul. Hij zou met die vleugel waarschijnlijk geen expedities meer kunnen vliegen, maar hij zou wel blijven leven. Holly legde de bewusteloze vleugelelf voorzichtig op zijn zij om geen druk op de gewonde vleugel uit te oefenen. Maar nu die geheimzinnige grijze vormen. Holly schakelde haar wapen naar vier en rende zonder nog te aarzelen naar de ingang van de schacht.
Op je allereerste dag aan de elfBI-academie duwt een grote harige gnoom met een borstkas zo breed als die van een mannetjestrol iedere cadet tegen de muur en waarschuwt hem nooít tijdens een vuurgevecht een onbeveiligd gebouw binnen te vluchten. Hij zegt dit op een uiterst indringende toon. Hij herhaalt het elke dag, tot deze regel bij iedere cadet goed in het hoofd geprent is. Toch was dit precies wat kapitein Holly Short van het Opsporingsteam van de elfBI ging doen.
Ze blies de dubbele deuren van de terminal op en dook erdoorheen om onder een incheckbalie beschutting te zoeken. Minder dan vierhonderd jaar geleden was dit gebouw een en al bedrijvigheid geweest, vol toeristen die voor een bovengronds visum in de rij stonden. Parijs was ooit een heel populaire toeristische trekpleister geweest. Maar het lag voor de hand dat de mens de Franse hoofdstad voor zichzelf had opgeëist. De enige plek waar elfen zich veilig voelden was in Disneyland Parijs, waar niemand zich omdraaide om naar een klein wezentje te kijken, zelfs niet als dat groen was.
Holly activeerde een filter met bewegingssensor in haar helm en door het veiligheidspaneel van kwarts waar de balie van voorzien was, scande ze het gebouw. Als er iets bewoog, dan zou de helmcomputer dit automatisch met een oranje lichtkrans aangeven. Ze keek op, net op tijd om twee figuren met lange soepele bewegingen door een publieksgalerij naar de shuttlenis te zien lopen. Het waren beslist kobolds, die op handen en voeten waren gaan lopen om snelheid te winnen, en die een zweefwagentje achter zich aan trokken. Ze droegen pakken van een soort weerspiegelende folie, inclusief hoofdbedekking; dit was natuurlijk om de thermische sensoren te misleiden. Heel slim. Veel te slim voor kobolds.
Holly rende evenwijdig aan de kobolds mee, een verdieping lager. Om haar heen hingen oude reclameborden scheef in hun lijsten. ZONNEWENDEREIS, TWEE WEKEN. TWINTIG GRAM GOUD. KINDEREN ONDER DE TIEN GRATIS.
Ze sprong over het draaihekje, rende langs de veiligheidszone en de belastingvrije winkeltjes. De kobolds kwamen nu naar beneden en stonden met flapperende laarzen en handschoenen op een stilstaande roltrap. Eén van hen raakte in zijn haast zijn hoofddeksel kwijt. Hij was vrij groot voor een kobold, meer dan een meter lang. Zijn ooglidloze ogen draaiden rond van de paniek, en zijn gevorkte tong schoot omhoog om zijn pupillen vochtig te maken.
Kapitein Short vuurde onder het rennen een paar schoten af. Eén scheerde langs de rug van de dichtstbijzijnde kobold. Holly kreunde. Niet eens in de buurt van een zenuwcentrum. Maar dat hoefde ook niet. Die foliepakken hadden ook een nadeel. Ze geleidden neutrinoladingen. De lading verspreidde zich door het materiaal van het pak als hevige rimpels over een vijver. De kobold sprong een meter of twee de lucht in en viel toen, bewusteloos, over de roltrap naar omlaag. Het zweefkarretje raakte op drift en sloeg tegen een bagageband aan. Uit een kapotgeslagen krat rolden honderden kleine cilindrische voorwerpen.
Kobold nummer twee vuurde een stuk of tien schoten Holly’s kant op. Hij miste, deels omdat zijn armen helemaal schokkerig waren van de zenuwen. Maar ook omdat vuren vanuit de heup alleen in de film echt werkt. Holly probeerde met haar helmcamera een schermshot van zijn wapen te maken zodat de computer dat kon natrekken, maar er waren te veel trillingen.
De achtervolging zette zich door in de buizen en tot in de vertreknis zelf. Tot haar verbazing hoorde Holly het gezoem van koppelingscomputers. Er was hier toch geen elektriciteit? Als het goed was hadden de elfBI-ingenieurs de generatoren uitgeschakeld. Waarom was er dan elektriciteit?
Ze wist het antwoord al. Er was elektriciteit nodig om de monorail voor de shuttle en de vluchtcontrole te laten functioneren. Toen ze de hangar binnenging, werden haar verdenkingen bevestigd. De kobolds hadden een shuttle gebouwd!
Het was niet te geloven. Kobolds hadden in hun hersenen nauwelijks elektriciteit genoeg om een gloeilamp van tien watt te laten branden. Hoe konden ze dan in ’s hemelsnaam een shuttle bouwen? Maar toch stond hij daar, in het dok, als de ergste nachtmerrie van een verkoper van tweedehands shuttles. Alles aan het ding was minstens tien jaar oud, en de romp was een allegaartje van lasnaden en klinknagels.
Holly slikte haar verbazing weg en concentreerde zich op de achtervolging. De kobold was even blijven staan om een stel vleugels uit de laadruimte te pakken. Op dat moment had ze kunnen schieten, maar het was te riskant. Het zou haar niets verbazen als de op kernenergie lopende batterij van de shuttle alleen maar door een laagje lood werd geschermd.
De kobold benutte zijn voorsprong om in de toegangstunnel te springen. De monorail liep helemaal langs de geblakerde rots naar de massieve schacht. Deze schacht was een van de vele natuurlijke openingen waar de mantel en de korst van de Aarde mee doorzeefd waren. Magmastromen uit de gesmolten kern van de planeet kwamen met onregelmatige tussenpozen door deze schachten omhoog naar de oppervlakte. Als deze drukontladingen er niet waren geweest, dan zou de Aarde zichzelf al eonen geleden aan flarden geschud hebben. De elfBI had deze natuurlijke kracht gebruikt voor supersnelle lanceringen naar het aardoppervlak. Opsporingsofficieren gingen in tijden van nood in een titanium ei op de magmastoten naar boven. Als het om een wat meer ontspannen reisje ging, ontweken de shuttles de magmastoten en stegen ze op warmeluchtstromen op naar de diverse terminals overal ter wereld.
Holly ging langzamer lopen. De kobold kon nergens heen. Tenzij hij de schacht zelf in wilde vliegen, maar zo gek was niemand. Alles wat in een magmastoot terechtkwam, werd meteen tot subatomisch niveau geroosterd.
De ingang van de schacht doemde voor haar op. Gigantisch, en omgeven door koolzwarte rots.
Holly zette de stemversterker van de helm aan. ‘Zo kan ie wel,’ schreeuwde ze boven het geloei van de schachtwind uit. ‘Geef het maar op. Je gaat niet zonder science die schacht in.’
Science was de elfBI-term voor technische informatie. In dit geval betekende science de voorspelde tijdstippen van een magmastoot. Tot op een tiende van een seconde precies. Meestal dan.
De kobold bracht een vreemd geweer omhoog en dit keer nam hij de tijd om zorgvuldig te richten. De slagpin viel, maar wat dit wapen ook voor munitie had, het was op.
‘Dat is de ellende met niet-nucleaire wapens: die raken leeg,’ zei Holly hatelijk, daarmee beantwoordend aan de eeuwenoude traditie van pesterijen tijdens een vuurgevecht, hoewel haar knieën dreigden te bezwijken.
In reactie hierop hief de kobold het geweer in Holly’s richting. Het was een vreselijk slecht schot, vijf meter ernaast. Maar het fungeerde wel als afleidingsmanoeuvre. Het bendelid maakte van dit moment gebruik om zijn vleugels aan te zwengelen. Ze waren van een oud model: een rotatiemotor en een kapotte geluiddemper. Het gebrul van de motor vulde de tunnel.
Er klonk nog een ander gebrul, achter de vleugels. Een gebrul dat Holly goed kende van duizend geregistreerde vlieguren in de schachten. Er kwam een vuurstoot aan.
Holly dacht koortsachtig na. Als de kobolds er op de een of andere manier in waren geslaagd de terminal bij een elektriciteitsbron aan te sluiten, dan zouden alle veiligheidsfuncties geactiveerd zijn. Waaronder…
Kapitein Short draaide zich als een speer om, maar de kogelvrije deuren waren zich al aan het sluiten. Een thermische sensor in de schacht activeerde automatisch de vuurwerende blokkades. Wanneer er beneden een vuurstoot langskwam, sloten de deuren van twee meter dik staal de toegangstunnel van de rest van de terminal af. Ze zaten gevangen, en er zat een zuil van magma aan te komen. Niet dat die magma hen zou doden – er was niet veel overloop van de vuurstoten. Maar de gloeiend hete lucht zou hen tot dorre herfstblaadjes roosteren.
De kobold stond aan de rand van de tunnel, zich niet bewust van de op handen zijnde uitbarsting. Holly realiseerde zich dat het er niet om ging dat de voortvluchtige zo gek was dat hij de schacht in zou vliegen. Hij was gewoon stom.
Met een vrolijke zwaai en een knipoog wipte de kobold in de schacht, waarna hij snel steeg en uit het zicht verdween. Maar niet snel genoeg. Een zeven meter dikke straal kolkende lava wierp zich als een slang die lag te wachten op hem en slorpte hem helemaal op.
Holly verspilde geen minuut aan verdrietige gedachten. Ze had wel wat anders aan haar hoofd. ElfBI-pakken hadden thermische spiralen om de overtollige hitte af te voeren, maar dat zou in dit geval niet genoeg zijn. Binnen een paar seconden zou een muur van droge hitte hier naar binnen rollen en de temperatuur zo hoog doen oplopen dat de muren ervan zouden barsten.
Holly keek omhoog. Tegen het plafond van de tunnel zat nog een rij gepantserde oude tanks met koelvloeistof genageld. Ze schakelde haar wapen op de hoogste stand en begon schoten in de buik van de tanks te boren. Dit was niet het moment voor fijnzinnigheid.
De tanks deukten in en sprongen, waardoor ranzige lucht en een paar straaltjes koelvloeistof naar buiten kwamen. Dat had geen zin. Die waren waarschijnlijk in de loop der eeuwen leeggelopen, en de kobolds hadden nooit de moeite genomen ze te vervangen. Maar er hing nog een andere, die niet geraakt was. Een zwart rechthoekig geval, heel anders dan de groene standaardmodellen van de elfBI. Holly ging er recht onder staan en vuurde.
Vijftienduizend liter met koelvloeistof gemengd water beukte op haar hoofd neer, en op precies hetzelfde moment sloeg een hittegolf vanuit de schacht naar binnen. Het was een vreemde sensatie: bijna tegelijkertijd bevroren en verbrand te worden. Holly voelde de blaren op haar schouders opzetten, om meteen door de waterdruk platgedrukt te worden. Kapitein Short werd op haar knieën gedwongen; haar longen snakten naar lucht. Maar ze kon geen adem halen, niet nu, en ze kon ook haar hand niet omhoog brengen om haar helmtank aan te zetten.
Na wat wel een eeuwigheid leek, hield het gebulder op, en toen Holly haar ogen opendeed zag ze een tunnel vol stoom. Ze activeerde de mistoplosser in haar vizier en ging rechtop staan. Het water stroomde van haar antiwrijvingspak. Ze maakte de verzegeling van haar helm los en zoog de tunnellucht diep in. Nog steeds warm, maar wel in te ademen.
Achter haar gleden de kogelvrije deuren open en kapitein Trubbels Kelp verscheen in het gat, samen met een rapidoreactieteam van de elfBI.
‘Mooie actie, kapitein.’
Holly gaf geen antwoord, aangezien ze te zeer in beslag genomen werd door het wapen dat de zojuist in rook opgegane kobold had laten liggen. Dit was het paradepaardje onder de geweren, bijna een halve meter lang, met een nachtkijker boven de loop bevestigd.
Holly had aanvankelijk gedacht dat de B’wa Kell op de een of andere manier zelf hun wapens vervaardigden. Maar nu realiseerde ze zich dat de waarheid nog veel gevaarlijker was. Kapitein Short wrikte het geweer uit de half gesmolten rots. Ze herkende het uit haar Geschiedenis van de Ordehandhaving van haar opleiding. Een oude Zachtneus-laser. Zachtneuzen waren al lang geleden verboden. Maar dat was nog niet het ergste. In plaats dat het geweer op elfenkracht liep, werd het geactiveerd door een menselijke alkaline AA-batterij.
‘Trubbels,’ riep ze. ‘Kom eens kijken.’
‘D’Arvit,’ fluisterde Kelp, die meteen naar de radioverbinding op zijn helm greep. ‘Ik wil een spoedverbinding met commandant Root. We hebben hier smokkelwaar Klasse A. Ja, Klasse A. Ik moet een volledig team techneuten hebben. Laat Foaly ook komen. Ik wil dat dit hele kwadrant gesloten wordt…’
Trubbels bleef bevelen spuien, maar die vervaagden in Holly’s oren tot een gebrom in de verte. De B’wa Kell dreven handel met de Moddermens. Mensen en kobolds werkten samen en reactiveerden verboden wapens. En als die wapens hier waren, hoe lang zou het dan duren voor de Moddermensen zouden volgen?
De hulp arriveerde kort daarop. Binnen een halfuur gonsden er zo veel halogeen spotlichten in E37 dat het net de première van een Golem-film leek.
Foaly zat naast de roltrap op zijn knieën de bewusteloze kobold te onderzoeken. Het was aan de centaur te danken dat de mens nog niet de ondergrondse verblijfplaatsen van het Volk had ontdekt. Foaly was een technisch genie, die bij alle belangrijke ontwikkelingen voorop had gelopen, van het voorspellen van vuurstoten tot de techniek die geheugens wist; elke ontdekking had hem minder respectvol en irritanter gemaakt. Maar het gerucht ging dat hij een zwakke plek had voor een bepaalde vrouwelijke Opsporingsofficier. De enige vrouwelijke Opsporingsofficier zelfs.
‘Goed gedaan, Holly,’ zei hij, terwijl hij over het weerspiegelende pak van de kobold wreef. ‘Je hebt net een vuurgevecht met een kebab geleverd.’
‘Ja hoor, Foaly, leid de aandacht maar weer af van het feit dat de B’wa Kell jouw sensoren om de tuin hebben geleid.’
Foaly probeerde een van de helmen op te zetten. ‘De B’wa Kell niet. Vergeet het maar. Die zijn veel te stom. Kobolds hebben gewoon geen hersencapaciteit. Dit is van menselijke makelij.’
Holly maakte een snuivend geluid. ‘En hoe weet jij dat zo zeker? Herken je het stiksel?’
‘Nee,’ antwoordde Foaly, terwijl hij de helm naar Holly gooide. Holly las het etiket. ‘Made in Germany.’
‘Dan lijkt dit me een brandwerend pak. Het materiaal houdt de warmte zowel buiten als binnen. Dit is een ernstige zaak, Holly. We hebben het niet over een stelletje designhemden en een krat chocoladerepen. Een mens is samen met de B’wa Kell behoorlijk aan het smokkelen.’
Foaly deed een stap opzij om de technische dienst bij hun gevangene te laten. De techneuten zouden de bewusteloze kobold met een onder de huid aangebracht slaapmiddel merken. Het slaapmiddel bevatte microcapsules met een kalmerend middel en een piepklein ontstekingsmechanisme. Zodra een misdadiger gemerkt was, kon hij, als de elfBI ontdekte dat hij bij een illegale situatie betrokken was, door de computer buiten westen geslagen worden.
‘Je weet toch wel wie hier hoogstwaarschijnlijk achter zit, hè?’ zei Holly.
Foaly rolde met zijn ogen. ‘Kom, laat me raden. De aartsvijand van kapitein Short: jongeheer Artemis Fowl.’
‘Ja, wie anders?’
‘Keuze genoeg. Het Volk is in de loop der jaren met duizenden Moddermensen in contact geweest.’
‘Je meent het,’ beet Holly terug. ‘En van hoeveel van hen is het geheugen níet gewist?’
Foaly deed of hij daarover nadacht en trok de foliemuts wat beter over zijn hoofd, die eventuele hersenen aftastende signalen moest afwenden die zijn kant op gericht konden zijn. ‘Drie,’ mompelde hij uiteindelijk.
‘Pardon?’
‘Drie, oké.’
‘Precies. Fowl en zijn gorilla’s. Artemis zit hier achter. Wat ik je brom.’
‘Dat zou jij maar al te graag willen, hè? Dan zou je eindelijk de kans krijgen je te wreken. Weet je nog wat er vorige keer gebeurd is toen de elfBI het tegen Artemis Fowl opnam?’
‘Dat weet ik nog. Maar dat was de vorige keer.’
Foaly grinnikte besmuikt. ‘Ik zou je eraan willen helpen herinneren dat hij nu dertien is.’
Holly’s hand zakte naar haar zoemstok. ‘Het interesseert me niet hoe oud hij is. Eén tik hiermee en hij slaapt als een roosje.’
Foaly knikte in de richting van de ingang. ‘Ik zou mijn krachten maar sparen als ik jou was. Die zul je nog hard nodig hebben.’
Holly volgde zijn blik. Commandant Julius Root kwam door de beveiligde zone aangebeend. Hoe meer hij zag, hoe roder zijn gezicht werd – vandaar ook zijn bijnaam: Bietenkop.
‘Commandant,’ begon Holly. ‘Dit moet u zien.’
Roots blik legde haar het zwijgen op. ‘Wat haal jij je in je hoofd?’
‘Wat bedoelt u, meneer?’
‘Bespaar me je onnozelheid. Ik zat de hele tijd in de controlekamer. Ik heb het allemaal op de videobeelden vanuit jouw helm gezien.’
‘O.’
‘Met “o” kom je er niet, kapitein!’ Roots gemillimeterde grijze haar trilde van de emotie. ‘Dit had een surveillance moeten zijn. Diverse ondersteuningsteams zaten op hun goed opgeleide kont te wachten tot je hen te hulp zou roepen. Maar nee, kapitein Short moest zonodig in haar eentje met de B’wa Kell afrekenen.’
‘Ik zat met een neergeschoten soldaat, meneer. Ik had geen keus.’
‘Wat deed Zwets daar om te beginnen?’
Voor het eerst sloeg Holly nu haar ogen neer. ‘Ik had hem naar buiten gestuurd om een thermische controle te doen, meneer. Gewoon volgens de voorschriften.’
Root knikte. ‘Ik heb net met de tovenaarsverpleger gesproken. Het komt wel weer goed met Zwets, maar vliegen kan hij verder vergeten. Er komt natuurlijk wel een tribunaal.’
‘Ja meneer. Begrepen.’
‘Ongetwijfeld een formaliteit, maar je weet hoe de Raad is.’
Holly kende de Raad maar al te goed. Ze zou de eerste elfBI-officier in de hele geschiedenis zijn die twee onderzoeken tegelijk naar zich had lopen.
‘Nou, hoe zit het met die Klasse A?’
Alle smokkelwaar was in een klasse ondergebracht. Klasse A was een code voor gevaarlijke menselijke technologie. Energiebronnen bij voorbeeld.
‘Deze kant op, meneer.’
Holly ging hun voor naar het achterste gedeelte van de onderhoudswerkplaats, naar de shuttlenis zelf. In de nis was een perspex koepel, met beperkte toegang, gebouwd. Holly duwde de bevroren flappen opzij.
‘Kijkt u maar. Dit is heel ernstig.’
Root bekeek het bewijsmateriaal. In de laadruimte stonden kratten met AA-batterijen. Holly nam een pak.
‘Staafbatterijen,’ zei ze. ‘Een veelgebruikte menselijke energiebron. Primitief, inefficiënt en een ramp voor het milieu. Er staan hier twaalf kratten van. Wie weet hoeveel er al in de tunnels zijn.’
Root was niet onder de indruk. ‘Sorry hoor, maar ik ben er niet kapot van. Een paar kobolds kunnen nu dus menselijke videospelletjes spelen. Nou en?’
Foaly’s blik was op de Zachtneus-laser van de kobold gevallen. ‘O nee!’ zei hij en hij controleerde het wapen.
‘Precies,’ zei Holly instemmend.
De commandant vond het maar niets dat hij niet in het gesprek werd betrokken.
‘O nee? Ik hoop dat je melodramatisch doet.’
‘Nee, baas,’ antwoordde de centaur, voor de verandering eens met sombere stem. ‘Dit is bloedserieus. De B’wa Kell gebruiken menselijke batterijen om de oude Zachtneus-lasers van energie te voorzien. Ze krijgen maar zes schoten per batterij. Maar geef elke kobold een zak vol batterijen, en dan heb je een heleboel schoten.’
‘Zachtneus-lasers? Die zijn al tientallen jaren geleden verboden. Zijn die dan niet allemaal gerecycled?’
Foaly knikte. ‘Naar alle waarschijnlijkheid wel. Mijn afdeling heeft er nog toezicht op gehouden dat ze allemaal zijn afgesmolten. Niet dat we het hoog op ons prioriteitenlijstje hadden staan. Ze werden van oorsprong door één enkele zonnecel van energie voorzien, met een levensduur van minder dan tien jaar. Klaarblijkelijk is iemand erin geslaagd er een paar uit de afgesloten recyclingruimte te smokkelen.’
‘Dat moeten er nogal wat geweest zijn, aan al deze batterijen te zien. Daar zat ik nou net op te wachten: kobolds met Zachtneuzen.’
De theorie achter de Zachtneus-techniek was dat er een remmer op het wapen zat, waardoor de laser zich met een tragere snelheid kon verplaatsen en het doelwit daadwerkelijk kon doorboren. Aanvankelijk was het wapen voor de mijnbouw ontwikkeld, maar het was al snel door een of andere hebzuchtige wapenfabrikant aangepast.
De Zachtneuzen werden verboden, om de voor de hand liggende reden dat deze wapens bedoeld waren om te doden en niet om iemand tijdelijk uit te schakelen. Zo nu en dan belandde er een in de handen van een bendelid. Maar dit zag er niet uit als kleinschalige zwartemarkthandel. Dit zag eruit of iemand iets heel groots aan het voorbereiden was.
‘Weet je wat hier zo zorgwekkend aan is?’ vroeg Foaly.
‘Nee,’ zei Root, met bedrieglijke kalmte. ‘Vertel jij mij nou eens wat hier zo zorgwekkend aan is.’
Foaly draaide het geweer om. ‘De manier waarop dit wapen is aangepast om op menselijke batterijen te kunnen lopen. Heel slim gedaan. Het is uitgesloten dat een kobold dit uitgedokterd heeft.’
‘Maar waarom zouden ze de Zachtneuzen aanpassen?’ vroeg de commandant. ‘Waarom gebruikten ze niet gewoon de oude zonnecellen?’
‘Die zonnecellen zijn heel zeldzaam. Die zijn hun gewicht in goud waard. Antiekhandelaren gebruiken ze om allerlei soorten oude instrumenten van energie te voorzien. En het is uitgesloten dat je een krachtbronnenfabriek bouwt zonder dat mijn sensoren de straling opvangen. Het is veel eenvoudiger ze gewoon van de mensen te stelen.’
Root stak een van zijn karakteristieke zwamsigaren op. ‘Ik wil van je horen dat dit het is. Ik wil horen dat er verder niets is.’
Holly’s blik schoot naar het achterste gedeelte van de hangar. Root zag het en werkte zich langs de kratten naar de provisorische shuttle in de koppelingsnis. De commandant klom in het voertuig.
‘En wat heeft dit te betekenen, Foaly?’
De centaur ging met zijn hand langs de romp van het schip. ‘Dit is verbazingwekkend. Ongelooflijk. Ze hebben van allemaal rotzooi een shuttle in elkaar geflanst. Het verbaast me dat dit ding van de grond komt.’
De commandant beet hard op zijn zwamsigaar. ‘Als je klaar bent met die kobolds te bewonderen, Foaly, dan kun je me misschien uitleggen hoe de B’wa Kell dit spul te pakken heeft kunnen krijgen. Ik dacht dat alle afgedankte shuttletechnologie vernietigd hoorde te worden.’
‘Dat dacht ik ook. Ik heb een aantal van deze spullen zelf uit de roulatie genomen. Deze startmotor aan stuurboord zat vroeger in E1, tot kapitein Short hem vorig jaar opgeblazen heeft. Ik weet nog dat ik de vernietigingsopdracht tekende.’
Root wachtte even en wierp Holly een verschrompelende blik toe.
‘Dus er weten niet alleen Zachtneus-lasers, maar ook shuttle-onderdelen aan de recycle-smeltovens te ontkomen. Zoek uit hoe die shuttle hier gekomen is. Haal hem stukje voor stukje uit elkaar. Ik wil dat ieder stukje ijzer wordt gelaserd op vingerafdrukken en DNA. Voer alle serienummers in het computersysteem in. Kijk of er gemeenschappelijke kenmerken zijn.’
Foaly knikte. ‘Goed idee. Ik zal er iemand op zetten.’
‘Nee, Foaly. Jíj gaat het doen. Dit heeft prioriteit. Laat je complottheorieën dus maar een paar dagen met rust, en zie erachter te komen welke elf deze rotzooi verkoopt.’
‘Maar, Julius,’ protesteerde Foaly. ‘Dat is iets voor een werkpaard.’
Root deed een stap naar hem toe. ‘Punt één: noem me geen Julius, burger. En punt twee: het lijkt mij meer iets voor een werkezel.’
Foaly zag dat er een ader in de slaap van de commandant klopte. ‘Begrepen,’ zei hij, terwijl hij een computer op handformaat uit zijn riem pakte. ‘Ik ga er meteen mee aan de slag.’
‘Dat zou ik maar doen. Goed, kapitein Short, wat heeft onze B’wa Kell-gevangene te zeggen?’
Holly haalde haar schouders op. ‘Niet veel, hij is nog steeds bewusteloos. Hij zal wel een paar weken roet ophoesten als hij bijkomt. Hoe dan ook, u weet hoe de B’wa Kell werkt. De soldaten krijgen niets te horen. Deze jongen is gewoon een pion. Jammer genoeg verbiedt het Boek ons dat we de mesmer op andere elfen gebruiken.’
‘Hmm,’ zei Root, en zijn gezicht gloeide rood op als het achterwerk van een baviaan. ‘Het is nog veel jammerder dat de Conventie van Atlantis de waarheidsserums heeft verboden. Anders konden we deze gevangene vol serum pompen tot hij als een dronken Modderman begon te bekennen.’ De commandant haalde een paar keer diep adem om te kalmeren voordat zijn hart het begaf. ‘We moeten er eerst achter zien te komen waar die batterijen vandaan komen, en of er nog meer van zijn in de Lagere Elementen.’
Holly haalde diep adem. ‘Ik heb een theorie, meneer.’
‘Ik wil het niet weten,’ kreunde Root. ‘Artemis Fowl zeker?’
‘Wie zou het anders kunnen zijn? Ik wist wel dat hij terug zou komen. Ik wist het wel.’
‘Je kent de regels, Holly. Hij heeft ons vorig jaar verslagen. Over en uit. Dat zegt het Boek erover.’
‘Ja, meneer, maar dat was een heel ander spel. Nieuw spel, nieuwe regels. Als Fowl die batterijen aan de B’wa Kell levert, dan kunnen we dat toch op zijn minst wel natrekken.’
Root dacht erover na. Als Fowl hierachter zat, zou alles heel ingewikkeld worden, en heel snel gaan.
‘Het idee dat we Fowl op zijn eigen terrein moeten ondervragen, staat me niet aan. Maar we kunnen hem niet hier naar beneden halen. Hij zou de druk onder de grond niet overleven.’
Holly was het er niet mee eens. ‘Niet als we hem in een beveiligde omgeving houden. De druk in de stad is geneutraliseerd. In de shuttles ook.’
‘Oké, ga maar,’ zei de commandant uiteindelijk. ‘Ga hem maar halen zodat we even kunnen babbelen. Neem die grote ook maar mee.’
‘Butler?’
‘Ja, Butler.’ Root wachtte even. ‘Maar bedenk wel: we gaan een paar scans doen, Holly, en meer niet. Ik wil niet dat je dit als een kans aangrijpt om een oude rekening te vereffenen.’
‘Nee, meneer. We houden het strikt zakelijk.’
‘Kan ik daarvan op aan?’
‘Ja, meneer. Erewoord.’
Root vermaalde de sigarenpeuk onder zijn hak. ‘Ik wil niet dat er vandaag nog iemand gewond raakt, zelfs Artemis Fowl niet.’
‘Begrepen.’
‘Nou ja,’ voegde de commandant eraan toe, ‘tenzij het natuurlijk echt niet anders kan.’