TRUBBELS EN TRAMMELANT
Haven-Centrum
Het restaurant van Schoffels Schoffel Warenhuis was geen plek waar je graag kwam als het niet hoefde. De patat was vettig, het vlees van onbestemde herkomst en in de milkshakes zaten kraakbeenachtige brokken. Toch deed het restaurant uitstekende zaken, vooral tijdens de zonnewende.
Op precies dit moment had kapitein Trubbels Kelp bijna graag in het fastfoodrestaurant willen zijn en een rubberachtige hamburger naar binnen geworsteld, in plaats van buiten, waar hij laserstralen moest ontwijken. Bijna.
Nu Root er niet was, viel het veldcommando aan kapitein Kelp toe. Normaal gesproken zou hij van deze verantwoordelijkheid hebben genoten. Maar ja, normaal gesproken zou hij zich ook van vervoer en wapens hebben kunnen bedienen. Gelukkig konden ze nog communiceren.
Trubbels en zijn patrouille waren bezig verzamelplaatsen van de B’wa Kell overhoop te halen toen ze door een stuk of honderd leden van de reptielenbende in een hinderlaag gelokt werden. De kobolds hadden zich op de daken opgesteld, waardoor het elfBIteam in een dodelijk vuurgevecht van Zachtneuslasers en vuurballen terechtkwam. Knap staaltje denkwerk voor de B’wa Kell. De gemiddelde kobold vond gelijktijdig krabben en spugen al een hele opgaaf. Ze kregen hun bevelen vast van iemand anders.
Trubbels en een van zijn jongere korporaals zaten achter een fotohokje, terwijl de overige officiers erin geslaagd waren dekking te vinden in Schoffels restaurant.
Vooralsnog wisten ze de kobolds met verdovingspistolen en zoemstokken op afstand te houden. De verdovingspistolen hadden een bereik van tien meter en de zoemstokken dienden alleen voor handgemeen. Ze liepen allebei op elektrische batterijen en zouden op een gegeven moment leeg raken. Daarna moesten ze het met stenen en de blote vuist zien te klaren. Ze hadden niet eens het voordeel van hun schild, aangezien de B’wa Kell uitgerust waren met gevechtshelmen van de elfBI. Oudere modellen, dat wel, maar toch nog voorzien van een antischildfilter.
Een vuurbal vloog in een boog over het hokje heen en smolt voor hun voeten door het asfalt. De kobolds begonnen het te snappen. Relatief gesproken dan. In plaats dat ze door het hokje heen probeerden te schieten, gooiden ze de projectielen er nu in een boogje overheen. De tijd drong.
Trubbels tikte tegen zijn microfoon. ‘Kelp hier. Iets bekend over de wapens?’
‘Niets, kapitein,’ luidde het antwoord. ‘Een heleboel officieren hebben niets om mee te schieten, behalve hun vingers. We zijn de oude elektrische wapens aan het opladen, maar dat duurt minimaal acht uur. Er liggen een paar harnassen bij Opsporing. Die laat ik met vliegende spoed naar u toe brengen. Vijf minuten. Hooguit.’
‘D’Arvit,’ vloekte de kapitein. Ze moesten hier weg. Dit hokje kon ieder moment in elkaar donderen, en dan waren ze wel een erg gemakkelijk doelwit voor het koboldvuur. Naast hem zat de korporaal te bibberen van angst.
‘Godallemachtig,’ beet Trubbels hem toe. ‘Verman jezelf.’
‘Hou je bek,’ wierp zijn broer, Wurm, door zijn beverige lippen tegen. ‘Jij moest op mij passen. Heeft mammie zelf gezegd.’
Trubbels zwaaide dreigend met zijn vinger. ‘Als we dienst hebben is het kapitein Kelp, korporaal. En voor het geval het nog niet tot je was doorgedrongen: ik pas ook op je.’
‘O, dat noem jij op mij passen, hè?’ jammerde Wurm pruilerig. Trubbels wist niet wat hij nu erger vond, zijn kleine broertje of de kobolds.
‘Oké, Wurm. Dit hokje gaat het niet veel langer maken. We moeten een poging doen in het restaurant te komen. Begrepen?’
Wurms bevende lip trok plotseling helemaal strak. ‘Vergeet het maar. Ik blijf zitten waar ik zit. Je kunt me niet dwingen. Al moet ik hier de rest van mijn leven blijven zitten, mij maakt het niet uit.’
Trubbels deed zijn vizier omhoog. ‘Luister naar me. Luister. De rest van je leven gaat ongeveer dertig seconden duren. We moeten weg.’
‘Maar de kobolds dan, Trub–’
Kapitein Kelp greep zijn broer bij zijn schouders beet. ‘Maak je geen zorgen over die kobolds. Maak je maar zorgen over mijn voet onder jouw kont, zodra je ook maar één moment vertraagt.’
Wurm jammerde. Dat had hij al eerder meegemaakt. ‘Het komt toch wel goed, hè broer?’
Trubbels knipoogde. ‘Natuurlijk komt het goed. Ik ben toch de kapitein, of niet soms?’
Zijn broertje knikte en zijn lippen stonden al iets minder strak. ‘Mooi. Nu richt jij je neus op de deur en als ik het zeg, ga je. Begrepen?’
Nog meer geknik. Wurms kin wipte nog sneller op en neer dan de snavel van een specht.
‘Oké, korporaal. Attentie. Als ik het zeg…’
Weer een vuurbal. Dichterbij dit keer. Uit de rubberen schoenzolen van Trubbels steeg zwarte rook op. De kapitein stak zijn neus om het hoekje. Een laserschot leverde hem bijna een derde neusgat op. Een stalen reclamebord kwam de hoek om getold, dansend met de kracht van wel tien schoten. Foto Finish stond op het bord. Of Fot Finish, om precies te zijn. De ‘o’ was eruit geschoten. Niet laserproof dus. Maar ze zouden het ermee moeten doen.
Trubbels ving het ronddraaiende bord op en legde het over zijn schouders. Een harnas, min of meer. De elfBI-pakken waren gevoerd met microvezels die neutrinoschoten en zelfs geluidsschoten opvingen, maar Zachtneuzen waren al decennia lang niet meer onder de grond gebruikt, dus de pakken waren daar niet op berekend. Een schot zou door het elfBI-uniform heen gaan als door rijstpapier.
Hij porde zijn broer in de rug. ‘Klaar?’
Het was niet te zien of Wurm knikte of dat hij over zijn hele lichaam beefde.
Trubbels zette zijn benen recht onder zich neer en schikte het reclamebord om zijn borst en rug heen. Dat zou wel een paar schoten kunnen hebben. Daarna zou hij Wurm met zijn eigen lichaam moeten dekken.
Weer een vuurbal. Precies tussen hen en het restaurant in. Zometeen zou de vlam een gat in het asfalt geslagen hebben. Ze moesten nu gaan. Door het vuur heen.
‘Helm vergrendelen!’
‘Waarom?’
‘Doe het nou maar, korporaal.’
Wurm deed het. Je kon wel ruzie maken met een broer, maar niet met een bevelvoerend officier.
Trubbels legde een hand op Wurms rug en duwde. Hard. ‘Nu, nu, nu!’
Daar gingen ze, recht door de witte kern van de vlam heen. Trubbels hoorde de vezels in zijn pak springen in hun poging de hitte te weerstaan. Kokend teer zoog aan zijn laarzen en deed de rubberen zolen smelten.
En toen waren ze erdoorheen en stommelden ze naar de dubbele deuren. Trubbels krabde het teer van zijn vizier. Zijn mannen stonden te wachten, ineengedoken achter oproerschilden. Twee tovenaarsverpleegkundigen hadden hun handschoenen al uit, klaar om hulp te bieden.
Nog tien meter.
Ze renden door.
De kobolds hadden hen ontdekt. Een regen van geweersalvo’s floot door de lucht om hen heen en verpulverde wat er nog van de gevel van het restaurant over was. Trubbels dook met zijn kruin naar voren; een kogel drukte zich plat tegen zijn helm. Nog meer schoten. Lager nu. Een geconcentreerd salvo tussen zijn schouderbladen. Het reclamebord hield stand.
Door de inslag werd de kapitein als een vlieger van de grond getild, tegen zijn broer aan gekwakt, en werden ze allebei door de aan puin geschoten dubbele deuren gedragen. Daar werden ze onmiddellijk achter een muur van oproerschilden getrokken.
‘Wurm,’ zei kapitein Kelp, naar adem snakkend, door de pijn en het lawaai en het teer heen. ‘Is hij in orde?’
‘Hij maakt het goed,’ zei de oudste verpleegkundige, terwijl hij Trubbels op zijn buik rolde. ‘Uw rug zal morgen daarentegen een paar fraaie blauwe plekken vertonen.’
Kapitein Kelp wuifde de verpleger weg. ‘Nog iets van de commandant gehoord?’
De verpleger schudde zijn hoofd. ‘Niets. Root is vermist en Knuppel is als commandant aangesteld. Het ergste is wel dat ze beweren dat Foaly achter deze hele ellende zit.’
Trubbels trok wit weg, en dat kwam niet door de pijn in zijn rug. ‘Foaly! Dat bestaat niet.’
Trubbels beet gefrustreerd zijn tanden op elkaar. Foaly en de commandant. Hij had geen keus: hij moest het doen. Precies datgene waar zijn nachtmerries over gingen.
Kapitein Kelp werkte zich op een elleboog omhoog. De lucht boven hun hoofd gonsde van de Zachtneus-schoten. Nog even en dan werden ze volledig onder de voet gelopen. Het moest gebeuren.
Trubbels haalde diep adem. ‘Oké, mensen. Luister. Terugtrekken naar Politie Plaza.’
De manschappen bleven doodstil staan. Zelfs Wurm bleef midden in een snik hangen. Terugtrekken?
‘Jullie hebben me gehoord!’ grauwde Trubbels. ‘Terugtrekken. We kunnen de straten niet zonder wapens verdedigen. Ingerukt, mars!’
De elfBI schuifelde naar de dienstingang. Dat kenden ze niet: verliezen. Noem het terugtrekken, noem het een tactische manoeuvre, maar het was en bleef toch vluchten. En wie had gedacht dat dat bevel ooit uit de mond van Trubbels Kelp zou komen?
Noordpool, shuttlestation
Artemis en zijn medereizigers zochten dekking in het shuttlestation. Holly had de reis over Butlers schouder geslagen afgelegd. Ze had een paar minuten luidkeels geprotesteerd, tot de commandant haar het bevel gaf haar mond te houden.
‘Je hebt net een ingrijpende magische operatie ondergaan,’ legde hij uit. ‘Je moet je koest houden en je oefeningen doen.’ Het was van groot belang dat Holly het komende uur haar vinger voortdurend bewoog, om ervoor te zorgen dat de juiste pezen weer aan elkaar groeiden. Ze moest haar wijsvinger vooral zo bewegen als ze hem later wilde gebruiken, met name om een wapen te hanteren.
In de verlaten vertrekhal gingen ze dicht bij elkaar om een gloeikubus heen zitten.
‘Is er water?’ vroeg Holly. ‘Ik heb het gevoel dat ik uitgedroogd ben na die genezing.’
Root knipoogde – iets wat niet al te vaak gebeurde. ‘Ik zal je een trucje laten zien dat ik in het veld geleerd heb.’ Hij wipte een granaat met platte neus uit een klem aan zijn riem. Hij zag eruit of hij van perspex was gemaakt en met een heldere vloeistof was gevuld.
‘Daar valt niet veel uit te drinken,’ merkte Butler op.
‘Meer dan je denkt. Het is een Hydrosion-granaat: een miniatuurvuurdover. Het water zit in een heel kleine ruimte samengeperst. Je gooit hem midden in het vuur, en dan draait de compressor door de klap om. Er wordt dan een halve liter water naar de vlammen geschoten. Dat is effectiever dan honderd liter water die je erop gooit. We noemen dit Sissers.’
‘Geweldig,’ zei Artemis droogjes. ‘Als jullie wapens te gebruiken waren.’
‘Niet nodig,’ zei Root, terwijl hij een groot mes tevoorschijn haalde. ‘Met de hand kan ook.’
Hij richtte de platte kant van de granaat naar de opening van een veldfles en wipte het deksel open. Een sissende straal spoot de fles in.
‘Kijk eens aan, kapitein. En nu wil ik nooit meer horen dat ik niet goed voor mijn officieren zorg.’
‘Slim,’ gaf Artemis toe.
‘En het mooie is,’ zei de commandant, die de lege Sisser in zijn zak stak, ‘dat je die dingen altijd nog een keer kunt gebruiken. Ik hoef hem alleen maar in een berg sneeuw te stoppen, en de compressor doet de rest, dus ik krijg niet eens Foaly op mijn nek voor het feit dat ik spullen verspil.’
Holly nam een lange slok, en er kwam al snel weer kleur op haar wangen.
‘Dus we zijn in de val gelokt door een schuttersteam van de B’wa Kell,’ zei ze mijmerend. ‘Wat betekent dat?’
‘Dat betekent dat jullie een lek hebben,’ zei Artemis, en hij hield zijn handen dicht bij de warmte van de kubus. ‘Ik had de indruk dat deze missie top secret was. Jullie Raad was niet eens op de hoogte. De enige die er niet bij is, is die centaur.’
Holly sprong op. ‘Foaly? Dat bestaat niet.’
Artemis hief zijn handen op. ‘Logica. Meer niet.’
‘Alles goed en wel,’ kwam de commandant tussenbeide, ‘maar het blijft gissen. We moeten onze situatie beoordelen. Hoe staan we ervoor, en wat weten we zeker?’
Butler knikte. De commandant was iemand naar zijn hart. Een soldaat.
Root gaf antwoord op zijn eigen vraag. ‘We hebben nog steeds de shuttle, vooropgesteld dat die niet afgeluisterd wordt. En we hebben een kast vol proviand. Voornamelijk Atlanteaans voedsel, dus jullie kunnen maar beter zorgen dat je aan vis en inktvis went.’
‘En wat weten we?’
Artemis nam het over. ‘We weten dat de kobolds een informatiebron bij de elfBI hebben. We weten ook dat als ze geprobeerd hebben het hoofd van de elfBI, commandant Root, uit te schakelen, ze het ook op het lichaam gemunt hebben. Hun beste kans op succes zou zijn als ze beide aanvallen tegelijk inzetten.’
Holly beet op haar lip. ‘Dus dat betekent…’
‘Dat betekent dat er onder de grond waarschijnlijk een revolutie gaande is.’
‘De B’wa Kell tegen de elfBI?’ zei Holly spottend. ‘Geen punt.’ ‘Dat mag normaal gesproken waar zijn,’ zei Artemis, ‘maar als jullie wapens het niet doen…’
‘Dan doen die van hen het ook niet,’ vulde Root aan. ‘In theorie dan.’
Artemis ging dichter bij de gloeikubus zitten. ‘In het slechtste geval luidt het scenario als volgt: Haven is veroverd door de B’wa Kell en de Raadsleden zijn dood of gevangengenomen. Eerlijk gezegd ziet het er nogal beroerd uit.’
Geen van de elfen reageerde hierop. Beroerd was bepaald zwak uitgedrukt. Zeg maar gerust rampzalig.
Zelfs Artemis was enigszins ontmoedigd. Hier schoot zijn vader ook niet veel mee op.
‘Ik stel voor dat we hier een tijdje uitrusten, wat proviand inpakken en dan zodra er enige bewolking is die ons dekking kan geven, in de richting van Moermansk gaan. Butler kan de flat van die Vassikin doorzoeken. Misschien hebben we geluk en zit mijn vader daar. Ik weet dat we zonder wapens enigszins in het nadeel zijn, maar we hebben nog een verrassing in petto.’
Een paar tellen lang zei niemand een woord. Het was een ongemakkelijke stilte. Iedereen wist wat er gezegd moest worden, maar niemand wilde het zeggen.
‘Artemis,’ zei Butler op een gegeven moment, terwijl hij een hand op de schouder van de jongen legde. ‘Wij zijn absoluut niet bij machte het tegen de Mafiya op te nemen. We hebben geen vuurwapens, en onze collega’s moeten snel terug onder de grond, dus we hebben ook geen toverkracht. Als we ons er nu in begeven, komen we er niet levend uit. Niemand van ons.’
Artemis staarde in het midden van de gloeikubus. ‘Mijn vader is zo dichtbij, Butler. Ik kan het nu niet opgeven.’
Holly kon er niets aan doen, maar ze was geroerd door zijn weigerachtigheid het op te geven, tegen alle redelijkheid in. Voor deze ene keer wist ze zeker dat Artemis niemand probeerde te manipuleren. Hij was gewoon een jongen die zijn vader miste. Misschien kwam het doordat haar weerstand laag was, maar ze had medelijden met hem.
‘We geven het niet op, Artemis,’ zei ze zachtjes. ‘We gaan ons hergroeperen. Dat is iets anders. We komen terug. Bedenk wel: vóór zonsopgang is het altijd op z’n donkerst.’
Artemis keek haar aan. ‘Welke zonsopgang? We zitten op de Noordpool, hoor.’
De cabine van de controlekamer
Foaly was razend op zichzelf. Ondanks alle veiligheidscoderingen die hij in zijn systemen had ingebouwd, was Opal Koboi doodgewoon naar binnen gewandeld en had ze het hele netwerk gekaapt. En wat erger was: de elfBI had haar er nog voor betaald ook.
De centaur had bewondering voor haar lef, of hij nu wilde of niet. Het was een geniaal eenvoudig plan. Een contract voor modernisering aanvragen, de laagst mogelijke schatting indienen. Zorgen dat de elfBI je een chip voor toegang tot alle ruimtes geeft en dan van de gelegenheid gebruik maken om spionagecamera’s op het lokale systeem aan te sluiten. Ze had de elfBI zelfs een rekening voor de bewakingsapparatuur gestuurd.
Foaly duwde op de gok op een paar knoppen. Er gebeurde niets. Niet dat hij verwacht had dat er wel iets zou gebeuren. Opal Koboi had alles ongetwijfeld tot de laatste optische vezel toe gesaboteerd. Misschien zat ze op dit moment wel naar hem te kijken. Hij kon het zich precies voor de geest halen. Opgekruld op een Koboi Zweefboy, giechelend naar het plasmascherm. Zijn grootste rivaal, die zich om zijn teloorgang zat te verkneukelen.
Foaly gromde. Ze mocht hem dan één keer overrompeld hebben, maar dat zou niet nog een keer gebeuren. Hij zou zich niet naar de verdommenis laten helpen om Opal Koboi een pleziertje te bezorgen… Maar ja, misschien ook wel.
De centaur begon dramatisch te snikken, onderwijl tussen zijn vingers door glurend. Oké, als ik een knoopcamera was, waar zou ik me dan verstoppen? Ergens waar de controlecamera niet zou komen. Foaly keek naar de draaibare controlecamera, een ingewikkeld uitziende berg kabels en chips die aan het plafond vastzat. De enige plek waar die controlecamera niet kwam, was in de controlecamera zelf…
Nu wist hij dus waar Opals waarnemingspunt lag – wat dat ook waard mocht zijn. Als de camera in de draaibare controlecamera verstopt was, moest er vlak onder de titanium kast waar het ding in zat, een kleine blinde vlek zijn. De elf kon dan nog steeds alles zien wat belangrijk was. Hij had nog steeds geen toegang tot zijn computer en geen uitgang uit de cabine van de controlekamer.
De centaur legde zijn hoofd in zijn handen: het toonbeeld van een verslagen elf. Maar in werkelijkheid was hij de cabine aan het afspeuren. Wat was er sinds de laatste levering van door Koboi gemoderniseerde apparatuur bij gekomen? Er moest toch wat apparatuur zijn die onbesmet was…
Maar er was niets, alleen maar wat rommel. Een rol optische vezelkabel. Een paar geleiderklemmen en wat gereedschap. Niets waar hij iets aan had. Toen knipoogde iets van onder een werkblad naar hem. Een groen lampje.
Foaly’s hart ging plotseling tien slagen per minuut sneller. Hij wist meteen wat het was. De laptop van Artemis Fowl. Compleet met modem en e-mail. Hij dwong zichzelf kalm te blijven. Opal Koboi kon die onmogelijk ook gesaboteerd hebben. Het apparaat was pas een paar uur geleden hier binnen gekomen. Hij was er nog niet eens toe gekomen hem onklaar te maken.
De centaur klepperde naar zijn gereedschapskist en liet de inhoud in een aanval van frustratie op de plasmategels vallen. Maar hij was toch niet zo gefrustreerd dat hij vergat een paar kabels en een metaalschaar eruit te grissen. De volgende stap in zijn zogenaamde instorting was dat hij op het bureau neerviel en onbedwingbaar begon te snikken. Natuurlijk was hij precies op de plek neergevallen waar Holly de laptop had gezet. Met een terloopse schop verplaatste Foaly de computer naar de plek waar de blinde vlek van de controlecamera zou moeten zijn. Toen wierp hij zich op de vloer en trappelde woedend met zijn poten. Als het goed was, zou Opal vanuit de knoopcamera niet meer kunnen zien dan zijn schoppende poten.
Tot zover ging het goed. Foaly wipte het deksel van de laptop open en zette snel de speakers uit. Mensen willen per se dat hun apparaten op de meest ongelegen momenten beginnen te piepen. Hij liet één hand over het toetsenbord heen en weer gaan en een paar tellen later zat hij al in het e-mailprogramma.
Nu werd het moeilijk. Toegang tot draadloos internet is één ding, maar toegang tot het centrum van de Aarde is een heel ander verhaal. Terwijl Foaly zijn hoofd op zijn gebogen arm legde, wurmde hij één uiteinde van een optische vezelkabel in een transmissiepoort voor Scope. De Scopes waren stiekeme zenderzoekers die op Amerikaanse communicatiesatellieten waren aangesloten. Nu had hij verbinding. Maar hopen dat de Modderjongen ingeschakeld stond.
Koboi Laboratoria
Opal Koboi had nog nooit zo veel plezier gehad. De onderwereld was nu letterlijk haar speeltje. Ze rekte zich als een tevreden kat op haar Koboi Zweefboy uit, terwijl haar ogen de chaos op de plasmamonitoren verslonden. De elfBI had geen schijn van kans. Het was nog maar een kwestie van tijd en dan zou de B’wa Kell zich toegang hebben verschaft tot Politie Plaza. Dan was de stad in hun handen. Daarna was Atlantis aan de beurt, en daarna de mensenwereld.
Opal zweefde tussen de schermen heen en weer en zoog ieder detail in zich op. In de stad kwamen uit iedere centimeter duisternis kobolds gevlogen, gewapend en bloeddorstig. Zachtneus-schoten sloegen hele brokstukken van historische gebouwen af. De gewone elfen barricadeerden zichzelf in hun huis en baden dat de roofbendes aan hen voorbij zouden gaan. Bedrijfjes werden geplunderd en in de fik gestoken. Niet al te veel fik, hoopte ze. Opal Koboi had geen zin de koningin van een oorlogsgebied te worden.
Op het grote scherm ging een communicatieprogramma open. Het was Knuppel, op hun beveiligde lijn. En zo te zien was hij nog blij ook. De kille blijdschap van de wraak.
‘Pico,’ piepte Opal. ‘Het is geweldig. Ik wou dat je hier was zodat je het kon zien.’
‘Dat zal niet lang meer duren. Maar ik moet bij mijn manschappen blijven. Aangezien ik degene was die Foaly’s verraad aan het licht heeft gebracht, heeft de Raad mij opnieuw als commandant aangesteld. Hoe gaat het met onze gevangene?’
Opal keek naar het scherm waarop Foaly te zien was. ‘Nogal teleurstellend, om eerlijk te zijn. Ik had verwacht dat hij iets in zijn schild zou voeren. Op zijn minst een ontsnappingspoging. Maar het enige wat hij doet is treurig rondhangen en zo nu en dan heeft hij een woedeaanval.’
Knuppel glimlachte nu nog breder. ‘Zelfmoord, denk ik. Dat weet ik trouwens wel zeker.’ Toen ging de zopas gepromoveerde commandant weer over tot de orde van de dag. ‘En de elfBI? Nog onverwachte, goede ideeën?’
‘Nee. Precies zoals je had voorspeld. Ze verschuilen zich in Politie Plaza als schildpadden in hun schild. Zal ik de lokale communicatiesystemen afsluiten?’
Knuppel schudde zijn hoofd. ‘Nee. Ze melden elke actie die ze gaan ondernemen op hun zogenaamde veiligheidskanalen. Die moet je openhouden. Voor het geval dat.’
Opal Koboi zweefde wat dichter naar het scherm toe. ‘Vertel nog eens, Pico. Vertel eens over de toekomst.’
Heel even schoot er een geïrriteerde blik over Knuppels gezicht. Maar uitgerekend vandaag liet zijn goede humeur zich niet lang onderdrukken.
‘De Raad heeft te horen gekregen dat Foaly de sabotage vanuit zijn afgesloten cabine in de controlekamer heeft bekokstoofd. Maar jij zult de plannen van de centaur op wonderbaarlijke wijze verijdelen en zorgen dat de elfBI weer de controle over de DNA-kanonnen van Politie Plaza in handen krijgt. Die belachelijke kobolds zullen onder de voet gelopen worden. Ik word de held van het verzet en jij wordt mijn prinses. De komende vijfhonderd jaar zal ieder militair contract toebehoren aan Koboi Laboratoria.’
Opals adem stokte in haar keel. ‘En dan?’
‘En dan zullen wij samen de Aarde van die vervelende Moddermensen ontdoen. Zo, liefste, ziet de toekomst eruit.’
Shuttleterminal op de Noordpool
Artemis’ telefoon ging. Iets wat zelfs hij niet had verwacht. Hij deed met zijn tanden een handschoen uit en trok de mobiele telefoon van zijn strookje klittenband.
‘Een sms,’ zei hij, terwijl hij door het menu van de mobiele telefoon bladerde. ‘Niemand heeft dit nummer, behalve Butler.’
Holly sloeg haar armen over elkaar. ‘Iemand anders dus ook.’
Artemis sloeg geen acht op haar toon. ‘Het moet Foaly zijn. Hij houdt al maandenlang mijn draadloze communicatie in de gaten. Óf hij gebruikt mijn computer, óf hij heeft een manier gevonden om onze systemen op elkaar aan te sluiten.’
‘Ik begrijp het,’ zeiden Butler en Root tegelijk. Twee vette leugens.
Holly was niet onder de indruk van al het jargon. ‘Nou, wat staat er?’
Artemis tikte tegen het schermpje. ‘Kijk zelf maar.’
Kapitein Short pakte de mobiele telefoon, scrolde door het bericht en las het hardop voor. Hoe verder ze las, des te onheilspellender haar gezicht kwam te staan…
cmndnt root. prblmn bndn. hvn ingnmn dr kblds. pltie plza omsngld. knppel + opl kboi achtr cmplt. geen wpns of commncatie. dna-knonnen in hndn vn kboi.zt gvngn in cbne n cntrlkmer. raad dnkt dat ’t mn schld is. indien in lvn: help! zoniet:vrkeerd nmmr.
Holly moest slikken – haar keel was plotseling erg droog. ‘Dit is niet best.’
De commandant sprong op en griste de mobiele telefoon uit haar handen om het zelf te lezen.
‘Nee,’ verklaarde hij even later. ‘Dat kun je wel zeggen. Knuppel! Knuppel zat er al die tijd al achter. Waarom heb ik dat niet gezien? Kunnen we Foaly een bericht sturen?’
Artemis dacht even na. ‘Nee. We hebben hier geen netwerk.
Het verbaast me al dat we dit hebben kunnen ontvangen.’
‘Kun je het niet op de een of andere manier in elkaar flansen?’
‘Tuurlijk. Als ik een halfjaar de tijd krijg, plus gespecialiseerde apparatuur en drie kilometer stalen balken.’
Holly maakte een snuivend geluid. ‘Ik dacht dat jij zo’n crimineel meesterbrein was.’
Butler legde vriendelijk zijn hand op haar schouder. ‘Ssst,’ fluisterde hij. ‘Artemis denkt na.’
Artemis staarde diep in het uit vloeibare plasma bestaande midden van de gloeikubus. ‘We hebben twee mogelijkheden,’ begon hij even later. Niemand onderbrak hem; zelfs Holly niet. Artemis Fowl was immers degene geweest die een manier had verzonnen om aan het tijdsveld te ontsnappen.
‘We kunnen hulp van mensen vragen. Butler heeft ongetwijfeld wel wat obscure kennissen die we zover kunnen krijgen dat ze ons helpen. Tegen betaling, uiteraard.’
Root schudde zijn hoofd. ‘Geen goed idee.’
‘Je zou hen naderhand kunnen geheugenwissen.’
‘Soms pakt zo’n wissing niet. En als we ergens niet op zitten te wachten is het op huurlingen met nog een restje geheugen. Mogelijkheid twee?’
‘We breken in bij Koboi Laboratoria en zorgen dat de elfBI hun wapens weer kunnen gebruiken.’
De commandant bulderde van het lachen. ‘Bij Koboi Laboratoria inbreken? Meen je dat? Dat hele terrein is op een stenen ondergrond gebouwd. Er zijn geen ramen, alle muren zijn volstrekt kogelvrij en het stikt er van de DNA-kanonnen. Iedere onbevoegde die zich binnen een straal van honderd meter van het terrein begeeft, krijgt meteen een kogel tussen zijn puntoortjes.’
Butler floot. ‘Dat is wel een heleboel hardware voor een machinefabriek.’
‘Ik weet het,’ verzuchtte Root. ‘Koboi Laboratoria heeft speciale vergunningen. Die heb ik zelf ondertekend.’
Butler dacht er even over na. ‘Gaat niet lukken,’ verkondigde hij uiteindelijk. ‘Niet zonder de blauwdrukken.’
‘D’Arvit,’ vloekte de commandant. ‘Ik had nooit gedacht dat ik dit ooit zou zeggen, maar er is maar één elf die dit karwei kan klaren…’
Holly knikte. ‘Turf Graafmans.’
‘Graafmans?’
‘Een dwerg. Beroepscrimineel. De enige elf die ooit bij Koboi Laboratoria heeft ingebroken en nog in leven is. Jammer genoeg zijn we hem vorig jaar kwijtgeraakt. Toen hij zich een tunnel uit jouw landhuis aan het graven was, toevallig.’
‘Ja, ik weet het nog,’ zei Butler. ‘Hij heeft me bijna mijn kop van mijn lijf geblazen. Ongrijpbaar persoontje.’
Root moest zachtjes lachen. ‘Ik heb die ouwe Turf acht keer kunnen oppakken. De laatste keer was voor dat klusje bij Koboi Laboratoria. Ik weet nog dat Turf en zijn neef zich als aannemers hadden voorgedaan. Zo wisten ze de hand op de plannen voor de beveiligingsfaciliteiten te leggen. Ze kregen een contract bij Koboi. Turf liet een achterdeurtje voor zichzelf achter. Echt iets voor Graafmans: hij breekt in bij de meest beveiligde vesting onder de planeet en probeert dan een alchemievat aan een van mijn verklikkers te verkopen.’
Artemis ging rechtop zitten. ‘Alchemie? Hebben jullie alchemievaten?’
‘Niks bijzonders, Modderjongen. Het zijn experimentele vaten. De oude geneesheren gebruikten ze om lood in goud te veranderen, volgens het Boek, maar het geheim is verloren gegaan. Zelfs Opal Koboi is er nog niet in geslaagd.’
‘O,’ zei Artemis teleurgesteld.
‘Geloof het of niet, maar ik zou bijna zeggen dat ik die schurk mis. Hij kon iemand op zo’n bepaalde manier beledigen…’ Root keek omhoog. ‘Ik vraag me af of hij nu daarboven zit en op ons neer kijkt.’
‘Op een bepaalde manier wel,’ zei Holly schuldbewust. ‘Het feit wil, commandant, dat Turf Graafmans in Los Angeles zit.’