13

De bergen in

Wolruf had inmiddels een flink stuk gelopen en ze werd steeds fanatieker in haar pogingen een vervoermiddel te vinden. In de gebouwen draaide het overgrote deel van de machines probleemloos verder zonder dat er ook maar een functierobot aanwezig hoefde te zijn. Eindelijk ontdekte ze een kleine functierobot op wielen die met een flinke vaart door een zijstraat reed.

Ze rende er zo snel mogelijk op af. De functierobot negeerde haar, ging een hoek om en verdween uit het zicht. Tegen de tijd dat ze bij de hoek was had de robot een nog grotere voorsprong. Hij stak over in de richting van een brede straat. Geen van de rolpaden ging die kant op.

Ze minderde vaart en stond al op het punt het op te geven toen de functierobot plotseling van richting veranderde en op een deuropening af rolde. Op het juiste moment ging de deur automatisch open zodat de robot niet hoefde af te remmen. Ze dwong zichzelf voort te maken.

Wolruf was niet bepaald in topvorm. Sinds ze zich bij Derec had aangesloten was ze al een paar keer bijna omgekomen van de honger, had bij andere gelegenheden veel te veel gegeten, was bovendien gewond geraakt, en had - zoals iedereen in hun groepje, behalve Mandelbrot - op bepaalde momenten te hard en onder hoogspanning moeten werken. In principe was ze momenteel gezond, maar ze had al lang niet meer zoveel beweging gehad.

Even later zag ze de functierobot weer in de deuropening verschijnen en de boulevard op schieten. Ditmaal nam het ding plaats op een rolpad dat ook nog eens haar richting op kwam. Zwaar hijgend draaide Wolruf zich om en rende naar een mogelijk ontmoetingspunt langs het rolpad waarop de robot zich voortbewoog.

Naarmate ze dichterbij kwam kon ze hem beter bekijken. Hij was maar ongeveer een meter in het vierkant en twee meter hoog. En hij had geen wielen, zoals ze eerst had gedacht, maar een soort onderlaag van kogels, die hem de mogelijkheid gaf van richting te veranderen zonder te keren.

Het uiterlijk van de kleine robot was glad en zonder franje. Wolruf was niet in staat hem nog in te halen wanneer ze hem opnieuw zou missen, daarvoor was ze te uitgeput. De robot was nu vlak bij haar. Ze sprong, greep naar houvast en wist zich vast te klemmen.

De robot remde onmiddellijk af maar stopte niet. Daarom hield ze zich stevig vast en bleef ze meerijden. Haar lichaamswarmte was nu tenminste van de vaste grond verdwenen. Nu moest ze op adem zien te komen en hopen dat dit ding haar niet meteen binnen gezichtsafstand van een Jager zou brengen.

Ze bedacht zich dat ze er geen idee van had voor welke taken deze functierobot was geprogrammeerd. Uit het formaat en uit hetgeen ze had gezien had ze opgemaakt dat het een soort koerier was; misschien voor kleine onderdelen en gereedschap. Dat zou kunnen verklaren waarom hij wel langzamer was gaan rijden als reactie op haar gewicht, maar verder niet reageerde. Niettemin bracht hij haar op deze manier wel buiten het bereik van de bergen waar ze zo wanhopig graag naar toe wilde.

Plotseling rolde de robot de stationaire strook op, remde af en kwam tot stilstand. Ze keek verbaasd om zich heen maar zag niets. Vervolgens begon de robot de weg over te steken.

Ze richtte zich op en keek opzij, wat nu de richting was waarin ze bewogen. Op een ander rolpad kwam een grote Jager hen met forse stappen tegemoet. Zodra hij haar had gezien had hij de functierobot natuurlijk opgedragen naar hem toe te komen.

Wolruf sprong van de robot, rende de andere kant op en schoot de eerste de beste hoek om. Het rolpad dat hier liep ging in de richting van de bergen, dus stapte ze erop en begon te rennen. Bij de volgende straathoek sprong ze eraf en ging ze opnieuw de bocht om. Maar de Jager was sneller dan zij en ze raakte steeds vermoeider, ondanks het feit dat ze even had kunnen uitrusten tijdens het ritje met de koerier, of wat het ook was geweest.

Er was geen tijd meer om nog iets te bedenken.

Nu ze geen andere keus had zette ze het op een lopen in de richting van de bergen, die maar een paar blokken verderop begonnen. Een rolpad zou goed van pas komen, hoewel de Jager daar natuurlijk ook gebruik van zou kunnen maken. Toen de boulevard aan de voet van de bergen in zicht kwam keek ze achterom.

De Jager liet niet raden naar zijn bedoelingen en haastte zich over het rolpad in haar richting.

Ze keek vlug naar links en naar rechts terwijl ze de boulevard overstak. Voor zover ze kon zien lag de weg er compleet verlaten bij. Een moment later bevond de weg zich achter haar en stormde ze tussen de stammen van hoge bomen door.

Ze beklom de helling zo snel als ze kon, ondertussen bukkend voor lage takken en opzijspringend voor struiken. Het bos vertoonde duidelijke tekenen van zorgvuldige robotplanning: de boomsoorten varieerden met een bepaalde regelmaat, evenals hun formaat. Dit bos was geplant met de lange termijn in het achterhoofd, zowel met betrekking tot het grondgebruik als de houtkap.

Terwijl ze zich bukte voor de overhangende takken van een groot struikachtig iets met de vorm van een soort fontein besefte ze dat ze misschien toch haar voorsprong kon vergroten. In dit labyrint van begroeiing was het een duidelijk voordeel dat ze klein was, en voor zover ze had gezien waren Jagers van alle humanoïde robots de grootste en logste.

Als ze maar genoeg tijd kon winnen om wat uit te rusten.

 

Derec werd wakker in zijn kooi en verwonderde zich aanvankelijk over zijn omgeving. Vervolgens herinnerde hij zich vaag dat Jeff en Ariel zijn stoel op een of andere manier in een volledig horizontale positie hadden gezet zodat hij comfortabeler kon rusten. Hij bleef even stil liggen en staarde naar het plafond.

Gelukkig had hij al een tijd niet meer van die wilde dromen gehad. Het was beangstigend hoe krankzinnig die waren geweest. Niettemin voelde hij zich uitgeput, zelfs nu hij geslapen had.

Misschien had hij toch nachtmerries gehad en herinnerde hij zich die alleen niet. De chemfets groeiden in hem als een organische parasiet. En hun symptomen ontwikkelden zich ook, net als die van een ziekte. Het feit dat hij niet meer van die dromen had, of in ieder geval het feit dat hij zich die niet herinnerde, gaf opnieuw aan dat zijn ziekte het beginstadium inmiddels ver gepasseerd was.

Hij reikte naar een van de muurpanelen en duwde het naar boven, het plafond in. Terwijl hij op een schouder ging liggen en om zich heen keek, zag hij de silhouetten van Jeff en Ariel in de neus van het schip. Ze draaiden zich om toen ze het geluid van het muurpaneel hoorden.

'Derec,' zei Ariel zacht. 'Hoe voel je je?'

Hij schraapte zijn keel en zwaaide zijn benen over de rand van het bed zonder toe te geven aan de pijn in al zijn spieren.

'Derec?' herhaalde ze, en ze kwam naar hem toe.

'Iets beter,' zei Derec. Hij wilde opstaan, maar besloot vervolgens niet het risico te nemen dat hij zou vallen.

'Ik heb weer een van mijn... inzinkingen gehad.'

'Echt waar? Was het erg?' Hij keek haar verbaasd aan. 'Je had er al een tijdje geen last meer van.'

'Ik heb er geen idee van hoe erg het was.'

'O?'

'Jeff zei dat ik alleen maar in het niets zat te staren. En ik kan me er absoluut niets van herinneren.'

'Misschien ben je teruggegaan naar de tijd voordat je nieuwe geheugen is begonnen. Midden in die lege periode. Nou ja, het is in ieder geval voorbij.' Hij zuchtte. 'Wat mij aangaat, mijn symptomen zijn... veranderd.'

Ze keek hem zwijgend aan. Derec wist dat ze begreep dat zijn toestand was verslechterd.

'We moeten landen,' zei Jeff, die bij hen kwam staan. 'Ik kan niets voor jullie doen als... als er weer iets gebeurt.'

'Dus je hebt nieuws van Mandelbrot,' zei Derec.

'Nee. Maar onze brandstof raakt op.'

'We gebruiken toch alleen maar brandstof voor het kringloopsysteem?' zei Ariel.

'En voor de afleidingsmanoeuvres. Landen en opstijgen kost trouwens ook een hoop.' Derec knikte. 'Oké. Heb je een plan?'

'Ja, maar het is niet al te best. Het komt erop neer dat we landen op een van de grote boulevards die de boordcomputer als landingslokatie heeft aangewezen, en vervolgens met dit ding naar de voet van de bergen rijden. Zodra we daar zijn zetten we het op een lopen.'

'Ik... ik ben bang dat ik niet ver kom.'

Jeff knikte.

'En de centrale computer kan onze aanvliegroute analyseren en de Jagers vertellen waar we waarschijnlijk zullen landen.'

'De Jagers wachten ons natuurlijk op bij de landingslokatie,' erkende Ariel. 'Maar we kunnen wat terrein winnen door met het schip de heuvels in te rijden.'

'En dan?' vroeg Derec scherp.

Jeff en Ariel keken elkaar zwijgend aan.

'Goed,' zei Derec. 'Hier kunnen we ook niet blijven. We moeten het risico maar nemen.'

 

Wolruf schoot onder een van de dichtbegroeide, fonteinvormige struiken en bleef staan om even uit te rusten. Ze had onderaan de heuvel twee keer een glimp van haar achtervolgers opgevangen; er zaten nu op z'n minst twee Jagers achter haar aan. Maar ondanks het feit dat haar slingerende pad het er niet eenvoudiger op maakte om de afstand te schatten, had ze niet de indruk dat ze terrein had verloren.

Ze vervolgde haar inspectie van de grond rondom haar, precies zoals ze dat tijdens het rennen ook had gedaan. En hier vond ze eindelijk datgene wat ze al de hele tijd verwacht had aan te treffen. De robots waren te efficiënt en te goed georganiseerd om aan bosbouw te doen zonder dergelijke dingen.

Vlak voor haar voeten stak een klein metalen staafje uit de grond. Ze bestudeerde het zorgvuldig en duwde ertegen met haar gedrongen, worstachtige vingers. Vervolgens begon ze opnieuw over de grond te speuren.

Een hoge fluittoon trok haar aandacht. Aanvankelijk was het geluid nauwelijks hoorbaar, maar het werd al snel steeds luider en veranderde in een gejank dat van boven bleek te komen. Menselijke oren zouden het op deze afstand niet hebben kunnen horen. Maar zij kon dat wel. En dat betekende dat de robots er al helemaal geen problemen mee zouden hebben. Vanuit het bos kon ze niet goed omhoogkijken, maar het geluid van de Minneapolis in pendelstand was voor haar gevoehge oren onmiskenbaar.

Ze wachtte, huiverend van opwinding. Terwijl ze luisterde landde het schip blijkbaar veilig ergens in de stad. Vervolgens werd het geluid zo zwak dat ze niet wist of het schip inmiddels tot stilstand was gekomen of niet. Maar even later zwol het geluid weer aan. Ze besefte dat de mensen hadden besloten het risico te nemen om koste wat het kost zo dicht mogelijk bij het agropark te komen. Dat betekende dat ze hen zou kunnen helpen, zolang de Jagers haar tenminste niet al te dicht op de hielen zaten.

Eindelijk zag ze een kleine steen in de aarde. Ze begon er op een onbeholpen manier mee tegen het metalen staafje te slaan. Aanvankelijk lukte het haar niet vanuit de juiste hoek te slaan. Vervolgens merkte ze, hoewel het haar gelukt was een paar vonken te maken, dat die allemaal van het metaal vandaan spatten. Maar ten slotte viel een van de vonken terug tegen het kleine staafje.

Onmiddellijk reageerde een van de uiterst gevoelige Robot-Citysensoren op de warmte door een fijne waternevel te verspreiden tot op ongeveer een meter hoogte. Meer warmte zou ongetwijfeld hebben geresulteerd in een krachtiger nevel; maar dit was voldoende voor wat ze in gedachten had. De sproeiers zouden de aarde achter haar bevochtigen waardoor de sporen van haar lichaamswarmte, die de Jagers hadden gevolgd, zouden verdwijnen.

Ze keek om zich heen en knipperde met haar ogen tegen de nevel. Overal om haar heen waren sproeiers ingeschakeld. Zoals altijd hadden de robots hun systeem efficiënt ontworpen.

Te oordelen naar het geluid was de Minneapolis ergens links van haar tot stilstand gekomen aan de voet van de heuvels. Ze wilde het liefst weer naar de mensen terug, maar ze durfde het er niet op te wagen. Ze kon de Jagers achter haar misschien van zich afschudden in het besproeide gebied, maar ze waren te dichtbij. Ze zou hen misschien precies in de richting van de anderen leiden.

Ze haalde diep adem en schoot onder de struik vandaan, op zoek naar stenen, wortels en andere harde oppervlakken om op te lopen. De Jagers waren niet langer in staat de sporen van haar lichaamswarmte te volgen, maar ze konden nog wel haar voetafdrukken zien. Ze begon de heuvel op te rennen, weg van het agropark.

 

Zoals Wolruf al had vermoed was de Minneapolis veilig geland op een door Jagers omsingelde lokatie. Vervolgens had het schip zich met succes door de robotmenigte geboord om via de boulevard rechtstreeks naar de voet van de bergen te rijden. Zodra ze tot stilstand waren gekomen was de deur opengegaan en was de ladder uitgeschoven. Jeff en Ariel hielpen Derec naar buiten, maar hij bleef staan op de bovenste sport van de ladder.

'Wacht even,' zei Derec. 'Boordcomputer!'

'GEREED VOOR INSTRUCTIES.'

'Je hebt toch een opname van alle Jagers die ons een paar minuten geleden stonden op te wachten bij de landingslokatie?'

'JA. ALLE ROBOTS DIE OP DE BEDOELDE LOKATIE AANWEZIG WAREN ZIJN OPGENOMEN OP TAPE.'

'Ga ze achterna,' zei Derec. 'Zo lang als je kunt, maar zonder het schip in gevaar te brengen. Jaag ze op over alle boulevards die groot genoeg voor je zijn.'

'VERKLAAR U NADER.'

'Laat ze denken dat je ze wilt overrijden - weet je wat, doe dat ook maar, als je dat lukt. De Derde Wet eist van ze dat ze zichzelf niet in gevaar brengen, dus zorg ervoor dat je ze zoveel mogelijk afleidt en uit de bergen houdt. Begrepen?' Derec permitteerde zich de luxe om te grijnzen.

'BEGREPEN.'

'Laten we gaan.'

Jeff en Ariel namen Derec tussen zich in. Ze hadden zijn armen om hun schouders geslagen en haastten zich zo goed en zo kwaad als dat ging naar de voet van de beboste heuvels. Ze moesten alle drie de grond voor hen en de voeten van de anderen in de gaten houden om te voorkomen dat ze zouden struikelen.

'Dit is krankzinnig,' zei Derec met opeengeklemde kaken. 'We zijn nog trager dan een Aurorese slak. Hoe moeten we zo de Jagers afschudden?'

'Beter dit dan een noodlanding en te weinig brandstof voor pendelbesturing,' hijgde Jeff.

'Denk maar niet dat we alles nu achter de rug hebben,' zei Ariel. 'Getver. Ik word nat. Ik geloof dat het gaat regenen.'

Derec rukte zijn hoofd omhoog en bekeek het struikgewas en de bomen rondom hem. 'Echt waar? Nee joh, dat is geen regen... Kijk - sproeiers!' Hij grijnsde. 'Sproeiers!'

'Waarom -' Ariel kon met moeite een boomstam ontwijken omdat Derec nog steeds zijn arm om haar schouders had. 'Waarom ben jij ineens zo vrolijk?'

'De Jagers hebben hun warmtesensoren gebruikt om ons te volgen. Nu maken we een kans.'

'Modder,' zei Jeff. Hij hield zijn hoofd opzij en dook onder een tak door. 'Dat is ons volgende probleem. We moeten wat aan onze voetstappen doen, anders volgen ze die gewoon.'

Derec haalde zijn arm van Ariels schouder. 'En bij mij begint de adrenaline weer te stromen. M'n spieren komen weer los. Kom mee. Zolang ik me flink opgefokt voel kan ik lopen.' Hij trok zijn andere arm van Jeffs schouders en probeerde de snijdende pijn die hij nog steeds voelde te verbergen.

Jeff bestudeerde zijn gezicht. 'Mij best. Maar als je echt hulp nodig hebt moet je het zeggen, oké?'

'Ja, ja. Kom mee.'

Jeff ging hen voor de heuvel op. Het bos werd al snel dichter, maar bleef vervolgens vrijwel exact hetzelfde, waarschijnlijk als gevolg van de nauwkeurige manier waarop de robots de bomen hadden geplant. Derec volgde; hij deed zijn best om niet te laten zien hoe moeilijk hij het had. Niettemin ging Jeff net iets sneller dan hij en liep Ariel voortdurend vlak achter hem.

Terwijl Derec verder ploeterde moest hij steeds opnieuw aan een ding denken. Dr Avery had hem dit aangedaan - en Derec had hem nooit iets gedaan. Door zijn woede stond hij in vuur en vlam, bleef hij in beweging en kon hij doorgaan. Dr Avery mocht niet ontsnappen.

Jeff stapte op een witte stenen richel en bleef zwaar ademend staan. Derec was even later boven en het zich in een zittende positie op de grond zakken. Ariel kwam naast hem staan.

'Dat agropark, of hoe je het ook wilt noemen, is die kant op,' zei Jeff, en hij knikte schuin over de bergen. 'Ik heb op het beeldscherm gezien dat er zowel links als rechts van ons een pas is.'

Derec keek naar hem, maar hij was te zeer buiten adem om iets te kunnen zeggen. Hij knikte alleen maar.

'Het ziet ernaar uit dat deze rotsen voorlopig nog wel even doorlopen,' vervolgde Jeff. 'Als we deze heuvel verder volgen komen we uit bij een van de passen. Volgens mij moeten we zo lang mogelijk op deze richel blijven, dan laten we in ieder geval geen voetafdrukken achter.'

'Misschien heeft het schip wel een paar Jagers tegengehouden,' zei Ariel, toen ze weer op adem was gekomen.

'Laten we het hopen,' zei Jeff. 'Maar we kunnen beter doorlopen.'

Derec worstelde zich overeind. 'Oké,' zei hij schor.

Ze gingen opnieuw op pad, maar nu in een wat lager tempo.