EEN EN EEN IS TWEE
Politie Plaza, Haven-Stad
Root richtte de vinger van het gezag naar Holly.
‘Gefeliciteerd, kapitein. Het is je gelukt wat elfBI-technologie kwijt te raken.’
Daar was Holly op voorbereid. ‘Dat was niet alleen mijn schuld, meneer. De mens was gemesmeriseerd en van u mocht ik de shuttle niet uit komen. Ik had geen controle over de situatie.’
‘Bravo!’ merkte Foaly op. ‘Goed geantwoord. Het Veiligheidsnet heeft gelukkig toch een zelfvernietigende werking, net als alles wat ik het veld in stuur.’
‘Mond houden, burger,’ beet de commandant hem toe.
Maar er zat geen venijn in de berisping van de elfBI-officier. Hij was opgelucht, en dat waren ze allemaal. De menselijke dreiging was binnen de perken gehouden, en zonder ook maar één leven te offeren.
Ze zaten bij elkaar in een vergaderzaal die voor burgercomités was gereserveerd. Overleg van dit kaliber werd meestal in de controlekamer gehouden, maar de elfBI waren nog niet zover dat ze Artemis Fowl al het zenuwcentrum van hun verdediging wilden laten zien.
Root ramde op de knop van de intercom op het bureau. ‘Trubbels, ben jij buiten?’
‘Jammeneer.’
‘Oké. Luister, ik wil dat je het alarm opheft. Stuur de teams de diepe tunnels in, dan kijken we of we een paar koboldbendes kunnen oprollen. Er zijn nog een heleboel onopgeloste vragen. Om te beginnen: wie organiseert de B’wa Kell, en waarom?’
Artemis wist dat hij niets moest zeggen. Hoe sneller zijn aandeel in de deal geklaard was, hoe eerder hij op de Noordpool zat. Maar dat hele Parijse scenario was verdacht.
‘Vindt verder niemand dat dit te gladjes gaat? Zo wilden jullie het toch allemaal hebben? Om nog maar te zwijgen over het feit dat er daarboven misschien nog wel veel meer gemesmeriseerde mensen rondlopen.’
Het beviel Root helemaal niet dat hij door een Modderjongen de les gelezen kreeg. Vooral door deze Modderjongen.
‘Hoor eens, Fowl, je hebt gedaan wat we je gevraagd hebben. De connectie in Parijs is verbroken. Er komen geen illegale ladingen meer door die schacht, dat kan ik je verzekeren. We hebben zelfs de beveiliging van alle schachten verdubbeld, of ze nu operationeel zijn of niet. Het belangrijkste is dat degene die met de mensen handelt hun niets over het Volk heeft verteld. Er komt natuurlijk nog een grootscheeps onderzoek, maar dat is een binnenlands probleem. Daar hoef jij je jeugdige hoofdje niet over te breken. Zorg jij nou maar dat je een snor krijgt, verder hoef je je nergens druk over te maken.’
Voordat Artemis kon reageren onderbrak Foaly hem al. ‘Even over Rusland,’ zei hij, terwijl hij vlug zijn torso tussen Artemis en de commandant zette. ‘Ik heb een aanknopingspunt.’
‘Heb je de e-mail weten te traceren?’ zei Artemis, die zijn aandacht meteen op de centaur overschakelde.
‘Precies,’ zei Foaly bevestigend, en hij sloeg een onderwijzend toontje aan.
‘Maar hij was autodestructief. Niet te traceren.’
Foaly grinnikte openlijk. ‘Autodestructief? Laat me niet lachen. Die Moddermensen toch met hun communicatiesystemen. Jullie gebruiken nog steeds bedrading! Als het verstuurd is, kan ik het traceren.’
‘Nou, en waarvandaan heb je het getraceerd?’
‘Iedere computer heeft een handtekening, net zo persoonlijk als een vingerafdruk,’ ging Foaly verder. ‘Netwerken ook. Ze laten microsporen na, afhankelijk van de ouderdom van de bedrading. Alles bestaat uit moleculen, en als je gigabytes aan data in een kabeltje stopt, zal iets van die kabel afslijten.’
Butler begon ongeduldig te worden. ‘Hoor eens, Foaly. Tijd is van levensbelang. Het leven van de heer Fowl hangt misschien wel aan een zijden draadje. Dus zeg wat je te zeggen hebt of ik ga dingen breken.’
De eerste impuls van de centaur was lachen. Die mens maakte vast een grapje. Toen herinnerde hij zich wat Butler met het Beveiligingsteam van Trubbels Kelp had gedaan, en besloot direct over te gaan tot de kern van zijn verhaal.
‘Goed dan, Modderman. Maak je niet dik.’
Nou ja, bijna direct dan.
‘Ik heb de MPG door mijn filters gehaald. Uraniumsporen wijzen op Noord-Rusland.’
‘Nou, daar kijken we van op, zeg.’
‘Ik ben nog niet klaar,’ zei Foaly. ‘Kijk en luister.’
De centaur riep een satellietfoto van de Noordpoolcirkel op het muurscherm op. Met elke aanslag op het toetsenbord werd het geaccentueerde gebied kleiner.
‘Uranium betekent Severomorsk. Of ergens binnen een straal van honderd kilometer. De koperen bedrading stamt uit een oud netwerk. Begin twintigste eeuw, in de loop der jaren opgeknapt. Moermansk is de enige plaats die daarvoor in aanmerking komt. Een kwestie van een en een is twee.’
Artemis schoof naar voren in zijn stoel.
‘Er zitten tweehonderdachtenveertigduizend landlijnen op dat netwerk’ Foaly hield even op omdat hij moest lachen. ‘Landlijnen. Barbaren.’
Butler liet zijn knokkels luid kraken.
‘Ah, tweehonderdachtenveertigduizend landlijnen dus. Ik heb een programma geschreven om hits op onze MPG te vinden. Er waren twee mogelijkheden. Eén: het Gerechtshof.’
‘Niet waarschijnlijk. En die andere?’
‘De andere lijn staat op naam van ene Mikhael Vassikin aan Lenin Prospekt.’
Artemis voelde dat zijn maag zich omdraaide. ‘En wat weten we over Mikhael Vassikin?’
Foaly wiebelde als een concertpianist met zijn vingers. ‘Ik heb een zoekopdracht laten uitvoeren in de archieven van mijn eigen geheime dienst. Daar kwam jij trouwens nogal eens in voor, Butler.’
De bediende probeerde onschuldig te kijken, maar zijn gezichtsspieren slaagden er niet echt in.
‘Mikhael Vassikin is een voormalig KGB-agent, die nu voor de Mafiya werkt. De officiële term luidt khuligany. Een uitvoerder. Niet een erg hoog niveau, maar ook weer geen laag allooi. Vassikins baas is iemand uit Moermansk, bekend onder de naam Britva. De belangrijkste bron van inkomen voor deze groep is het kidnappen van Europese zakenlieden. De afgelopen vijf jaar hebben ze zes Duitsers en een Zweed ontvoerd.’
‘Hoeveel van hen zijn er levend teruggekomen?’ vroeg Artemis met fluisterstem.
Foaly raadpleegde zijn statistieken. ‘Geeneen,’ zei hij. ‘En in twee gevallen zijn de onderhandelaren ook vermist. Er is acht miljoen dollar aan losgeld zoek.’
Butler werkte zich uit een klein elfenstoeltje omhoog. ‘Oké, genoeg gepraat. Ik denk dat het tijd is dat meneer Vassikin eens kennismaakt met mijn vriend, meneer Vuist.’
Melodramatisch, dacht Artemis, maar ik had het zelf niet beter kunnen zeggen.
‘Ja, oude vriend. Nog heel even. Maar ik heb geen zin jou ook op de lijst vermiste onderhandelaren te zetten. Deze mannen zijn slim. Wij moeten dus slimmer zien te zijn. Wij hebben voordelen die geen van onze voorgangers hebben gehad. Wij weten wie de kidnapper is, we weten waar hij woont, en, het belangrijkste van alles, wij hebben de toverkracht van de elfen.’ Artemis keek even naar commandant Root. ‘Wij hebben de toverkracht van de elfen, toch?’
‘Deze elf hebben jullie in ieder geval,’ antwoordde de commandant. ‘Ik zal niemand van mijn mensen dwingen Rusland binnen te gaan. Maar ik zou wel wat hulp kunnen gebruiken.’ Hij keek naar Holly. ‘Wat denk je ervan?’
‘Ik ga natuurlijk mee,’ zei Holly. ‘Ik ben de beste shuttlepiloot die u hebt.’
Koboi Laboratoria
In de kelder van Koboi Laboratoria was een schietbaan. Opal had die op haar nauwgezette aanwijzingen laten bouwen. Haar 3D-projectiesysteem zat erin, hij was volkomen geluiddicht en draaide op gyroscopen. Je kon er van vijftien meter hoogte een olifant naar beneden laten vallen en dan nog zou geen enkele seismograaf onder de grond ook maar de geringste schok registreren.
Het doel van de schietbaan was dat de B’wa Kell een plek kregen waar ze met hun Zachtneus-lasers konden oefenen voordat de operatie echt van start ging. Maar Pico Knuppel was degene die de meeste uren in de simulators had doorgebracht. Het was of hij elke vrije minuut bezig was virtuele gevechten te leveren met zijn aartsvijand commandant Julius Root.
Toen Opal hem aantrof, was hij met zijn onvolprezen Zachtneus Roodhals-granaten aan het gooien in een 3D holoscherm waarop een van Roots oude opleidingsfilmpjes vertoond werd. Het was eigenlijk een zielige vertoning; een mening die ze wijselijk voor zich hield.
Knuppel draaide zijn oordoppen uit zijn oren. ‘En? Wie is er dood?’
Opal overhandigde hem een videoband. ‘Dit is net via de spionagecamera’s binnengekomen. Carrère is weer eens onbekwaam gebleken. Iedereen heeft het overleefd, maar zoals jij al had voorspeld, heeft Root het alarm opgeheven. En nu heeft de commandant afgesproken dat hij de mensen hoogstpersoonlijk naar Noord-Rusland gaat begeleiden, binnen de Noordpoolcirkel.’
‘Ik weet heus wel waar Noord-Rusland ligt, hoor,’ beet Knuppel haar toe. Hij wachtte even en streek een paar tellen nadenkend over zijn bubbelige voorhoofd. ‘Dit zou in ons voordeel kunnen uitpakken. Nu hebben we een uitgelezen kans de commandant uit de weg te ruimen. Als Julius onschadelijk is gemaakt, is de elfBI niet meer dan een hersenloze stinkworm. Vooral als hun bovengrondse communicatienetwerk platligt. En hun communicatienetwerk lígt plat, mag ik aannemen?’
‘Natuurlijk,’ antwoordde Opal. ‘De stoorzender staat in verbinding met de schachtsensoren. Alle hinder van bovengrondse zenders zal aan de magmastoten geweten worden.’
‘Uitstekend,’ zei Knuppel, waarbij zijn mond vertrok tot iets wat bijna als vreugde beschreven zou kunnen worden. ‘Ik wil dat je al het wapentuig van de elfBI nu onklaar maakt. We hoeven Julius geen voorsprong te geven.’
Toen Koboi Laboratoria de elfBI-wapens gemoderniseerd en vervoerd hadden, was aan elk apparaat een piepklein druppeltje soldeer toegevoegd. Het soldeermiddel was in werkelijkheid een oplossing van kwik en glycerine, dat zou ontploffen wanneer er uit de communicatie-schotelantenne van Koboi op de juiste frequentie een signaal werd uitgezonden. ElfBI-pistolen zouden niet meer te gebruiken zijn, en de B’wa Kell zouden tot de tanden toe gewapend zijn met Zachtneus-lasers.
‘Het is voor mekaar,’ zei Opal. ‘Weet je zeker dat Root niet terugkomt? Hij zou je hele plan in de war kunnen sturen.’
Knuppel poetste de Roodhals aan de broekspijp van zijn uniform op. ‘Maak je geen zorgen, liefje. Julius komt niet terug. Nu ik weet waar hij naartoe gaat, zal ik een welkomstfeestje voor hem organiseren. Ik weet zeker dat onze geschubde vrienden daar maar al te graag aan meewerken.’
Het grappige was dat Pico Knuppel niet eens van kobolds híéld. Hij vond ze zelfs afschuwelijk. Hij kreeg kippenvel van die reptielachtige manieren van ze. Die adem als een gasbrander, die ooglidloze ogen en die voortdurend naar buiten schietende gevorkte tong.
Maar ze hadden iets wat Knuppel hard nodig had: domme spierkracht.
De B’wa Kell-bende had zich eeuwenlang langs de grenzen van Haven verborgen gehouden, datgene wat ze niet konden stelen vernield, en toeristen bestolen die zo stom waren om van het gebaande pad af te wijken. Maar de bende had nooit een echte bedreiging voor de samenleving gevormd. Als ze wat al te brutaal werden, stuurde commandant Root een team de tunnels in om de boosdoeners te verjagen.
Op een avond kwam een vermomde Pico Knuppel De Tweede Huid binnengewandeld, een bekend B’wa Kell-café. Hij gooide een attachékoffer vol goudstaven op de bar en zei: ‘Ik wil met de leiders praten.’
Knuppel werd door een aantal uitsmijters van het café gefouilleerd en geblinddoekt. Toen het tape van zijn gezicht werd gehaald bevond Knuppel zich in een vochtig pakhuis, waarvan de muren onder het kruipmos zaten. Tegenover hem aan de tafel zaten drie oudere kobolds. Hij herkende hen van hun portretfoto’s. Schubber, Roggel en Zwadder. De oude garde, het driemanschap van de bende.
Het geschenk in goud en de belofte van nog meer goud, was genoeg om hun nieuwsgierigheid te wekken. Zijn eerste woorden waren van tevoren zorgvuldig voorbereid.
‘Ah, generaals, het is mij een eer dat u mij in eigen persoon komt begroeten.’
De kobolds zetten trots hun gerimpelde oude borstkas op. Generaals?
De rest van Knuppels kletspraatje was al even gladjes. Hij kon de B’wa Kell wel ‘helpen’ zich te organiseren, te stroomlijnen, en, het allerbelangrijkst, te bewapenen. Als het moment dan daar was, konden ze in opstand komen en de Raad en hun slippendragers, de elfBI, omvergooien. Knuppel beloofde dat hij, als hij Gouverneur-generaal was, om te beginnen alle gevangen kobolds uit de Huilberg zou bevrijden. Hij doorspekte zijn toespraak subtiel met vleugjes hypnotische mesmer, en dat hielp natuurlijk ook.
Dit aanbod konden de kobolds niet weigeren. Goud, wapens, vrijheid voor hun broeders en, natuurlijk, een kans om de gehate elfBI onder de voet te lopen. Het kwam niet bij de B’wa Kell op dat Knuppel hen net zo gemakkelijk kon verraden als de elfBI. Ze waren zo stom als stinkwormen en nog twee keer zo kortzichtig.
Knuppel sprak generaal Schubber in een geheime kamer onder de Koboi Laboratoria. Hij was in een slecht humeur, doordat Luc niet in staat was geweest zijn vijanden ook maar een haar te krenken. Maar hij had plan B nog… De B’wa Kell waren altijd maar al te graag bereid iemand te doden. Het deed er eigenlijk niet toe wie.
De kobold was opgewonden, bloeddorstig. Hij hijgde blauwe vlammen, als een kapotte kachel. ‘Wanneer trekken we ten strijde, Knuppel? Zeg ons wanneer.’
De elf bleef op afstand. Hij droomde van de dag waarop deze stomme wezens niet meer nodig zouden zijn.
‘Binnenkort, generaal Schubber. Heel binnenkort. Maar eerst moet u iets voor me doen. Het gaat om commandant Root.’
De gele ogen van de kobold knepen zich tot spleetjes. ‘Root? Die ellendeling. Mogen we hem doden? Mogen we zijn schedelpan kraken en zijn hersenen braden?’
Knuppel glimlachte groothartig. ‘Uiteraard, generaal. Dat mag allemaal. Als Root eenmaal dood is, zal de stad zonder al te veel moeite vallen.’
De kobold wipte nu op en neer, wiebelend van opwinding. ‘Waar is hij? Waar is Root?’
‘Ik weet het niet,’ gaf Knuppel toe. ‘Maar ik weet wel waar hij over zes uur is.’
‘Waar dan? Zeg op, elf.’
Knuppel hees een grote koffer op de tafel. Er zaten vier paar Koboi DubbelDeks0/00 in. ‘Schacht E93. Neem deze mee en stuur je beste team schutters. En zeg dat ze zich warm aankleden.’
Schacht E93
Julius Root reisde altijd in stijl. Voor deze gelegenheid had hij de shuttle van de ambassadeur van Atlantis laten aanrukken. Eén en al leer en goud. De stoelen nog zachter dan het achterwerk van een gnoom, en schokdempers die alle schokken opvingen, op de ergste na. De ambassadeur van Atlantis was er natuurlijk helemaal niet zo blij mee geweest dat hij de startchip moest overhandigen. Maar als de commandant met zijn vingers een riedeltje trommelde op het driedubbelloops geweer dat aan zijn heup gebonden zat, kon je hem nu eenmaal slecht iets weigeren. Dus reisden de mensen en hun twee elfenchaperonnes heel comfortabel in E93 omhoog.
Artemis schonk zichzelf een glas mineraalwater zonder prik in uit het koelkastje. ‘Raar smaakt dit,’ merkte hij op. ‘Niet vies, maar anders.’
‘Schoon, dat is het woord waarnaar je zoekt,’ zei Holly. ‘Je zou ervan opkijken door hoeveel filters we het moeten doen om de Moddermens eruit te spoelen.’
‘Geen gekibbel, kapitein Short,’ waarschuwde Root. ‘We staan nu allemaal aan dezelfde kant. Ik wil dat deze missie soepeltjes verloopt. Nu allemaal het pak aan. Zonder bescherming is het daarbuiten binnen vijf minuten met ons gedaan.’
Holly rukte een kluisje boven haar hoofd open. ‘Fowl! Aan de voet!’
Artemis deed wat hem gezegd was, met een verbijsterde glimlach rond zijn mondhoeken.
Holly haalde een paar vierkante pakketten uit de kluis. ‘Wat voor maat heb je, een zesje zo’n beetje?’
Artemis haalde zijn schouders op. Hij was niet bekend met het matensysteem van het Volk.
‘Wat? Artemis Fowl weet het niet?! Ik dacht dat jij de grootste deskundige ter wereld was inzake het Volk. Jij bent toch degene die vorig jaar ons Boek heeft gestolen?’
Artemis maakte het pakket open. Het was een pak van een soort superlicht rubber polymeer.
‘Antistraling,’ legde Holly uit. ‘Je cellen zullen me over vijftig jaar dankbaar zijn, als je dan nog leeft.’
Artemis trok het pak over zijn kleren aan – het kromp tot het hem als een tweede huid paste. ‘Slim spul.’
‘Geheugenlatex. Past zich aan jouw vorm aan, binnen de grenzen van het redelijke. Helaas maar voor eenmalig gebruik. Dragen en recyclen.’
Butler kwam rinkelend aan gelopen. Hij had zo veel elfenwapentuig bij zich dat Foaly hem een Maanriem0/00 had gegeven. Deze riem verminderde het effectieve gewicht van zijn uitrusting tot eenvijfde van de Aarde-norm.
‘En ik?’ vroeg Butler met een knikje naar de stralingspakken. Holly fronste haar wenkbrauwen. ‘We hebben niets in die afwijkende maat. Latex heeft zo zijn grenzen.’
‘Laat maar zitten. Ik ben al eerder in Rusland geweest. Ik ben er niet dood aan gegaan.’
‘Nog niet, nee. Het heeft zijn tijd nodig.’
Butler schokschouderde. ‘Ik heb toch geen keus?’
Holly glimlachte, en daar zat een naar bijsmaakje aan. ‘Heb ik soms gezegd dat je niet kon kiezen?’
Ze haalde nu een grote spuitbus uit de kluis. Op de een of andere manier vond Butler dat spuitbusje enger dan een bunker vol raketten.
‘Blijf staan,’ zei ze, terwijl ze een megafoonachtig spuitstuk op de bodyguard richtte. ‘Dit mag dan nog erger stinken dan een kluizenaarsdwerg, maar je huid geeft dan in ieder geval geen licht meer in het donker.’