GEEN VEILIGE HAVEN

Cabine van de controlekamer, Politie Plaza

Foaly zat voor de hoofdcomputer van de elfBI te wachten op de resultaten van zijn laatste zoekopdracht. Uitgebreid laseronderzoek van de koboldshuttle had één volledige en één gedeeltelijke duimafdruk opgeleverd. De volledige afdruk was van hemzelf. Dat was gemakkelijk te verklaren aan de hand van het feit dat Foaly alle afgekeurde shuttle-onderdelen persoonlijk geïnspecteerd had. De gedeeltelijke afdruk zou wel eens van hun verrader kunnen zijn. Het was niet genoeg om de elf te identificeren die elfBI-technologie aan de B’wa Kell had doorgespeeld, maar in ieder geval wel genoeg om de onschuldigen te schrappen. Vergelijk de overgebleven namen met iedereen die toegang tot de shuttle-onderdelen had, en daarmee was de lijst alweer een heel stuk korter. Foaly zwaaide tevreden met zijn staart. Geniaal. Het had geen zin daar nog bescheiden over te doen.

Voorlopig werkte de computer zich aan de hand van de gedeeltelijke afdruk krakend door de personeelsfiles heen. Er viel voor Foaly niet veel meer te doen dan met zijn duimen draaien en wachten tot hij contact kreeg met het oppervlakteteam. De magmastoten waren nog hoog. Dat was ongebruikelijk. Heel ongebruikelijk en erg toevallig.

Foaly’s argwanende gedachtegang werd door een bekende stem onderbroken.

‘Zoekopdracht voltooid,’ zei de computer, in Foaly’s eigen stem. Weer zo’n ijdelheidje. ‘Driehonderdzesenveertig geschrapt. Veertig mogelijke kandidaten over.’

Veertig. Niet slecht. Die waren wel te ondervragen. Weer een kans om de VliesRecorder0/00 te gebruiken. Maar er was nog een manier om het veld kleiner te maken.

‘Computer. Mogelijke overeenkomsten met het personeel van Opruimingsdienst Niveau Drie.’ Met Opruimingsdienst Niveau Drie had je iedereen die toegang tot de recycle-smelters had.

‘Bezig met zoeken.’

De computer kon natuurlijk alleen opdrachten aannemen van elfen van wie hij geprogrammeerd was om het stempatroon te herkennen. En als extra veiligheidsmaatregel had Foaly zijn eigen logboek en andere belangrijke files in Centaurisch gecodeerd, een computertaal die hij op de oude taal der centauren geïnspireerd had.

Alle centauren waren een tikje paranoïde, en met recht, aangezien er nog geen honderd van hen over waren. De mens was erin geslaagd hun neven en nichten, de eenhoorns, helemaal uit te moorden. Er waren misschien zes centauren onder de Aarde die de taal konden lezen, en maar één die het computerdialect ervan kon ontcijferen.

Centaurisch was waarschijnlijk het oudste schrift, dat meer dan tien millennia terugging, naar het tijdperk waarin de mens voor het eerst op elfen jacht ging maken. De Rol van Capalla, het enige overgeleverde geïllustreerde Centaurische manuscript, begon aldus:

Elfenwezens, neemt u in acht,

Op Aarde grijpt de mens de macht.

Dus verberg u, elf, verlaat uw huis,

En bouw onder de grond een veilig thuis.

Centauren stonden bekend om hun intelligentie, niet om hun dichtkunst. Toch waren deze woorden in Foaly’s ogen vandaag de dag nog net zo van toepassing als al die eeuwen geleden.

Knuppel tikte tegen het veiligheidsglas van de cabine. Technisch gesproken zou Knuppel de controlekamer eigenlijk niet eens in mogen, maar Foaly drukte toch op de zoemer om hem binnen te laten. Hij kon het nooit laten een hatelijke opmerking tegen de ex-commandant te maken. Knuppel was tot luitenant gedegradeerd na een rampzalige poging Root als grote baas van Opsporing te vervangen. Als zijn familie niet zo veel politieke invloed had gehad, was hij helemaal uit de dienst gezet. Al met al was hij misschien in een andere branche wel beter af geweest. Dan zou hij in ieder geval niet steeds die pesterijen van Foaly hoeven doorstaan.

‘Ik heb een paar e-formulieren die u moet ondertekenen,’ zei de luitenant, terwijl hij oogcontact vermeed.

‘Natuurlijk, commandant,’ grinnikte de centaur. ‘Hoe gaat het met de samenzweringen? Staan er voor vanmiddag nog revoluties op het programma?’

‘Alleen de formulieren tekenen, graag,’ zei Knuppel, terwijl hij hem een digi-pen toestak. Zijn hand trilde.

Verbazingwekkend, dacht Foaly. Dit afgebrande omhulsel van een elf was ooit de kroonprins van de elfBI geweest.

‘Nee, serieus, Knuppel. Formulieren laten ondertekenen, dat kun jij echt als geen ander.’

Knuppel kneep zijn ogen argwanend tot spleetjes. ‘Dank u wel, meneer.’

Foaly’s mondhoek trok in een grijns. ‘Graag gedaan. Maar geen reden om zo’n opgeblazen kop op te zetten.’

Knuppels hand vloog naar zijn misvormde voorhoofd. Er was toch nog iets van zijn ijdelheid van vroeger over.

‘Oeps. Pijnlijk onderwerp. Sorry hoor.’

In de hoek van Knuppels oog vonkte iets. Een vonkje waar Foaly door gewaarschuwd had moeten zijn. Maar hij werd afgeleid door een bliepje uit de computer.

‘Lijst voltooid.’

‘Even een momentje, commandant. Belangrijke zaken. Iets met de computer, dat zou jij toch niet begrijpen.’

Foaly draaide zich om naar het plasmascherm. De luitenant zou even op zijn handtekening moeten wachten. Het was waarschijnlijk toch alleen maar een bestelformulier voor shuttle-onderdelen.

Het kwartje viel. Een groot kwartje, dat meer kabaal maakte dan de onderbroek van een dwerg die tegen een muur aan slaat. Shuttle-onderdelen. Een werkje voor ingewijden. Iemand die nog een oude rekening te vereffenen heeft. Iedere rimpel op Foaly’s voorhoofd vulde zich met zweet. Godallemachtig, het was zo klaar als een klontje.

Hij keek naar het plasmascherm en zag de bevestiging van wat hij al wist. Er waren maar twee namen. De eerste, Bom Knikker, kon meteen geschrapt worden. De Beveiligingsofficier was bij een duikongeluk in de kern van de Aarde om het leven gekomen. De tweede naam trilde zachtjes. Luitenant Pico Knuppel. In dezelfde periode waarin Holly die startmotor voor stuurboord teruggenomen had was hij gedegradeerd tot het recycle-personeel. Het paste allemaal in elkaar.

Foaly wist dat als hij het bericht niet binnen tien seconden zou bevestigen, de computer de naam hardop zou voorlezen. Hij drukte terloops de delete-knop in.

‘Weet je, Pico,’ zei hij met schorre stem, ‘al die geintjes over dat probleem met je hoofd. Dat is allemaal niet lelijk bedoeld. Dat is mijn manier om met je mee te leven. Ik heb eigenlijk wel een zalfje…’

Er drukte iets kouds en metaligs tegen het achterhoofd van de centaur. Foaly had te veel geweldfilms gezien om niet te weten wat het was.

‘Hou dat zalfje maar lekker zelf, ezelman,’ klonk Knuppels stem in zijn oor. ‘Ik heb zomaar het gevoel dat jij zelf ook wat probleempjes met je hoofd gaat krijgen.’

De chemische trein van Mayak, Noord-Rusland

Het eerste wat Artemis voelde was een ritmisch gebonk dat door zijn ruggengraat dreunde. Ik ben in het kuuroord in Blackrock, dacht hij. Irina is mijn rug aan het masseren. Precies wat ik nodig heb, vooral na al dat geravot op die trein… De trein!

Zo te zien waren ze nog in de trein van Mayak. De rukkerige beweging was afkomstig van de wagon die over aanhechtingen in de rails schokte. Artemis deed met moeite zijn ogen open en verwachtte gigantische hoeveelheden stijfheid en pijn te voelen. Maar in plaats daarvan voelde hij zich prima. Meer dan prima. Geweldig zelfs. Dat moest door de toverkracht komen. Holly moest al zijn snijwonden en blauwe plekken hebben genezen toen hij buiten westen was.

Niet iedereen voelde zich zo top. Vooral kapitein Short niet, die nog steeds bewusteloos was. Root legde een grote jas over zijn gewonde officier heen.

‘O, je bent wakker?’ zei hij, zonder ook maar een blik op Artemis te werpen. ‘Ik snap niet hoe je kunt slapen na wat je net allemaal gedaan hebt.’

‘Gedaan? Maar ik heb jullie gered… Althans, ik heb geholpen.’

‘Geholpen, dat kun je wel zeggen, ja. Je hebt jezelf aan het laatste restje van Holly’s toverkracht geholpen, terwijl zij bewusteloos was.’

Artemis kreunde. Dat moest gebeurd zijn toen ze vielen. Op de een of andere manier was haar toverkracht een andere kant op gestroomd. ‘Ik begrijp al wat er gebeurd is. Dat moet per–’

Root stak zijn vinger waarschuwend in de lucht. ‘Zwijg. De grote Artemis Fowl doet niets per ongeluk.’

Artemis vocht tegen de beweging van de trein en werkte zich op zijn knieën omhoog. ‘Het is vast niet ernstig. Alleen maar uitputting, toch?’

En plotseling bevond het gezicht van Root zich op een centimeter van dat van hem. Zijn huid was zo rood dat hij warmte afgaf. ‘Niet ernstig!’ sputterde de commandant, die zo woedend was dat hij de woorden nauwelijks uit zijn mond kreeg. ‘Niet ernstig! Ze is haar schietvinger kwijt! De deur heeft hem er zo afgehakt. Haar carrière is naar god. En dank zij jou had Holly nauwelijks genoeg toverkracht om de bloeding te stelpen. Nu heeft ze totaal geen kracht meer. Leeg.’

‘Is ze een vinger kwijt?’ zei Artemis hem verdoofd na.

‘Nou, niet echt kwijt,’ zei de commandant, terwijl hij met de afgehakte vinger zwaaide. ‘Hij stak me in het voorbijgaan in het oog.’ Zijn oog begon al blauw te worden.

‘Als we nu teruggaan, kunnen jullie chirurgen hem er toch wel weer aan zetten?’

Root schudde zijn hoofd. ‘Als we terug konden. Ik heb het gevoel dat de situatie onder de grond er heel anders voorstaat dan toen wij vertrokken. Als de kobolds een team schutters op ons af sturen, kun je ervan op aan dat er onder de grond iets enorms gaande is.’

Artemis was geschokt. Holly had hun allemaal het leven gered, en dit was hoe hij haar daarvoor had bedankt. Hij mocht dan niet direct de schuld van haar verwonding zijn, maar ze had hem wel opgelopen terwijl ze zijn vader probeerde te redden. Die schuld moest vereffend worden.

‘Hoe lang?’ beet hij hem toe.

‘Wat?’

‘Hoe lang geleden is het gebeurd?’

‘Weet ik niet. Een minuut ofzo.’

‘Dan kan het nog.’

De commandant ging rechtop zitten. ‘Dan kan wat nog?’ ‘Dan kunnen we de vinger nog redden.’

Root wreef over een ribbeltje vers littekenweefsel op zijn schouder, een souvenir aan zijn reisje langs de zijkant van de trein. ‘Waarmee? Ik heb al bijna geen kracht meer voor de mesmer.’

Artemis deed zijn ogen dicht. Hij concentreerde zich. ‘En het Ritueel dan? Er moet een manier zijn.’

Alle toverkracht van het Volk was afkomstig van de Aarde. Als ze hun krachten wilden aanvullen, moesten ze van tijd tot tijd het Ritueel volbrengen.

‘Hoe kunnen we hier nou het Ritueel volbrengen?’

Artemis pijnigde zijn hersens. Hij had grote delen van het Boek der Elfen uit zijn hoofd geleerd, ter voorbereiding van de ontvoering van vorig jaar.

Uit de aarde bloeit op uwe kracht

wees dankbaar om deze gunst der macht

Pluk het magisch zaad waar u het ziet staan

Bij kronkelend water, oude eik en volle maan

En begraaf het ver van de plek waar u het vond

Dus geef uw geschenk terug aan de grond.

Artemis kroop over de vloer en begon Holly’s pak te betasten. Roots hart hield er bijna ter plekke mee op. ‘In godsnaam, Modderjongen, waar ben je mee bezig?’

Artemis keek niet eens op. ‘Vorig jaar is Holly ontsnapt doordat ze een eikeltje bij zich had.’

Door een of ander wonder wist de commandant zich in te houden. ‘Vijf seconden, Fowl. Maak het kort.’

‘Een officier als Holly vergeet zoiets niet. Ik wil wedden dat…’

Root zuchtte. ‘Leuk bedacht, Modderjongen. Maar de eikeltjes moeten vers geplukt zijn. Als die tijdsstop er niet was geweest, had dat zaadje niet eens gewerkt. Je hebt een paar dagen, maximaal. Ik weet dat Foaly en Holly een voorstel hebben ingediend voor een verzegelde eikeltjes-unit, maar dat is door de Raad afgewezen. Ze vonden het ketterij, naar het schijnt.’

De commandant was voor zijn doen heel lang aan het woord geweest. Hij verklaarde zichzelf anders nooit. Maar iets in hem had nog hoop. Misschien, heel misschien. Holly was er nooit vies van geweest zo nu en dan een regeltje te overtreden.

Artemis ritste de tuniek van kapitein Short open. Aan de gouden ketting om haar hals zaten twee kleine hangertjes. Haar exemplaar van het Boek, de elfenbijbel. Artemis wist dat het in brand zou vliegen als hij het zonder toestemming van Holly probeerde aan te raken. Maar er hing nog iets aan. Een klein bolletje van plexiglas, gevuld met aarde.

‘Dat is tegen de regels,’ zei Root, niet al te boos.

Holly bewoog even en ontwaakte half uit haar verdoving. ‘Hé, commandant. Wat is er met uw oog gebeurd?’

Artemis schonk geen aandacht aan haar, maar sloeg het bolletje tegen de vloer van de wagon kapot. Er tuimelden aarde en een eikeltje op zijn handpalm. ‘Nu hoeven we hem alleen nog maar te begraven.’

De commandant gooide Holly over zijn schouder. Artemis probeerde niet naar de plek te kijken waar vroeger haar wijsvinger had gezeten.

‘Dan is het hoog tijd dat we uit deze trein stappen.’

Artemis keek naar het Noordpoollandschap dat buiten de trein voorbij zoefde. Uit de trein stappen was niet zo gemakkelijk als de commandant deed voorkomen.

Butler kwam behendig door het luik in het dak naar beneden, waar hij het schuttersteam van de kobolds in de gaten had gehouden.

‘Leuk te zien dat je lenig bent,’ merkte Artemis droogjes op.

De bediende glimlachte. ‘Ook leuk jou te zien, Artemis.’

‘Nou? Wat heb je daarboven gezien?’ vroeg Root, die de hereniging daarmee onderbrak.

Butler legde een hand op de schouders van zijn jonge meester. Praten kwam later wel. ‘De kobolds zijn weg. Vreemd. Twee van hen kwamen omlaag voor een verkenning, en toen schoot de ander ze in de rug neer.’

Root knikte. ‘Machtsspel. Kobolds zijn zelf hun ergste vijanden. Kom, we moeten zien dat we uit deze trein komen.’

Over een halve kilometer komt er nog een bocht aan,’ zei Butler. ‘Dat is onze beste kans.’

‘Oké, en hoe stappen we dan uit?’ vroeg Artemis.

Butler grijnsde. ‘Uitstappen is wel een heel vriendelijk woord voor wat ik in gedachten had.’

Artemis kreunde. Dat zou wel weer springen en rennen worden.

De cabine van de controlekamer

Foaly’s hersens borrelden als een zeeslak in een frituurpan. Hij had nog een paar kansen, op voorwaarde dat Knuppel hem niet echt neerschoot. Eén schot en alles was voorbij. Centauren hadden geen toverkracht. Geen druppel. Ze moesten het alleen met hun hersens doen. En met hun vermogen hun vijand onder de voet te lopen. Maar Foaly had het gevoel dat Pico hem nog niet ging neerknallen. Die had het veel te druk met zich verkneukelen.

‘Hé, Foaly,’ zei de luitenant. ‘Waarom pak je de intercom niet? Kijken wat er gebeurt.’

Foaly kon wel raden wat er dan zou gebeuren. ‘Wees maar niet bang, Pico. Geen onverwachte acties.’

Knuppel moest lachen, en hij klonk oprecht gelukkig. ‘Pico? Gaan we elkaar bij de voornaam noemen? Besef wel in wat voor problemen je zit.’

Dat begon Foaly dan ook net te beseffen. Achter het gekleurde glas waren de techneuten van de elfBI druk bezig de spion op het spoor te komen, zich niet bewust van het drama dat zich op nog geen twee meter afstand afspeelde. Hij kon hen zien en horen, maar het was eenrichtingsverkeer.

De centaur moest de schuld wel aan zichzelf geven. Hij had erop gestaan dat de cabine van de controlekamer volgens zijn eigen paranoïde normen werd gebouwd. Een kubus van titanium met kogelvrije ramen. De hele ruimte was draadloos, met nog niet eens een vezeloptische kabel om de controlekamer met de buitenwereld te verbinden.

Volstrekt onneembaar. Tenzij je natuurlijk de deur opendeed om een oude vijand een paar beledigingen in het gezicht te gooien. Foaly kreunde. Zijn moeder had altijd gezegd dat zijn radde tong hem nog eens in moeilijkheden zou brengen. Maar hij was nog niet helemaal verloren. Hij had nog wel een paar trucjes achter de hand. Een plasmavloer bij voorbeeld.

‘Wat heeft dit allemaal te betekenen, Knuppel?’ vroeg de centaur, terwijl hij zijn hoeven iets van de tegels optilde. ‘En begin in ’s hemelsnaam niet over de wereldoverheersing.’

Knuppel bleef glimlachen. Dit was zijn grote moment.

‘Nu nog niet. De Lagere Elementen zijn voorlopig wel even voldoende.’

‘Maar waarom?’

In Knuppels ogen vonkte razernij. ‘Waarom? Durf jij mij te vragen waarom? Ik was de kroonprins van de Raad! Over vijftig jaar was ik voorzitter geweest! En dan komt er de zogenaamde affaire-Artemis Fowl. Binnen een dag was al mijn hoop vervlogen. Met als resultaat dat ik misvormd en gedegradeerd ben! En dat komt allemaal door jou, Foaly. Door jou en door Root! De enige manier om mijn leven weer op de rails te krijgen is dus door jullie allebei in diskrediet te brengen. Jullie zullen de schuld krijgen van de aanvallen van de kobolds, en dan is Julius dood en eerloos begraven. En als extraatje krijg ik zelf Artemis Fowl te pakken. Mooier kan ik het me niet wensen.’

Foaly maakte een snuivend geluid. ‘Denk je nou echt dat je de elfBI met een handjevol Zachtneus-wapens kunt verslaan?’

‘De elfBI verslaan? Waarom zou ik dat willen? Ik ben de held van de elfBI. Althans, dat word ik. En jij wordt de slechterik van dit toneelstuk.’

‘Dat zullen we nog wel eens zien, bavianenkop,’ zei Foaly, terwijl hij een hendel overhaalde en daarmee een infrarood signaal naar een ontvanger in de vloer zond. Nu zou binnen een vijftiende van een seconde een geheim plasmavlies opwarmen. Een halve seconde later zou een neutrinolading zich als een lopend vuurtje over de plasmagel verspreiden, waardoor iedereen die met de vloer in verbinding stond tegen minstens drie muren zou stuiteren. In theorie dan.

Knuppel giechelde verrukt. ‘Laat me raden. Je plasmategels doen het niet.’

Foaly was perplex. Eventjes. Toen liet hij zijn hoeven voorzichtig zakken en drukte hij op een andere knop. Deze was voor een op stemmen reagerende laser. In principe kwam het erop neer dat de volgende persoon die begon te praten neergeschoten werd. De centaur hield zijn adem in.

‘Geen plasmategels,’ ging Knuppel verder. ‘En geen op stemmen reagerende laser. Je gaat onderuit, Foaly. Niet dat mij dat verbaast. Ik heb altijd wel geweten dat nog eens aan het licht zou komen wat voor ezel je eigenlijk bent.’

De luitenant ging in een draaistoel zitten en legde zijn voeten op de computertafel. ‘Nou, weet je het al?’

Foaly dacht na. Wie zou het kunnen zijn? Wie kon hem in zijn eigen spel verslaan? Knuppel niet, zoveel was zeker. Als er ooit een technisch onbenul was geweest, was hij het wel. Nee, er was maar één iemand die in staat was de Centaurische code te kraken en de veiligheidsmaatregelen van de cabine uit te schakelen.

‘Opal Koboi,’ fluisterde hij.

Knuppel klopte hem op zijn hoofd. ‘Precies. Opal heeft tijdens het moderniseren een paar spionagecamera’s laten installeren. Toen jij eenmaal zo vriendelijk was geweest een paar documenten voor de camera te vertalen, was het een fluitje van een cent jouw code te kraken en een paar dingen te herprogrammeren. En het grappige is dat de Raad de rekening heeft betaald. Ze heeft zelfs de spionagecamera’s in rekening gebracht. Op dit moment zijn de B’wa Kell hun aanval op de stad aan het voorbereiden. De wapens en communicatiemiddelen van de elfBI zijn uitgeschakeld, en het leukste van alles, paardenvriend, is dat jij voor dit alles verantwoordelijk zult worden gehouden. Jij hebt jezelf immers midden in een crisissituatie in de cabine van de controlekamer opgesloten.’

‘Dat gelooft niemand!’ protesteerde Foaly.

‘O, jawel hoor. Vooral als je de beveiliging van de elfBI uitschakelt, inclusief de DNA-kanonnen.’

‘Hetgeen ik voorlopig niet van plan ben.’

Knuppel liet een matzwarte afstandsbediening tussen zijn vingers ronddraaien. ‘Ik ben bang dat jij daar niets meer over te zeggen hebt. Opal heeft die centrale van jou uit elkaar gehaald en het hele geval in dit prachtexemplaar gemonteerd.’

Foaly slikte. ‘Bedoel je dat…?’

‘Precies,’ zei Knuppel. ‘Niets doet het, tenzij ik op de knop druk.’

Hij drukte op de knop. En zelfs als Foaly het reactievermogen van een vleugelelf had gehad, dan had hij nog geen tijd genoeg gehad om al zijn hoeven op te tillen voor de plasmaschok hem zo uit zijn speciaal aangepaste draaistoel had doen schieten.

De Noordpoolcirkel

Butler zei iedereen dat ze zich aan de Maanriem0/00 moesten vastmaken, één per schakel. Terwijl het groepje min of meer op de geselende wind dreef, werkte het zich als een dronken krab naar de deur van de wagon.

Het is natuurkunde, meer niet, zei Artemis tegen zichzelf. Verminderde zwaartekracht zal ervoor zorgen dat we niet tegen het Noordpoolijs te pletter slaan. Ondanks al zijn logica hapte Artemis, toen Root de groep de nacht in slingerde, toch één keer naar adem. Later, wanneer hij de gebeurtenis in gedachten nog eens naliep, liet Artemis die adem eruit.

Door de slipstream tolden ze tot voorbij de bielzen van de spoorlijn, in een sneeuwhoop. Butler zette de antizwaartekrachtriem één seconde voor de klap uit, anders zouden ze weer teruggestuiterd zijn, zoals mannen op de maan.

Root maakte zich als eerste los en schepte handenvol sneeuw van het aardoppervlak, tot zijn vingers bij het compacte ijs eronder waren aanbeland.

‘Het heeft geen zin,’ zei hij. ‘Ik kom niet door het ijs heen.’ Hij hoorde een klikje achter zijn schouder.

‘Ga achteruit,’ adviseerde Butler hem, die al richtte met zijn pistool.

Root deed wat hem gezegd was en schermde zijn ogen met zijn onderarm af. IJsschilfers konden je net zo goed blind maken als spijkers van tien centimeter. Butler stopte een volle patroonhouder in een pistool met afgezaagde loop en schoot een ondiep gat in het bevroren oppervlak. Het toch al doorweekte gezelschap werd ogenblikkelijk bedolven onder een natte sneeuwbui.

Root bekeek het resultaat al voordat de rook was opgetrokken. Hij spoorde Butler aan – ze hadden nog maar een paar seconden voordat Holly’s tijd om was. Ze moesten het Ritueel volbrengen. Na een bepaalde tijd was transplantatie misschien niet verstandig meer. Ook al konden ze het wel.

De commandant sprong in de kuil en veegde de losse ijslagen weg. Tussen het wit zat een schijf bruin.

‘Ja!’ kraaide hij. ‘Aarde!’

Butler liet het schokkende lichaam van Holly in het gat zakken. In zijn sterke handen was ze net een pop. Klein en slap. Root legde Holly’s vingers om de illegale eikel en stak haar linkerhand diep in de losgewoelde grond. Hij trok een rol plakband uit zijn riem en zette de vinger zo’n beetje op zijn oorspronkelijke plaats.

De elf en twee mensen kwamen eromheen staan en wachtten.

‘Misschien pakt hij niet,’ mompelde Root zenuwachtig. ‘Zo’n vacuümeikeltje is iets nieuws. Nog nooit uitgeprobeerd. Foaly ook altijd, met zijn plannetjes. Maar meestal werken ze wel. Meestal.’

Artemis legde een hand op zijn schouder. Dat was het enige wat hij wist te verzinnen. Troosten was niet een van zijn sterke kanten.

Vijf seconden. Tien. Niets.

En toen…

‘Kijk!’ schreeuwde Artemis. ‘Een vonk.’

Een eenzame blauwe vonk trok loom langs Holly’s arm en kronkelde zich langs de aderen. Hij ging over haar borst, klom naar haar puntige kin en zakte in het vlees, precies tussen de ogen.

‘Achteruit,’ adviseerde Root. ‘Ik heb ooit een genezing in Tulsa gezien die twee minuten duurde. Die heeft bijna een heel shuttle-station verwoest. Van een vierminuter heb ik zelfs nog nooit gehoord.’

Ze liepen achteruit naar de rand van de krater, en dat hadden ze geen seconde later moeten doen. Er barstten nog meer vonken uit de Aarde los, met Holly’s hand als het doelwit dat de hulp het hardst nodig had. Ze zakten als plasmatorpedo’s in het vingergewricht, waardoor het plastic plakband smolt.

Holly schoot overeind, met armen die als die van een pop heen en weer zwaaiden. Haar benen begonnen te schokken en naar onzichtbare vijanden te schoppen. Toen de stembanden, een hoog geweeklaag dat de dunnere ijslagen deed barsten.

‘Is dit normaal?’ fluisterde Artemis, alsof Holly het anders kon horen.

‘Ik geloof van wel,’ antwoordde de commandant. ‘De hersenen voeren een systeemcontrole uit. Dat is iets anders dan snijwonden en blauwe plekken genezen, als je begrijpt wat ik bedoel.’

Iedere porie in Holly’s lichaam begon stoom af te geven, waarmee de stralingssporen werden geloosd. Ze schopte en sloeg, en zonk toen weer terug in een plas natte sneeuw. Het was geen prettige aanblik. Het water verdampte, waardoor de elfBI-kapitein in mist werd gehuld. Alleen haar linkerhand was nog te zien, met haar vingers in een wanhopige waas.

Plotseling hield Holly op met bewegen. Haar hand bleef stil liggen en viel toen door de nevel omlaag. De Noordpoolnacht raasde terug en maakte alles weer doodstil.

Ze kwamen voorzichtig dichterbij en bogen zich in de nevel naar voren. Artemis wilde het zien, maar durfde niet goed te kijken.

Butler haalde diep adem en sloeg de mistflarden weg. Daar beneden was alles rustig. Holly’s lichaam lag er doodstil bij.

Artemis tuurde naar de gestalte in het gat. ‘Ik geloof dat ze wakker is…’

Hij werd onderbroken doordat Holly plotseling weer bij bewustzijn kwam. Ze schoot overeind, met ijspegels aan haar wimpers en haar kastanjebruine haar. Telkens wanneer ze een grote hap lucht nam, bolde haar borst op.

Artemis greep haar bij de schouders beet – voor één keer liet hij het masker van zijn ijzige gedrag voor wat het was. ‘Holly. Holly, zeg iets tegen me. Je vinger. Doet ie het?’

Holly wiebelde met haar vingers en krulde ze toen op tot een vuist. ‘Ik geloof van wel,’ zei ze, en ze gaf Artemis een dreun tussen zijn ogen. De verbaasde jongen belandde nu al voor de derde keer die dag in een sneeuwhoop.

Holly knipoogde naar een verbaasde Butler. ‘Nu staan we quitte,’ zei ze.

Commandant Root had niet veel dierbare herinneringen. Maar voortaan zou hij zich, als de zaken er heel beroerd voor stonden, dit moment weer voor de geest halen en dan stilletjes grinniken.

De cabine van de controlekamer

Foaly werd met een beurs gevoel wakker, en dat was helemaal niets voor hem. Hij kon zich niet eens herinneren wanneer hij voor het laatst echt pijn had gehad. Hij had zich wel een aantal malen gekwetst gevoeld door de stekelige opmerkingen van Julius, maar echt lichamelijk ongemak was iets wat hij liever meed, als hij daar de kans toe zag.

De centaur lag op de vloer van de beveiligingscabine van de controlekamer, verwikkeld in de restanten van zijn bureaustoel.

‘Knuppel,’ gromde hij, en wat er daarna kwam was goed voor een minuut of twee vuilbekkerij die niet voor herhaling vatbaar is.

Toen hij zijn woede eindelijk gelucht had, begonnen de hersens van de centaur weer te werken en hees hij zichzelf van de plasmategels omhoog. Zijn romp was geschroeid. Hij zou er een paar kale plekken op zijn achterwerk aan overhouden. Heel onaantrekkelijk voor een centaur. Dat was het eerste waar een huwelijkskandidaat in een nachtclub naar keek. Niet dat Foaly nou zo van dansen hield. Vier linkerhoeven.

De cabine was verzegeld. Die zat nog beter dicht dan de portemonnee van een gnoom, zoals het gezegde luidde. Foaly tikte zijn vertrekcode in. ‘Foaly. Deuren.’

De computer bleef stil.

Hij probeerde het met woorden. ‘Foaly. 121 opheffen. Deuren.’

Nog geen piepje. Hij zat vast. Een gevangene van zijn eigen veiligheidsmaatregelen. Zelfs de ramen waren verduisterd, zodat hij niet naar buiten kon kijken. Volkomen buitengesloten en ingesloten. Niets deed het.

Nou ja, dat was niet helemaal waar. Alles werkte, maar zijn geliefde computers reageerden niet op zijn aanraking. En Foaly was zich er maar al te goed van bewust dat hij de cabine niet uit kon als hij geen toegang tot de hoofdcomputer had.

Foaly plukte de muts van aluminiumfolie van zijn hoofd en verfrommelde hem tot een bal.

‘Nee, aan jou heb ik wat gehad!’ zei hij en hij gooide hem in het afvalverwerkingsapparaat. Dit apparaat analyseerde de chemische samenstelling van elk voorwerp en voerde het dan af naar de daarvoor geschikte container.

Op de muur ging een plasmamonitor krakend aan. Het uitvergrote gezicht van Opal Koboi verscheen, die de breedste grijns grijnsde die de centaur ooit gezien had.

‘Hallo, Foaly. Lang niet gezien.’

Foaly grijnsde terug, maar lang zo breed niet als zij. ‘Opal. Leuk je te zien. Hoe is het met je familie?’ Iedereen wist dat Opal haar vader failliet had laten gaan. Dat was algemeen bekend in de zakenwereld.

‘Heel goed, dank je. Huize Cumulus is een heel prettig gekkenhuis.’

Foaly besloot dat hij het met eerlijkheid zou proberen. Dat was een wapen dat hij niet al te vaak gebruikte. Maar alles had zijn eerste keer.

‘Opal. Denk goed na over wat je aan het doen bent. In ’s hemelsnaam, Knuppel is niet goed bij zijn verstand. Als hij eenmaal heeft wat hij wil, dumpt hij je binnen de kortste keren.’

De elf zwaaide met een perfect gemanicuurde vinger naar hem. ‘Nee, Foaly, dat zie je verkeerd. Pico heeft mij nodig. Echt. Zonder mij en mijn goud is hij nergens.’

De centaur keek diep in Opals ogen. De elf geloofde nog wat ze zei ook. Hoe kon zo’n geniaal iemand zo de weg kwijt zijn? ‘Ik weet waar dit allemaal om te doen is, Opal.’

‘O, is dat zo?’

‘Ja. Je bent nog steeds beledigd omdat ik op de universiteit de medaille voor natuurwetenschappen gewonnen heb.’

Heel even raakte Koboi haar zelfbeheersing kwijt, en toen zag haar gezichtje er echt niet meer zo volmaakt uit.

‘Die medaille had ik moeten winnen, stomme centaur. Mijn vleugelontwerp was veel beter dan die belachelijke iriscamera van jou. Jij hebt gewonnen omdat je een man was. Nergens anders om.’

Foaly grijnsde voldaan. Ook al zag het er nog zo beroerd voor hem uit, hij was toch nog in staat het allerirritantste wezen onder de wereld te zijn, als hij dat wilde.

‘Nou, wat wil je, Opal? Of bel je alleen even om over onze schooltijd te babbelen?’

Opal nam een grote slok uit een kristallen glas. ‘Ik bel om je te laten weten dat ik je in de gaten hou, Foaly, dus je hoeft niets te proberen. En ik wil je ook iets van de beveiligingscamera’s uit de stad laten zien. Dit zijn overigens live beelden, en Pico is op dit moment bij de Raad om jou er de schuld van te geven. Veel kijkplezier.’

Opals gezicht verdween en werd vervangen door een vanuit een hoge hoek genomen beeld van de binnenstad van Haven. Een toeristenwijk, bij Schoffels Schoffel Warenhuis. Meestal wemelde het hier van de Atlanteaanse echtparen die voor de fontein foto’s van elkaar namen. Maar vandaag niet, want vandaag was het plein een strijdperk. De B’wa Kell voerden openlijk oorlog met de elfBI, en zo te zien was het een eenzijdig gevecht. De kobolds vuurden hun Zachtneus-wapens af, maar de politie schoot niet terug. Ze doken weg waar ze maar konden en zochten dekking. Ze waren volkomen hulpeloos.

Foaly’s mond zakte open. Dit was rampzalig. En hij kreeg overal de schuld van. En verklikkers kon je natuurlijk niet in leven laten om ze vervolgens hun onschuld te laten prediken. Hij moest een bericht naar Holly zien door te spelen, en snel ook, anders waren ze er allemaal geweest.