17
Jeffs wederdienst
Derec hoorde hoe Ariel zijn naam riep. Haar stem kwam uit het duister, uit de mist, uit de kille lucht... totdat hij ten slotte zijn ogen opende. Ze zweefde boven hem en in de achtergrond wuifde dicht, hoog gras in de zachte gloed die de hele vallei deed oplichten. Hij zei niets en probeerde zich te herinneren waar hij was. De omgeving kwam hem absoluut niet bekend voor.
'Derec, word alsjeblieft wakker. We moeten verder.' Haar stem klonk smekend.
'Kom, ik help je wel.' Jeff ondersteunde Derec met een arm en trok hem omhoog in een zittende positie.
'Waar zijn we?' vroeg Derec terwijl hij om zich heen keek. Zijn stem klonk dun en schor. 'Wat is er gebeurd?'
'Je bent in slaap gevallen terwijl Blikhoofd je droeg,' zei Ariel. 'Hij is alweer weg.'
'Je hebt behoorlijk lang geslapen,' zei Jeff. 'Het is waarschijnlijk ergens midden in de nacht. Het begint ook kouder te worden.'
Derec knikte. Hij sloeg zijn armen over elkaar en begon te wrijven. 'Blikhoofd heeft die uitgeschakelde robot natuurlijk meteen aan de centrale computer gerapporteerd nadat hij is weggegaan.'
'Wat betreft onze lokatie,' zei Ariel, 'Blikhoofd heeft ons min of meer zigzaggend door de vallei geloodst en ons een stuk meegenomen de andere helling op. Volgens mij zitten we nu ergens in een tarweveld.'
Derec liet zich met tegenzin door Jeff overeind zetten. Zijn hele lichaam leek hem pijn te doen. Hij leunde zwaar ademend op Jeffs schouder en probeerde zich staande te houden.
'We hebben je wakker gemaakt omdat we in beweging moeten blijven,' zei Ariel. 'De Jagers stoppen echt niet om te slapen.'
'Heb je nog ideeën, Derec?' vroeg Jeff. 'Avery zal inmiddels het nieuws over die uitgeschakelde robot wel hebben gehoord.'
Derec schudde zijn hoofd. Hij had nog steeds moeite om wakker te blijven. 'Ik heb er geen idee van wat ons te wachten staat. En ik weet ook niet hoe lang het duurt voor dat soort nieuws enig effect sorteert.' Hij ging rechtop zitten. 'Ik wilde Blikhoofd nog wat over die migratie vragen. Weten jullie waar zijn verzamelpunt is?'
'Niet echt,' zei Jeff. 'Toen hij wegging is hij schuin de heuvel opgegaan, maar ik kan me voorstellen dat hij is teruggegaan naar die doorgaande route die ze allemaal gebruiken.'
'Dat kunnen wij maar beter niet proberen,' mompelde Derec in zichzelf.
Plotseling greep Ariel zijn arm vast. Ze knikte zonder iets te zeggen in de richting van iets dat zich achter zijn rug bevond. Derec en Jeff draaiden zich allebei om. In de verte, op dezelfde helling, kwam een nauwelijks waarneembare humanoïde gestalte hun richting op.
'Wegwezen,' zei Derec, en hij voelde een vage vlaag van opwinding. 'Hij zit niet op de migratieroute, dus het moet een Jager zijn, en hij heeft ons vast en zeker gezien. Ik ben bang dat we niet veel tijd meer hebben.'
Met zijn drieën gingen ze in tegenovergestelde richting op weg over het pad, maar Derec kwam nauwelijks vooruit. Net als tevoren hadden Jeff en Ariel elk een van zijn armen over hun schouders geslagen. Derec besefte gefrustreerd dat hij inmiddels zo ver heen was dat zelfs de adrenaline in zijn bloed nauwelijks meer iets uitmaakte. Toen ze op de grens waren gekomen van een tarweveld en een veld met lage, struikachtige planten die hij niet kende, bleef Jeff staan. Hij haalde Derecs arm van zijn schouder. 'Hoor 's, we kunnen de groep beter opsplitsen.' Hij keek achterom naar de Jager, die nog steeds ver weg was, maar zichtbaar terreinwinst had geboekt.
'Waarom doen we eigenlijk al die moeite?' zei Derec lusteloos.
'Misschien kan ik hem op de een of andere manier afleiden. En als hij mij te pakken krijgt, heb ik waarschijnlijk het minst te vrezen van Avery. Ik ben helemaal niet interessant voor hem.'
'Hij is krankzinnig,' zei Ariel scherp. 'Je kunt van hem geen rationeel gedrag verwachten.'
'Tja, misschien ook niet. Maar uit elkaar gaan is onze enige kans om Derec nog wat langer uit zijn buurt te houden. En misschien laat Avery zichzelf ondertussen wel zien.'
Derec keek hem onderzoekend aan. 'Weet je zeker dat je zoveel risico wilt nemen?'
Jeff grijnsde naar hem en haalde zijn schouders op. 'Hé, ik heb toch gezegd dat jullie nog iets van me te goed hadden?'
Derec greep even zijn arm om hem te bedanken. Vervolgens draaide hij zich om en begon de helling op te lopen. Ariel sloeg haar armen om Jeff, omhelsde hem kort, en haastte zich achter Derec aan. Jeff liep een paar meter de helling af en begon vervolgens op handen en voeten tussen de lage struiken van de aangrenzende akker door te kruipen.
Terwijl Derec steunde op Ariel, ploeterden ze langzaam naar boven door de greppel tussen de twee akkers. Even later hadden de lange groene halmen van het van oorsprong Aurorese tarwe hen onttrokken aan de blikken van de Jager, maar die had ongetwijfeld de bewegingen van het trio gadegeslagen en ze doorgegeven aan andere Jagers in de buurt.
Mandelbrot stond boven op een van de passen die de vallei in voerden en hij keek uit over het agropark. Het was zwak verlicht, en met zijn superieure robotzicht kon hij nog juist zien hoe in de verte enkele minuscule gedaanten liepen. Hij bleef nog even staan om de hele vallei in zich op te nemen. De wat hogere, dichte begroeiing benam voor een deel zijn uitzicht, maar hij zag wel hoe enkele humanoïde robots de helling tegenover hem beklommen. Ze gedroegen zich niet als Jagers, en hij vermoedde dat ze bezig waren hun migratieprogramma uit te voeren. Beneden hem, op de bodem van de vallei, zag hij twee grote robots die zich systematisch voortbewogen tussen de rijen met gewassen. Hij wist zeker dat dat Jagers waren.
Vervolgens zag hij hoe ergens anders op de helling tegenover hem een menselijke gedaante door een van de velden kroop. Terwijl hij hulpeloos toekeek kwam een eenzame Jager de mens achterop en tilde hem van de grond. Uit de heftige worsteling die volgde maakte hij op dat de mens niet Derec was, en hij had de indruk dat Ariel kleiner was.
Even boven de worsteling zag hij Derec en Ariel, die zich tussen korte boompjes door traag en moeizaam een weg omhoog baanden. Mandelbrots programmering, en het feit dat hij begreep welk gevaar dr Avery vormde, plaatste Derec boven aan zijn prioriteitenlijstje. Waar de Jagers waren geprogrammeerd met een star plichtsbesef dat hun toestond mensen op te pakken zonder hen letsel toe te brengen, bezat Mandelbrot een breder perspectief. Hij zag de arrestatie door de Jagers als een eerste stap in de richting van nagenoeg onvermijdelijk letsel. Op dit moment zou hij Jeffs arrestatie naast zich moeten neerleggen, en proberen Derec en Ariel te helpen. Hij registreerde de posities en de laatste bewegingen van de Jagers die hij kon zien en haastte zich vervolgens de helling af.
Derec en Ariel kwamen moeizaam strompelend te voorschijn uit het hoogstgelegen gedeelte van de boomgaard en stuitten op een veelvuldig gebruikt voetpad dat vanuit de vallei direct heuvelop voerde.
'Ik ben compleet verdwaald,' hijgde Derec. Hij bleef staan en boog voorover om op zijn knieën te steunen. 'Maar dit is vast de migratieroute weer. Moet je al die robotvoetafdrukken zien. In deze vallei lopen nooit zoveel voetgangers rond. En als dat wel het geval zou zijn, dan was dit wel een verharde weg geweest.'
Ariel knikte, en ze duwde hem verder de heuvel op, waar de zachte modder was omgewoeld door het vele gebruik. Blijkbaar werd de grond overvloedig geïrrigeerd. 'Schiet op,' stamelde ze buiten adem.
Ze waren juist begonnen de helling te beklimmen, toen boven hen een enorme gestalte uit de begroeüng stapte die een indrukwekkende schaduw op het pad wierp en in hun richting naar beneden begon te lopen. Derec keek omhoog naar de kolossale Jager die hen behoedzaam naderde terwijl hij zijn best deed om op het glibberige pad zijn wankele evenwicht te bewaren.
'Kom mee!' Ariel rukte hem opzij, weer terug de boomgaard in. 'Schiet op.'
'Ik kan het niet,' fluisterde Derec verontschuldigend. 'Ik heb geen kracht meer om op te schieten.' Maar toch volgde hij haar, totdat ze even later abrupt bleef staan.
Tussen de bomen even verderop wachtte een tweede Jager hen op; een donkere schim tegen de lichtgloed in de achtergrond.
Ze draaiden zich opnieuw om en zagen hoe tussen de bomen twee andere Jagers op hen afkwamen. De robots braken takken en liepen regelrecht door de begroeiing omhoog zonder moeite te doen de rijen en de greppels te volgen. Hun stilzwijgen, gecombineerd met hun onverstoorbare houding, deed eventuele tegenstand al bij voorbaat zinloos lijken.
Derec het zich moedeloos tegen Ariels schouder hangen; hij was niet meer in staat zich te verzetten. Ze sloeg haar armen om hem heen, meer om hem te steunen dan omdat ze zelf bang was, vermoedde hij. Hij staarde hulpeloos naar de dichtstbijzijnde Jager. Juist op het moment dat die hen wilde grijpen, zag hij hoe een vreemd gevormde, flexibele robotarm zich van achteren om de nek van de Jager krulde. De arm maakte enkele snelle bewegingen, en de Jager bleef onbeweeglijk staan, volledig uitgeschakeld. Derec knipperde met zijn ogen. Hij was te verbaasd om te reageren.
'Vlucht!' riep Mandelbrot, die achter de Jager te voorschijn kwam. Zijn cellulaire arm, die Derec lang geleden had bevestigd en waarvan Mandelbrot op bevel van Derec de bijzondere eigenschappen verborgen had moeten houden, vloeide juist terug in zijn normale vorm.
'Kom mee!' Ariel duwde Derec voorbij Mandelbrot zodat hun beschermer tussen hen en de Jagers kwam te staan.
Met hernieuwde hoop begonnen ze zich weer tussen de bomen door te worstelen. Ariel baande zich onhandig zigzaggend een kronkelend pad tussen de fruitbomen door zonder moeite te doen om niet op te vallen. Op een gegeven moment raakte Derec verstrikt in een bladerrijke tak zodat hij moest blijven staan om zichzelf te bevrijden. Hij maakte gebruik van het oponthoud om even achterom te kijken naar Mandelbrot.
In eerste instantie waren er vier Jagers op hen afgekomen. Mandelbrot had blijkbaar de besturing van de eerste uitgeschakeld om hem buiten gevecht te stellen. Daarna had hij de andere drie aangevallen. Daardoor werd de Derde Wet van kracht, die de Jagers dwong zichzelf te beschermen. Deze verplichting deed zelfs de meest krachtige programmering teniet, zodat ze hun achtervolging niet konden voortzetten totdat ze Mandelbrot hadden overmeesterd.
De Jagers waren in de meerderheid, maar Mandelbrot had zijn cellulaire arm. Bovendien stonden de bomen zo dicht opeen dat de Jagers door hun grotere afmetingen in het nadeel waren. De worstehng ging door, wat Derec en Ariel meer tijd gaf om te ontsnappen. Ariel bleef voorop lopen totdat Derec ten slotte een arm uitstak en haar vastgreep. Hij was te zeer buiten adem om iets te kunnen zeggen. Ze wachtte bezorgd totdat hij zover was en keek ondertussen angstig om zich heen.
'Waar gaan we eigenlijk naar toe?' hijgde hij.
'Weet ik veel. Ergens. Als het maar weg is.'
'Mandelbrot kan het nooit van hen winnen. Hij kan alleen maar tijdrekken. En dan begint het hele spelletje weer van voren af aan.'
'Heb jij soms een beter idee?' vroeg ze vinnig.
Hij knikte en het zich tussen de bomen op de grond zakken. 'Ik heb eens nagedacht over dit park. Over hoe dat robotpad door het vele lopen in modder is veranderd en zo. Dat betekent dat dit park normaal gesproken geen erosieproblemen heeft.'
'Ja, en wat dan nog?'
'Kijk, deze gewassen hebben regelmatig water nodig, en zoiets wordt hier natuurlijk met de gebruikelijke efficiëntie georganiseerd. Als deze vallei wordt geïrrigeerd met behulp van ondergrondse pijpleidingen, of iets vergelijkbaars, dan kunnen we het vergeten. Maar ik denk niet dat de robots voor die optie zouden kiezen, want de bladeren moeten ook worden besproeid.'
'Kom ter zake, alsjeblieft. Anders kunnen we beter verder gaan.'
'Beregening. Deze vallei moet op de een of andere manier een beregeningsinstallatie hebben. Als we die kunnen aanzetten, wist het water ons warmtespoor uit.'
'Tja...' Ze kwam op haar knieën naast hem zitten. 'Zo'n apparaat kan overal staan. En het is donker. Bovendien ligt deze vallei behoorlijk hoog, Derec. Misschien dat de natuurlijke mist en regen wel voor voldoende neerslag zorgen.'
'Dat zou te veel aan het toeval overlaten. We moeten erachter zien te komen.'
'Maar hoe dan?'
Hij leunde naar achteren en keek haar aan. Zijn benen deden geen pijn meer; ze waren bijna gevoelloos. 'Oké. In plaats van op goed geluk wat rond te kijken moeten we een logische oplossing bedenken, net zoals de robots dat zouden doen. Als jij naar maximale efficiëntie zou streven, waar zou je dan de sproeiers van een beregeningsinstallatie plaatsen?'
'Hoe moet ik dat nou weten?'
'Hoor 's even, ik kan bijna helemaal niet meer denken!'
'Oké, oké. Ik zal me concentreren. We zitten hier op een helling... Derec, kom mee. Deze kant op.'
Hij knikte, hees zichzelf overeind en strompelde vervolgens achter haar aan op voeten die hij nauwelijks meer voelde.
Na een wandeling die veel langer had geleken dan ze ooit kon zijn geweest, bleven ze staan op een pad tussen de bomen dat horizontaal langs de valleihelling hep. Nu was het Derec die voortdurend om zich heen keek naar eventuele Jagers.
'Ze gebruiken deze greppels waarschijnlijk als een soort terrassen,' zei Ariel. 'Ik denk dat we hier precies tussen twee verticale paden staan. Als ze de sproeiers ongeveer hier zouden plaatsen, zou er nauwelijks water langs de hellingen weglopen. En hetzelfde geldt voor brandblussers.'
'Dat klinkt bijna te mooi om waar te zijn,' zei Derec, die zich opnieuw op de grond het zakken. 'Laten we naar die sproeier zoeken.'
'Als er hier al een is,' zei ze, en ze kwam naast hem op de grond zitten.
'Ik heb iets.' Met zijn hand omvatte Derec een kleine buis die ongeveer vijftien centimeter uit de grond stak. Hij boog zich voorover om hem te bekijken in het zwakke licht.
'En wat nu?' fluisterde Ariel terwijl ze naar hem toe schoof. 'Dat ding heeft geen knoppen, of wat dan ook. Stel dat de sensoren ergens anders zijn?'
'Dat is best mogelijk,' zei Derec langzaam. 'Maar moet je eens zien hoe ver dit ding uit de grond steekt. Wat is daar de bedoeling van? Hier gebeurt niets slordig of zonder reden. En ze verspillen ook geen materiaal.'
'Derec, we kunnen hier niet blijven zitten om daar naar te blijven raden. Wie zal het zeggen?' Ze schudde haar hoofd. 'Misschien kunnen we maar beter gewoon verdergaan, denk je ook niet?'
Hij schudde zijn hoofd. 'Dit is echt de enige kans die we nog hebben. Kom, help me even dat ding in te graven.'
'Wat?'
'Vlug! Waarom zou hij anders zo lang zijn? Dit hele ding is waarschijnlijk ook meteen een sensor. Waarschijnlijk meet hij de vochtigheid en de neerslag en weet ik niet wat allemaal nog meer.'
'Hoe weet jij dat?'
'Ik denk dat ze hem zo lang hebben gemaakt omdat hij dan niet kan worden bedolven onder de aarde wanneer er, door schoffelen of ander onderhoud, kleine verschuivingen in de bodem optreden. Als we hem bedekken met grond stoppen de metingen. Kom!' Hij begon meteen te graven, waarbij hij de zwarte aarde, die de functierobots blijkbaar voortdurend omploegden, tegen de cilinder drukte.
Zonder verdere tegenwerpingen volgde ze zijn voorbeeld. De aarde bleek vochtig genoeg om te blijven plakken als ze hard genoeg drukten, en even later was het hele ding ingegraven. Met een paar bladeren veegde Derec de aarde van zijn handen.
'En nu?' vroeg ze terwijl ze haar handen ook schoonveegde. 'Er gebeurt niets.'