PAPA’S LIEVELINGETJE
Koboi Laboratoria, Oostoever, Haven-Stad
Koboi Laboratoria was uit de rots op de oostoever van Haven gehouwen. Het gebouw was acht verdiepingen hoog, aan vijf kanten omgeven door een kilometer graniet, met alleen toegang via de voorkant. De directie had de beveiliging aangescherpt, en zou je ook niet? De B’wa Kell hadden het immers met hun brandstichtingen vooral op Koboi gemunt. De Raad was zelfs zover gegaan dat het bedrijf speciale wapenvergunningen had gekregen – als Koboi eraan ging, ging het hele verdedigingsnetwerk van Haven-Stad eraan.
Elke B’wa Kell-kobold die Koboi Laboratoria zou proberen te bestormen, zou opgewacht worden door een elektrisch kanon, voorzien van een DNA-code, die de binnendringer eerst scande en dan pas neerschoot. Het gebouw kende geen blinde hoeken, geen schuilplaatsen. Het systeem was waterdicht.
Maar de kobolds hoefden zich daar niet druk over te maken. De verdediging van de laboratoria was in feite bedoeld om eventuele elfBI-officieren buiten te houden, die op het verkeerde moment kwamen rondneuzen. Opal Koboi was zelf degene die de koboldbende financierde. De aanvallen op Koboi waren in feite een rookgordijn om de verdenkingen van haar eigen persoonlijke handel en wandel af te leiden: het kleine elfje was het brein achter de batterijenoperatie en de verhoogde activiteit van de B’wa Kell. Nou ja, één van de breinen. Maar waarom zou iemand met een bijna onmetelijke rijkdom in ’s hemelsnaam iets met een tunnelbende van kobolds te maken willen hebben?
Sinds de dag van haar geboorte had men nooit al te veel van Opal Koboi verwacht. Ze werd geboren in een elfenfamilie met oud geld, op de Vorstenheuvel, en haar ouders zouden al heel blij zijn geweest als de jonge Opal alleen maar naar de privéschool was gegaan, een of andere suf diplomaatje kunstgeschiedenis had gehaald en met een geschikte vice-president was getrouwd.
Wat haar vader, Barbar Koboi, betrof, moest de ideale dochter matig intelligent, heel aantrekkelijk en natuurlijk heel volgzaam zijn. Maar Opal vertoonde niet de eigenschappen die Barbar wenselijk achtte. Toen ze tien maanden oud was kon ze al zonder hulp lopen; met anderhalf jaar had ze een vocabulaire van meer dan vijfhonderd woorden. Voor haar tweede verjaardag haalde ze haar eerste harde schijf uit elkaar.
Opal groeide op als een vroegrijp, koppig en mooi meisje. Een gevaarlijke combinatie. Barbar wist niet meer hoe vaak hij al met zijn dochter had geprobeerd te praten en haar had aangeraden de zaken maar aan de mannelijke elfen over te laten. Op een gegeven moment wilde Opal hem helemaal niet meer zien. Haar openlijke vijandigheid baarde hem zorgen.
Barbar had alle reden om bezorgd te zijn. Het eerste wat Opal deed toen ze op universiteit zat, was haar diploma kunstgeschiedenis terzijde schuiven in ruil voor de Broederschap van Ingenieurs, waar mannen de dienst uitmaakten. Ze had het diploma nog niet in haar zak of Opal begon een winkel waarmee ze recht tegen haar vader in ging. Er volgden al snel patenten: een motordemper die tevens dienst deed als energiestroomlijner, een 3D-amusementssysteem en natuurlijk haar specialiteit: de DubbelDeks-vleugelserie.
Toen Opal eenmaal het bedrijf van haar vader te gronde had gericht, begon ze vervolgens tegen bodemprijzen aandelen in dat bedrijf in te kopen, en voegde haar bedrijven toen samen onder de naam Koboi Laboratoria. Binnen vijf jaar had Koboi Laboratoria meer verdedigingscontracten dan welk ander bedrijf ook. Binnen tien jaar had Opal Koboi in haar eentje meer patenten op haar naam staan dan welke elf ook. Op de centaur Foaly na.
Maar nog was het niet genoeg. Opal Koboi verlangde naar het soort macht dat sinds de monarchie nooit meer door een elf uitgeoefend was. Gelukkig kende ze iemand die haar daar misschien bij kon helpen. Een gedesillusioneerde officier van de elfBI, en een klasgenootje uit haar studietijd. Een zekere Pico Knuppel…
Pico had alle reden om een hekel aan de elfBI te hebben; zij hadden immers toegestaan dat Julius Root hem ongestraft in het openbaar had vernederd. Maar dat niet alleen: na zijn rampzalige betrokkenheid bij de affaire-Artemis Fowl was hem ook nog het eikeltjesinsigne van de commandantsrang afgenomen.
Opal had alleen maar een waarheidspil in Knuppels drankje hoeven doen, in een van de wat deftigere eetgelegenheden van Haven. Tot haar grote vreugde merkte ze dat de verrukkelijk dronken Knuppel al een plan in gedachten had om de elfBI uit het zadel te helpen. Toevallig ook nog eens een ingenieus plan. Hij had alleen nog een handlanger nodig. Iemand met grote hoeveelheden goud en een veilig gebouw tot zijn beschikking. Tot haar genoegen was Opal van allebei voorzien.
Opal zat opgekruld, als een kat, in haar zweefstoel af te luisteren wat er allemaal in Politie Plaza gaande was, toen Knuppel het gebouw binnenkwam. Toen haar ingenieurs hun systeem aan het bijwerken waren, had ze mollencamera’s in het netwerk van de elfBI laten installeren. De eenheden werkten op precies dezelfde frequentie als de eigen surveillancecamera’s van Politie Plaza, en bovendien onttrokken ze hun energie aan de warmte die uit de optische vezels van de elfBI lekte. Volstrekt onnaspeurbaar.
‘En?’ vroeg Knuppel, met zijn gebruikelijke botheid.
Koboi nam niet eens de moeite zich om te draaien. Dat moest Pico wel zijn. Alleen bij hem was de benodigde toegangschip naar het heilige der heiligen, in de knokkel van zijn vinger geïmplanteerd.
‘Die laatste lading batterijen zijn we kwijt. Een routinematige patrouille van de elfBI. Pech gehad.’
‘D’Arvit!’ vloekte Knuppel. ‘Nou ja, maakt niet uit. We hebben genoeg in de opslag. En voor de elfBI zijn het toch alleen maar batterijen.’
Opal haalde diep adem. ‘De kobolds waren gewapend…’
‘Vertel mij wat.’
‘Met Zachtneuzen.’
Knuppel sloeg met zijn vuist op een werkblad. ‘Die idioten! Ik heb ze nog zo gewaarschuwd die wapens niet te gebruiken. Nu weet Julius dat er iets gaande is.’
‘Misschien weet hij het,’ zei Opal kalmerend. ‘Maar hij is niet bij machte ons tegen te houden. Tegen de tijd dat ze erachter zijn, is het al te laat.’
Knuppel glimlachte niet. Dat had hij al meer dan een jaar niet gedaan. In plaats daarvan werd zijn chagrijnige blik steeds erger.
‘Goed. Mijn tijd is bijna gekomen… Misschien hadden we die batterijen gewoon zelf moeten maken,’ mijmerde hij.
‘Nee. Alleen al het bouwen van een fabriek had ons twee jaar achterop geholpen, en er is geen enkele garantie dat Foaly hem niet ontdekt zou hebben. We hadden geen keus.’
Koboi draaide zich om zodat ze haar handlanger kon aankijken. ‘Je ziet er verschrikkelijk uit. Heb je die zalf wel gebruikt die ik je gegeven heb?’
Knuppel wreef voorzichtig over zijn hoofd. Het zat onder de gruwelijke bulten. ‘Hij werkt niet. Er zit cortison in. Daar ben ik allergisch voor.’
Knuppels huidaandoening was ongebruikelijk, misschien zelfs uniek. Het jaar daarvoor was hij tijdens de belegering van Huize Fowl door commandant Root met een kalmerend middel uitgeschakeld. Jammer genoeg had het middel slecht gereageerd op een paar geestverruimende stoffen waar de voormalige commandant mee had geëxperimenteerd. Knuppel had er een voorhoofd als smeltende pek aan overgehouden, plus een hangend oog. Lelijk én gedegradeerd: niet zo’n beste combinatie.
‘Je moet die steenpuisten laten doorprikken. Ik kan het bijna niet meer aanzien.’
Soms vergat Opal Koboi wel eens tegen wie ze het had. Pico Knuppel was niet de doorsnee slippendrager uit haar bedrijf. Heel rustig trok hij een op bestelling gemaakte Roodhalsrevolver en vuurde twee schoten in de luchtkussens van de zweefstoel. Het geval tolde rond over de gestippelde rubbertegels en kwam tot stilstand, waarbij Opal met gespreide armen en benen op een verzameling harde schijven belandde.
De geschoffeerde elfBI-elf pakte Opal bij haar puntige kin beet. ‘Je kunt er maar beter aan wennen, beste Opal. Want dit gezicht staat binnenkort op elk beeldscherm in deze planeet, én erop.’
Het kleine elfje krulde haar vingers op tot een vuist. Ze was niet gewend aan onderwerping, om nog maar te zwijgen over daadwerkelijk geweld. Maar op momenten als deze kon ze de razernij in Knuppels ogen zien. De drugs hadden meer dan alleen zijn magie en zijn knappe uiterlijk verwoest: ze hadden ook zijn geest verwoest.
Plotseling was hij zichzelf weer en hielp hij haar overeind alsof er niets was gebeurd.
‘Goed, liefje, het voortgangsverslag. De B’wa Kell willen bloed zien.’
Opal streek de voorkant van haar strakke pak glad. ‘Kapitein Short begeleidt de mens, Artemis Fowl, naar E37.’
‘Is Fowl er?’ riep Knuppel uit. ‘Natuurlijk! Ik had kunnen weten dat ze hem zouden verdenken. Geweldig! Onze menselijke slaaf, Luc Carrère, zorgt wel voor hem. Carrère is gemesmeriseerd. Díé kracht heb ik tenminste nog.’
Koboi deed bloedrode lippenstift op. ‘Als Carrère gevangengenomen wordt, kunnen we problemen krijgen.’
‘Maak je geen zorgen,’ verzekerde Knuppel haar. ‘Monsieur Carrère is al zo vaak gemesmeriseerd dat zijn geest leger is dan een gewiste schijf. Hij kan niets vertellen, ook al zou hij het willen. Bovendien, als hij eenmaal ons vuile werk opgeknapt heeft, zal de Franse politie hem in een fijne geluiddichte cel opsluiten.’
Opal giechelde. Voor iemand die nooit glimlachte had Knuppel een heerlijk gevoel voor humor.