AS IS VERBRANDE TURF
Los Angeles
Het geval wilde dat Turf Graafmans zich bij het appartement van een met een Oscar onderscheiden actrice bevond. Zij wist natuurlijk niet dat hij er was. En uiteraard voerde hij iets in zijn schild. Eens een dief, altijd een dief.
Niet dat Turf geld nodig had. De belegering van Artemis Fowl had hem flink wat opgeleverd. Genoeg om een penthouse in Beverly Hills te huren. Hij had het appartement volgepropt met een video-installatie van Pioneer, een volledige dvd-verzameling en voor zijn leven lang genoeg gedroogd rundvlees. Het was hoog tijd voor een jaar of tien rust en ontspanning.
Maar zo zit het leven niet in elkaar. Dat weigert zich op te krullen en knus in een hoekje te gaan zitten. De gewoonten van een paar eeuwen laten zich niet wegjagen. Toen Turf halverwege de James Bond-serie was, realiseerde hij zich dat hij die slechte ouwe tijd miste. Al snel begon de teruggetrokken bewoner van het penthouse middernachtelijke wandelingetjes te maken. Die wandelingen eindigden meestal in iemands huis.
In het begin ging Turf alleen maar op bezoek en genoot hij van de kick dat hij de geavanceerde beveiligingssystemen van de Moddermens te slim af was. Daarna begon hij trofeeën mee te nemen. Kleine dingetjes: een kristallen drinkglas, een asbak, of een kat, als hij honger had. Maar Turf Graafmans begon al snel te verlangen naar zijn oude faam, en hij ging steeds grotere dingen jatten. Goudstaven, diamanten ter grootte van een ganzenei, of pitbulls, als hij echt uitgehongerd was.
Dat met die Oscars was per ongeluk begonnen. Hij pikte er een bij wijze van curiositeit, tijdens een doordeweeks uitstapje naar New York. Voor het beste oorspronkelijke script. De volgende ochtend was hij van de oostkust tot de westkust voorpaginanieuws. Je zou bijna denken dat hij een medisch konvooi gestolen had in plaats van een verguld beeldje. Turf was natuurlijk helemaal in zijn nopjes. Hij wist hoe hij voortaan zijn nachtelijke uurtjes zou doorbrengen.
In de twee weken daarna gapte Turf de Oscar voor de beste soundtrack en voor de beste special effects. De bladen gingen door het lint. Ze gaven hem zelfs een bijnaam: de Grouch, vernoemd naar een andere heel beroemde Oscar. Toen Turf dat las, jubelden zijn tenen van plezier. En jubelende dwergentenen zijn beslist een bezienswaardigheid. Ze zijn net zo lenig als vingers, met dubbele gewrichten, en hoe minder we over de geur zeggen, hoe beter het is. Turf had nu een heel duidelijke missie voor ogen. Hij moest een complete reeks zien te verzamelen.
In de zes maanden daarna sloeg de Grouch overal in de Verenigde Staten toe. Hij ondernam zelfs een reisje naar Italië om de Oscar voor de beste buitenlandse film op te halen. Hij liet een speciaal kastje maken, met gekleurd glas dat met een druk op de knop verduisterd kon worden. Turf Graafmans voelde zich weer helemaal top.
Uiteraard verdriedubbelde iedere Oscar-winnaar ter wereld zijn beveiliging, en dat was precies wat Turf graag wilde. Inbreken in een hutje aan het strand kon iedereen. Hoogbouw en hitech. Dat wou het publiek. En dat zou de Grouch hun dus geven ook. De kranten lustten er wel pap van. Hij was een held. Overdag, wanneer hij niet naar buiten kon, was Turf druk bezig met het script van zijn eigen avonturen.
Vanavond was dé grote avond. Het laatste beeldje. Hij ging voor de Oscar voor de beste actrice. En niet zomaar een beste actrice. Het doelwit van vanavond was de hartstochtelijke Jamaicaanse schoonheid, Maggie V. De winnares van dit jaar voor haar vertolking van Parel, een hartstochtelijke Jamaicaanse schoonheid. Maggie V had in het openbaar verkondigd dat als de Grouch iets in haar appartement probeerde, hij veel meer zou krijgen dan waar hij voor gekomen was. Daar kon Turf natuurlijk geen weerstand aan bieden.
Het gebouw zelf was gemakkelijk te vinden: een blok glas en staal van tien verdiepingen, even voorbij Sunset Boulevard, een nachtelijk wandelingetje ten zuiden van Turfs eigen huis. En dus pakte de onverschrokken dwerg op een bewolkte avond zijn gereedschap en maakte zich klaar om zich een weg tot in de geschiedenisboeken te forceren.
Maggie V woonde op de bovenste verdieping. Met de trap, lift of via de schacht naar boven gaan was uitgesloten. Hij zou buitenom moeten.
Ter voorbereiding op de klim had Turf al twee dagen niets gedronken. Dwergenporiën zijn niet alleen bedoeld om te zweten, maar ze nemen ook vocht op. Heel handig als je dagen achtereen in een instorting opgesloten zit. Zelfs als je geen vocht via je mond binnenkrijgt, kan iedere centimeter huid uit de omringende aarde vocht opzuigen. Als een dwerg dorst had, zoals Turf nu, dan gingen zijn poriën openstaan, ter grootte van een speldenprik, en begonnen als een bezetene vocht op te zuigen. Dit kon heel handig zijn als je, laten we zeggen, tegen de zijkant van een hoog gebouw moest opklimmen.
Turf deed zijn schoenen en handschoenen uit, zette een gestolen elfBI-helm op en begon te klimmen.
Schacht E93
Holly kon de boze blik van de commandant in haar nekharen voelen prikken. Ze probeerde er geen aandacht aan te schenken en zich te concentreren, zodat ze de shuttle van de Atlanteaanse ambassadeur niet tegen de wanden van de Noordpoolschacht te pletter sloeg.
‘Dus jij wist al die tijd dat Turf Graafmans in leven was?’ Holly trok aan de stuurknuppel om een projectiel van halfgesmolten rots te ontwijken. ‘Ik wist het niet zeker. Maar Foaly hield er een theorie op na.’
De commandant wurgde een denkbeeldige hals. ‘Foaly! Waarom verbaast me dat nou helemaal niets?’
Artemis grinnikte vanuit zijn stoel in het passagiersgedeelte. ‘Zeg, jullie twee, we moeten wel als een team samenwerken, hoor.’
‘Laat die theorie van Foaly maar eens horen, kapitein,’ beval Root, die zichzelf in de stoel van de copiloot vastgordde.
Holly activeerde een statische spoeling op de buitencamera’s van de shuttle, en positieve en negatieve ladingen joegen de stoflagen uit de lenzen.
‘Foaly vertrouwde de dood van Turf niet helemaal, aangezien hij de beste tunnelelf was die we hadden.’
‘Waarom is hij dan niet naar mij toe gekomen?’
‘Het was maar een vermoeden. Met alle respect, commandant, u weet hoe u reageert als het op vermoedens aan komt.’
Root knikte brommerig. Dat was waar, voor vermoedens had hij geen tijd. Harde bewijzen, of opgesodemieterd tot je die wel hebt.
‘De centaur heeft in zijn eigen tijd een beetje onderzoek gedaan. Het eerste wat hij zich realiseerde was dat het goud dat we teruggekregen hadden, een beetje aan de lichte kant was. Ik heb afgesproken dat we de helft van het losgeld terug zouden krijgen, en volgens Foaly’s berekening lagen er vierentwintig staven te weinig op de kar.’
De commandant stak een van zijn bekende zwamsigaren op. Hij moest toegeven dat het veelbelovend klonk: ontbrekend goud, Turf Graafmans binnen een straal van honderd kilometer. Twee en twee is vier.
‘Zoals u weet schrijft de standaardprocedure voor dat alle elfBIbezittingen besproeid moeten worden met op solinium gebaseerde spoorstof, inclusief het goud van het losgeld. Nou, Foaly scant op solinium en hij vindt in heel Los Angeles sporen. Vooral in het Crowley Hotel in Beverly Hills. Als hij in de computer van het gebouw inbreekt, ontdekt hij dat de bewoner van het penthouse geregistreerd staat als ene Lans Graver.’
Roots puntige oren sidderden. ‘Graver?’
‘Inderdaad,’ zei Holly met een knikje. ‘Dat kun je geen toeval meer noemen. Toen is Foaly naar mij toe gekomen, en ik heb hem geadviseerd eerst een paar satellietfoto’s te maken en dan pas met het dossier naar u toe te gaan. Maar…’
‘Meneer Graver blijkt heel ongrijpbaar te zijn. Heb ik gelijk of niet?’
‘De spijker op zijn kop.’
Roots kleur veranderde van roze in tomaatrood. ‘Turf, die schoft. Hoe heeft ie ’m dat geflikt?’
Holly haalde haar schouders op. ‘We denken dat hij zijn iriscamera naar een wild dier heeft verplaatst, een konijn misschien. Daarna is de tunnel ingestort.’
‘Dus de levenstekens die wij ontvingen, waren van een of ander konijn?’
‘Precies. In theorie dan.’
‘Ik vermoord hem,’ riep Root uit, terwijl hij op het controlepaneel beukte. ‘Kan dit barrel niet wat sneller?’
Los Angeles
Turf beklom het gebouw zonder al te veel problemen. Er hingen bewakingscamera’s buiten, maar het ionenfilter van de helm liet precies zien waar deze camera’s op gericht waren. Je moest gewoon over de blinde vlekken kruipen, meer niet.
Binnen een uur had de dwerg zich vastgezogen bij het appartement van Maggie V, op de tiende verdieping. De ramen hadden driedubbeldikke beglazing met een kogelvrije laag. Filmsterren. Paranoïde, stuk voor stuk.
Natuurlijk zat er boven aan de ruit een alarmsignaal, en op de muur zat een bewegingssensor, doodstil als een krekel. Maar dat viel te verwachten.
Turf smolt een gaatje in het glas, met een flesje steenpoets voor dwergen, dat gebruikt wordt om in de mijnen diamanten te laten schitteren. Moet je je indenken. De halve edelsteen naar de bliksem.
Vervolgens gebruikte de Grouch het ionenfilter van de helm om de kamer af te speuren waar het bereik van de bewegingssensor lag. De rode ionenstroom liet zien dat de sensor op de grond gericht was. Geen punt. Turf was toch al van plan via de muur te gaan.
Terwijl zijn poriën nog steeds om water schreeuwden, kroop de dwerg over de tussenmuur, waarbij hij zo veel mogelijk gebruik maakte van een roestvrij stalen plankensysteem dat bijna langs alle muren van de zitkamer zat.
De volgende stap was dat hij het Oscar-beeldje moest zien te vinden. Dat kon overal verstopt zitten, ook onder Maggie V’s kussen, maar deze kamer was prima om mee te beginnen. Je wist maar nooit, misschien had hij wel geluk.
Turf activeerde het röntgenstralenfilter van de helm en scande de muren om te kijken of er ergens een kluis zat. Niets. Hij probeerde de vloer; mensen werden tegenwoordig steeds slimmer. Daar, onder het kleed van imitatie-zebra, een metalen kubusvorm. Gemakkelijk zat.
De Grouch benaderde de bewegingssensor van bovenaf en draaide heel voorzichtig aan de hals van het apparaat tot het op het plafond gericht stond. Nu was de vloer vrij.
Turf liet zich op het kleed vallen en testte het oppervlak met zijn gevoelige tenen. Er zaten geen drukkussentjes in de voering van het kleed genaaid. Hij rolde de imitatiehuid terug, waardoor een luikje in de houten vloer zichtbaar werd. De naden waren voor het blote oog nauwelijks te zien. Maar Turf was een expert en zijn ogen waren niet bloot, maar werden geholpen door zoomlenzen van de elfBI.
Hij wurmde een spijker in de kier en wipte het luik open. De kluis zelf was een beetje een teleurstelling. Hij was niet eens met lood bekleed; hij kon met het röntgenfilter zo in het mechaniek kijken. Een eenvoudig combinatieslot. Maar drie cijfers.
Turf zette het filter uit. Een slot kraken waar je doorheen kon kijken, wat was daar nou aan? In plaats daarvan legde hij zijn oor tegen de deur en draaide aan de schijf. Binnen vijftien seconden lag het luik open voor zijn voeten.
Het verguldsel van de Oscar knipoogde hem tegemoet. Op dat moment maakte Turf een grote fout. Hij ontspande zich. In gedachten was de Grouch alweer terug in zijn eigen appartement, slurpend aan een grote tweeliterfles ijskoud water. En ontspannen dieven zijn gedoemd in de gevangenis te belanden.
Turf verzuimde het beeldje op valstrikken te controleren en griste het zo uit de kluis. Als hij het wel gecontroleerd had, zou hij gezien hebben dat er aan de onderkant een magnetische draad bevestigd zat. Als de Oscar werd verplaatst, werd er een circuit doorbroken, waardoor de hel zou losbarsten.
Schacht E93
Holly stelde de automatische piloot in op de zweefstand op drieduizend meter boven de oppervlakte. Ze sloeg zichzelf op de borst, maakte het harnas los en ging bij de anderen achter in de shuttle zitten.
‘Twee problemen. Allereerst: als we nog lager gaan, zijn we op de scanners te zien, ervan uitgaand dat die nog werken.’
‘Hoe zou het toch komen dat probleem nummer twee me gestolen kan worden?’ vroeg Butler.
‘Ten tweede: dit deel van de schacht is buiten werking gesteld toen wij van de Noordpool vertrokken.’
‘En dat wil zeggen?’
‘Dat wil zeggen dat de toevoertunnels ingestort zijn. En zonder de toevoertunnels hebben wij geen toegang tot het schachtenstelsel.’
‘Geen punt,’ zei Root. ‘We blazen de muur wel op.’
Holly zuchtte. ‘Waarmee, commandant? Dit is een diplomatenvoertuig. We hebben geen kanonnen.’
Butler haalde twee Schudders uit een zakje dat aan zijn Maanriem hing. ‘Zou het hiermee lukken? Foaly dacht dat ze misschien van pas zouden komen.’
Artemis kreunde. Als hij niet beter had geweten, zou hij bijna zeggen dat de bediende dit alles nog leuk vond ook.
Los Angeles
‘O, o,’ fluisterde Turf.
Binnen een paar tellen was de situatie van rooskleurig veranderd in levensgevaarlijk. Toen het veiligheidssysteem eenmaal doorbroken was, schoof er een zijdeur open, waardoor twee heel grote Duitse herdershonden binnenkwamen. De ultieme hondse waakhond. Daarachteraan kwam hun africhter, een enorme vent met een beschermend pak aan. Hij zag eruit alsof hij allemaal deurmatten aan had. De honden waren klaarblijkelijk niet te vertrouwen.
‘Braaf,’ zei Turf en hij knoopte langzaam zijn bilflap open.
Schacht E93
Holly gaf een duwtje tegen de stuurknuppel en manoeuvreerde de shuttle iets dichter tegen de wand van de schacht.
‘Dichterbij krijg ik hem niet,’ zei ze in de microfoon van haar helm. ‘Nog dichter en dan zouden de hittestoten ons tegen de stenen kunnen slaan.’
‘Hittestoten?’ gromde Root. ‘Daar heb je niets over gezegd voor ik naar buiten klom.’
De commandant lag met gespreide armen en benen op de vleugel, met in iedere laars een Schudder gepropt.
‘Sorry hoor, commandant, maar iemand moet dit ding toch besturen.’
Root mompelde iets onverstaanbaars en sleepte zichzelf dichter naar de punt van de vleugel. De turbulentie mocht dan nergens zo sterk zijn als op een luchtvaartuig in beweging, maar de beukende hittestoten waren genoeg om de commandant als een dobbelsteen in een beker door elkaar te rammelen. Het enige wat hem op de been hield was de gedachte dat hij zijn vingers om de hals van Turf Graafmans zou dichtknijpen.
‘Nog een meter,’ hijgde hij in de microfoon. Ze konden in ieder geval nog met elkaar communiceren, want de shuttle had zijn eigen lokale intercom. ‘Nog een meter en dan kan ik erbij.’
‘Vergeet het maar, commandant. Hier moet u het mee doen.’
Root waagde het in de afgrond te turen. De schacht strekte zich eindeloos uit en kronkelde omlaag naar de oranje magmagloed in het centrum van de Aarde. Dit was gekkenwerk. Waanzin. Er moest een andere manier zijn. De commandant was nu zo ver heen dat hij zelfs bereid was een vlucht boven de grond te wagen.
Toen kreeg Julius Root een visioen. Misschien kwam het door de zwaveldampen, misschien door stress of zelfs door gebrek aan voedsel. Maar de commandant zou gezworen hebben dat hij het gezicht van Turf Graafmans voor zich zag, gebeiteld in de rots. Het gezicht zoog aan een sigaar en grijnsde zelfgenoegzaam.
Zijn vastberadenheid was in één klap terug. Bestookt door een misdadiger. Nou, ik dacht het niet.
Root krabbelde overeind en veegde zijn zweterige handpalmen af aan zijn pak. De hittestoten trokken als ondeugende spoken aan zijn ledematen.
‘We gaan maar eens wat afstand creëren tussen ons en dit aanstaande gat. Ben je er klaar voor?’ schreeuwde hij in de microfoon.
‘Reken maar, commandant,’ antwoordde Holly. ‘Zodra we u weer binnen hebben, gaan we ervandoor.’
‘Oké. Stand-by.’
Root schoot de pijl uit zijn riem. De titanium kop zonk vlot weg in de rots. De commandant wist dat in de pijl piepkleine ladinkjes zaten die twee weerhaken naar buiten zouden schieten waardoor hij stevig in het gezicht vast kwam te zitten. Vijf meter. Niet zo’n enorme afstand om aan een touw heen en weer te zwaaien. Maar het ging niet om het heen en weer zwaaien. Het ging om de verpletterende val en het feit dat er geen handvatten op de muur van de schacht zaten.
Kom op, Julius, gniffelde het Turf-bouwwerk. Ben benieuwd hoe je eruitziet als je tegen een muur te pletter bent geslagen.
‘Hou je bek, veroordeelde,’ brulde de commandant. En hij sprong met een zwaai de leegte in.
Het rotsige gezicht kwam op hem af gestormd en sloeg de adem uit zijn longen. Root beet zijn kiezen op elkaar tegen de pijn. Hij hoopte dat hij niets gebroken had, want na het reisje naar Rusland had hij niet eens genoeg toverkracht over om een madeliefje te laten bloeien, laat staan een gebroken rib te genezen.
De koplampen van de shuttle speurden de brandplekken van de laser op waar de tunneldwergen van de elfBI de toevoerschacht hadden afgesloten. Die ribbel moest de zwakke plek zijn. Root liet de twee Schudders langs twee inkepingen glijden.
‘Daar kom ik, Graafmans,’ mompelde hij, terwijl hij van ieder ei het ontstekingsmechanisme kapotmaakte. Nu nog dertig seconden. Root richtte een tweede pijl op de vleugel van de shuttle. Dat was een gemakkelijk schot; dit soort dingen deed hij slapend in de schietsimulator. Jammer genoeg hadden de simulators geen hittestoten die de boel op het laatste moment nog even kwamen versjteren.
Net toen de commandant zijn pijl afvuurde, kwam de rand van een uitzonderlijk sterke draaikolk van gas tegen de achterkant van de shuttle, waardoor die veertig graden tegen de klok in ronddraaide. De pijl ging er een meter naast. Hij tolde de afgrond in en trok de reddingslijn van de commandant achter zich aan. Root had twee opties: hij kon het touw weer opwinden, met behulp van de lier aan zijn riem, of hij kon de haak overboord gooien en het nog een keer proberen, met zijn reservehaak. Julius haakte het koord los; het zou sneller gaan als hij het nog een keer probeerde. Een goed plan, ware het niet dat hij zijn reservehaak al gebruikt had om onder de gletsjer vandaan te komen. De commandant herinnerde zich dit een halve seconde nadat hij zijn laatste haak had losgesneden.
‘D’Arvit,’ vloekte hij, en hij tastte aan zijn riem naar de pijl, waarvan hij wist dat die er zat.
‘Problemen, commandant?’ vroeg Holly, en haar stem klonk geforceerd van al haar geworstel met de besturing.
‘Ik heb geen haken meer, en de ontstekingen zijn er al uit.’
Er volgde een korte stilte. Heel kort. Er was geen tijd voor langdurige denktanks. Root keek op zijn maanometer. Nog vijfentwintig seconden.
Toen Holly’s stem door de koptelefoon klonk, barstte die niet bepaald van enthousiasme of vertrouwen.
‘Eh… commandant? Hebt u iets van metaal bij u?’
‘Ja,’ antwoordde Root niet-begrijpend. ‘Mijn borststuk, riem, onderscheidingstekenen, pistool. Waarom?’
Holly manoeuvreerde de shuttle nog een fractie dichterbij. Nog dichterbij zou gelijkstaan aan zelfmoord.
‘Nou ja, u moet het zo zien: hoeveel betekenen uw ribben voor u?’
‘Waarom?’
‘Ik denk dat ik een manier weet om u eruit te krijgen.’
‘Hoe dan?’
‘Dat zou ik u kunnen vertellen, maar u zult het niet leuk vinden.’
‘Zeg op, kapitein. En dat is een bevel.’
Holly vertelde het hem. En hij vond het niet leuk.
Los Angeles
Dwergenwinden. Niet het smakelijkste onderwerp dat je kunt verzinnen – zelfs dwergen hebben het er niet graag over. Het is bekend dat menig dwergenechtgenote haar man uitfoetert omdat hij thuis winden laat, in plaats van die in de tunnels te lozen. Het feit wil dat dwergen een erfelijke aanleg hebben voor aanvallen van winderigheid, vooral als ze in de mijn klei hebben gegeten. Een dwerg kan een paar kilo grond per seconde door zijn losgescharnierde kaken naar binnen werken. Dat is een heleboel klei, met een heleboel lucht erin. Al dat afval moet ergens heen. En dus trekt het in zuidelijke richting. Om het beleefd uit te drukken: de tunnels sluiten zich zelf af.
Turf had al geen maanden klei gegeten, maar hij had nog wel een paar gasbellen, voor het geval hij die nodig mocht hebben.
De honden stonden in de aanval. Het kwijl hing in slierten uit hun geopende kaken. Hij zou aan stukken gescheurd worden. Turf concentreerde zich. In zijn buik begon het vertrouwd te borrelen, waardoor die uit vorm raakte. Het voelde alsof daarbinnen een stel gnomen met een paar rondjes vuilnisworstelen bezig waren. De dwerg knarste zijn tanden; dit zou een hele grote worden.
De hondenafrichter blies op een voetbalfluitje. De honden sprongen naar voren als torpedo’s met tanden. Turf liet een stroom gas vrij, waardoor hij een gat in het tapijt blies en zichzelf omhoog naar het plafond dreef, waar zijn dorstige poriën hem verankerden. Veilig. Voorlopig.
De Duitse herdershonden waren bijzonder verrast. Ze hadden de meeste schepsels van de voedselketen in hun leven al eens tussen hun tanden gehad. Dit was iets nieuws. En nou niet echt leuk. Je moet bedenken dat de neus van een hond veel gevoeliger is dan die van een mens.
De africhter blies nog een paar keer op zijn fluitje, maar op het moment dat Turf op een stroom gerecyclede wind door de lucht vloog, was alle gehoorzaamheid van de honden verdwenen. Zodra de neusgaten van de honden weer vrij waren, vielen ze aan, hun tanden knarsend in de richting van het hoogste punt van de kamer.
Turf slikte. Honden zijn slimmer dan de gemiddelde kobold. Nog even en dan zouden ze bedenken dat ze op de meubels moesten klimmen en vandaaraf een sprong moesten nemen.
Turf wilde naar het raam gaan, maar de africhter was hem voor en schermde het gat met zijn ingepakte lichaam af. Turf merkte dat hij met een wapen aan zijn riem zat te frutselen. Nu werd het toch echt gevaarlijk. Dwergen kunnen veel, maar geen van hen is tegen kogels bestand.
Om het allemaal nog erger te maken verscheen nu Maggie V in de deur van de slaapkamer, zwaaiend met een chromen honkbalknuppel. Dit was niet de Maggie V zoals het publiek haar kende. Haar gezicht was bedekt met een groen masker, en onder beide ogen zat een theezakje geplakt.
‘Nu hebben we je te pakken, meneer Grouch,’ zei ze met verlustigende blik. ‘En die zuignappen zullen je echt niet redden.’
Turf realiseerde zich dat zijn carrière als de Grouch ten einde was. Of hij nu wist te ontsnappen of niet, voor zonsopgang zou de politie van LA iedere dwerg in de stad een bezoekje brengen.
Turf had nog maar één troef achter de hand. Het talent van de tongen. Iedere elf heeft van nature een talenknobbel, aangezien alle talen op het Gnomisch zijn gebaseerd, als je ze maar ver genoeg terugvoert. En dus ook Amerikaans Honds.
‘Arf,’ gromde Turf. ‘Arf, rrroeff, rroeff.’
De honden bleven doodstil staan. Eén van de twee probeerde midden in een sprong stil te blijven staan, maar kwam daarbij op zijn maatje terecht. Ze beten een tijdje op elkaars staart, maar herinnerden zich toen dat er aan het plafond iets tegen hen zat te blaffen. Met een verschrikkelijk accent, iets MiddenEuropees. Maar het was Honds, dat wel.
‘Aroef?’ informeerde hond nummer een. ‘Wat zei je?’
Turf wees naar de africhter. ‘Woef arfy arroeoef! Die mens heeft een groot bot in zijn hemd,’ gromde hij. (Vertaald uiteraard.)
De Duitse herdershonden sprongen tegen hun africhter op en Turf werkte zich snel door het gat in het raam heen, en Maggie V brulde zo hard dat haar masker barstte en haar theezakjes eraf vielen. En ook al wist de Grouch dat dit hoofdstuk in zijn carrière ten einde was, toch gaf het gewicht van de Oscar van Maggie V in zijn hemd hem een heel tevreden gevoel.
Schacht E93
Nog twintig seconden en dan zouden de Schudders ontploffen, en de commandant zat nog steeds platgedrukt tegen de wand van de schacht. Ze hadden geen vleugels, en geen tijd om van buiten nog een stel te halen, als ze die al hadden gehad. Als ze Root er niet ogenblikkelijk uit konden trekken, dan zou hij van de wand af geblazen worden en in de afgrond vallen. En toverkracht werkte niet op gesmolten drek. Er was nog maar één mogelijkheid. Holly zou de grijpklemmen moeten gebruiken.
Alle shuttles zijn uitgerust met een secundair landingsgestel. Als de koppelpunten het niet deden, kon je vier magnetische grijpklemmen uit verzonken groeven laten schieten. Deze klemmen zetten zich vast aan de metalen onderkant van de landingsnis en trekken de shuttle in de koppelingsnis. De grijpers waren ook handig in een onbekende omgeving, waar de magneten sporenelementen opzochten en zich als zuigslakken vastzetten.
‘Oké, Julius,’ zei Holly. ‘Verroer je niet.’
Root trok wit weg. Julius. Holly had Julius tegen hem gezegd. Dat was niet best.
Tien seconden.
Holly klapte een klein beeldscherm omlaag. ‘Voorste koppelklem bakboord los.’
Een raspend gezoem gaf aan dat de klem los was.
De commandant verscheen op het beeldscherm. Zelfs van hieruit zag hij er bezorgd uit. Holly centreerde een richtkruis op zijn borst. ‘Kapitein Short. Weet je absoluut zeker dat dit kan?’ Holly gaf haar meerdere geen antwoord. ‘Bereik vijftien meter. Alleen de magneten.’
‘Holly, misschien kan ik springen. Ik haal het wel. Ik weet zeker dat ik het haal.’
Vijf seconden…
‘Klem bakboord, vuur.’
Rondom de onderkant van de klem ontbrandden zes heel kleine ladinkjes, waardoor de metalen schijf uit zijn sokkel schoot, met een stuk intrekbare polymeer kabel erachteraan.
Root deed zijn mond open om te vloeken en toen sloeg de klem tegen zijn borst en perste alle lucht uit zijn lichaam. Er knapte het een en ander.
‘Inhalen,’ snauwde Holly in de computermicrofoon, terwijl ze tegelijkertijd naar de andere kant van de schacht vloog. De commandant werd er als een roekeloze surfer achteraan getrokken.
Nul seconden. De Schudders ontploften, waardoor tweeduizend kilo steenbrokken de leegte in werd geslingerd. Een druppel in een oceaan van magma.
Een minuut later lag de commandant op een brancard vastgebonden in de ziekenboeg van de Atlanteaanse shuttle. Ademhalen deed al pijn, maar dat betekende nog niet dat hij zijn mond zou houden.
‘Kapitein Short!’ zei hij met krakende stem. ‘Hoe verzin je het! Ik had wel dood kunnen zijn!’
Butler scheurde Roots tuniek open om de schade op te nemen. ‘Dat kun je wel zeggen, ja. Nog vijf seconden en je was tot pulp geslagen. Dat je nog in leven bent, heb je aan Holly te danken.’
Holly griste een medi-pakking uit de eerstehulpdoos. Ze verkruimelde hem tussen haar vingers om de kristallen te activeren. Weer een van Foaly’s uitvindingen: ijspakkingen vermengd met genezende kristallen. Geen vervanging voor toverkracht, maar toch een stuk beter dan een knuffel en een kus.
‘Waar doet het pijn?’
Root hoestte, en er spetterde een bloederige sliert tegen zijn uniform. ‘Het lichamelijk gedeelte in zijn algemeen. Een paar ribben gebroken.’
Holly beet op haar lip. Ze was geen dokter, en genezen was beslist niet iets wat vanzelf ging. Het kon verkeerd gaan. Holly had een keer een vicekapitein gekend die een been had gebroken en buiten westen was geraakt. Toen hij weer bijkwam, wees één voet naar achteren. Holly had natuurlijk wel eerder riskante operaties uitgevoerd, daar niet van. Toen Artemis wilde dat zijn moeder van haar depressie werd afgeholpen, zat ze in een andere tijdszone. Holly had een sterk positief signaal uitgezonden, met genoeg vonken erin om het een paar dagen uit te houden. Een soort algehele opkikker. Iedereen die in de week daarna in landhuis Fowl kwam, al was het maar voor een bezoekje, had er fluitend weer uit moeten komen.
‘Holly,’ kreunde Root.
‘Oké,’ stamelde ze. ‘Oké.’
Ze legde haar handen op Roots borst en joeg de toverkracht door haar vingers omlaag. ‘Genees,’ fluisterde ze.
De ogen van de commandant rolden weer terug in zijn hoofd. De toverkracht schakelde hem uit, zodat hij zich kon herstellen. Holly legde een medi-pakking op de borst van de bewusteloze elfBI-officier.
‘Hou vast,’ instrueerde ze Artemis. ‘Tien minuten, niet langer. Anders treedt er weefselschade op.’
Artemis oefende druk op de pakking uit. Zijn vingers werden meteen ondergedompeld in een plas bloed. Hij had plotseling helemaal geen zin meer om een slimme opmerking te maken. Eerst lichamelijke inspanning, toen heus lichamelijk letsel. En nu dit. De afgelopen paar dagen waren bijzonder leerzaam geweest. Hij zou bijna wensen dat hij weer op St.-Bartleby’s zat.
Holly ging snel terug naar de cockpit en richtte de buitencamera’s op de toevoertunnel.
Butler wurmde zich in de stoel van de copiloot. ‘En?’ vroeg hij. ‘Hoe staat het ervoor?’
Holly grijnsde. Heel even deed haar uitdrukking de bediende aan Artemis Fowl denken. ‘We hebben een groot gat.’
‘Mooi. Dan gaan we maar eens bij een ouwe bekende langs.’
Holly’s duimen zweefden boven de stuwraketten. ‘Ja,’ zei ze. ‘Dat lijkt me een goed plan.’
De Atlanteaanse shuttle verdween in de toevoertunnel, sneller dan een wortel in Foaly’s keel. En voor het geval je niet weet hoe snel dat is: behoorlijk snel.
Crowley Hotel, Beverly Hills, Los Angeles
Turf wist onopgemerkt zijn hotel weer te bereiken. Dit keer hoefde hij uiteraard niet tegen muren op te klimmen. Dat zou een grotere uitdaging zijn geweest dan het gebouw waar Maggie V woonde. Deze muren waren van baksteen, heel poreus. Zijn vingers zouden direct het vocht uit de steen hebben gezogen en hun zuigkracht verloren hebben.
Nee, dit keer ging Turf via de grote hal. En waarom ook niet? Wat de conciërge betrof was hij Lans Graver, een teruggetrokken levende miljonair. Klein van stuk misschien. Maar dan wel klein van stuk én rijk.
‘Goedenavond, Art,’ groette Turf de conciërge onderweg naar de lift.
Art keek over het marmeren blad van zijn balie heen. ‘Ah, meneer Graver, u bent het,’ zei hij, enigszins verbaasd. ‘Ik dacht dat ik u net al onder mijn blikveld door hoorde gaan.’
‘Nee hoor,’ zei Turf met een grijns. ‘Dit is de eerste keer vanavond.’
‘Hmm. Dan was het de wind misschien.’
‘Zou kunnen. Je zou toch zeggen dat ze de gaten in dit gebouw eens zouden kunnen dichtmaken. Met die hoge huur die ik betaal.’
‘Zegt u dat wel,’ was Art het met hem eens. Het altijd met de huurders eens zijn, bedrijfstactiek.
In de met spiegels behangen lift gebruikte Turf een uitschuifbare aanwijsstok om op de P voor penthouse te drukken. De eerste paar maanden was hij omhoog gesprongen om bij de knop te kunnen, maar dat gedrag paste een miljonair niet. En bovendien wist hij zeker dat Art dat springen vanaf de beveiligingsbalie kon horen.
De spiegelende doos ging geluidloos omhoog en schoot langs de verdiepingen in de richting van het penthouse. Turf gaf niet toe aan de verleiding de Oscar uit zijn tas te halen. Er mocht eens iemand in de lift stappen. Hij stelde zich tevreden met een lange slok uit een fles Iers bronwater – dat benaderde het water van het Elfenrijk nog het dichtst. Zodra hij de Oscar had opgeborgen zou hij een koud bad laten vollopen en zijn poriën te drinken geven. Anders werd hij morgenochtend wakker en zat hij aan het bed vastgeplakt.
Turfs deur had een sleutelcode. Van veertien cijfers. Niets beter dan een beetje paranoia, als je uit de gevangenis wilde blijven. Ook al dacht de elfBI dat hij dood was, toch kon Turf nooit helemaal het idee van zich af zetten dat Julius Root op een dag alles zou ontdekken en hem zou komen zoeken.
Het appartement zag er vreemd uit, voor een mensenhuis. Een heleboel klei, instortende rots en water. Meer de binnenkant van een grot dan een exclusief Beverly Hills-appartement.
De muur op het noorden leek uit een grote plaat zwart marmer te bestaan. Leek. Bij nadere inspectie bleek het een flatscreen televisie van veertig inch, een dvd-speler en een ruit van gekleurd glas te zijn. Turf tilde de afstandsbediening op, groter dan zijn been, en toverde met een andere ingewikkelde code het geheime kastje te voorschijn. Daarin stonden drie rijen Oscars. Turf zette die van Maggie V op een al klaar liggend fluwelen kussentje.
Hij veegde een denkbeeldige traan uit zijn ooghoek. ‘Ik wil de jury graag bedanken,’ giechelde de dwerg.
‘Heel ontroerend,’ zei een stem achter hem.
Turf sloeg de deur van het kastje dicht, waardoor de ruit barstte.
Naast de rotspartij stond een menselijke jongeman. In zijn appartement! De jongen zag er vreemd uit, zelfs naar Moddermensnormen gemeten. Hij was abnormaal bleek, had pikzwart haar, was tenger, en droeg een schooluniform dat eruitzag alsof het over twee continenten was gesleurd.
De haren op Turfs huid verstijfden. Deze jongen betekende ellende. Dwergenhaar vergist zich nooit.
‘Leuk alarm heb je,’ ging de jongen verder. ‘Ik had wel een paar seconden nodig voor ik er doorheen kon.’
Op dat moment wist Turf dat hij in de problemen zat. Mensenpolitie breekt niet in iemands appartement in.
‘Wie ben jij, eh… jongen?’
‘Wie ben jij? Dat lijkt me een veel betere vraag. Ben je de kluizenaarsmiljonair Lans Graver? Ben je de beruchte Grouch? Of ben je misschien, zoals Foaly denkt, de ontsnapte gevangene Turf Graafmans?’
Turf zette het op een rennen, waarbij de laatste restjes gas hem extra snelheid gaven. Hij had geen idee wie deze Modderjongen was, maar als Foaly hem had gestuurd, dan had je grote kans dat hij een schatzoeker was.
De dwerg rende de verzonken hal door, op weg naar zijn vluchtroute. Dat was de reden waarom hij dit gebouw gekozen had. Aan het begin van de twintigste eeuw had er langs de vele verdiepingen een brede schoorsteen gelopen. Toen er in de jaren vijftig een centraal verwarmingssysteem was geïnstalleerd, had de aannemer de schacht gewoon volgestopt met aarde en hem afgesloten met een laagje beton. Meteen toen Turfs makelaar de voordeur had opengemaakt, had Turf deze grondader al geroken. Hij had alleen maar de oude open haard hoeven openbreken en de betonlaag hoeven weghakken. Voilà. Een kant-en-klare tunnel.
Turf knoopte onder het rennen zijn bilflap open. De vreemde jongen deed geen poging achter hem aan te gaan. Waarom zou hij ook? Er was toch geen weg naar buiten.
De dwerg nam nog even de tijd voor een afscheidsopmerking. ‘Je zult me nooit levend in handen krijgen, mens. Zeg maar tegen Foaly dat hij geen Moddermens meer moet sturen om een elfenklus te klaren.’
O jee, dacht Artemis, terwijl hij over zijn voorhoofd wreef, Hollywood heeft heel wat op zijn geweten.
Turf trok een mand met droogbloemen uit de open haard weg en dook er zo in. Hij scharnierde zijn kaak los en was al snel bedolven onder de honderd jaar oude klei. Die was niet bepaald zijn smaak. De mineralen en voedingsstoffen waren al lang geleden opgedroogd. In plaats daarvan was de grond doortrokken van honderd jaar verbrand afval en tabaksas. Maar het was klei, dat wel, en hier waren dwergen nu eenmaal voor geboren. Turf voelde zijn angst wegsmelten. Geen enkel levend wezen kon hem nu nog vangen. Dit was zijn domein.
De dwerg daalde snel af en kauwde zich een weg door de verdiepingen heen. Op zijn weg naar beneden stortte menig muur in. Turf had het gevoel dat hij zijn borg niet zou terugkrijgen, zelfs als hij die nog zelf had kunnen ophalen.
Na ruim een minuut had Turf de in de kelder gelegen garage bereikt. Hij scharnierde zijn kaak terug, schudde zijn achterwerk eens flink om eventuele gasbellen te lozen en tuimelde toen door het rooster. Zijn speciaal aangepaste terreinwagen stond al op hem te wachten. Volle tank, verduisterde ramen en startklaar.
‘Sukkels,’ zei de dwerg handenwrijvend, en hij viste de sleutels van een ketting om zijn hals.
Toen doemde kapitein Holly Short op een halve meter afstand van hem op. ‘Sukkels?’ vroeg ze, terwijl ze haar zoemstok inschakelde.
Turf woog zijn mogelijkheden af. De keldervloer was van asfalt. Asfalt betekent het einde voor dwergen – hun ingewanden raken er helemaal van dichtgeslibd. Verder was er ook nog een berg mens die de keldertrap blokkeerde. Die had Turf al een keer eerder gezien, in Huize Fowl. Dat betekende dus dat die mens boven de beruchte Artemis Fowl moest zijn. Kapitein Short stond pal voor zijn neus, met een niet al te genadige blik in haar ogen. Hij kon maar één kant op. Weer de schoorsteenpijp in. Een paar verdiepingen omhoog en zich dan in een ander appartement verstoppen.
Holly grijnsde. ‘Toe maar, Turf. Ik daag je uit.’
En Turf deed het: hij draaide zich om en wierp zichzelf de schoorsteen weer in, in de volle verwachting dat hij een scherpe schok tegen zijn achterste zou voelen. Hij werd niet teleurgesteld. Zo’n doelwit kon Holly toch echt niet aan zich voorbij laten gaan.
Schacht E1 16, onder Los Angeles
De shuttlehaven van Los Angeles lag tien kilometer ten zuiden van de stad, verscholen onder de holografische projectie van een duin. Root zat in de shuttle op hen te wachten. Hij was net genoeg hersteld om een grijns te voorschijn te toveren.
‘Zo, zo,’ bromde hij, en hij hees zich van de brancard, met een verse medi-pakking tegen zijn ribben gebonden. ‘Daar hebben we mijn favoriete onverlaat, uit de dood herrezen.’
Turf pakte voor zichzelf een potje inktvispaté uit het privékoelkastje van de Atlanteaanse ambassadeur.
‘Hoe komt het toch, Julius, dat jij nooit zomaar voor de gezelligheid bij me langskomt? Terwijl ik in Ierland toch je carrière heb gered. Als ik er niet was geweest, had je nooit geweten dat Fowl een exemplaar van het Boek had.’
Als Root heel kwaad was, zoals nu, dan kun je zo ongeveer worstjes op zijn wangen roosteren. ‘Wij hadden een afspraak, veroordeelde. Die ben jij niet nagekomen. En nu reken ik je in.’
Turf schepte met zijn dikke vingers grote hoeveelheden paté uit het potje. ‘Ik zou wel wat keversap lusten,’ merkte hij op.
‘Geniet ervan zolang het kan, Graafmans. Want je volgende maaltijd wordt door een gleuf in een deur naar binnen geschoven.’
De dwerg ging achteruit in een gemakkelijke stoel zitten. ‘Lekker.’
‘Dat dacht ik al,’ zei Artemis. ‘Het is een soort opgehangen vloeistof. Kostbaar grapje, lijkt me zo.’
‘In ieder geval beter dan een gevangenisshuttle,’ zei Turf instemmend. ‘Ik weet nog de keer dat ze me betrapten toen ik een Van Gogh aan een Texaan probeerde te verkopen. Ik werd vervoerd in een shuttle ter grootte van een muizenholletje. In het hokje ernaast zat een trol. Die stonk uren in de wind.’
Holly grijnsde. ‘Dat vond die trol nou ook.’
Root wist dat hij opgejuind werd, maar hij barstte toch in woede uit. ‘Luister goed, veroordeelde. Ik ben hier niet helemaal naartoe gekomen om naar jouw sterke verhalen te luisteren. Bek dicht of ik sla hem dicht.’
Turf was niet erg onder de indruk van deze uitbarsting. ‘Het is pure belangstelling hoor, maar vertel me eens, Julius, waarom ben je hier helemaal naartoe gekomen? De grote commandant Root die een ambassadeursshuttle in beslag neemt, enkel en alleen om dit persoontje te arresteren? Ik geloof er niets van. Nou, wat is er aan de hand? En wat moeten die Moddermensen hier?’ Hij knikte naar Butler. ‘Vooral die daar.’
De bediende grijnsde. ‘Ken je me nog, kleine man? Volgens mij heb je nog wat van me te goed.’
Turf slikte. Hij had al eerder de degens met Butler gekruist. Dat was niet goed afgelopen voor de mens. Turf had een ingewandenlading vol dwergengas recht op de bediende afgevuurd. Heel gênant voor een bodyguard van zijn statuur, om nog maar te zwijgen over hoeveel pijn het had gedaan.
Root glimlachte nu voor de eerste keer, ook al rekten zijn ribben daardoor uit. ‘Oké, Turf. Je hebt gelijk. Er is iets aan de hand. Iets heel belangrijks.’
‘Dat dacht ik al. En zoals gewoonlijk moet ik het vuile werk weer voor je opknappen.’ Turf wreef over zijn romp. ‘Nou, maar door mij aan te vallen kom je niet ver. Je had heus niet zo hard hoeven zoemen, kapitein. Daar hou ik een litteken aan over.’
Holly legde haar hand in een kom achter een van haar puntige oortjes. ‘Hé, Turf, als je heel goed luistert kun je net horen dat daar geen haan naar kraait. Voor zover ik heb gezien, leidde jij een lui leventje met het goud van de elfBI.’
‘Dat appartement heeft me een godsvermogen gekost, hoor. Alleen de borg was al vier keer jouw jaarsalaris. Heb je het uitzicht gezien? Vroeger woonde daar een of andere filmregisseur.’
Holly trok een wenkbrauw op. ‘Ik ben blij dat het geld zo goed besteed is. De hemel verhoede dat je het over de balk gegooid zou hebben.’
Turf haalde zijn schouders op. ‘Hoor eens even, ik ben een dief, hoor. Wat dacht je dan, dat ik een opvangtehuis zou beginnen?’
‘Nee, Turf, dat is grappig genoeg geen moment in me opgekomen.’
Artemis schraapte zijn keel. ‘Deze hereniging is bijzonder ontroerend. Maar terwijl jullie elkaar met geestige opmerkingen om de oren slaan, zit mijn vader op de Noordpool dood te vriezen.’
De dwerg ritste zijn pak dicht. ‘Zijn vader? Willen jullie dat ik de vader van Artemis Fowl ga redden? Op de Noordpool?’ Er klonk echte angst in zijn stem door. Dwergen hebben bijna net zo’n hekel aan ijs als aan vuur.
Root schudde zijn hoofd. ‘Ik wou dat het zo eenvoudig lag, en over een paar minuten denk jij dat ook.’
De haren in Turfs baard krulden angstig op. En zoals zijn grootmoeder altijd zei: ‘Vertrouw je haar, Turf, vertrouw je haar.’