12
Verlaten straten
Mandelbrot en Wolruf renden in rechte lijn het strand over. Het zand was bleekblauw en hard tot aan het punt waar de begroeiing begon. Daar beklommen ze het lager gelegen gedeelte tussen twee hoge, afgeronde en met gras begroeide duinen.
'Voorzichtig,' zei Mandelbrot. 'De Jagers zijn ongetwijfeld al op weg naar hier.'
Wolruf knikte.
Ze slopen behoedzaam over de volgende glooiing en Mandelbrot ontdekte de rand van het stedelijk gebied. De duinen werden omzoomd door een slingerende boulevard. Even verderop was een kleinere straat die doorliep tot aan de horizon. Aan weerszijden ervan stonden gebouwen.
'Er ies 'ier niemand te bekennen,' zei Wolruf.
In alle richtingen waren de straten verlaten.
'We lopen hier wel erg in de gaten,' zei Mandelbrot. 'Er is geen massa waarin ik kan opgaan, en u staat inmiddels op de lijst van de Jagers.'
'We kunnen beter doorlopen.'
Mandelbrot keek naar de bergen die even links van hen opdoemden. 'De vallei is niet verder weg dan vijf kilometer, maar de bergen beginnen veel eerder. Het grootste gevaar is de stad; daar moeten we doorheen om bij de bergen te komen.'
' 'et Grootste gevaar is 'ier blijven staan,' zei Wolruf.
'Akkoord. Laten we gaan.' Mandelbrot begon in een hoog maar statig tempo de boulevard over te steken.
Nergens waren robots te zien. Bij het eerste huizenblok van de stad bleven ze vlak bij de muren van de gebouwen. Ze keken naar binnen door alle deuren en ramen waarachter iets te zien was. Hier functioneerde de stad zonder humanoïde robots.
'Verzamelpunten,' zei Wolruf. 'De robots zijn 'ier al vertrokken.' Ze wierp een blik over haar schouder. 'De Jagers kunnen uit alle richtingen komen.'
'Een tunnelhalte zou nu goed van pas komen,' zei Mandelbrot. 'Als we doorlopen komen we er zeker een tegen; als ze hier tenminste met dezelfde frequentie zijn gebouwd als in het gebied dat we kennen.' Hij bleef even staan om door een raam te kijken. Binnen waren functierobots druk aan het werk.
'Misschien 'ebben ze er 'ier 'elemaal geen gebouwd,' zei Wolruf, die moest rennen om Mandelbrot bij te houden.
'Dat is mogelijk. Als dit gedeelte van de stad op zand is gebouwd is het moeilijker om tunnels aan te leggen. Anderzijds schijnen deze robots het woord moeihjk niet te kennen.'
'Daarr,' zei Wolruf met nadruk, en ze wees recht vooruit. Even verderop verdween een humanoïde robot juist om een straathoek.
Mandelbrot reikte omlaag om Wolruf op te pakken en begon te rennen - niet op topsnelheid, maar snel genoeg om enige terreinwinst te boeken.
'Voorzichtig,' zei Wolruf terwijl ze haar armen om zijn nek sloeg.
'Ik denk dat een Jager die ons zo dicht zou zijn genaderd wel op ons was afgekomen,' zei Mandelbrot. 'Niettemin wens ik geen contact met een robot alvorens ik de kans heb gekregen om de situatie te beoordelen. Het enige dat we kunnen doen is hem volgen.'
Even later gingen ze de hoek om, in het spoor van de andere robot. Die stond nu onbeweeglijk op een rolpad dat parallel aan de bergketen liep. Mandelbrot haastte zich naar het rolpad, stapte erop, en liep vervolgens langzaam achter de andere robot aan.
'Ik denk dat ik het begrijp,' zei hij zacht. 'Deze humanoïde kan ofwel niet worden vervangen door functierobots, of hij is een van de laatsten in dit gebied die zijn migratieprogramma moet uitvoeren; misschien zelfs de allerlaatste.'
'Als dat zo ies moeten we 'em vergeten,' zei Wolruf. 'Laten we de bergen in gaan en ons verstoppen voor de Jagers. En Avery opzoeken.'
'We kunnen beter een afleidingsmanoeuvre bedenken dan dat we de Jagers al meteen de bergen in sturen. Als het even kan moeten we zelfs niets doen wat in de richting van onze bestemming wijst. Ik ben op zoek naar een groep humanoïde robots die ik ongezien kan bestuderen zodat ik hun handelwijze kan imiteren.'
'Te laat,' zei Wolruf terwijl ze achterom keek. 'Daarr zijn de Jagers al.'
Mandelbrot draaide zich om. In de verte liep een humanoïde robot op een rolpad in de richting van de landingslokatie. Zijn formaat en de sensoren gaven duidelijk aan dat het een Jager was.
'Mooi. Ze willen ons spoor oppikken op het strand. Dat geeft ons iets meer tijd.' Mandelbrot zette Wolruf op de grond. 'Ik waag een poging om mij tussen de robots te begeven. U probeert ondertussen het agropark te bereiken. Ik zal proberen u daar te ontmoeten.'
Wolruf siste instemmend en wipte van het rolpad. Ze rende snel weg.
Mandelbrot overwoog onmiddellijk een aantal mogelijkheden voor zichzelf en koos er een van. Via zijn comlink verzond hij een noodsignaal aan de robot voor hem.
'Ik heb hulp nodig,' zei hij.
De andere robot draaide zich naar hem om en stapte vervolgens van het rolpad om op Mandelbrot te wachten. 'Wat is uw probleem?'
'Ik sta op het punt om lichamelijk te worden uitgeschakeld.' Dat was waar; Mandelbrot vermeldde er alleen niet bij dat het vrijwillig was. 'Neemt u mij alstublieft mee naar de dichtstbijzijnde reparatiefaciliteit en rapporteer mij als defect; oorzaak onbekend.'
'In orde.'
Mandelbrot verstijfde meteen maar hield zijn positronische brein operationeel. Hij had het opzettelijk vermeden zich te identificeren.
De robot voldeed aan Mandelbrots verzoek op grond van een subtiele, maar reële dwang. De Derde Roboticawet eiste weliswaar van robots dat ze moesten vermijden zichzelf te beschadigen als gevolg van hun eigen handelen of dadeloosheid, maar verlangde niet expliciet dat ze ook andere robots voor schade moesten behoeden. Niettemin had Mandelbrot in de robotgemeenschap van Robot City gemerkt dat een dergelijke samenwerking gebruikelijk was. Misschien was hij zelfs geprogrammeerd. Hoe dan ook, hij wist dat hij kon rekenen op de hulp van een andere robot, zeker zolang er geen andere, meer dringende problemen waren.
De robot stapte terug op het rolpad naast hem. De dichtstbijzijnde reparatiefaciliteit was blijkbaar in die richting. Zijn zogenaamde storing vormde in ieder geval een soort camouflage voor de Jagers omdat hij niet in zijn eentje rondliep, of erger nog, met een uiterst herkenbaar hondachtig ruimtewezen.
Hij hoopte dat Wolruf de bergen zou halen. De meeste robots hadden nog steeds geen belangstelling voor haar, hoewel ze de Jagers natuurlijk wel van dienst konden zijn als getuigen van Wolrufs aanwezigheid en haar reisrichting. In de beboste bergen zou ze een betere kans maken.
Inmiddels zouden de Jagers vrijwel zeker hun spoor volgen met behulp van infrarood-warmtesensoren. Als ze Mandelbrot en Wolruf hadden gevolgd tot het punt waarop ze het rolpad hadden betreden, zouden ze er ook op stappen en ondertussen de stationaire strook scannen op zoek naar de plek of de plekken waar hun prooi weer was afgestapt. Ze vervolgden hun weg.
Eindelijk tilde de andere robot hem op en stapte van het rolpad af. Hierdoor bleef Mandelbrots lichaamswarmte van de grond; de Jagers zouden dus niet in staat zijn na te gaan waar hij het rolpad had verlaten. Maar Wolruf zouden ze zonder veel moeite op het spoor komen.
Wolruf draafde over het verlaten rolpad en lette onafgebroken op of ze geen humanoïde robots zag, hoorde of rook. De stad was hier even markant als altijd; ze kwam voorbij een kolossale, veelkantige koepel die glansde in het zonlicht, een spiraalvormige, jadegroene wolkenkrabber die leek op willekeurig ineengedraaide linten, bevroren in vrije val, en een veelheid aan gecombineerde piramidale, hexagonale en conische vormen. Het zachte brommen van machines, en de functierobots die af en toe rondreden, vertelden haar dat de stad hier nog steeds actief was.
De afwezigheid van humanoïde robots was angstaanjagend. De stad was eenvoudig te groot en te perfect om normaal te lijken met verlaten straten en vrijwel leegstaande gebouwen. Ze voelde zich bedreigd.
Wolruf trok een grimmig gezicht terwijl ze hoeken om ging, rond blokken liep, op haar schreden terugkeerde en haar weg vervolgde, steeds dichter naar de bergen toe die zo uitnodigend dichtbij waren. Omdat ze navigator was, was het uitvoeren van afleidingsmanoeuvres haar niet vreemd. Ze had dat alleen nooit te voet gedaan en ze had zich ook nooit moeten beperken tot twee dimensies.
Ze wist niet in hoeverre haar manoeuvres succes zouden hebben. Als de Jagers waren uitgerust met sensoren die consequent het warmste spoor konden bepalen zou ze hen niet in verwarring kunnen brengen door een toevallig patroon te volgen. In plaats daarvan zou ze haar tijd verspillen en zouden de Jagers alleen maar dichterbij komen. Na een tijdje nam ze haar toevlucht tot een zigzagpatroon dat sneller naar de bergen voerde.
Toen ze de rand van de stad had bereikt bleef ze even staan om haar volgende zet te overdenken. Parallel aan de voet van de eerste heuvel was een lange boulevard; daarachter begon het bos. Wanneer ze de plek waar ze het bos betrad zou kunnen verbergen zou dat haar een flinke voorsprong geven.
Ze wipte op het rolpad dat langs de boulevard liep en keek om zich heen. De Jagers konden evengoed dicht in de buurt zijn als ver achter haar; dat kon ze onmogelijk te weten komen zonder het risico te lopen dat ze haar zouden zien. Ze wist alleen zeker dat ze werden geleid door hun onverbiddelijke vastberadenheid en robotlogica.
Ze kon ook niet eindeloos op dit rolpad blijven; daar kon ze gemakkelijk worden gezien door iedereen die naar de weg keek. Ze sprong opnieuw van het pad.
Ze had een mobiele functierobot nodig waarmee ze de boulevard zou kunnen oversteken - of iets anders dat in beweging zou blijven nadat ze er was afgesprongen - zodat de sporen van haar lichaamswarmte zouden worden meegevoerd. Ze keek even angstig achterom, ging vervolgens een hoek om en zocht de straat af.
Hij was verlaten.
De tijd begon te dringen. Ze moest nu snel een manier vinden om haar spoor te onderbreken, anders moest ze rechtstreeks de bergen in en dan zou iedere Jager haar kunnen volgen.
Ze liep de straat in en tuurde door elk venster waar ze bij kon.
'OMLOOPBAAN BEREIKT,' meldde de boordcomputer, 'UW INSTRUCTIES ALSTUBLIEFT.'
'Blijf op deze hoogte,' zei Jeff. 'En varieer de route willekeurig.'
'BEGREPEN.'
Jeff draaide zich om naar Derec. Die leunde met gesloten ogen en opeengeklemde kaken achterover in zijn stoel. Jeff gespte zijn gordel los en liep op hem af.
'Is er iets?' vroeg Ariel.
'Je kunt deze stoelen ook als kooi gebruiken. Als jij even zijn gordel losmaakt, dan klap ik de stoel naar achteren. Er zitten uitschuifbare muurpanelen in het plafond.'
'Ik snap het.'
Ze deden hun werk zonder iets te zeggen en hielden ondertussen hun blikken gericht op Derec. Die was wakker, maar niet in een stemming om te praten. Toen hij gemakkelijk lag trok Jeff de muurpanelen omlaag. Een ervan het hij juist voldoende open om Derec in staat te stellen naar buiten te kijken, als hij dat zou willen. Daarna namen hij en Ariel voorin plaats in de twee bestuurdersstoelen.
'Kunnen we niks voor hem doen?' vroeg Jeff.
'Nee,' fluisterde Ariel.
Hij keek haar verbaasd aan. Haar ogen waren wijd opengesperd en staarden naar het lege beeldscherm op het controlepaneel.
'Ariel? Wat is er aan de hand?'
Ze reageerde niet.
Hij nam haar voorzichtig bij de arm en keek recht in haar starende ogen. 'Ariel, kun je me zien?'
Ze had nog niet een keer met haar ogen geknipperd, en inmiddels begonnen ze te tranen.
Jeff voelde een tinteling van angst in zijn nek. Ariel had hem iets verteld over de chemfets in Derecs lichaam, en over haar geheugenverlies en het opnieuw opgebouwd worden van haar herinneringen. Niettemin had hij de indruk gehad dat het steeds beter met haar ging. En nu was hij samen met hen in een omloopbaan om Robot City zonder te weten of hij moest proberen hen te helpen en wat hij eventueel kon doen.
'Computer,' zei hij, 'laat de landingslokaties nog eens zien. En laat die op het strand maar weg. Die worden toch bewaakt.'
'LANDINGSLOKATIES OP HET SCHERM.'
'Welke is op dit moment het dichtst bij het landbouwgebied?'
'DE IN BLAUW AANGEGEVEN LOKATIE.'
'Geef eens een beschrijving.'
'HET IS EEN VAN DE HOOFDVERKEERSADERS VAN DIT STADSDEEL. RECHT, EN BREED GENOEG VOOR EEN VEILIGE LANDING. HET SCHIP ZAL ONGEVEER ZES KOMMA VIER KILOMETER VAN HET LANDBOUWGEBIED TOT STILSTAND KOMEN.'
'Wat is de kans dat er Jagers op ons staan te wachten zodra we daar uitstappen?'
'ONBEKEND, MAAR ZEER GROOT. ZE ZIJN BESLIST IN DE BUURT EN ZE ZULLEN HET SCHIP ZIEN LANDEN. WANNEER ZE U NIET OPWACHTEN ZULLEN ZE SNEL BIJ DE LANDINGSLOKATIE ZIJN.'
'Sneller dan de vorige keer?'
'ABSOLUUT.'
Jeff keek opnieuw naar Ariel. Ze had zich niet bewogen. Achter hen leek Derec inmiddels te slapen. Geen van hen zou in staat zijn een eind te rennen.