14
Het agropark
Tegen de tijd dat Derec ploeterend als laatste
de bergpas had bereikt was het gaan schemeren. Jeff en Ariel
wachtten tot hij hen had ingehaald. Toen hij boven was zocht hij
met een arm steun op Ariels schouder. Gezamenlijk keken ze uit over
de groene vallei beneden hen.
De vallei was opgedeeld in een groot aantal verschillende stukken bouwland die stuk voor stuk werden bewerkt door functierobots. De schoffels waren eenvoudig te herkennen, zelfs van deze afstand. Maar er waren ook andere functierobots te zien; sommige van hen snoeiden en sproeiden. De lager gelegen hellingen die naar de vallei voerden waren terrasvormig en ook bebouwd.
'Dit moet het zijn,' zei Derec. 'Robots hebben zoiets zelf niet nodig.'
'Je hebt gelijk,' zei Jeff. 'Dit is Avery's groentewinkel. Of in ieder geval zijn tuin. Als hij ook nog vee heeft zal dat wel ergens anders rondlopen.'
'Vee vraagt om andere zorg en een andere verwerking.' Derec knikte. 'En deze robots zijn te efficiënt om eerst dit hier op te bouwen en vervolgens Avery duizend kilometer verderop neer te zetten. Ik durf te wedden dat hij hier ergens in de buurt is.'
'We hebben het in ieder geval gehaald,' zei Ariel. 'Voorlopig, tenminste.'
'Maar we hebben natuurlijk wel her en der wat voetafdrukken achtergelaten,' zei Jeff. 'En die Jagers hebben misschien wel sensoren die wij ons niet eens kunnen voorstellen. Bovendien kunnen ze 's nachts gewoon verder zoeken.'
'Reken er maar op dat ze allerlei kleinigheden zien die wij hebben achtergelaten,' zei Derec. 'Gebroken takken en meer van dat soort dingen. Hoe vervelend ik het ook vind, we kunnen beter verder gaan.'
'Er zijn er waarschijnlijk een paar naar de andere pas gegaan,' bracht Ariel naar voren. 'Zoveel zitten er niet meer achter ons.'
'Die andere pas komt ook uit in deze vallei,' zei Jeff. 'Misschien lopen we ze wel recht in de armen.'
Ariel schudde haar hoofd. 'Wat ben jij een optimist, zeg. Kom, laten we gaan.'
Ze begonnen aan de afdaling en bevonden zich al snel tussen nette rijen met de een of andere plantensoort die geen van hen kon thuisbrengen. De plant had een rechte stengel met harde smalle bladeren die vrijwel recht omhoog groeiden, en hij was ongeveer drie meter hoog. De planten waren dicht op elkaar gepoot zodat ze achter elkaar tussen de rijen moesten doorlopen.
Jeff keek zenuwachtig achterom. 'We laten een spoor achter dat zelfs ik nog kan volgen. Moet je 's op de grond kijken.'
Derec keek. De aarde was omgewoeld en vochtig. Hun diepe voetafdrukken waren duidelijk zichtbaar. 'Die robots schoffelen en sproeien waarschijnlijk continu.'
'Het is helemaal niet donkerder geworden,' zei Ariel. Ze keek naar de hemel. 'Dat zou toch inmiddels wel eens tijd worden.'
'Ze zullen wel lampen hebben aangedaan,' zei Derec. 'Maar ik kan ze van hieruit niet zien. Misschien hebben de functierobots licht nodig om 's nachts te kunnen werken. En anders zijn het speciale groeilampen voor de gewassen.'
Jeff duwde onderzoekend tegen twee stengels in een van de rijen met planten. 'Kom mee. We kunnen hier tussendoor glippen. We moeten ons spoor een beetje zien weg te werken.'
De anderen volgden hem. Voor zover Derec dat kon beoordelen was de nieuwe rij identiek aan de vorige. Ze liepen een tijdje verder en vonden even later weer een plek waar ze tussen de planten door in het volgende paadje kwamen dat naar de vallei voerde.
'Daarboven,' zei Derec, en hij wees. 'Die moeten we te pakken zien te krijgen. Kom mee!'
Even verderop bevond zich een functierobot die zich met matige snelheid van hen verwijderde. De robot zag eruit als een kubus met zijden van ongeveer twee meter. Hij leek zich voort te bewegen op een onderlaag van rechtopstaande pinnen die zich onder het lopen in de grond groeven zodat de aarde eronder werd omgewoeld. Regelmatig bleef hij stilstaan om in alle richtingen tentakels uit te spuwen die zich in de aarde tussen de gewassen boorden en kleine plantjes naar boven trokken die vervolgens in de kubus werden opgeborgen.
Jeff zette het op een lopen. Terwijl Ariel Derec ondersteunde bekeek hij de rijen met gewassen waar ze langs liepen. Blijkbaar hadden die borende bewegingen de wortels afgesneden van de ongewenste begroeiing die tussen de andere planten was opgekomen. Het onkruid werd in de functierobot verzameld, vermalen, en via de onderzijde weer teruggestort als instant compost. Nu hij erop lette kon hij hier en daar kleine hoopjes in de aarde zien.
'Ik heb hem, ik weet alleen niet hoe ik hem moet laten stoppen,' riep Jeff. Hij zat nu met zijn gezicht naar achteren bovenop de schoffelrobot.
'Stom ding,' zei Ariel. 'Ik wou dat-ie een positronisch brein had, dan konden we hem tenminste commanderen.'
'Nee,' zei Derec, die achter haar aan ploeterde. 'Dan had hij ook de Jagers kunnen waarschuwen.'
De robot wachtte niet op hen, maar steeds als hij bleef staan kwamen ze iets dichterbij. Uiteindelijk waren ze in staat om naast Jeff op de schoffel te klimmen; ongemakkelijk, en dicht op elkaar gedrukt.
'Nu hebben we alleen nog een beetje geluk nodig,' zei Jeff. 'Als dit ding uit het zicht van de Jagers blijft totdat hij een paar keer de bocht is omgegaan, dan zal het niet meer zo makkelijk voor ze zijn om ons op te sporen. Al die rijen zien er hetzelfde uit nadat deze dingen hun werk hebben gedaan.'
'Ik kan wel wat rust gebruiken,' zei Derec. 'Maar zolang we dat kunnen, moeten we zien uit te vissen waar Avery is. Ik heb trouwens nog geen gebouwen gezien sinds we in de vallei zijn.'
'Ik ook niet,' zei Jeff, en hij schudde zijn hoofd.
'Wat kun je je nog meer herinneren?' vroeg Ariel. 'Van je vader, bedoel ik? Het maakt niet uit wat.'
'Ik heb erover nagedacht terwijl we de berg beklommen,' zei Jeff. 'Maar ik had te weinig lucht om te praten. Herinneren jullie je nog dat ik vertelde over hoe Avery alles wilde weten over duurzame culturen?'
Ariel knikte. Derec hoorde wat er gezegd werd, maar hij was te moe om antwoord te geven.
'Mijn vader vertelde hem dat er zelfs nu nog twee groepen in de ruimte bestaan die in rechte lijn van de oude Aarde afstammen. Ze zijn zich allebei blijven ontwikkelen binnen de Spacer-gemeenschap, maar hun hoge ouderdom heeft in ieder geval wel Avery's aandacht getrokken.'
'Wat voor groepen zijn dat?' vroeg Ariel.
'Een ervan is de Spacer-minderheidscultuur die uit China stamt, en die op Aarde een aantal migraties heeft meegemaakt. De andere is de Joodse Spacergemeenschap.'
'Wat wilde hij daar eigenlijk over weten?' Ariel trok een gezicht. 'Ik zie niet in hoe dat ons kan helpen hem hier te vinden.'
Jeff haalde zijn schouders op. 'Ik herinner me dat hij niet was geïnteresseerd in details. Mijn vader probeerde hem uit te leggen dat die culturen zich allebei in de ruimte hadden doorontwikkeld. Hij zei zelfs dat ze in veel opzichten totaal niet meer op hun Aardse voorlopers leken. Maar het enige dat Avery wilde weten was hoe ze hadden overleefd als specifieke entiteiten.'
Dat klonk logisch, dacht Derec. Avery was alleen maar geïnteresseerd in zijn eigen project en wat hij kon doen om dat te verbeteren.
'Hij was op zoek naar ideeën voor Robot City,' zei Ariel. 'Om het te laten voortbestaan door de eeuwen heen. Dat besprak hij met professor Leong. En daarvoor moest hij de stad programmeren met culturele waarden. We hebben er alleen niet echt veel van gemerkt.'
Derec dwong zichzelf te praten. 'Ik weet zeker dat hij de stad opnieuw heeft geprogrammeerd toen wij op de Aarde zaten. Ik denk dat de creativiteit van de robots na de incidenten rond de opvoering van Hamlet hem bang heeft gemaakt. Hij kon zijn robots geen misdaden laten begaan tegen elkaar.'
'Kunst is niet de enige uiting van cultuur,' zei Jeff.
'Wat bedoel je?' vroeg Ariel.
Derec ging iets verzitten om Jeff beter te kunnen horen. Ondertussen ging de robot onverstoorbaar verder met schoffelen en het verwijderen van onkruid. Boven hen was de hemel donker geworden, maar een zachte gloed verlichtte de rijen met gewassen.
'Mijn vader heeft Avery twee redenen gegeven voor de culturele overleving van die groepen op Aarde. De eerste is dat binnen de oorspronkelijke culturen buitengewoon sterke familiebanden bestonden waarbinnen de sociale waarden werden doorgegeven aan de volgende generatie. De tweede is dat beide groepen als minderheden buiten het land van herkomst maar beperkt zijn geïntegreerd en vaak te maken hadden met vooroordelen van de culturele meerderheid.'
'Maar alleen op Aarde?' zei Ariel.
'Klopt. Ik geloof niet dat moderne Spacergezinnen zo persoonlijk met elkaar omgaan als dat in het verleden gebeurde. Nu bestaan er etnische vooroordelen tussen planeten onderling, of tussen Spacers en Aardlingen.'
'Mijn moeder had het niet zo op Solarianen,' zei Ariel. 'Omdat ze hun robots raar programmeren of zoiets.' Ze glimlachte. 'Ze vertelde me een keer een mop over -'
'Hoe kan Avery die informatie hebben gebruikt?' vroeg Derec resoluut. Hij had zijn hand op haar arm gelegd toen hij haar onderbrak.
'Nu ik er zo eens over nadenk,' zei Ariel, 'hoe is het mogelijk dat die minderheden er nog steeds zijn, als de oorspronkelijke basis voor hun duurzaamheid er niet meer is? Dat is toch niet logisch?'
'Ik weet het niet,' zei Jeff. 'Maar op Aurora zie ik er nog steeds anders uit. Daardoor viel ik altijd op. En mijn vader had veel meer aandacht voor mij dan de vaders van mijn vrienden voor hun zonen hadden. Daarom heeft hij me ook meegesleept om Avery te ontmoeten.'
'Ik geloof dat ik het begrijp,' zei Ariel. 'Misschien dat een aantal van die tendenzen in zekere zin nog steeds bestaat.'
Jeff knikte. 'Zeker in vergelijking met de culturele meerderheid op de planeet.'
Ze zochten allemaal ijlings een houvast op de schoffelrobot toen die een T-splitsing bereikte en zonder af te remmen in een rechte hoek de bocht omging. Bij de volgende rij nam hij opnieuw een haakse bocht waarna hij zijn weg vervolgde in de richting waaruit ze zojuist waren gekomen. Ze konden ver voor zich uit zien.
Maar dat konden de Jagers natuurlijk ook, als ze in het juiste pad keken.
Derec voelde zich niet op zijn gemak bij de gesprekken over families en vaders en zonen. Hij had geen familie gehad om over te spreken sinds hij was wakker geworden zonder geheugen. 'We moeten nog steeds dr Avery zien te vinden; in deze vallei, of op
de bergketen, of waar dan ook,' zei hij geërgerd. 'Wat gaan we daar aan doen?'
'Nog een ding,' zei Jeff. 'Mijn vader heeft tegen Avery gezegd dat zich in de oudheid twee belangrijke gebeurtenissen hebben voorgedaan die beide culturen hebben veranderd. De eerste was de verhuizing van de zogenaamde Oude Wereld naar de Verenigde Staten.'
'Wat zou dat nou kunnen uitmaken?' vroeg Ariel. 'Ze waren nog steeds op Aarde.'
'Hij zei dat hoewel de vooroordelen daar niet verdwenen, die twee culturen voor het eerst deel uitmaakten van een natie van immigranten en hun afstammelingen. Ze vormden een wezenlijk onderdeel van die samenlevingen, hoewel ze hun identiteit behielden.'
'En wat was die andere gebeurtenis?'
'Het feit dat de mens de ruimte is ingegaan. Dezelfde situatie deed zich opnieuw voor tijdens de vestiging van de Spacerwerelden. Het is tegenwoordig belangrijker om, laten we zeggen, een Aurorees te zijn, dan Aardse voorvaderen te hebben. Kijk maar naar je moeders houding tegenover Solarianen.'
Ariel knikte bedachtzaam.
'Wat bereiken we hier nou eigenlijk mee?' vroeg Derec korzelig. 'Robots hebben nooit een dergelijke identiteit gehad. Wat heeft dit met Robot City te maken? En met het vinden van dr Avery?'
'Zeg, hoor 's even!' zei Jeff, 'jij bent zelf begonnen met mij te vragen wat ik me kan herinneren. Ik geef je gewoon antwoord. Als je dat niet wilt horen moet je er ook niet naar vragen.'
Ariel greep hen bij de arm. 'Robots,' fluisterde ze.
In de verte waren de silhouetten van humanoïde robots zichtbaar die hun pad kruisten terwijl ze de heuvel af liepen.
Wolruf zakte door haar knieën en sprong van een kleine rots op een gevallen tak die groot genoeg was om haar gewicht te dragen. Ze kwam er op handen en voeten op terecht en hield zichzelf stevig vast totdat ze in balans was. In dit bos waren erg weinig gevallen takken te zien. Er slingerde hier sowieso nauwelijks iets rond.
De robots ruimden het bos blijkbaar regelmatig op. Ze had in de verte een paar functierobots gezien, maar die was ze uit de weg gegaan. Ze wilde niet dat een Jager opnieuw instructies zou verzenden aan een functierobot zodat ze alsnog zou worden opgepakt.
Niettemin was het haar gelukt de voetafdrukken die ze had achtergelaten tot een minimum te beperken. Het gebiedje dat de sensor die door haar in werking was gesteld had bestreken was vrij klein geweest, en ze had het alweer verlaten voordat de sproeiers waren uitgeschakeld. Ze vroeg zich af hoe lang ze nog waren blijven werken.
Ze hoopte maar dat ze nog een tijdje hadden aangestaan. Wanneer ze lang genoeg hadden gesproeid zou het water uiteindelijk niet alleen haar lichaamswarmte hebben verdreven, maar ook de zichtbare sporen hebben weggespoeld.
Dat, en de problemen die de lijvige Jagers ongetwijfeld ondervonden tijdens het lopen door het ondoordringbare bos, zou er de oorzaak van kunnen zijn dat ze achterop raakten. Als ze haar spoor waren kwijtgeraakt zouden ze waarschijnlijk moeten terugvallen op systematisch speurwerk om het weer terug te vinden, en dat zou tijd kosten.
Ze bleef even op de tak zitten om op adem te komen. Het stond haar helder voor de geest hoe het terrein er had uitgezien op het beeldscherm van het schip; ze wist alleen niet precies waar ze zich op dit moment bevond. En ze wist al evenmin wat ze nu moest doen.
Tot nu toe had ze alleen de helling beklommen en was ze weggelopen van de pas waar de mensen in de buurt waren geweest omdat ze zeker wist dat die daar naar toe zouden gaan. Alles wat ze kon doen om de Jagers uit hun buurt te houden was meegenomen.
Ze herinnerde zich ook dat er nog een andere pas naar de vallei voerde; die pas moest hier ergens in de buurt zijn. Ze kon kiezen uit twee mogelijkheden, en ze had er geen idee van welke daarvan Derec eerder bij Avery zou brengen dan Avery's robots bij hem. Als ze bij de pas kon komen en zich bij de mensen kon aansluiten konden ze opnieuw samenwerken als een team en zo misschien meer bereiken. Maar het zou ook betekenen dat ze de Jagers weer op hun spoor bracht.
Zo kwam ze nergens.
Ze kon het zich in ieder geval niet permitteren te lang op een plaats te blijven. Nadat ze zo ver mogelijk over de gevallen tak was gelopen, sprong ze op een stuk grond dat er stevig uitzag. Vanaf dat punt stapte ze op de bovenkant van een uitstekende boomwortel, pakte een laaghangende tak vast en zwaaide naar een kleine rots.
Daar bleef ze even staan om achterom te kijken. Ze vroeg zich af of dit alles wel de moeite waard was. Als de Jagers snel terreinwinst boekten zouden de warmtesensoren hen vertellen waar ze was geweest. Niettemin hoopte ze dat ze inmiddels te ver waren achtergeraakt om hun sensoren effectief te gebruiken. Wanneer haar lichaamswarmte was verdwenen voordat de Jagers hier kwamen kon het minimaliseren van zichtbare sporen een doorslaggevende factor worden.
Ze vervolgde haar weg. Het was een gok, maar waarschijnlijk een die de moeite waard was. Wanneer ze de Jagers werkelijk kon afschudden zou ze in de vallei kunnen proberen de mensen te vinden zonder hen verder in gevaar te brengen. Maar om daar zeker van te zijn zou ze ergens op haar schreden moeten terugkeren om de Jagers aan het werk te zien. En dat zou wel eens te riskant kunnen zijn.
Hoewel ze nog steeds geen beslissing had genomen, haastte ze zich de heuvel op, nog steeds bij benadering in de richting van de pas. Wanneer ze daar eenmaal was zou ze kunnen beslissen of ze al dan niet de vallei zou binnengaan.