1

De Kompastoren

Derec stond op het hooggelegen dakterras van de Kompastoren. Vanaf de kolossale piramide keek hij omlaag naar de eindeloze geometrische wonderen van Robot City die onder een stralende, blauwe hemel lagen. Ariel stond dicht tegen hem aan en ze hield nog steeds met beide handen zijn arm vast. De robot Mandelbrot en het kleine, gevoelige buitenaardse hondwezen Wolruf stonden geduldig achter hen te wachten.

'Alles is zo anders,' zei Derec zacht. Ze waren even tevoren naar de planeet teruggeteleporteerd met behulp van hun dubbele Sleutel van Perihelion. Mandelbrot had de hele groep met zich meegenomen. 'Hou jij de Sleutel maar bij je. Bij jou is hij veilig.'

'In orde, Derec,' zei Mandelbrot.

Derec draaide zich om en keek in de andere richting. Het uitzicht was hetzelfde: de lichtjes en vormen van Robot City die zich uitstrekten tot aan een vaag zichtbare horizon van gereflecteerd zonlicht onder een blauwe hemel. Hij kon er op geen enkele manier aan ontkomen. Zijn bestemming leek hier te zijn.

'Wat is anders?' vroeg Ariel. Haar stem klonk zwak. Ze was nog niet hersteld van haar beproeving op Aarde. De ernstige ziekte waaraan ze had geleden had daar een kritiek stadium bereikt waarin zowel haar geheugen als haar complete persoonlijkheid waren vernietigd. Ze waren niet uit eigen vrije wil naar de Aarde gegaan, maar gelukkig was hij in staat geweest om een nieuwe matrix met chemische herinneringen in haar geest te plaatsen. Het was de bedoeling dat die zich ontwikkelden op het restant van haar oude geheugen, maar ze waren nog niet tot volle wasdom gekomen. Ariel had nog geen tijd gehad om er aan gewend te raken; om ze te integreren, en te begrijpen wie ze was.

Derec kneep zijn ogen tot spleetjes tegen de warme wind die omhoogblies langs de voorzijde van de piramide. Zijn zandkleurige haar waaide op. Ooit was het kort en borstelig geweest, maar nu was het uitgegroeid tot een gouden haardos. 'Het is ze gelukt. De robots hebben de stad in alle richtingen uitgebouwd. Misschien bedekt hij ondertussen de hele planeet wel.'

'Dat was eerst dus niet zo.' Ze knikte alsof ze het tegen zichzelf had en keek net als hij om zich heen.

'Nee. Maar we zijn hier ook weer niet bepaald vreemden. We weten hoe we ons moeten redden. En met een beetje geluk kunnen we onze zaakjes hier snel regelen en weer vertrekken.' Derec richtte zich tot Mandelbrot. 'We moeten een schuilplaats zien te vinden voordat we ontdekt worden. Kun je je comlink nog gebruiken om contact op te nemen met de stadscomputer?'

'Een moment alstublieft.' Mandelbrot aarzelde enkele seconden, wat tamelijk lang was voor een robot. 'Ja. De stadscomputer heeft de gebruikte frequentie gewijzigd, maar ik heb de nieuwe kunnen vaststellen door middel van een eenvoudig trucje. Ik ben uitgegaan van de oorspronkelijke frequentie en heb vervolgens een reeks signalen verzonden die het gehele gebied bestrijken van de -'

'Mooi, perfect, dank je.' Derec grijnsde om zijn enthousiasme en maakte een afwerend gebaar met zijn handen. 'Geloof me, ik heb alle vertrouwen in je capaciteiten, maar ik heb nog een vraag. Toen Ariel en ik de eerste keer op Robot City waren heb ik hier beneden in deze piramide een kantoor ontdekt. Er was toen vlak daarvoor nog iemand geweest. Volgens mij kunnen we daar dr Avery vinden. We moeten alleen wel voorzichtig zijn. Kun je via de stadscomputer niet uitzoeken of het kantoor nog steeds in gebruik is?'

'Ik zal het proberen.' Vervolgens schudde Mandelbrot zijn hoofd. 'De computer verstrekt op geen enkele wijze gegevens over het kantoor. Hij weigert zelfs te bevestigen dat het kantoor nog bestaat.'

'Niks aan te doen.' Derec zuchtte.

'En wat moeten we als het er niet meer is?' vroeg Ariel.

'Dat zou me wel heel erg verbazen,' zei Derec. 'Avery wilde alleen niet dat z'n privé-kantoor ergens geregistreerd stond. We zullen het erop moeten wagen en gewoon naar binnen gaan als dat kan.'

Ariel veegde haar haar uit haar gezicht. 'Gewoon naar binnen gaan? Hoe dan?'

'In het plafond van het kantoor zat een luik dat precies uitkwam op het dak waarop we nu staan.' Hij ging op handen en voeten zitten. 'Eens kijken of we het kunnen vinden.'

'Derec.' Ariels stem was nu krachtiger, en er klonk iets van haar oude energie in door. 'Je bent verzwakt door die... die dingen die dr Avery in je bloed heeft gestopt. Doe in ieder geval een beetje voorzichtig, oké?'

'Zie jij soms iets?' vroeg hij geërgerd. 'Je bent zelf ook niet bepaald in topvorm.'

'Nou, ik ben tenminste niet ziek meer!' Ze vouwde haar armen over elkaar. 'Ik voel me weer prima; lichamelijk in ieder geval.' Ze keek even naar hem. Vervolgens, als om te bewijzen dat ze gelijk had, ging ze op haar knieën zitten en begon zelf ook rond te voelen over het oppervlak van het terras.

'Je kunt je waarschijnlijk niet eens herinneren dat je hier eerder bent geweest; heb ik gelijk of niet?' vroeg Derec beschuldigend. De spanning maakte hem prikkelbaar.

'Jij wel, dan?'

'Ja!'

'Nou... jij weet niet eens meer wie je bent sinds ik je ken. Je hebt al geheugenverlies sinds...' Ze schudde haar hoofd om de gedachte van zich af te zetten. 'Ik mag me dan misschien nog niet aan alles hebben aangepast, maar ik heb tenminste iets.' Vervolgens aarzelde ze, en ze bestudeerde zijn gezicht. 'Het was niet mijn bedoeling om dat te zeggen. Niet hardop, tenminste. Maar had ik gelijk? Of heb ik het me soms verkeerd herinnerd?'

Derec schudde kort zijn hoofd en wendde zijn gezicht af. 'Je had gelijk.' Ze had het zelfs op vrijwel dezelfde manier onder woorden gebracht als bij eerdere gelegenheden. Hij draaide zich om op zijn knieën, op zoek naar een onregelmatigheid in het gladde oppervlak. 'Mandelbrot, zie jij soms iets?'

'Hier,' zei Mandelbrot, die naar een hoek aan de andere kant van het terras liep. 'Mijn sensoren hebben een kleine vierkante uitsparing waargenomen die waarschijnlijk op de ingang duidt.'

'Mooi zo.' Derec liep naar Mandelbrot en ging voor de voeten van de robot op zijn knieën zitten. Hij gleed met zijn handen langs de zijden van een ondiepe rechthoekige lijn in de bodem van het terras totdat hij een kleine uitsparing vond waarin hij precies zijn duim kon steken. Hij zette zich schrap en begon het luik open te schuiven.

'Staat u mij toe,' zei Mandelbrot.

'Laat maar, het lukt al -' Derec hield zijn mond toen de robot voorzichtig zijn onderarm vastpakte en wegtrok. Hij draaide zich om en keek omhoog. 'Mandelbrot, wat doe je?'

'Hoe erg hebben de chemfets in uw lichaam u verzwakt?' vroeg Mandelbrot.

'Ook weer niet zó erg! Laten we nu eens ophouden met kletsen en naar binnen gaan. Avery heeft die dingen in me gestopt en hij is de enige die ze eruit kan krijgen. Kom mee!' Derec trok zich opnieuw los uit de greep van de robot.

'Derec?' zei Ariel onzeker.

'Mandelbrot,' zei Derec, 'jij draagt Wolruf en je komt als laatste naar beneden. Help Ariel eens met -'

'Dat kan ik niet. Ik moet het luik openen en als eerste gaan.'

'Wat?'

'De Eerste Roboticawet,' zei Mandelbrot vriendelijk. 'Ik ben niet in staat een mens letsel toe te brengen of toe te staan dat iemand letsel overkomt.'

'Dat hoef je mij niet te vertellen!' riep Derec kwaad. 'Lees me alsjeblieft niet de les over de Wetten. Ik heb je eigenhandig in elkaar gezet, weet je nog? Ik ken die wetten van binnen en van buiten en van onder tot boven.'

'Ik heb het met het oog op Ariel gezegd,' zei Mandelbrot. 'Misschien is haar geheugen wat betreft de Wetten niet volledig.'

'Ik kan me die Wet nog wel herinneren.' Ariel keek verlegen als gevolg van de confrontatie. 'Eh - en stelt de Tweede Wet niet dat een robot de bevelen van een mens moet gehoorzamen?'

Mandelbrot knikte. 'Correct, tenzij die bevelen strijdig zijn met de Eerste Wet.'

'Dan moet de Derde Wet de wet zijn die zegt dat een robot zichzelf niet mag beschadigen of laten beschadigen.'

'Zolang dat niet in strijd is met de Eerste of de Tweede Wet,' besloot Mandelbrot. 'Dat is juist.'

Ariel glimlachte flauwtjes.

'Laten we liever gaan,' zei Derec ongeduldig. Hij reikte opnieuw naar de handgreep, hoewel hij niet verwachtte dat Mandelbrot hem nu het luik ineens wel zou laten openen.

'In dit geval bepaal ik wat er gebeurt,' zei Mandelbrot vastberaden. 'Met alle respect, maar de Wetten eisen het.'

'Hoezo?' vroeg Derec scherp.

'Uw motorische controle over uw eigen lichaam wordt geleidelijk aan minder als gevolg van de chemfets in uw lichaam. Ariel is gedesoriënteerd vanwege haar geheugenoverdracht, en Wolrufs lichaam is niet geschikt om recht omlaag te klimmen. We staan op het punt binnen te gaan in het kantoor waar zich mogelijk de veroorzaker van uw problemen ophoudt. De kans dat u iets overkomt is groot; daarom ga ik als eerste.'

Derec staarde hem aan. Hij was niet in staat iets in te brengen tegen de robotische logica.

Wolruf keek ook naar de robot. Ze hield haar hondachtige gezicht schuin. 'Gaat oe mij naar beneden drragen?'

'Ik ga eerst alleen naar binnen,' zei Mandelbrot. 'Derecs kennis van Robot City maakt hem bij uitstek geschikt om in te spelen op onverwachte ontwikkelingen, dus hij volgt me als het vertrek geen gevaren herbergt. Ik zal u naar beneden dragen zodra we allemaal gaan.'

Wolruf knikte instemmend.

Derec keek naar Mandelbrot in het zwakke licht. De robot aarzelde heel even, waarschijnlijk om te kijken met zijn infra-rood-sensoren en te luisteren naar tekenen van bewoning of gevaar in het kantoor. Vervolgens boog hij zich voorover en schoof het luik een klein stukje open. Na een korte pauze opende hij het volledig en klom hij omlaag langs een metalen ladder die zich in de opening bevond.

Derec wachtte af en durfde bijna niet te ademen; Avery zou hen eenvoudig in de val kunnen laten lopen. Wolruf kwam naast hem staan. Ariel zei niets, maar ze leek ontspannen, alsof ze niet besefte hoe ernstig de situatie was.

Na wat een lange tijd leek werd in het vertrek een lamp ontstoken die een lichtkegel omhoogwierp. Mandelbrot riep zachtjes naar boven: 'Er is hier niemand en het lijkt veilig voor iedereen.'

Derec slaakte een zucht van verlichting en nam Ariel bij de arm. 'Ga jij maar als tweede. Vergeet maar wat hij gezegd heeft over dat ik beter inspeel op onverwachte situaties; als er iets gebeurt kan hij je beter beschermen dan ik. En hij kan je helpen als je moeite hebt met de ladder.'

'Mij best.' Ariel begon voorzichtig langs de ladder omlaag te klimmen.

Wolruf kwam naar de rand van de opening en wierp behoedzaam een blik omlaag, ervoor oppassend niet in de weg te staan.

Derec nam er de tijd voor om zich eveneens behoedzaam naar de rand van de Kompastoren te begeven. Tot nu toe kon hij beneden zich geen veranderingen waarnemen die op een alarm wezen.

Wolruf ging als derde. Vervolgens begon Derec aan de klim naar beneden. Hij hoopte dat zijn handen en voeten hem zouden gehoorzamen. Langzaam daalde hij af in het vertrek terwijl hij zich vastklampte aan de ladder. Toen hij helemaal binnen was schoof hij boven zijn hoofd het luik dicht.

De ladder was stevig en niet moeilijk te hanteren. Maar even voordat hij de grond had bereikt weigerden de spieren van zijn rechterbeen. Zijn voet gleed van de onderste trede en hij viel achterover in de armen van Mandelbrot.

Derec trok zich los en wierp een dreigende blik op de anderen, die hem bezorgd aankeken. 'Ik struikelde gewoon, oké?'

Niemand gaf antwoord.

'Nou, zeg, schiet eens op. We moeten zoveel mogelijk te weten zien te komen.' Derec stapte langs Mandelbrot het kantoor in en keek om zich heen.

Op het eerste gezicht was alles nog precies zoals hij het zich herinnerde. De enige andere keer dat hij hier was geweest was Ariel maar heel even binnen geweest, dus zelfs in het meest gunstige geval zou die zich maar weinig van het interieur herinneren. De andere twee waren hier voor het eerst.

De muren en het plafond bestonden volledig uit beeldschermen die rondom een panorama toonden van het nachtelijke Robot City. Het was vrijwel identiek aan het uitzicht dat Derec had gehad vanaf het dakterras boven het kantoor. De gebouwen van Robot City schitterden overal, zo ver als hij kon zien, en het plafond toonde nog steeds de blauwe hemel.

Het kantoor was ingericht met echt meubilair dat zonder uitzondering afkomstig was van een andere planeet; gemakkelijke stoelen, een slaapbank, en een bureau van een ijzerlegering in plaats van de eenvoudige, functionele meubelen die in Robot City werden gemaakt. Op het bureau lagen een blocnote en twee nul-g-pennen. Evenals de vorige keer waren de tapes in de kleine luchtdichte vitrine onaangeroerd. Hij herinnerde zich dat ze waren gerangschikt naar onderwerp en vervolgens naar planeet, waarbij alle vijfenvijftig Spacerwerelden vertegenwoordigd waren. Als iemand ze al had gebruikt, dan waren ze weer netjes op volgorde teruggezet. Er leek niets veranderd sinds zijn laatste bezoek. Totdat hij zich omdraaide en de plant zag.

De vorige keer had een plant van een soort die hij niet kende welig getierd onder een groeilamp. De lamp was er nog steeds, maar de plant eronder lag slap en uitgedroogd in zijn pot. De stengels waren lavendelkleurig. Hij had er geen flauw idee van of dat een teken was van recente uitdroging of dat het misschien de gebruikelijke kleur van de dode plant was. Bedachtzaam verkruimelde hij met een hand een dor blad.

'Degene die dit kantoortje gebruikt heeft hem gewoon vergeten,' zei Ariel, die naast hem kwam staan.

'Ik denk niet dat hier iemand is geweest,' zei Derec. 'Mandelbrot, Wolruf - zien jullie tekenen van recente bewoning?'

Ariel liet haar blik door het vertrek dwalen en keek vervolgens in de prullenmand. 'Dit ding is leeg.'

'Dan is er dus toch iemand geweest sinds ik hier de laatste keer was,' zei Derec. 'Maar dat is alweer een tijd geleden.' Plotseling herinnerde hij zich iets. Hij keek weer naar het bureau. De vorige keer had daarop een holografische kubus gestaan met een foto van een moeder en haar baby. De kubus was verdwenen.

'Misschien 'eeft een robot de prrullenbak geleegd,' zei Wolruf.

'Nee.' Derec schudde zijn hoofd. 'De eerste keer dat ik hier was zijn Ariel en ik hier via de vergaderzaal van de Opzichterrobots gekomen. We waren toen de Kompastoren binnengegaan op de begane grond. Maar tijdens het laatste deel van dat uitstapje waren we maar met z'n tweeën. Robots mogen zelfs niet eens in de buurt van dit kantoor komen. En naar binnen gaan is natuurlijk helemaal verboden. Ik vraag me sowieso af of ze er enig idee van hebben wat dit voor ruimte is.'

'Behalve voor dr Avery zelf,' zei Ariel, 'is dit dus een fantastische schuilplaats.'

'Wanneer we tenminste een voedselbron voor u kunnen vinden,' zei Mandelbrot. 'En pogingen om dr Avery te vinden zullen ook risico met zich meebrengen.'

'Even iets controleren.' Derec liep naar het bureau en opende de grote diepe lade aan de rechterzijde. Daarin bevond zich nog steeds een ingeschakelde computerterminal. 'Aha! Deze terminal is niet beveiligd. Hier heb ik de vorige keer ontdekt wat de oorzaak was van de metamorfose van de stad.' Hij ging aan het bureau zitten en toetste een vraag in. 'Heeft de stad sensoren die naar buiten rapporteren?'

'NEE.'

'Instructie: Leg in de stadscomputer op geen enkele wijze informatie vast omtrent de activiteiten van deze terminal.'

'BEGREPEN.'

'Is in deze ruimte een menselijke voedselbron aanwezig?'

'JA.'

'Waar?'

'HET BEDIENINGSPANEEL BEVINDT ZICH ONDER HET BUREAUBLAD BOVEN DEZE LADE.'

'Is hier een wasruimte?'

'JA'

'Waar?'

'DE DEUR BEVINDT ZICH IN HET BEELDSCHERM ACHTER DE LADDER. HIJ WORDT EVENEENS BEDIEND DOOR HET BEDIENINGSPANEEL ONDER HET BUREAUBLAD.'

Derec voelde onder de rand van het bureaublad en trok een uiterst dun paneeltje met een reliëf van knoppen naar zich toe. Hij drukte op de knop met 'Maaltijd' en draaide zich om toen hij een zacht gebrom uit de muur hoorde. In de buurt van de ladder was uit het beeldscherm een lade naar buiten gekomen waarin zich een chemische voedselprocessor bevond. Het paneel aan de voorzijde van de lade toonde nog steeds een gedeelte van het uitzicht over Robot City.

Hij slaakte een diepe zucht en grijnsde naar Ariel. 'Als dat ding werkt hebben we wat tijd. Maar als er in het reservoir geen grondstoffen zitten hebben we er niets aan. Ik zal hem eens proberen.'

'Wacht, laat mij 's.' Ariel liep snel naar het bedieningspaneel. 'Met dit soort dingen kan ik mijn geheugen testen. Even kijken...' Ze drukte een reeks toetsen in, stopte even om na te denken, en drukte er vervolgens nog een aantal in.

'Oké,' zei Derec. 'Wat gaat het worden?'

'Dat zeg ik niet. Ik wil zien of je het kunt herkennen.' Ze glimlachte ondeugend, maar toch ook een beetje bezorgd.

Derec drukte op een andere knop op het bedieningspaneel en zag hoe in het beeldscherm, naast de voedselprocessor, een smalle deur opengleed. Het was een heel kleine wasruimte, even schoon en netjes als de rest van het kantoor. Hij sloot de deur weer.

Even later gleed een klein bakje uit de processor. Derec ademde de geur in. 'Hé! Is dat geen Kaapse-Wolkenschotel? Niet slecht.' Hij raakte voorzichtig het bakje aan. 'En heet ook. Ruikt prima.' Hij keek haar aan over zijn schouder. 'Goed gedaan.'

Ariel glimlachte, en ze veegde met de rug van een hand het zweet van haar voorhoofd.

'Iek 'eb ook 'onger, alstoeblieft,' zei Wolruf beleefd.

'Natuurlijk. Nu ben jij aan de beurt,' zei Ariel.

Derec wilde juist de maaltijd uit de lade halen toen hij zag hoe Ariel een paar maal achtereen snel met haar ogen knipperde.

Vervolgens wankelde ze achteruit en viel. Mandelbrot was juist op tijd achter haar om haar op te vangen en voorzichtig op te tillen. Hij draaide zich om en legde haar behoedzaam op de bank.