DE JONGENS ZIJN TERUG
De cabine van de controlekamer
Foaly zat na te denken. Voortdurend na te denken. De ideeën sprongen op in zijn hersenen als popcorn in de magnetron. Maar hij kon er niets mee. Hij kon niet eens Julius bellen en hem met zijn onbesuisde plannen lastigvallen. Fowls laptop leek het enige wapen van de centaur te zijn. Het was net of je een trol met een tandenstoker te lijf probeerde te gaan.
Niet dat de computer van de mens helemaal niets kon, maar het was wel een prehistorisch geval. De e-mail had zijn diensten al bewezen. Als er tenminste nog iemand in leven was om hem te beantwoorden. Er zat ook een kleine camera op het deksel gemonteerd, voor videovergaderingen. Iets wat de Moddermens pas onlangs had uitgevonden. Daarvoor had de mens uitsluitend door middel van tekst of geluidsgolven gecommuniceerd. Foaly mompelde afkeurend: de barbaren. Maar deze camera was van vrij goede kwaliteit, met een keus aan diverse filters. Als de centaur niet beter wist, zou hij zweren dat iemand elfentechnologie had laten lekken.
Foaly draaide de laptop met zijn hoef om, zodat de camera naar de schermen aan de muur wees. Kom op, Knuppel, dacht hij. Lach eens naar het vogeltje.
Hij hoefde niet lang te wachten. Binnen een paar minuten flakkerde er een communicatiescherm aan en verscheen Knuppel in beeld, zwaaiend met een witte vlag.
‘Leuk gebaar,’ merkte Foaly sarcastisch op.
‘Dat leek mij ook,’ zei de elf, terwijl hij theatraal met de wimpel wapperde. ‘Die zal ik straks nog nodig hebben.’ Knuppel drukte op een knop op de afstandsbediening. ‘Zal ik je laten zien wat er buiten gaande is?’
De ramen werden doorzichtig. Buiten waren diverse teams technici koortsachtig aan het proberen de beveiliging van de cabine te doorbreken. De meeste richtten computersensoren op de diverse raakvlakken van de cabine, maar sommige probeerden het op de ouderwetse manier. Ze gingen de sensoren met grote hamers te lijf. Het haalde allemaal niets uit.
Foaly slikte. Hij zat als een rat in de val. ‘Waarom vertel je me niet wat je van plan bent, Pico? Dat doen op macht beluste slechteriken toch altijd?’
Knuppel ging achteruit zitten in zijn draaistoel. ‘Oké, Foaly, dit is niet een van jouw geliefde mensenfilms. Er komt op het laatste moment geen held binnenstormen. Short en Root zijn al dood. Net als hun menselijke handlangers. Geen uitstel, geen redding. Gewoon dood.’
Foaly wist dat hij zich nu verdrietig moest voelen, maar het enige wat in hem opkwam was haat.
‘Zodra de situatie er op zijn allerbelabberdst voorstaat, geef ik Opal opdracht de elfBI hun wapens weer in handen te geven. De B’wa Kell worden bewusteloos gemaakt, en dan krijg jij de schuld van deze hele affaire, vooropgesteld dat je het overleeft, hetgeen ik durf te betwijfelen.’
‘Als de B’wa Kell weer bijkomen, zullen ze jouw naam noemen.’
Knuppel zwaaide met zijn vinger. ‘Slechts een handjevol weet dat ik erbij betrokken ben, en ik zal hoogstpersoonlijk voor hen zorg dragen. Ze zijn al in Koboi Laboratoria ontboden. Ik ga zometeen naar ze toe. De DNA-kanonnen staan zo afgesteld dat ze koboldgenen verwerpen. Als het moment daar is, zal ik ze activeren, en dan is het hele eskader zo uitgeschakeld.’
‘En dan wordt Opal Koboi je keizerin, neem ik aan?’
‘Uiteraard,’ zei Knuppel hardop. Maar toen drukte hij op de toetsen van de afstandsbediening, om er zeker van te zijn dat ze wel op een beveiligd kanaal zaten.
‘Keizerin?’ fluisterde hij. ‘Toe nou, Foaly. Denk je nou echt dat ik al die moeite doe om vervolgens de macht te moeten delen? Vergeet het maar. Zodra deze vertoning ten einde is, krijgt mejuffrouw Koboi een tragisch ongeluk. Misschien zelfs een aantal tragische ongelukken.’
Foaly reageerde stekelig. ‘Op het gevaar af afgezaagd te klinken, Pico: dit gaat je niet lukken.’
Knuppels vinger zweefde boven de knop AFSLUITEN. ‘Mocht dat zo zijn,’ zei hij vriendelijk, ‘dan zul jij er niet meer zijn om je er vrolijk over te maken.’ En weg was hij. De centaur bleef alleen achter om in de cabine met angst en beven verder af te wachten. Althans, dat dacht Knuppel.
Foaly reikte onder het bureau naar de laptop. ‘En cut,’ mompelde hij, terwijl hij de camera stilzette. ‘Pauze van vijf minuten, lui. Fluitje van een cent.’
Schacht E1 16
Holly klemde de shuttle vast aan de wand van een schacht die niet meer in gebruik was.
‘We hebben ongeveer een halfuur. De inwendige sensoren zeggen dat er over een halfuur een vuurstoot aankomt, en geen enkele shuttle is tegen dat soort hitte bestand.’
Ze gingen bij elkaar zitten in de drukhal om een plan op te stellen. Alle ogen waren natuurlijk op Artemis gericht.
‘Zoals ik al zei. We moeten bij Koboi Laboratoria inbreken en de wapens van de elfBI weer in werking zien te stellen,’ zei de commandant.
Turf stond op uit zijn stoel en liep naar de deur. ‘Vergeet het maar, Julius. Dat gebouw wordt al sinds ik daar was steeds gemoderniseerd. Ik heb gehoord dat ze gecodeerde DNA-kanonnen hebben.’
Root greep de dwerg in zijn nekvel beet. ‘Punt een: noem me geen Julius. En punt twee: je doet alsof je wat te kiezen hebt, veroordeelde.’
Turf keek hem woest aan. ‘Ik heb ook wat te kiezen, Julius. Ik kan ook gewoon mijn straf uitzitten in een fijn celletje. Als je me in de vuurlinie plaatst, schendt je mijn burgerrechten.’
Roots gelaatskleur ging van pastelroze naar auberginepaars. ‘Burgerrechten!’ siste hij. ‘Jij hebt het tegen mij over burgerrechten? Je durft wel, hè?’
Toen kalmeerde hij vreemd genoeg. Hij leek zelfs gelukkig. Degenen die de commandant goed kenden, wisten dat wanneer híj gelukkig was, iemand anders het bijzonder zwaar te verduren kreeg.
‘Wat?’ vroeg Turf argwanend.
Root stak een van zijn smerige zwamsigaren op. ‘O, niets. Alleen dat je gelijk hebt, meer niet.’
De dwerg kneep zijn ogen halfdicht. ‘Heb ik gelijk? Waar getuigen bij zijn zeg jij dat ik gelijk heb?’
‘Je hebt alle gelijk van de wereld. Als ik jou in de vuurlinie zou plaatsen zou ik alle rechten die in het Boek staan schenden. Dus, in plaats dat ik je vertel wat voor fantastische deal ik je wilde aanbieden, ga ik nog een paar eeuwen aan je straf toevoegen en gooi ik je in de strengst bewaakte gevangenis.’ Root wachtte even en blies een wolk rook in Turfs gezicht. ‘In de Huilberg.’
Turf trok wit weg onder de modder die in een dikke laag op zijn wangen zat. ‘De Huilberg? Maar dat is een…’
‘Een koboldgevangenis,’ vulde de commandant aan. ‘Dat weet ik. Maar voor een berucht vluchtgevaarlijk iemand als jijzelf, denk ik niet dat het me veel moeite zal kosten het bestuur over te halen een uitzondering te maken.’
Turf liet zich in de comfortabele draaistoel zakken. Dit was niet best. De laatste keer dat hij met kobolds in een cel had gezeten, was geen pretje geweest. En dat was in Politie Plaza geweest. Echt onder de koboldbevolking zou hij het geen week uithouden.
‘Nou, wat is het voor deal?’
Artemis glimlachte gefascineerd. Commandant Root was slimmer dan hij eruitzag. Maar ja, dat was ook niet zo moeilijk.
‘O, dus nu ben je wel geïnteresseerd?’
‘Zou kunnen. Ik beloof niets.’
‘Oké, daar komt ie. Een eenmalig aanbod. Onderhandelen heeft geen enkele zin. Jij zorgt dat wij Koboi Laboratoria in kunnen en ik geef jou een voorsprong van twee dagen als dit allemaal achter de rug is.’
Turf slikte. Dat was een mooi aanbod. Dan moesten ze wel heel erg in de penarie zitten.
Politie Plaza, Haven-stad
De situatie in Politie Plaza begon kritiek te worden. De monsters stonden voor de deur. Letterlijk. Kapitein Kelp rende tussen de afdelingen heen en weer om zijn mannen gerust te stellen.
‘Maak jullie je geen zorgen, lui, ze komen met hun Zachtneuzen niet door die deur. Er moet minstens een soort projectiel aan te pas komen…’
Op dat moment deed een gigantische inslag de deuren van de hoofdingang in hun voegen kraken, als een kind dat een papieren zak opblaast. Ze hielden het. Nét.
Knuppel kwam de strategiecentrale uitgestormd, met de eikeltjes van de commandant glinsterend op zijn borst. Nu de Raad hem weer had aangesteld, had hij geschiedenis geschreven: hij was de enige commandant bij de elfBI die twéé keer was aangesteld.
‘Wat was dat?’
Trubbels riep een beeld van de voorgevel op de monitoren op. Ze zagen een kobold met een grote buis op zijn schouders.
‘Een of andere bazooka. Volgens mij is dat een van de oude Zachtneus-kanonnen met een groot kaliber.’
Knuppel sloeg zichzelf tegen het voorhoofd. ‘Vertel mij wat. Die hadden allang vernietigd moeten zijn. Die verdomde centaur ook! Hoe is hij erin geslaagd al die hardware onder mijn neus hiervandaan te smokkelen?’
‘Je moet jezelf niet overal de schuld van geven,’ zei Trubbels. ‘Hij heeft ons allemaal om de tuin geleid.’
‘Hoeveel van die inslagen kunnen we nog hebben?’
Trubbels haalde zijn schouders op. ‘Niet veel. Nog een paar. Misschien hadden ze maar één projectiel.’
Beroemde laatste woorden. De deur dreunde nog een keer en grote brokken metselwerk tuimelden uit de marmeren zuilen omlaag.
Trubbels plukte zichzelf van de grond – de toverkracht ritste een jaap op zijn voorhoofd dicht. ‘Verplegers, kijk of er gewonden zijn. Zijn die wapens al geladen?’
Wurm kwam aangehobbeld, gehinderd door het gewicht van twee elektrische geweren. ‘We kunnen, kapitein. Tweeëndertig wapens. Elk met twintig schokken.’
‘Oké. Alleen de beste elfen. Er mag geen schot gelost worden tot ik het zeg.’
Wurm knikte. Zijn gezicht stond bleek en grimmig.
‘Oké, korporaal. Vooruit met de geit.’
Toen zijn broer buiten gehoorsafstand was, begon Trubbels zachtjes tegen commandant Knuppel te praten. ‘Ik weet niet wat ik moet zeggen, commandant. Ze hebben de Atlantis-tunnel opgeblazen, dus uit die richting hoeven we geen hulp meer te verwachten. We kunnen geen pentagram om ze heen leggen om de tijd stil te zetten. We zijn compleet omsingeld, ze zijn met veel meer en ze hebben veel meer wapens. Als de B’wa Kell door die deuren heen breken, is het binnen een paar seconden gedaan. We moeten die cabine van de controlekamer binnen zien te komen. Zit er al beweging in de zaak?’
Knuppel schudde zijn hoofd. ‘De techneuten zijn ermee bezig. Op elke centimeter staan sensoren gericht. Het zal stom toeval zijn als we de toegangscode vinden.’
Trubbels wreef de vermoeidheid uit zijn ogen. ‘Ik heb tijd nodig. Er moet een manier zijn om ze tegen te houden.’
Knuppel haalde een witte vlag uit zijn tuniek te voorschijn. ‘Er is wel een manier…’
‘Commandant! U kunt niet naar buiten gaan. Dat zou zelfmoord betekenen.’
‘Zou kunnen,’ gaf de commandant toe. ‘Maar als ik niet ga, is het een kwestie van minuten en dan zijn we allemaal dood. Op deze manier winnen we in ieder geval een paar minuten om nog te proberen de cabine binnen te komen.’
Trubbels dacht erover na. Er zat niets anders op. ‘Hebt u iets om over te onderhandelen?’
‘De gevangenen in de Huilberg. Misschien kunnen we iets afspreken over een soort gecontroleerde vrijlating.’
‘Daar gaat de Raad nooit meer akkoord.’
Knuppel verhief zich tot zijn volle lengte. ‘Dit is niet het moment voor politiek, kapitein. Dit is het moment om actie te ondernemen.’
Trubbels was, eerlijk gezegd, verbaasd. Dit was niet de Pico Knuppel die hij kende. Iemand had deze elf een ruggengraat-transplantatie gegeven.
Maar nu ging de kersverse commandant het trosje eikeltjes op zijn revers toch echt verdienen. Trubbels voelde een emotie in zijn borst opwellen. Een emotie die hij nog nooit met Pico Knuppel in verband had gebracht. En dat was respect.
‘Doe de voordeur op een kiertje open,’ beval de commandant met een staalachtige stem. Foaly zou genieten voor de camera. ‘Ik ga naar buiten om met die reptielen te praten.’
Trubbels gaf het bevel door. Als ze hier ooit uit mochten komen, dan zou hij er persoonlijk voor zorgen dat commandant Knuppel postuum werd onderscheiden met een Gouden Eikel. Dat was wel het minste.
Ongeregistreerde schacht, onder Koboi Laboratoria
De Atlanteaanse shuttle schoot door een enorme schacht en bleef daarbij dicht bij de wanden. Zo dicht dat er verf van de romp schraapte.
Artemis stak zijn hoofd vanuit de passagiersruimte naar voren.
‘Is dit echt nodig, kapitein?’ vroeg hij, terwijl ze voor de zoveelste keer maar nét aan de dood ontsnapten. ‘Of is het meer pilotenstuntwerk?’
Holly knipoogde. ‘Zie ik eruit als een piloot, Fowl?
Artemis moest toegeven dat dat niet zo was. Kapitein Short was ontzettend mooi, op een gevaarlijke manier. Zo’n beetje als een zwarte weduwe. Artemis verwachtte dat de puberteit over een maand of acht bij hem zou toeslaan, en hij vermoedde dat hij dan heel anders tegen Holly zou aankijken. Het was waarschijnlijk maar goed ook dat ze tachtig jaar was.
‘Ik ga zo dicht langs het oppervlak om die zogenaamde kier te vinden waarvan Turf beweert dat hij er zit,’ legde Holly uit.
Artemis knikte. Een theorie van de dwerg. Net ongeloofwaardig genoeg om waar te zijn. Hij ging terug naar de nis achterin om Turfs versie van een briefing aan te horen.
De dwerg had een ruwe schets gemaakt op een van achteren verlicht scherm. Laten we eerlijk zijn: er bestaan chimpansees die kunstzinniger zijn. En minder venijnig. Turf gebruikte een wortel als aanwijsstok, of liever gezegd: meerdere wortels. Dwergen zijn dol op wortels.
‘Dit is Koboi Laboratoria,’ mompelde hij door een mondvol groente heen.
‘Dat?’ riep Root uit.
‘Julius, ik realiseer me dat dit niet een heel nauwgezette tekening is.’
De commandant schoot uit zijn stoel. Als je niet beter wist zou je zweren dat er dwergengas aan te pas was gekomen. ‘Een nauwgezette tekening? Het is niet meer dan een rechthoek, godbetert!’
Turf was onverstoorbaar. ‘Dat doet er niet toe. Dit stuk is wat er wel toe doet.’
‘Die wiebelige lijn?’
‘Dat is een kier,’ protesteerde de dwerg. ‘Dat ziet iedereen.’
‘Iedereen op de kleuterschool misschien. Nou, een kier dus. Nou en?’
‘Nu komt het slimme gedeelte. Die kier zit er namelijk meestal niet.’
Root begon weer wurgende bewegingen in de lucht te maken. Iets wat hij de laatste tijd steeds vaker deed. Maar Artemis was plotseling een en al belangstelling.
‘Wanneer verschijnt die kier dan?’
Maar Turf was niet van plan een duidelijk antwoord te geven. ‘Wij, dwergen, we weten het een en ander over gesteente. We graven er al eeuwen in rond.’ Root begon met zijn vingers een deuntje op zijn zoemstok te trommelen. ‘Wat elfen zich niet realiseren is dat stenen ook leven. Ze ademen.’
Artemis knikte. ‘Natuurlijk. Warmte-uitzetting.’
Turf nam een triomfantelijke hap van de wortel. ‘Precies. En het tegenovergestelde natuurlijk. Als ze afkoelen, krimpen ze in.’ Zelfs Root luisterde nu. ‘Koboi Laboratoria is op een massieve aardlaag gebouwd. Twee kilometer gesteente. Onmogelijk in binnen te komen, bij gebrek aan sonix-raketten. En ik denk dat Opal Koboi die zou ontdekken.’
‘En wat schieten wij daar nu mee op?’
‘Als het gesteente afkoelt, gaat er een kier openstaan. Toen ze hier aan het bouwen waren, ben ik met de fundering bezig geweest. Je kunt tot recht onder de laboratoria komen. Dan heb je nog een hele weg te gaan, maar je bent in ieder geval binnen.’
De commandant vertrouwde het nog niet helemaal. ‘Hoe kan het dan dat Opal Koboi die gapende kier niet heeft gezien?’
‘O, maar ik heb niet gezegd dat hij gaapte.’
‘Hoe groot is hij dan?’
Turf haalde zijn schouders op. ‘Kweenie. Een meter of vijf misschien. Op het breedste punt.’
‘Dat vind ik nogal een kier, als die daar de hele dag zit.’
‘Ware het niet dat hij er niet de hele dag zit,’ onderbrak Artemis hem. ‘Toch, Turf?’
‘De hele dag? Was het maar waar. Ik zou zeggen, zo op de gok, maar dat is een schatting, hoor…’
Root verloor zijn geduld. Hij liep voortdurend één stap achter alles aan, en dat was helemaal niets voor hem.
‘Zeg op, veroordeelde, of ik zorg dat je nog een schroeiplek op je achterste krijgt!’
Turf was gekwetst. ‘Hou op met dat geschreeuw, Julius, mijn baard gaat ervan krullen.’
Root deed de koelkast open en liet de ijzige ranken over zijn gezicht kringelen.
‘Oké, Turf. Hoe lang?’
‘Drie minuten, maximaal. De laatste keer heb ik het met een stel vleugels gedaan, en met een hogedrukpak aan. Het scheelde niet veel of ik was geplet en gebraden.’
‘Gebraden?’
‘Laat me raden,’ zei Artemis. ‘De kier gaat alleen open als het steen genoeg is ingekrompen. Als die kier in de wand van een schacht zit, dan valt het koelste moment dus vlak voor de volgende vuurstoot.’
Turf knipoogde. ‘Slim hoor, Modderjongen. Als de steen je niet te pakken krijgt, dan de magma wel.’
Holly’s stem klonk krakend door de speakers. ‘Ik heb ergens beeld van. Het zou gewoon een schaduw kunnen zijn, maar het kan ook een kiertje in de schachtwand zijn.’
Turf maakte een rondedansje en was zo te zien erg blij met zichzelf. ‘Nou, Julius, zeg het maar. Ik had weer gelijk! Je staat bij me in het krijt, Julius.’
De commandant wreef over zijn neusbrug. Als hij het er levend afbracht, ging hij nooit meer het bureau uit.
Koboi Laboratoria
Koboi Laboratoria was omgeven door een ring B’wa Kellkobolds. Tot de tanden toe gewapend, met hun tong bloeddorstig uit hun mond. Knuppel werd er ruw langs geduwd, met wel tien geweerlopen in zijn rug. De DNA-kanonnen hingen werkloos in hun torens, voor zolang het duurde. Op het moment dat Knuppel voelde dat de B’wa Kell geen nut meer hadden, zouden de wapens weer worden geactiveerd.
De commandant werd naar het heilige der heiligen gebracht, en gedwongen voor Opal en de B’wa Kell-generaals op zijn knieën te gaan zitten. Toen de soldaten eenmaal waren weggestuurd, kwam Knuppel weer overeind en nam hij het heft in handen.
‘Alles verloopt volgens plan,’ kondigde hij aan. Hij liep op Opal toe en aaide haar over haar wang. ‘Over een uurtje is Haven van ons.’
Generaal Schubber was niet overtuigd. ‘Het zou veel eerder van ons zijn als we een paar Koboi-wapens hadden.’
Knuppel zuchtte geduldig. ‘Daar hebben we het al over gehad, generaal. Het storingssignaal schakelt alle neutrino-wapens uit. Als jullie wapens krijgen, heeft de elfBI die ook.’
Schubber schuifelde een hoek in en likte zijn oogballen.
Dat was natuurlijk niet de enige reden waarom Knuppel de kobolds geen neutrino-wapens wilde geven. Hij was niet van plan een groep te bewapenen die hij toch van plan was te verraden. Zodra de B’wa Kell de Raad had uitgeschakeld, zou Opal de elfBI weer macht geven.
‘Hoe verloopt het?’
Opal draaide in haar Zweefboy rond, met haar benen onder zich opgekruld. ‘Verrukkelijk. De deuren van de hoofdingang sneuvelden een paar tellen nadat jij was vertrokken om te… onderhandelen.’
Knuppel grijnsde. ‘Goed dat ik ben weggegaan. Anders was ik misschien gewond geraakt.’
‘Kapitein Kelp heeft zich met zijn overgebleven manschappen in de controlekamer teruggetrokken en de cabine omsingeld. De Raad is er ook.’
‘Uitstekend,’ zei Knuppel.
Een andere B’wa Kell-generaal, Roggel, sloeg op de vergadertafel. ‘Nee, Knuppel. Helemaal niet uitstekend. Onze broeders kwijnen weg in De Huilberg.’
‘Geduld, generaal Roggel,’ zei Knuppel kalmerend; hij legde zelfs een hand op de schouder van de kobold. ‘Zodra Politie Plaza valt, kunnen we zonder enig verzet de cellen in de Huilberg openzetten.’
Vanbinnen kookte Knuppel. Die stomme wezens. Hij haatte hen. Met die kleren die van hun eigen afgeworpen huid waren gemaakt. Weerzinwekkend. Knuppel wou dat hij de DNA-kanonnen kon activeren en dat geouwehoer een paar uur kon uitschakelen.
Hij keek naar Opal. Zij wist wat hij dacht. Ze liet verwachtingsvol haar kleine tandjes zien. Wat een verrukkelijk slecht wezen. En dat was uiteraard de reden waarom ook zij van het toneel moest verdwijnen. Opal Koboi zou nooit tevreden kunnen zijn met een tweede plaats.
Hij knipoogde naar haar.
‘Niet lang meer,’ mimede hij. ‘Niet lang meer.’