IN DE BRES
Onder Koboi Laboratoria
Een elfBI-shuttle heeft de vorm van een traan: de onderkant is zwaar door de stuwraketten en de neus is zo scherp dat hij door staal zou kunnen snijden. Onze helden zaten uiteraard niet in een elfBI-shuttle, maar in de luxe kruiser van de ambassadeur. Comfort was beslist belangrijker geweest dan snelheid. Hij had een neus als het achterwerk van een gnoom. Hij was log en zag er duur uit, met een grille waar je wel een buffel op kon barbecuen.
‘Zo, dus jij wilt beweren dat die kier een paar minuten opengaat en dat ik er dan doorheen moet vliegen. Dat is het hele plan – meer niet?’ zei Holly.
‘Iets beters hebben we niet,’ zei Root somber.
‘Nou ja, we zitten in ieder geval in een comfortabele stoel, als we dan toch geplet worden. Dit ding is zo sloom als een neushoorn met drie poten.’
‘Dat kon ik toch niet weten?’ mopperde Root. ‘Dit zou een routinevlucht worden. Deze shuttle heeft een uitstekende stereoinstallatie.’
Butler hief zijn hand op. ‘Stil. Wat is dat voor geluid?’
Ze luisterden. Het geluid kwam van onder hen, en het klonk als een reus die zijn keel schraapte.
Holly raadpleegde de camera’s op de kiel.
‘Een vuurstoot,’ kondigde ze aan. ‘Een joekel. Die kan nu elk ogenblik onze staartveren schroeien.’
Het gesteente voor hun neus begon te kraken en te kreunen, in een voortdurende krimpende en weer uitzettende beweging. Kieren kwamen als grijnzende monden vol zwarte tanden omhoog.
‘Dat is ’m. Vooruit,’ drong Turf aan. ‘Die kier gaat nog sneller dicht dan een stinkworm met–’
‘Er is nog niet genoeg ruimte,’ beet Holly hem toe. ‘Dit is een shuttle hoor, niet één dikke dwerg met gestolen vleugels.’
Turf was te bang om zich beledigd te voelen. ‘Schiet op. Hij wordt onderweg wel wijder.’
Normaal gesproken zou Holly gewacht hebben tot ze van Root het groene licht had gekregen. Maar dit was haar terrein. Als kapitein Holly Short achter de stuurknuppel van een shuttle zat, had iedereen maar naar haar te luisteren.
De kier sidderde nog een meter verder open.
Holly klemde haar tanden op elkaar. ‘Hou je oren vast,’ zei ze, en ze ramde de stuwraketten in hun hoogste stand.
De inzittenden van het voertuig grepen hun armleuningen vast, en menigeen deed zijn ogen dicht. Zo niet Artemis. Dat kon hij niet. Het had iets ziekelijk fascinerends: met een krankzinnige snelheid door een ongeregistreerde tunnel vliegen, met alleen het woord van een kleptomane dwerg voor wat hun aan de andere kant te wachten stond.
Holly concentreerde zich op haar instrumenten. Rompcamera’s en sensoren gaven informatie door aan de diverse schermen en speakers. De sonar sloeg op hol en bliepte zo snel dat het wel een aanhoudende jammerklacht leek. Vaste halogeen koplampen stuurden angstaanjagende beelden naar de monitoren door en de laser-radar maakte op een donker scherm een groene 3D-tekening. Verder was er natuurlijk nog de voorruit van kwarts. Maar aan het blote oog hadden ze niets, met al die flarden steengruis en grotere brokstukken.
‘De temperatuur stijgt,’ mompelde ze met een blik op de achteruitkijkmonitor. Door de opening van de kier schoot een oranje magmazuil, die overstroomde in de tunnel.
Het was een wanhopige race. De kier ging achter hen dicht en vóór de neus van de shuttle opende hij zich. Het geluid was oorverdovend. Donderslagen in een luchtbel.
Turf sloeg zijn handen tegen zijn oren. ‘De volgende keer kies ik de Huilberg.’
‘Zwijg, veroordeelde,’ gromde Root. ‘Dit was jouw idee, hoor.’
Hun geruzie werd onderbroken door een verschrikkelijk raspend geluid, waardoor de vonken voor de voorruit heen en weer dansten.
‘Sorry,’ verontschuldigde kapitein Short zich. ‘Daar gaat ons communicatiesysteem.’
Ze kantelde de shuttle en liet hem schrapend tussen twee schuivende platen door gaan. De platen sloegen achter hen tegen elkaar. Als de handklap van een reus. Het gesteente raakte bedolven onder de hitte van de magma, waardoor de platen nog verder naar elkaar toe trokken. Een kartelige rand sloeg tegen de achterkant van de shuttle. Butler hield zijn Sig Sauer vast. Dat was een hele troost.
Toen waren ze erdoorheen. Ze tolden een grot in, in de richting van drie enorme titanium staven.
‘Daar,’ hijgde Turf. ‘De staven van de fundering.’
Holly rolde met haar ogen. ‘Het zal niet waar zijn,’ kreunde ze, en ze vuurde de koppelklemmen af.
Turf had nog een tekening gemaakt. Deze zag eruit als een kronkelige slang.
‘We worden aangevoerd door een gek met een potlood,’ zei Root bedrieglijk kalm.
‘Voorlopig heb ik jullie hier wel mooi naartoe gekregen, Julius, of niet soms?’ zei Turf met een pruillip.
Holly dronk net de laatste fles mineraalwater leeg. Ze goot minstens eenderde van de fles over haar hoofd.
‘Waag het niet een beetje te gaan zitten mokken, dwerg,’ zei ze. ‘Voor zover ik het kan beoordelen zitten we vast in het midden van de Aarde, zonder dat we er weer uit kunnen en zonder communicatiemiddelen.’
Turf deed een stap achteruit. ‘Ik begrijp dat je een beetje gespannen bent na de vlucht. Laten we allemaal even kalmeren, oké?’
Niemand zag er erg kalm uit. Zelfs Artemis leek enigszins uit zijn doen door het hele gebeuren. Butler hield nog steeds de Sig Sauer stevig vast.
‘Dit was het moeilijkste gedeelte. We bevinden ons nu in de funderingen. We kunnen er maar op één manier uit, en dat is omhoog.’
‘Ach, je meent het?’ zei Root. ‘En hoe had je dat precies willen aanpakken?’
Turf rukte een wortel uit de voorraadkast, en zwaaide ermee naar zijn tekening. ‘Dit hier is een…’
‘…slang?’
‘Nee, Julius. Dit is een van de funderingsstaven.’
‘De funderingsstaven van massief titanium, verzonken in een ondoordringbare stenen ondergrond?’
‘Precies, die. Behalve dan dat hij niet massief is. Niet echt.’ Artemis knikte. ‘Dat dacht ik al. Je hebt je er goedkoop vanaf gemaakt met deze klus, hè, Turf?’
Turf voelde zich niet aangesproken. ‘Je weet hoe dat gaat met bouwvoorschriften. Pilaren van massief titanium? Heb je enig idee hoe duur dat is? Dat gooide onze geschatte prijs helemaal in de war. Dus hebben mijn neef Nord en ik besloten dat we de vulling van titanium zouden vergeten.’
‘Maar je moest die zuil toch ergens mee vullen?’ onderbrak de commandant hem. ‘Koboi zal beslist een scan hebben gedaan.’ Turf knikte schuldbewust.
‘We hebben de rioleringspijpen er een paar dagen aan vast gemaakt. De sonografische beelden waren in orde.’
Holly voelde dat haar keel dichtschroefde. ‘Riolering. Bedoel je dat we…’
‘Nee. Niet meer. Dat was honderd jaar geleden. Nu is het alleen maar klei. Heel goede klei, toevallig.’
Je had op Roots gezicht wel een grote ketel water kunnen koken. ‘Wou je dat wij door twintig meter… mest klauteren?’
De dwerg haalde zijn schoudersop. ‘Kan mij het schelen. Je kunt ook hier blijven als je daar zin in hebt, maar ik ga die pijp in.’
Deze plotselinge wending beviel Artemis maar niets. Rennen, springen, letsel. Oké. Maar een rioolbuis? ‘Is dit je plan?’ wist hij mompelend uit te brengen.
‘Hé, wat scheelt eraan, Modderjongen?’ grijnsde Turf zelfgenoegzaam. ‘Bang dat je handjes vuil worden?’
Het was maar bij wijze van spreken, dat wist Artemis. Maar toch was het waar. Hij keek naar zijn ranke vingers. Gisterochtend waren het pianistenvingers met gemanicuurde nagels. Vandaag hadden het wel de vingers van een bouwvakker kunnen zijn.
Holly sloeg Artemis op de schouder. ‘Oké,’ zei ze. ‘We gaan ervoor. Zodra we de Lagere Elementen gered hebben, kunnen we terug om je vader te redden.’
Holly zag dat er iets in Artemis’ gezicht veranderde. Het was bijna of zijn gezicht niet wist hoe het zich in de plooi moest houden. Ze wachtte even en realiseerde zich wat ze had gezegd. Voor haar was die opmerking een terloopse aanmoediging geweest – het soort dingen dat een officier elke dag zegt. Maar het leek of Artemis er niet aan gewend was dat hij deel uitmaakte van een team.
‘Je moet niet denken dat ik dat zomaar zeg, hoor. Als ik iets beloof, dan doe ik het ook.’
Artemis besloot geen antwoord te geven. Hij had vandaag al een keer een klap gekregen.
Ze klommen via een opvouwbare trap uit de shuttle.
Artemis stapte op de ondergrond en zocht zich een weg tussen de onregelmatige stenen en het bouwpuin dat Turf en zijn neef daar een eeuw eerder hadden achtergelaten. De grot werd verlicht door de sterachtige twinkeling van rotsfosforescentie.
‘Dit is een geologisch wonder!’ riep hij uit. ‘Op deze diepte zouden wij door de druk verpletterd moeten worden, maar dat gebeurt niet.’ Hij knielde neer om een zwam te bestuderen die uit een roestig verfblik ontsproot. ‘Er is zelfs leven.’
Turf wurmde de resten van een hamer tussen twee rotsblokken uit.
‘Dus dit is ervan gekomen. We hebben een beetje overdreven met de explosieven die we gebruikt hebben om de schacht voor die pilaren op te blazen. Een gedeelte van ons afval moet… hier neergevallen zijn.’
Holly was geschokt. Vervuiling is het Volk een gruwel.
‘Je hebt hier heel wat wetten overtreden, Turf. Ik kan ze niet eens tellen op de vingers van allebei mijn handen. Als je die voorsprong van twee dagen krijgt, kun je je maar beter snel uit de voeten maken, want ik ga achter je aan, zoveel is zeker.’
‘Daar zijn we dan,’ zei Turf, die deed of hij de bedreiging niet hoorde. Als je er al zo veel had gehoord als hij, gleden ze gewoon langs je af.
Er zat een gat in een van de pilaren geboord. Turf wreef liefdevol over de randen.
‘Een diamantsnijder met laser. Kleine batterij op kernenergie. Dat lieverdje gaat overal doorheen.’
‘Die snijder kan ik me ook herinneren,’ zei Root. ‘Daar heb je me bijna een keer mee onthoofd.’
Turf zuchtte. ‘De goeie ouwe tijd, hè Julius?’
Roots antwoord bestond uit een razendsnelle schop onder zijn achterwerk. ‘Minder praten, meer grond eten, veroordeelde.’
Holly stopte haar hand in het gat. ‘Luchtstromingen. Het drukveld van de stad moet in de loop der jaren deze grot hebben geneutraliseerd. Dat maakt dat we nu niet zo plat als reuzenmanta’s zijn.’
‘Ik snap het,’ zeiden Butler en Root in koor. Nog een leugen aan de lijst toegevoegd.
Turf knoopte zijn bilflap open. ‘Ik graaf een tunnel naar boven en daar wacht ik jullie op. Ruim zoveel mogelijk puin uit de weg. Ik sproei de gerecyclede grond in de rondte, dus zorg dat je de schacht niet afsluit.’
Artemis kreunde. Het vooruitzicht dat hij door de gerecyclede grond van Turf moest kruipen was hem bijna te veel. Alleen de gedachte aan zijn vader hield hem op de been.
Turf stapte de schacht in. ‘Achteruit,’ waarschuwde hij, en hij scharnierde zijn kaak los.
Butler stapte snel achteruit, want hij was niet van plan zich nog een keer door dwergengas te laten vloeren.
Turf verdween tot zijn middel in de titanium pilaar. Binnen een paar tellen was hij helemaal uit zicht verdwenen. De buis begon te schudden en er klonken vreemde, onappetijtelijke geluiden. Tegen de metalen wanden kletterden brokken klei. Uit het gat kwam een niet-aflatende, ronddraaiende stroom gecondenseerde lucht en puin.
‘Ongelooflijk,’ fluisterde Artemis. ‘Wat zou ik niet met tien van die kereltjes kunnen beginnen. Fort Knox zou een eitje zijn.’
‘Haal het niet in je hoofd,’ waarschuwde Root. Hij draaide zich om naar Butler. ‘Wat hebben we?’
De bediende trok zijn pistool. ‘Eén Sig Sauer-pistool met twaalf kogels in het magazijn. Dat is het. Ik neem het wapen, aangezien ik de enige ben die het kan optillen. Jullie twee pakken maar wat je onderweg pakken kunt.’
‘En ik dan?’ vroeg Artemis, hoewel hij best wist wat er nu komen zou.
Butler keek zijn meester recht aan. ‘Ik wil dat jij hier blijft. Dit is een militaire operatie. Het enige wat jij kunt, is jezelf om zeep helpen.’
‘Maar–’
‘Het is mijn taak je te beschermen, Artemis, en dit is waarschijnlijk de veiligste plek onder de aarde.’
Artemis ging er niet tegen in. Hij had deze dingen eerlijk gezegd zelf ook allemaal al bedacht. Soms was het wel eens lastig als je zo geniaal was.
‘Oké dan, Butler. Dan blijf ik hier. Tenzij…’
Butler kneep zijn ogen tot spleetjes. ‘Tenzij wat?’
Artemis glimlachte zijn gevaarlijke glimlach. ‘Tenzij ik een idee krijg.’
Politie Plaza
De situatie in Politie Plaza was wanhopig. Kapitein Kelp had de overgebleven manschappen in een kring achter de omvergegooide bureaus teruggetrokken. De kobolds schoten in het wilde weg door de deuropening, en niemand van de tovenaarsartsen had ook nog maar een druppeltje toverkracht over. Iedereen die nu gewond raakte, bleef gewond.
De Raad zat achter een muur van soldaten ineengedoken bij elkaar. Iedereen, behalve Vleugelcommandant Vinyáya, die om een van de veroverde Zachtneus-lasers had verzocht. Ze had nog niet gemist.
De techneuten zaten achter hun bureau gehurkt en probeerden alle codes uit het boek om toegang te krijgen tot de cabine van de controlekamer. Trubbels had op dat front niet al te veel hoop. Als Foaly een deur op slot deed, dan bleef hij op slot.
In de cabine kon de centaur in de tussentijd niet veel meer doen dan gefrustreerd met zijn vuisten beuken. Het was tekenend voor Knuppels wreedheid dat hij gezorgd had dat Foaly de strijd aan de andere kant van de kogelvrije ramen kon volgen.
Het zag er hopeloos uit. Zelfs als Julius en Holly zijn boodschap hadden ontvangen, dan was het nu al te laat om nog iets te doen. Foaly’s lippen en keel waren droog. Alles had hem in de steek gelaten. Zijn computer, zijn verstand, zijn radde sarcastische tong. Alles.
Onder Koboi Laboratoria
Er sloeg iets nats tegen Butlers hoofd.
‘Wat was dat?’ siste hij naar Holly, die achteraan kwam.
‘Dat wil je niet weten,’ zei kapitein Short met krakende stem. Zelfs door de filters van haar helm heen stonk het een uur in de wind.
De inhoud van de zuil had een eeuw de tijd gehad om te gisten en rook zo giftig als de dag dat hij erin ging. Misschien nog wel erger. In ieder geval hoef ik dit spul niet te eten, dacht de bodyguard.
Root liep op kop; zijn helmlichten sneden stroken door de duisternis. De zuil stond in een hoek van veertig graden, met regelmatige groeven die bedoeld waren om de vulling van titanium aan te verankeren.
Turf had een geweldig karwei geleverd met het afbreken van de inhoud van de buis. Maar de gerecyclede grond moest wel ergens heen. Het moet gezegd worden dat Turf iedere mondvol heel goed kauwde om te voorkomen dat er te veel klonten in bleven zitten.
De binnendringers ploegden grimmig voort en probeerden maar niet al te veel na te denken over wat ze eigenlijk aan het doen waren. Tegen de tijd dat ze de dwerg hadden ingehaald, hield hij zich aan een richel vastgeklampt, met zijn gezicht vertrokken van de pijn.
‘Wat is er, Turf?’ vroeg Root, en er klonk per ongeluk wat bezorgdheid door in zijn stem.
‘Ohhoog,’ kreunde Turf. ‘Ohhoog, nu!’
Roots ogen sperden zich open met iets wat op naderende paniek leek. ‘Omhoog!’ siste hij. ‘Iedereen omhoog!’
Ze klauterden in de nauwe wigvormige ruimte boven de dwerg. Dat had geen seconde later moeten zijn. Turf ontspande zich en liet een stoot dwergengas de vrije loop waar je wel een hele circustent mee had kunnen opblazen. Hij scharnierde zijn kaak terug.
‘Zo, dat is beter,’ verzuchtte hij. ‘Er zit een boel lucht in die grond. Haal alsjeblieft die straal uit mijn gezicht. Je weet hoe ik over licht denk.’
De commandant deed wat hem gezegd was en schakelde over op infrarood.
‘Oké, we zitten hier nu wel, maar hoe komen we er weer uit? Je hebt niet je snijder bij je, hè, meen ik me te herinneren.’
De dwerg grijnsde. ‘Geen punt. Een goede dief houdt altijd rekening met een tweede bezoekje. Kijk maar.’ Turf wees naar een stuk titanium dat precies op de rest van de buis leek. ‘Dit heb ik de vorige keer bewerkt. Het is net gelei.’
Root moest glimlachen. ‘Je bent een gewiekste onverlaat. Hoe hebben we je ooit te pakken gekregen?’
‘Geluk,’ antwoordde de dwerg, en hij duwde met zijn elleboog tegen een deel van de buis. Er sprong een groot rond stuk uit, met daarachter het honderd jaar oude gat. ‘Welkom in Koboi Laboratoria.’
Ze klauterden een slecht verlichte gang in. Volle zweefkarren hingen vier rijen hoog tegen de muren. Er was tl-licht, een minimale verlichting van bovenaf.
‘Ik ken het hier,’ zei Root. ‘Ik ben hier al eerder geweest toen we voor de speciale wapenvergunningen kwamen inspecteren. We zitten twee gangen van het computercentrum vandaan. Grote kans dat we het redden.’
‘En die DNA-kanonnen dan?’ informeerde Butler.
‘Riskant,’ gaf de commandant toe. ‘Als het kanon aan boord je niet herkent, ben je er geweest. Ze kunnen zo ingesteld worden dat ze hele soorten afwijzen.’
‘Riskant,’ zei de bediende instemmend.
‘Ik wil wedden dat ze niet aan staan,’ ging Root verder. ‘Allereerst: als het hier wemelt van de kobolds, zijn ze echt niet door de voordeur binnengekomen. En ten tweede: als Foaly deze opstand op zijn geweten heeft, zal Koboi willen doen alsof ze geen wapens hadden, net als de elfBI.’
‘Strategie?’ vroeg Butler.
‘Niet echt,’ gaf de commandant toe. ‘Zodra we de hoek om zijn, ziet de camera ons. Dus ga zo snel mogelijk de gang door en raak wat je raken kunt. Als het een wapen heeft, neem je dat in beslag. Turf, jij blijft hier en je maakt de tunnel breder; het kan zijn dat we snel weg moeten. Klaar?’
Holly stak een hand uit. ‘Heren, het was me een genoegen.’ De commandant en de bediende legden hun hand op de hare. ‘Insgelijks.’
Ze liepen de gang door. Tweehonderd kobolds tegen onze drie min of meer ongewapende helden. Het zou nog spannend worden.
Het heilige der heiligen, Koboi Laboratoria
‘Binnendringers,’ kraaide Opal Koboi opgetogen. ‘In het gebouw.’ Knuppel liep naar het surveillancescherm.
‘Ik geloof waarachtig dat het Julius is. Verbazingwekkend. Zo te zien heeft jullie schuttersteam nogal overdreven, generaal Roggel.’
Roggel likte woest over zijn oogballen. Luitenant B’Nyl zou nog voor de rui begon zijn huid kwijtraken.
Knuppel fluisterde iets in Opals oor. ‘Kunnen we de DNA-kanonnen activeren?’
De elf schudde haar hoofd. ‘Niet meteen. Ze zijn nu zo ingesteld dat ze het DNA van een kobold afwijzen. Het duurt een paar minuten.’
Knuppel draaide zich om naar de koboldgeneraals. ‘Zet er een gewapend team achter en laat er een vanuit de flank komen. We kunnen ze bij de deur in de val lokken. Dan hebben ze geen uitweg.’
Knuppel staarde opgetogen naar het plasmascherm. ‘Dit is nog beter dan ik voorzien had. Zo, Julius, oude vriend, nu is het mijn beurt jóú te vernederen.’
Artemis was aan het mediteren. Het was zaak dat hij zich concentreerde. Hij zat in kleermakerszit op een rots en haalde zich de diverse reddingsstrategieën voor de geest die ingezet konden worden als ze terug waren op de Noordpool. Als de Mafiya erin slaagde het doek te laten vallen voor Artemis hen wist te bereiken, was er maar één plan dat nog uitkomst kon bieden. En dat was een uiterst riskant plan. Artemis speurde nog dieper in zijn hersenpan. Er moest nog een andere manier zijn.
Hij werd gestoord doordat er een orkestachtig geluid uit de titanium zuil kwam. Het klonk als een aangehouden toon op een fagot. Dwergengas, redeneerde hij. De zuil had een redelijke akoestiek.
Hij had een ingeving nodig. Eén kristalheldere gedachte die door deze warboel heen zou snijden waar hij in verzeild was geraakt, en die alles goed zou maken.
Na acht minuten werd hij weer onderbroken. Geen gas dit keer. Een schreeuw om hulp. Turf verkeerde in de problemen, en hij had pijn.
Artemis wilde net gaan zeggen dat Butler het maar moest opknappen, toen hij zich realiseerde dat zijn bodyguard weg was. Bezig met zijn missie om de Lagere Elementen te redden. Hij zou het zelf moeten doen.
Artemis stak zijn hoofd in de zuil. Het was er net zo zwart als binnen in een oude laars, en het stonk er dubbel zo hard. Artemis besloot dat hij in de allereerste plaats een elfBI-helm nodig had. Hij haalde snel een reserve-exemplaar uit de shuttle en activeerde toen, na even geëxperimenteerd te hebben, de lichten en de sluiting.
‘Turf? Ben je daar?’
Geen antwoord. Zou het een val kunnen zijn? Was het mogelijk dat hij, Artemis Fowl, op het punt stond in de oudste list van het Boek te trappen? Heel goed mogelijk, besloot hij. Maar desondanks kon hij zich niet veroorloven een risico te nemen met het leven van dat harige wezentje. Sinds Los Angeles was hij zich, tegen beter weten in, aan meneer Graafmans gaan hechten. Artemis huiverde. Dat gebeurde hem steeds vaker sinds zijn moeder weer gezond was.
Artemis klom in de buis en begon aan zijn reis naar de schijf licht daarboven. De geur was afgrijselijk. Zijn schoenen gingen kapot en de blazer van St.-Bartleby’s was niet meer te redden, hoe vaak je de stomerij er ook op losliet. Turf kon er maar beter heel slecht aan toe zijn.
Toen hij bij de ingang kwam, trof hij Turf kronkelend op de grond aan, met een gezicht dat vertrokken was van oprechte doodsnood.
‘Wat is er?’ vroeg hij, terwijl hij de helm afzette en naast de dwerg neerknielde.
‘Een verstopping in mijn darm,’ kreunde de dwerg. Zweetdruppeltjes gleden door zijn baardharen omlaag. ‘Iets hards. Ik kan het niet afbreken.’
‘Wat moet ik doen?’ vroeg Artemis, hoewel hij de mogelijke antwoorden met angst en beven tegemoet zag.
‘Mijn linkerlaars. Die moet uit.’
‘Je laars? Zei je “laars”?’
‘Ja,’ brulde de dwerg, wiens torso stijf trok van de pijn. ‘Doe uit!’
Artemis kon een zucht van opluchting niet onderdrukken. Hij was bang geweest dat het iets veel ergers zou zijn. Hij tilde het been van de dwerg in zijn schoot en trok aan de laars.
‘Mooie laarzen,’ merkte hij op.
‘Rodeo Drive,’ zei Turf, naar adem happend. ‘Trek hem nou uit.’
‘Sorry.’
De laars gleed uit. Hieronder was een sok te zien, verre van designkwaliteit, compleet met gaten bij de tenen en stopwerk. ‘Kleine teen,’ zei Turf, met zijn ogen dicht van de pijn.
‘Wat is er met je kleine teen?’
‘Knijp in het gewricht. Hard.’
Knijp in het gewricht. Dat zou wel iets met voetreflexologie te maken hebben. Ieder lichaamsdeel correspondeert met een deel van de voet. Het toetsenbord van het lichaam, als het ware. Een eeuwenoude oosterse leer.
‘Goed dan. Als je erop staat.’
Artemis legde zijn vinger en duim rond Turfs harige teen. Misschien was het zijn verbeelding, maar hij had de indruk dat de haartjes uit elkaar gingen staan om hem toe te laten.
‘Knijpen,’ hijgde de dwerg. ‘Waarom knijp je niet?’
Artemis kneep niet omdat zijn ogen verblind waren. Hij keek in de loop van een laserwapen dat midden op zijn voorhoofd gericht was.
Luitenant B’Nyl, degene die het wapen vasthield, kon zijn geluk niet op. Hij had in zijn eentje twee binnendringers gevangengenomen, en hij had ook nog eens hun vluchtgang ontdekt. Wie zei ook weer dat je op de achtergrond houden om niet te hoeven vechten, niet zo zijn voordelen had? Dit leek een uitzonderlijke revolutie voor hem te worden. Voordat hij voor de derde keer in de rui zijn huid zou afleggen was hij al kolonel.
‘Opstaan,’ beval hij, terwijl hij hijgend blauwe vlammen uitsloeg. Zelfs door de vertaler heen klonk het nog reptiels.
Artemis stond langzaam op en tilde daarbij ook Turfs been op. De bilflap van de dwerg wipte open.
‘Wat is er met hem aan de hand?’ vroeg B’Nyl, die zich wat dichter naar voren boog om beter te kunnen kijken.
‘Hij heeft iets verkeerds gegeten,’ zei Artemis, en hij kneep in het gewricht.
De explosie die dit tot gevolg had, sloeg de kobold tegen de grond. Hij tuimelde de gang door. Niet bepaald een alledaagse aanblik.
Turf sprong overeind.
‘Bedankt, knul. Ik dacht dat ik er geweest was. Het moet iets hards geweest zijn. Graniet misschien, of diamant.’
Artemis knikte. Hij was sprakeloos.
‘Die kobolds zijn oerstom. Heb je gezien hoe dom hij uit zijn ogen keek?’
Artemis schudde zijn hoofd. Nog steeds sprakeloos.
‘Wil je even kijken?’
Turfs tactloze humor schudde Artemis uit zijn verdwazing wakker. ‘Die kobold. Die was vast niet in zijn eentje.’
Turf knoopte zijn bilflap dicht. ‘Klopt. Er is net een heel eskader langsgekomen. Ik durf te wedden dat deze gast zijn snor probeerde te drukken. Echt iets voor een kobold.’
Artemis wreef over zijn slapen. Er moest iets zijn wat hij kon doen om zijn vrienden te helpen. Hij had het hoogste IQ van heel Europa, godbetert.
‘Turf, ik heb een belangrijke vraag voor je.’
‘Ik ben je wel wat verschuldigd: je hebt mijn leven gered.’
Artemis legde een arm om de schouders van de dwerg. ‘Ik weet hoe je in Koboi Laboratoria bent binnengekomen. Maar je kunt niet dezelfde weg terug, want dan kom je in de vuurstoot terecht. Hoe ben je er dan weer uit gekomen?’
Turf grijnsde. ‘Heel eenvoudig. Ik heb het alarm geactiveerd en toen ben ik vertrokken in het elfBI-uniform waarmee ik binnen was gekomen.’
Artemis keek boos. ‘Daar heb ik niets aan. Er moet nog een andere manier zijn. Ik weet het zeker.’
De DNA-kanonnen waren duidelijk buiten bedrijf. Root begon net een optimistisch gevoel te krijgen toen hij de roffel van naderende laarzen hoorde.
‘D’Arvit. Gesnapt. Jullie twee lopen door. Ik hou ze hier zo lang mogelijk tegen.’
‘Nee, commandant,’ zei Butler. ‘Met alle respect, maar we hebben maar één wapen, en ik kan er veel meer mee raken dan u. Ik schiet ze neer zodra ze de hoek om komen. Probeert u de deur open te maken.’
Holly deed haar mond open om ertegen in te gaan. Maar wie ging er nu in tegen een man van dat formaat?
‘Oké. Succes. Als je gewond raakt, blijf je zo stil mogelijk liggen tot ik terug ben. Je weet het: vier minuten.’
Butler knikte. ‘Ik weet het.’
‘En, Butler?’
‘Ja, kapitein?’
‘Dat akkefietje van vorig jaar. Toen jij en Artemis me gekidnapt hadden.’
Butler staarde naar het plafond. Hij had naar zijn schoenen willen staren, maar Holly stond in de weg. ‘Ja. Daar had ik het nog over willen hebben…’
‘Laat maar zitten. Hierna staan we quitte.’
‘Holly, lopen,’ beval Root. ‘Butler, zorg dat ze niet te dichtbij komen.’
Butler sloeg zijn vinger om de gemodelleerde greep van het wapen. Hij zag eruit als een gewapende beer. ‘Dat is ze geraaien. Voor hun eigen bestwil.’
Artemis klom op een zweefkar, en tikte tegen een van de leidingen boven zijn hoofd die over de hele lengte van de gang liepen.
‘Deze buis loopt zo te zien langs het hele plafond van het gebouw. Wat is het, een ventilatiesysteem?’
Turf maakte een snuivend geluid. ‘Was het maar waar. Het is de plasmatoevoer voor de DNA-kanonnen.’
‘Waarom ben je dan niet via die buizen binnengekomen?’
‘O, het geval wil dat er in iedere druppel plasma genoeg lading zit om een trol te roosteren.’
Artemis legde zijn handpalm tegen het metaal. ‘En als de kanonnen niet in werking zijn?’
‘Zodra de kanonnen uitgeschakeld zijn, is het plasma niet veel meer dan radioactieve modder.’
‘Radioactief?’
Turf trok bedachtzaam aan zijn baard. ‘Julius rekent er in feite op dat de kanonnen inderdaad buiten werking zijn gesteld.’
‘Is er een manier om dat zeker te weten?’
‘We zouden dit on-openbare paneel kunnen opendoen.’ Turf ging met zijn vingers langs het ronde oppervlak. ‘Ah, daar hebben we ’m. Een microscopisch sleutelgat. Om de kanonnen te bevoorraden. Zelfs plasma moet wel eens aangevuld worden.’ Hij wees op een piepklein gaatje in het metaal. Het had een spikkeltje vuil kunnen zijn. ‘Kijk goed: de maestro gaat aan het werk.’
De dwerg stopte een van de haren uit zijn kin in het gaatje. Toen de punt er weer uitkwam, trok Turf de haar er met wortel en al uit. Zodra Turf hem eruit getrokken had, ging de haar dood. Hij verstijfde in de rigor mortis en behield exact de vorm van de binnenkant van het slot.
Turf hield zijn adem in en draaide de provisorische sleutel om. Het luikje viel open.
‘Dit, mijn beste jongen, is wat ze talent noemen.’
In de pijp trilde zachtjes een oranje gel. Diep daar binnenin wervelde zo nu en dan een vonkje. Het plasma was zo dik dat het niet eens over het luikje heen stroomde, maar zijn cilindrische vorm behield.
Turf tuurde met halfdicht geknepen ogen door de wiebelende gel. ‘Buiten werking, wat ik al dacht. Als dat spul actief was, zou ons gezicht inmiddels aardig bruin zijn geworden.’
‘En die vonken dan?’
‘Restlading. Ze geven een beetje een tintelend gevoel, maar ze doen geen pijn.’
Artemis knikte. ‘Oké,’ zei hij, en hij bond de helm weer vast.
Turf trok wit weg. ‘Je was het toch niet echt van plan, hè, Modderwelp? Heb je enig idee wat er gebeurt als ze die kanonnen inschakelen?’
‘Daar probeer ik niet aan te denken.’
‘Heel verstandig.’ De dwerg schudde verbijsterd zijn hoofd. ‘Oké. Je hebt dertig meter te gaan, en voor niet meer dan tien minuten lucht in die helm. Hou de filters dicht; de lucht wordt na een tijdje een beetje muf, maar dat is beter dan dat je plasma binnenkrijgt. Hier, neem dit ook maar mee.’ Hij haalde de stijf geworden haar uit het sleutelgat.
‘Waarvoor?’
‘Ik neem aan dat je er aan de andere kant ook weer uit wilt. Of had het geniale ventje daar even niet aan gedacht?’
Artemis slikte. Daar had hij inderdaad niet aan gedacht.
Heldhaftigheid bestond blijkbaar uit meer dingen dan je er alleen maar in het wilde weg instorten.
‘Stop hem er voorzichtig in. Het is een haar, moet je bedenken, en geen metaal.’
‘Hem er voorzichtig instoppen. Begrepen.’
‘En geen lichten aandoen. Halogeen zou het plasma weer kunnen activeren.’
Artemis voelde dat zijn hoofd begon te tollen.
‘En zorg dat je naderhand zo snel mogelijk een schuimbehandeling krijgt. De anti-stralingsbussen zijn blauw. Je vindt ze overal in dit gebouw.’
‘Blauwe bussen. Verder nog iets, meneer Graafmans?’
‘Nou, er zijn ook nog plasmaslangen…’
Artemis’ knieën begaven het bijna. ‘Dat meen je niet…’
‘Nee,’ gaf Turf toe. ‘Dat meen ik niet. Kom, je bereik is ongeveer een halve meter. Reken dus op zestig keer optrekken, dan ben je eruit.’
‘Iets minder dan een halve meter, zou ik zeggen. Ik denk zo’n drieënzestig keer optrekken.’ Hij stak de dwergenhaar in zijn borstzakje.
Turf haalde zijn schouders op. ‘Hoe dan ook. Het is jouw leven. En nu, hup, erin.’
De dwerg vlocht zijn vingers in elkaar en Artemis stapte in de provisorische stijgbeugel. Hij overwoog nog even van gedachten te veranderen, maar toen werkte meneer Graafmans hem omhoog in de pijp. De oranje gel zoog hem op en omsloot zijn lichaam binnen een seconde.
Het plasma golfde om hem heen als een levend wezen; er borrelden luchtbellen omhoog die in zijn kleren opgesloten hadden gezeten. Een restvonk schampte tegen zijn been en deed een scherpe pijn door zijn lichaam trekken. Een beetje een tintelend gevoel?
Artemis tuurde door de oranje gel. Turf stak zijn duimen naar hem op. Hij grijnsde als een halvegare. Artemis besloot dat hij, als hij dit overleefde, de dwerg op zijn loonlijst zou moeten zetten.
Artemis begon in het wilde weg te kruipen. Eén keer trekken, twee keer trekken…
Drieënzestig was nog een hele weg te gaan.
Butler spande de haan van de Sig Sauer. De voetstappen waren nu oorverdovend en ketsten van de metalen wanden af. Om de hoek waren al schaduwen te zien, voor hun eigenaren uit. De bediende richtte op goed geluk z’n wapen.
Er verscheen een hoofd. Als van een kikker. Het likte zijn eigen oogballen. Butler haalde de trekker over. De kogel sloeg een gat ter grootte van een meloen in de muur boven het hoofd van de kobold. Het hoofd werd snel ingetrokken. Uiteraard had Butler expres mis geschoten. Liever bang dan dood. Maar dat kon zo niet doorgaan. Nog twaalf schoten, om precies te zijn.
De kobolds werden moediger en kropen steeds verder naar voren. Butler wist dat hij er uiteindelijk een zou moeten doodschieten.
De bediende besloot dat het tijd was voor een directe confrontatie. Hij kwam vanuit hurkzit overeind, waarbij hij nog minder geluid maakte dan een panter, en stormde de gang in, op de vijand af.
Er waren maar twee mannen op de planeet die beter geschoold waren in de diverse gevechtskunsten dan Butler, en één van hen was familie van hem. De andere woonde op een eiland in de Zuid-Chinese zeeën en bracht zijn dagen door met mediteren en palmbomen in elkaar slaan. Je moest echt medelijden met die kobolds hebben.
De B’wa Kell hadden twee wachters bij de deur van het heiligdom staan. Allebei waren ze tot de tanden toe gewapend en allebei waren ze net zo hoog als ze breed waren. Ondanks dat ze bij herhaling gewaarschuwd waren, vielen ze toen de elfen de hoek om gerend kwamen, met helm en al in slaap.
‘Kijk,’ mompelde een van hen. ‘Elfen.’
‘Huh?’ zei de ander, de domste van de twee.
‘Laat maar zitten,’ zei nummer één. ‘De elfBI heeft toch geen wapens.’
Nummer twee likte eens over zijn oogballen. ‘Ja, maar ze zijn wel hartstikke irritant.’
En op dat moment kwam Holly’s laars tegen zijn borst en sloeg hij tegen de muur.
‘Hé,’ klaagde nummer één, terwijl hij zijn geweer omhoog bracht. ‘Dat is niet eerlijk.’
Root verspilde geen moeite aan schopbewegingen met een verfijnd draai-effect, maar gaf er de voorkeur aan de wachter met zijn volle lichaam tegen de titanium deur te rammen.
‘Zo,’ hijgde Holly. ‘Twee uitgeschakeld. Dat viel reuze mee.’
Een voortijdige constatering, toevallig. Want op dat moment stormde het tweehonderd koppen tellende B’wa Kell-eskader door de loodrechte gang naar beneden.
‘Dat viel reuze mee,’ deed de commandant haar na, terwijl hij zijn vingers tot vuisten balde.
Artemis’ concentratie liet hem in de steek. Het leek wel of er nu meer vonken waren, en iedere schok haalde hem uit zijn concentratie. Hij was al twee keer de tel kwijtgeraakt. Hij was nu bij vierenvijftig. Of bij vijfenzestig. Het was een verschil van leven en dood.
Hij kroop voort, stak eerst de ene arm uit en dan de volgende, en zwom door een gezwollen zee van gel. Aan zijn gezichtsvermogen had hij nagenoeg niets. Alles was oranje. En de enige bevestiging dat hij enige vooruitgang boekte kreeg hij toen zijn knie in een kuil wegzakte, waar het plasma in een kanon werd geleid.
Artemis boorde nog een laatste keer door de gel en vulde zijn longen met muffe lucht – drieënzestig. Ziezo. Nog even, dan had hij de luchtzuiveraars in zijn helm niet meer nodig en zou hij kooldioxide ademen.
Hij legde zijn vingertoppen tegen de ronding aan de binnenkant van de pijp en zocht een sleutelgat. Weer had hij niets aan zijn ogen. Hij kon de helmlampen niet eens aanzetten, uit angst dat hij een rivier van plasma zou doen ontvlammen.
Niets. Nog geen inkeping. Hij zou hier moederziel alleen sterven. Hij zou nooit een beroemdheid worden. Artemis voelde dat zijn hersenen het lieten afweten en dat hij een zwarte tunnel in tolde. Concentreer je, zei hij tegen zichzelf. Er kwam een vonkje aan. Een zilveren ster in de zonsondergang. Het draaide sloom door de buis en deed gaandeweg zijn omgeving oplichten.
Daar! Een gat. Hét gat. Het was net even te zien geweest in het licht van een voorbij wervelende vonk. Artemis stak als een dronken zwemmer zijn hand in zijn zak en haalde de dwergenhaar te voorschijn. Zou het lukken? Er was geen enkele reden waarom dit toegangsluik een ander slotmechanisme zou hebben.
Artemis liet de haar in het sleutelgat glijden. Zachtjes. Hij tuurde door de gel heen. Ging hij erin? Hij dacht van wel. Voor zestig procent misschien. Dat moest genoeg zijn.
Artemis draaide de haar om. Het deurtje viel open. Hij haalde zich Turfs grijns voor de geest. Dit, mijn beste jongen, is wat ze talent noemen.
Het was best mogelijk dat alle vijanden die hij in de onderwereld had, hem aan de andere kant van dat luik stonden op te wachten, met een groot, akelig geweer op zijn hoofd gericht. Maar Artemis was al zover heen dat het hem niet veel kon schelen. Hij kon niet nog een van die van zuurstof ontdane ademhalingen of nog zo’n martelende schok door zijn lichaam verdragen.
En dus stak Artemis Fowl zijn helm door het plasma-oppervlak. Hij wipte zijn vizier omhoog en zoog wat heel goed zijn laatste adem zou kunnen zijn in. Hij mocht van geluk spreken: degenen die zich in de ruimte bevonden, keken naar hun beeldscherm. Ze keken hoe zijn vrienden voor hun leven vochten. Zijn vrienden konden niet echt van geluk spreken.
Het zijn er te veel, dacht Butler toen hij de hoek om kwam en bijna een heel leger B’wa Kell-soldaten nieuwe batterijen in hun wapens zag schuiven.
Toen de kobolds Butler zagen, begonnen ze dingen te denken als: O goden, een trol met kleren aan, of: Waarom heb ik niet beter naar mama geluisterd en ben ik uit de buurt van bendes gebleven?
Toen was Butler boven hen en op weg naar beneden. Hij kwam neer als een lading bakstenen, maar dan wel met een veel grotere nauwkeurigheid. Drie kobolds waren al buiten westen voor ze wisten dat ze geraakt waren. Eén van hen schoot zichzelf in de voet en een paar andere bleven liggen en deden of ze bewusteloos waren.
Artemis zag het allemaal op het plasmascherm van de controlekamer gebeuren. Samen met de andere aanwezigen in het heilige der heiligen. Voor hen was het amusement. Televisie. De kobold-generaals grinnikten en jammerden toen Butler hun mannen in de pan hakte. Het was hun allemaal om het even. Er waren honderden kobolds in het gebouw en deze ruimte was niet toegankelijk.
Artemis moest binnen een paar seconden besluiten hoe hij het zou aanpakken. Seconden. En hij had geen idee hoe hij iets van deze technologie kon gebruiken. Hij scande de muren onder zich om te kijken of er iets was wat hij kon gebruiken. Wat dan ook.
Daar. Op een klein beeld-binnen-beeldscherm, opzij van het grote bedieningspaneel, zag hij Foaly. Gevangen in de cabine van de controlekamer. De centaur had vast een plan. Hij had in ieder geval de tijd gehad er een te verzinnen. Artemis wist dat hij, zodra hij uit de buis te voorschijn kwam, een doelwit zou zijn. Ze zouden hem zonder aarzeling doden.
Hij sleepte zich uit de buis en liet zich met een zware klap op de grond vallen. Zijn doordrenkte kleren vertraagden zijn gang naar de monitortafel. Hoofden draaiden zijn kant op – hij kon ze uit een ooghoek zien. Er kwamen figuren zijn kant op. Hij wist niet hoeveel het er waren.
Onder Foaly’s beeltenis zat een microfoon. Artemis drukte op de knop.
‘Foaly!’ zei hij met raspende stem, terwijl de klodders plasma op het bedieningspaneel spatten. ‘Kun je me horen?’
De centaur reageerde onmiddellijk. ‘Fowl? Wat is er met je gebeurd?’
‘Vijf seconden, Foaly. Ik moet een plan hebben, anders gaan we er allemaal aan.’
Foaly knikte kortaf. ‘Ik heb er al een. Zet me op alle schermen.’
‘Wat? Hoe?’
‘Druk op de vergaderknop. Geel. Een rondje met een waaier van streepjes eromheen, als de zon. Zie je hem?’
Artemis zag hem. Hij drukte erop. Toen drukte er iets op hem. Iets heel pijnlijks.
Generaal Schubber zag als eerste het wezen uit de plasmapijp neerploffen. Wat was het? Een elf? Nee. O, goden nee. Het was een mens.
‘Kijk!’ kakelde hij. ‘Een Moddermens.’
De anderen letten er niet op – ze waren te zeer geïnteresseerd in het spektakel op het scherm.
Zoniet Knuppel. Een mens in het heilige der heiligen. Hoe kon dat? Hij greep Schubber bij de schouders. ‘Dood hem!’
Nu luisterden alle generaals. Er viel iets dood te maken. Zonder dat ze daar zelf gevaar bij liepen. Ze zouden het op de ouderwetse manier aanpakken: met klauwen en vuurballen.
De mens stommelde naar een van de bedieningspanelen en ze gingen om hem heen staan, met hun tong van opwinding uit hun mond. Roggel draaide de mens om, zodat hij zijn lot in de ogen kon zien.
Eén voor één riepen de generaals vuurballen rond hun vuisten op, en ze gingen dichter bij elkaar staan voor de aanval. Maar toen gebeurde er iets waardoor ze de gewonde mens op slag vergaten. Op alle schermen verscheen Knuppels gezicht. En de B’wa Kellleider was niet blij met wat hij zei:
‘Zodra de situatie er op zijn allerbelabberdst voorstaat, geef ik Opal opdracht de elfBI zijn wapens weer in handen te geven. De B’wa Kell worden bewusteloos gemaakt, en dan krijg jij de schuld van deze hele affaire, vooropgesteld dat je het overleeft, hetgeen ik durf te betwijfelen…’
Roggel stormde op zijn handlanger af. ‘Knuppel! Wat heeft dit te betekenen?’
De generaals kwamen sissend en spugend dichterbij. ‘Verraad, Knuppel! Verraad!’
Knuppel maakte zich er niet druk om. ‘Oké,’ zei hij. ‘Verraad.’
Het duurde even voor Knuppel begreep wat er gebeurd was. Foaly’s werk. Die moest hun gesprek op de een of andere manier opgenomen hebben. Wat vervelend. Maar, je moest de centaur nageven dat hij vindingrijk was.
Knuppel liep snel naar het grote bedieningspaneel en sloot de uitzending. Het was maar beter als Opal de rest niet te horen kreeg. Vooral dat deel over haar tragische ongeluk. Hij zou die dikdoenerij eens achterwege moeten laten. Nou ja, wat maakte het uit. Alles liep op rolletjes.
‘Verraad!’ siste Schubber.
‘Oké,’ gaf Knuppel toe. ‘Verraad.’ En meteen daarop zei hij: ‘Computer, activeer de DNA-kanonnen. Autorisatie Knuppel B. Alfa alfa twee twee.’
Opal draaide van pure vreugde op haar zweefstoel in de rondte en klapte verrukt in haar kleine handjes. Pico was héééél lelijk, maar ook héééél slecht.
In het hele gebouw van Koboi Laboratoria kwamen de DNA-robotkanonnen in hun stellingen omhoog en deden een snelle zelfdiagnose. Afgezien van een klein lek in het heilige der heiligen was alles in orde. En dus gingen ze zonder verdere omhaal over tot het opvolgen van hun voorgeprogrammeerde parameters en vuurden ze op alles met het DNA van een kobold, met een snelheid van tien schoten per seconde.
Dat was snel en, zoals alles van Koboi, efficiënt. In minder dan vijf seconden zakten de kanonnen weer terug in hun stellingen. Missie voltooid: tweehonderd bewusteloze kobolds, in het hele gebouw.
‘Pfft,’ zei Holly, terwijl ze over rijen snurkende kobolds heen stapte. ‘Dat scheelde maar een haar.’
‘Zeg dat wel,’ zei Root instemmend.
Knuppel schopte tegen het slapende lichaam van Roggel. ‘Zie je wel, het haalt allemaal niets uit, Artemis Fowl,’ zei hij, en hij trok zijn Roodhals.
‘Je vrienden zitten buiten. En jij zit hier binnen. En de kobolds zijn bewusteloos. Zometeen wordt met een aantal bijzonder onbetrouwbare chemicaliën kunstmatig hun geheugen gewist. Precies zoals mijn bedoeling was.’ Hij glimlachte naar Opal, die boven hen zweefde. ‘Precies zoals onze bedoeling was.’
Opal glimlachte terug.
Bij een andere gelegenheid zou Artemis zich genoodzaakt gevoeld hebben een hatelijke opmerking te maken. Maar zijn gedachten werden nogal beheerst door de kans dat hij zometeen de dood zou vinden.
‘Ik ga de kanonnen nu heel eenvoudigweg herprogrammeren zodat ze zich op jouw vrienden richten. Daarna activeer ik de elfBI-kanonnen weer en neem ik de macht in de wereld over. En niemand kan hier binnenkomen om me tegen te houden.’
Zoiets moet je natuurlijk nooit zeggen, zeker niet als je een aartsslechterik bent. Dat is vragen om moeilijkheden.
Butler rende de gang door en haalde de anderen voor de deur van het heilige der heiligen in. Door de kwartsruit van de deur kon hij zien in wat voor benarde situatie Artemis verkeerde. Ondanks al zijn inspanningen was jongeheer Artemis er toch nog in geslaagd zichzelf in levensgevaar te brengen. Hoe moest je als bodyguard in ’s hemelsnaam je werk doen als je pupil per se voortdurend in berenkuilen wilde springen, bij wijze van spreken?
Butler voelde het testosteronpeil in zijn systeem oplopen. Eén deur, meer zat er niet tussen hem en Artemis in. Eén enkel deurtje, bedoeld om elfen met stralingsgeweren tegen te houden. Hij deed een paar stappen naar achteren.
Holly voelde wat hij dacht. ‘Doe geen moeite. Die deur is gepantserd.’
De bediende gaf geen antwoord. Dat kon hij ook niet. De echte Butler was ondergedompeld onder lagen adrenaline en brute kracht.
Met een brul stormde Butler op de ingang af, waarbij hij al zijn niet mis te verstane kracht in de driehoekige punt van zijn schouder concentreerde. Het was een klap waardoor een middelgroot nijlpaard nog van zijn sokken was gegaan. En hoewel deze deur getest was op plasmaverspreiding en gemiddelde fysieke weerstand, was hij beslist niet Butler-proof. De metalen deur frommelde als zilverfolie in elkaar.
Butler had zo’n vaart dat hij tot halverwege het heilige der heiligen over de rubbertegels doorschoot. Holly en Root kwamen achter hem aan en stopten alleen even om de bewusteloze kobolds een paar Zachtneus-lasers af te nemen.
Knuppel reageerde snel. Hij trok Artemis overeind. ‘Niemand verroert zich. Anders gaat de Modderjongen eraan.’
Butler ging gewoon door. Zijn laatste rationele gedachte was dat hij Knuppel onschadelijk wilde maken. Dat was nu zijn enige doel in het leven. Hij rende met uitgestrekte armen naar voren.
Holly deed een wanhopige duik en greep zich aan Butlers riem vast. Hij sleurde haar mee als een sliert blikjes achter een trouwauto.
‘Butler, stop,’ kreunde ze.
De bodyguard negeerde haar.
Holly hield vast en zette haar hakken in de grond. ‘Stop!’ herhaalde ze, en dit keer voorzag ze haar stem van een laagje mesmer.
Het was of Butler wakker werd. Hij schudde de grotbewoner uit zijn systeem.
‘Goed zo, Modderman,’ zei Knuppel. ‘Luister maar naar kapitein Short. We kunnen vast wel iets afspreken samen.’
‘Geen deals, Pico,’ zei Root. ‘Het is afgelopen. Leg de Modderjongen dus maar neer.’
Knuppel spande de Roodhals. ‘Reken maar dat ik hem neerleg.’
Dit was Butlers grootste nachtmerrie. Zijn pupil was in handen van een psychopaat die niets te verliezen had. En hij kon er helemaal niets aan doen.
Er ging een telefoon.
‘Ik geloof dat het die van mij is,’ zei Artemis automatisch.
Hij ging weer. Zijn mobiele telefoon, zoveel was zeker. Verbazingwekkend dat dat ding het sowieso deed, als je bedacht wat hij allemaal had moeten doorstaan. Artemis rukte het hoesje open.
‘Ja?’
Het was een van die momenten waarop alles stil lijkt te staan. Niemand wist wat er zou komen.
Artemis gooide de telefoon naar Opal Koboi. ‘Het is voor jou.’
De elf dook omlaag om het piepkleine telefoontje op te vangen. Knuppels borst ging op en neer. Zijn lichaam wist wat er gebeurde, terwijl zijn hersenen er nog niet achter waren.
Opal bracht het speakertje naar haar puntige oor.
‘…Toe nou, Foaly. Denk je nou echt dat ik al die moeite doe om vervolgens de macht te moeten delen? Vergeet het maar. Zodra deze vertoning ten einde is, krijgt mejuffrouw Koboi een tragisch ongeluk. Misschien zelfs een aantal tragische ongelukken…’
Alle kleur trok weg uit Opals gezicht. ‘Jij!’ krijste ze.
‘Het is een list!’ wierp Knuppel tegen. ‘Ze proberen ons tegen elkaar uit te spelen.’
Maar zijn ogen vertelden het echte verhaal.
Elfen zijn lichtgeraakte wezentjes, ondanks hun grootte. Ze slikken een heleboel en dan exploderen ze. Voor Opal Koboi was het moment van exploderen nu aangebroken. Ze schakelde de Zweefboy in en dook steil omlaag.
Knuppel aarzelde geen moment. Hij loste twee schoten op de stoel af, maar het dikke kussen beschermde de piloot.
Opal Koboi vloog recht op haar voormalige handlanger af. Toen de elf zijn armen omhoog deed om zichzelf te beschermen, gleed Artemis op de grond. Pico Knuppel had minder geluk. Hij raakte verstrikt in de veiligheidsrail van de Zweefboy en werd door de furieuze elf omhoog gedragen. Ze tolden de kamer rond, ketsten tegen diverse muren af en stortten toen zo door het open plasmapaneel de kanonspijp in.
Jammer genoeg voor Knuppel was het plasma inmiddels actief. Hij had het zelf geactiveerd. Maar deze ironie ontging hem toen hij door een miljoen radioactieve tentakels werd geroosterd.
Koboi had geluk. Zij werd uit de zweefstoel gegooid en lag op de rubbertegels na te kreunen.
Butler kwam al in beweging voor Knuppel in het plasma belandde. Hij draaide Artemis om en keek of hij gewond was. Een paar schrammen. Niets ernstigs. Niets waar een dosis blauwe vonken geen raad mee wist.
Holly keek hoe Opal Koboi eraan toe was.
‘Is ze bij bewustzijn?’ vroeg de commandant.
Koboi’s ogen knipperden open. Holly deed ze met een snelle stoot tegen het voorhoofd weer dicht. ‘Nee,’ zei ze onschuldig. ‘Buiten westen.’
Root keek eens goed naar Knuppel en realiseerde zich toen dat het geen zin had te kijken hoe hij eraan toe was. Misschien was het maar beter zo. Het alternatief was een paar eeuwen in de Huilberg.
Artemis zag beweging bij de deur. Het was Turf. Hij grijnsde en zwaaide. Ten afscheid, voor het geval Julius zijn voorsprong van twee dagen was vergeten. De dwerg wees naar een blauwe bus in een muurhouder, en weg was hij.
‘Butler,’ zei Artemis met krakende stem, met het allerlaatste beetje kracht dat hij in zich had. ‘Zou iemand me kunnen sprayen? En kunnen we dan alsjeblieft naar Moermansk?’
Butler begreep het niet. ‘Sprayen? Waarmee?’
Holly maakte de bus met anti-stralingsschuim los en deed de veiligheidssluiting eraf. ‘Staat u mij toe?’ zei ze met een grijns. ‘Het is mij een eer.’
Ze richtte een straal smerig ruikend schuim op Artemis. Binnen een paar seconden leek hij op een half gesmolten sneeuwpop. Holly lachte. Wie zei dat er bij de ordehandhaving geen lol te beleven viel?
De cabine van de controlekamer, Politie Plaza
Zodra het plasma de afstandsbediening van Knuppel eenmaal uitgeschakeld had, stroomde de kracht in hoog tempo terug naar de cabine van de controlekamer. Foaly activeerde ogenblikkelijk de inslapers die onder de huid van de vijandige kobolds waren ingebracht. Daarmee was meteen al de helft van de B’wa Kell uitgeschakeld. Vervolgens herprogrammeerde hij de DNA-kanonnen van Politie Plaza zelf op niet-dodelijke schoten. Binnen een paar seconden was alles voorbij.
De eerste gedachte van kapitein Kelp ging uit naar zijn ondergeschikten. ‘Iedereen melden!’ schreeuwde hij, en zijn stem sneed door de chaos heen. ‘Zijn er slachtoffers gevallen?’
De eskaderleiders gaven één voor één antwoord en bevestigden dat er geen doden waren.
‘We mogen van geluk spreken,’ merkte een tovenaarsarts op. ‘Er is geen druppel toverkracht meer in het hele gebouw. Niet eens een medi-pakking. De volgende officier die getroffen was, was erin gebleven.’
Trubbels richtte zijn aandacht op de cabine van de controlekamer. Hij keek niet erg blij.
Foaly depolariseerde de kwartsruit en opende een verbinding. ‘Hallo daar. Ik had hier niets mee te maken, hoor. Knuppel zat erachter. Ik heb net iedereen gered. Ik heb een geluidsopname naar een mobiele telefoon gestuurd; dat was een hele klus. Ze mogen me wel een medaille geven.’
Trubbels balde zijn vuist. ‘Oké, Foaly, kom maar te voorschijn, dan krijg je je medaille.’
Foaly mocht dan niet over al te veel sociale vaardigheden beschikken, maar als hij een lichtelijk verhulde bedreiging hoorde, herkende hij die maar al te goed.
‘O nee. Mij niet gezien. Ik blijf hier zitten tot commandant Root terug is. Hij kan alles uitleggen.’
De centaur verduisterde het raam en begon een scan op computervirussen. Hij zou ieder spoortje van Opal Koboi isoleren en uit het systeem halen. Paranoïde? Wie was er nu paranoïde, Holly? Wie was er nu paranoïde?