4

Regionale Nood-energiecentrale Prioriteit 4

Met Wolruf op zijn rug beklom Mandelbrot de ladder die vanuit het kantoortje naar het dakterras van de Kompastoren leidde. Ze kropen zonder problemen door het schuifluik. Vervolgens begon de robot aan de eenvoudige maar tijdrovende taak om via de smalle rij voetsteunen langs de steile, vlakke voorzijde van de piramide naar beneden te klimmen.

Hij zou ongetwijfeld de weg omlaag naar de hoofdingang hebben gevonden als hij via de doolhof in het binnenste van de Kompastoren was gegaan. Maar wanneer hij daar zou worden aangetroffen door robot bewakers wilde hij in geen geval worden ondervraagd over de redenen voor zijn aanwezigheid. Derec had erop gewezen dat, mocht hij worden ondervraagd over het naar beneden klimmen langs de Kompastoren, hij niets zou behoeven te onthullen over een geheime ingang.

Derec had Mandelbrot ook verteld hoe Ariel en hij de eerste keer dat ze op de planeet waren met veel moeite naar beneden waren geklommen door gebruik te maken van de kleine hand- en voetsteunen. De steunen waren niet groter dan voor een hand of een voet noodzakelijk was, en de steile helling van de piramide bood bovendien weinig houvast bij een misstap, maar voor een robot was de afdaling geen bijzondere uitdaging.

Mandelbrot besteedde de tijd die hij voor de afdaling nodig had aan het bedenken van de beste handelwijze. Toen ze de begane grond hadden bereikt, slaakte Wolruf een diepe zucht en vervolgens liet ze zich opgelucht op de grond zakken.

'Heeft u letsel?' vroeg Mandelbrot haar.

'Nee.' Het kleine ruimtewezen schudde haar hondachtige hoofd. 'Iek 'oud alleen niet zo van dit soort tochtjes.'

Mandelbrot keek om zich heen. Enkele humanoïde robots liepen kwiek voorbij; verder waren er nog meer functierobots in alle maten en soorten onderweg die zich kweten van hun eigen taken. Ondanks de niet-vertrouwde architectuur was dit in principe het Robot City dat hij zich herinnerde van zijn vorige bezoek aan de stad.

'Wat gaat oe nu doen?' informeerde Wolruf.

'Ik zal een zeker risico moeten incalculeren,' zei Mandelbrot. In een tijdsbestek dat voor het ruimtewezen te kort was om te kunnen waarnemen legde hij contact met de centrale computer en zei: 'Ik ben een humanoïde robot en ik verzoek om toewijzing van een taak binnen de stadsmatrix.'

'WAT IS UW HUIDIGE TAAK?'

'Geen.'

'WAT WAS UW VORIGE TAAK?'

'Geen.'

'U VERTOONT EEN STORING. AAN ALLE ROBOTS IN ROBOT CITY IS EEN TAAK TOEGEWEZEN. WANNEER U ONLANGS BENT ONTSLAGEN UIT EEN REPARATIEFACILITEIT, ZULT U BIJ DEZE FACILITEIT DE GEBRUIKELIJKE TOEWIJZINGSPROCEDURE MOETEN VOLGEN.'

'Ik ben niet ontslagen uit een reparatiefaciliteit. Ik ben gereed om een taak toegewezen te krijgen.'

'WAT IS UW SERIENUMMER?'

Mandelbrot verzon er een dat paste binnen het patroon van andere serienummers die hij tijdens zijn vorige bezoek was tegengekomen.

'U STAAT NIET GEREGISTREERD. BENT U MISSCHIEN EEN BEZOEKER?'

Dat was de vraag waarop Mandelbrot had gewacht. De wijze waarop de computer reageerde op zijn antwoord zou bepalend

kunnen zijn voor het feit of hij al dan niet als voortvluchtige werd bestempeld.

'U zou mij in uw bestanden moeten hebben. Ik heb een verleden op Robot City.' Het was geen onwaarheid, maar het was met opzet misleidend. Hij voegde er niet aan toe dat hij geregistreerd stond onder de namen Alpha en Mandelbrod in plaats van onder het nummer dat hij zojuist had verzonnen. Maar de noodzaak zichzelf en zijn menselijke metgezellen te beschermen stond hem toe dat hij zich niet bezwaard voelde door zijn list.

'UW NUMMER STAAT NU GEREGISTREERD. U BENT OPGENOMEN IN DE STADMATRIX. U KRIJGT EEN TAAK TOEGEWEZEN BIJ DE REGIONALE NOOD-ENERGIECENTRALE PRIORITEIT 4. U DIENT ZICH ONMIDDELLIJK TE MELDEN.' De computer vermeldde de coördinaten van de lokatie.

Mandelbrot wachtte even om te zien of de computer een poging zou doen om zijn programmering aan te passen, maar dat gebeurde niet. Hoe paranoïde Avery ook mocht zijn, hij had in de centrale computer geen wantrouwen geprogrammeerd jegens werkloze robots. Mandelbrot was opgelucht.

'Mij is een taak toegewezen binnen de stadmatrix,' zei hij tegen Wolruf. 'Dat biedt voordelen bij het verzamelen van gegevens.' Hij was zich ervan bewust dat het ruimtewezentje nauwelijks met haar ogen had kunnen knipperen in de tijd dat de gegevensuitwisseling met de centrale computer had plaatsgevonden.

'Waarr gaan we heen?' vroeg ze.

'We gaan naar de Regionale Nood-energiecentrale Prioriteit 4. Deze kant op.'

'Wat ies dat voor iets?' vroeg Wolruf, die in telgang naast hem liep en ondertussen de bezienswaardigheden bekeek.

'Gezien de naam veronderstel ik dat de centrale energie levert aan een bepaald stadsdeel zodra er een storing optreedt in het hoofdsysteem. Prioriteit 4 suggereert dat het om een relatief belangrijk stadsdeel gaat.'

'Ies 'et ver lopen?'

'Het is verder dan u waarschijnlijk zult willen lopen. Ik meen echter dat er even verderop in deze straat een tunnelhalte is. En er is er ongetwijfeld ook een in de buurt van de Kompastoren.'

Mandelbrot wilde niet alweer zo snel contact maken met de centrale computer voor dingen die hij zelf kon uitzoeken, zoals bijvoorbeeld de huidige lokatie van tunnelhaltes. Iedere keer als hij een vraag stelde waarop een Robot-Cityrobot het antwoord zou moeten weten, zou de kans om te worden nagetrokken of zelfs onder dwang te worden gerepareerd toenemen.

Ze vonden prompt een tunnelhalte en lieten zich via het rolpad omlaagbrengen naar de tunnel zelf.

Mandelbrot nam Wolruf opnieuw op zijn rug voordat hij in de nauwe cabine stapte. Er was maar juist voldoende ruimte voor hen beiden. Hij gaf de bestemming op aan het bedieningspaneel en liet de computer de dichtstbijzijnde halte vaststellen. Vervolgens gingen ze op weg, en de rechtopstaande cabine gleed vooruit over het wisselspoor.

Even later voegden ze in op een van de hoofdlijnen tussen de andere voortbewegende cabines. Aan alle kanten reden humanoïde robots in hun eigen cabines gelijk op met hen. Ze stonden er even onbeweeglijk bij als Mandelbrot. De computer voerde de snelheid op, remde af, en verplaatste hen naar andere parallelle hoofdlijnen naarmate de verkeersstroom veranderde als gevolg van invoegende en uitvoegende cabines.

Ten slotte remde de cabine waarin ze zich bevonden langzaam af, voegde in op een wisselspoor, en kwam vervolgens rustig tot stilstand. Mandelbrot stapte uit en nam het rolpad omhoog naar de straat alvorens Wolruf weer op de grond te zetten.

Dit stadsdeel was niet merkbaar anders dan het deel dat ze zojuist achter zich hadden gelaten. De stad bestond nog te kort om echte oude en nieuwe wijken te hebben. Alles was uiteraard in hoge mate georganiseerd, maar belangrijke delen van het patroon waren niet duidelijk zichtbaar, bijvoorbeeld het energienetwerk of het tunnelsysteem.

Mandelbrot oriënteerde zich en ging Wolruf voor naar de energiecentrale. Het was nauwelijks meer dan een deur in een enorm hoog en smal gebouw dat op drie plaatsen was ingeklemd tussen andere gebouwen.

Op het moment dat hij naar binnen ging, gebruikte hij zijn comlink om melding te maken van zijn aangenomen serienummer, zijn naam, alsmede een verzoek om hardop te mogen communiceren. Op werkplekken als deze maakten de robots van Robot City meestal uitsluitend gebruik van hun comlink.

'Ik ben de Centrale-opzichter,' zei de humanoïde robot achter de deur. 'Mijn naam is Tamserole. Men heeft mij uw komst gemeld, Mandelbrot. Waarom wenst u hardop te spreken?'

'Ik heb daarvoor een persoonlijke voorkeur.' Mandelbrot vestigde de aandacht niet op Wolruf door naar haar te kijken of haar te noemen. Hij wist dat ze zorgvuldig zou luisteren naar alles wat er gezegd werd. 'Wat zijn mijn taken hier?' Hij wachtte af of Tamserole zou staan op het gebruik van de comlink.

'Volgt u mij.' Tamserole had een korte blik op Wolruf geworpen, maar hij had blijkbaar geen interesse in haar.

Mandelbrot en Wolruf volgden Tamserole het gebouw in. Van binnen was het nogal klein, en het enige interessante was een pilaar van een glimmende metaallegering met een doorsnede van een meter die tot in het plafond reikte. In de voet was een soort bedieningspaneel aangebracht.

'Onze taak,' zei Tamserole, 'is het volledig automatiseren van deze eenheid zodat ik - en ook u, uiteraard - onze werkzaamheden hier kunnen beëindigen en ons migratieprogramma kunnen uitvoeren.'

Mandelbrot had er geen flauw idee van wat het migratieprogramma inhield, maar Tamserole nam blijkbaar aan dat hij dat wist. En op dit moment durfde Mandelbrot zijn onwetendheid niet te onthullen.

'Ik begrijp niet waarom de centrale computer mij een assistent heeft toegewezen. Mij is namelijk opgedragen mijn personeelsbestand tot nul te reduceren in plaats van uit te breiden,' zei Tamserole. 'Kent u misschien de reden?'

'Ik geloof het wel,' zei Mandelbrot. 'De centrale computer was niet in staat ook maar één bestand uit mijn arbeidsverleden te vinden. Ik denk dat daarom is besloten mij op een onbelangrijke post te zetten totdat ik mijn doelmatigheid heb bewezen.'

'Dat lijkt me een logische verklaring,' zei Tamserole. 'Ik had echter graag gezien dat men mij daarover had geïnformeerd.'

'Wat is mijn taak?' vroeg Mandelbrot opnieuw.

'Zodra ik had vernomen dat u mij zou gaan ondersteunen heb ik de procedure gewijzigd,' zei Tamserole. 'Tot op heden heb ik het lokale geheugen van de centrale-computerterminal in dit controlepaneel geprogrammeerd om de beslissingen te nemen die ik voorheen zelf nam. U blijft hier om uzelf vertrouwd te maken met hetgeen ik heb gedaan, en verbeteringen aan te brengen waar dat mogelijk is.'

'Wat is uw nieuwe taak?'

'Ik heb plaatsen in het energienetwerk gelokaliseerd die gestroomlijnd kunnen worden. Inmiddels heb ik functierobots die aan deze centrale zijn toegewezen geïnstrueerd mij op verschillende lokaties in de stad te ontmoeten. Ik houd toezicht op hun verbeteringen en ik zal pogen om ter plekke andere mogelijke correcties te bedenken.'

'Uitstekend.' Mandelbrot begaf zich naar het controlepaneel en begon het beeldscherm te bestuderen. Wolruf volgde hem onopvallend.

Tamserole verliet zonder verdere formaliteiten de centrale.

Mandelbrot liep allereerst snel de gegevens door die hem vertelden welk bereik de centrale had en welk systeem het ondersteunde.

Zoals hij al had vermoed was dit een noodvoorziening die alleen werd ingeschakeld op het moment dat er een storing optrad in de hoofdenergievoorziening. Zodra hij wat basiskennis had opgedaan over zijn nieuw taak het hij het werk voor wat het was en nam via het controlepaneel contact op met de centrale computer.

Vragen die via deze terminal werden gesteld zouden door de centrale computer in eerste instantie worden geïnterpreteerd als normale activiteit van de energiecentrale. Na verloop van tijd zou de centrale computer natuurlijk beseffen dat ze irrelevant waren voor de werkzaamheden van de centrale en wellicht afkomstig waren van dezelfde humanoïde robot die zijn recente verleden niet kon verklaren. Maar Mandelbrot kon deze kans niet laten liggen.

Omdat de centrale computer weigerde toe te geven dat dr Avery zich op de planeet bevond, zou hij moeten beginnen met de indirecte benadering. Hij had in ieder geval meer gegevens ter beschikking dan hij in Avery's kantoor had gehad.

'Wat is het migratieprogramma?' vroeg hij.

'PROGRAMMATUUR DIE IEDERE HUMANOÏDE ROBOT OPDRAAGT ZICH TE MELDEN BIJ HET HEM TOEGEWEZEN VERZAMELPUNT.'

'Wat is het doel van deze programmatuur?'

'EROP TOEZIEN DAT ELKE ROBOT OP TIJD ARRIVEERT BIJ HET HEM TOEGEWEZEN VERZAMELPUNT.'

'Wat is het doel van het verzamelpunt?'

'HET IS EEN VERZAMELPUNT WAARVANDAAN ROBOT MIGREREN.'

'Wat doen de robots zodra ze op het verzamelpunt zijn?'

'ZE DOEN DATGENE WAARVOOR ZE GEPROGRAMMEERD ZIJN.'

'Hoe ziet hun programma er op dat moment uit?'

'DAT VERSCHILT PER ROBOT.'

Mandelbrot stond op het punt een voorbeeld te vragen toen de computer zelf een vraag stelde.

'WAT IS HET DOEL VAN UW VRAGEN?'

Mandelbrot overwoog het gesprek te beëindigen, maar hij wilde niet nog meer argwaan wekken vanwege zijn gedrag. Hij antwoordde behoedzaam: 'Om te weten te komen waarom robots migreren en wat ze doen op de verzamelpunten.'

'DE GEGEVENS VAN UW MIGRATIEPROGRAMMA ZIJN OP DIT MOMENT TOEREIKEND VOOR U.'

Mandelbrot durfde niet te onthullen dat hij niet zo'n programma had ontvangen. Zodra de computer dat besefte zou hij vrijwel zeker proberen hem te herprogrammeren. Hij zou daarbij zijn onafhankelijkheid kunnen verhezen en een integraal onderdeel van de stadsmatrix worden.

Hij keek omlaag naar Wolruf, die geduldig wachtte. 'Ik zal mijn taak hier enige tijd uitvoeren en proberen meer gegevens te verzamelen,' zei Mandelbrot. 'Voelt u zich voldoende veilig om alleen rond te lopen?'

'Ja,' zei Wolruf. 'Iek ga even rondlopen. Iek kom 'ier straks wel weer terug. Oké?'

Mandelbrot dacht even aan de centrale computer. Als hij die op een of andere manier per ongeluk alarmeerde zodat er een onderzoek werd ingesteld, zou hij hier liever niet blijven. 'Ik prefereer een neutrale lokatie. Kunt u niet terugkeren naar de tunnelhalte waar we zo-even zijn uitgestapt?'

'Dat iess goed,' siste Wolruf, en ze toonde haar versie van een grijns. Ze vond het blijkbaar maar een onnozele vraag. 'Zegt oe maar wanneer.'

 

Derec lag met gesloten ogen op de bank en draaide rusteloos heen en weer. Hij had voldoende gegeten, hoewel hij het meeste slechts met moeite naar binnen had kunnen werken. Eerst had hij zich te zwak gevoeld om rechtop te zitten; nu was hij te onrustig om zich te kunnen ontspannen.

'Draai je eens om,' zei Ariel vriendelijk.

'Hè?' Derec wilde haar aankijken, maar hij voelde hoe haar handen onder zijn schouders gleden en hem voorzichtig op zijn andere zij draaiden.

'Gezicht omlaag,' zei ze.

Hij verwelkomde de mogelijkheid om aanwijzingen op te volgen in plaats van beslissingen te nemen. Maar toen hij probeerde zich helemaal om te draaien, gleden zijn handen voortdurend van de stof. Zijn krachteloze armen maaiden lukraak in het rond. Ten slotte grepen haar slanke vingers hem onder de armen, wat hem juist voldoende ondersteuning bood om op zijn buik te rollen.

Derec slaakte een diepe zucht en sloot zijn ogen. Haar vingertoppen begonnen zijn rugspieren te masseren. Onmiddellijk begon de spanning beetje bij beetje af te nemen.

Terwijl hij zich ontspande, concentreerde hij zich sterker op de verlichting die haar massage bracht. Telkens als ze druk uitoefende voelde hij minuscule vibraties, alsof er kleine knopen losschoten. Het was als het masseren van spierkramp; alleen waren dit een heleboel kleine spierkrampjes.

'Helpt dat een beetje?' vroeg ze.

'Ja,' fluisterde hij; hij wilde geen energie verspillen met hardop praten. 'Het is heerlijk.'

Langzaam maar zeker gingen haar handen omlaag. Ondertussen voelde hij hoe overal de kramp wegtrok. Naarmate zijn spieren weer wat meer loskwamen was hij beter in staat zich te ontspannen en werd hij slaperig.

Ze ging een poosje zwijgend door.

'Voel je je echt zo slecht?' zei Ariel na verloop van tijd zacht. 'Ik bedoel, zo lang ben je nu ook weer niet op.'

'Slaperig,' fluisterde hij zwak. Haar vingertoppen waren een aanhoudende ritmische bron van genot. Ze bewogen opnieuw omhoog naar zijn schouderspieren en brachten nog meer ontspanning.

Het ontspannen gevoel verdween plotseling. Hij werd langzaam weer wakker en opende zijn ogen terwijl hij zich afvroeg wat er was gebeurd.

'Voel je je beter?' vroeg ze opgewekt.

'Nee. Niet echt.'

'Wat is er dan? Moet ik stoppen?'

'Kun je - ik bedoel, zou je mijn rug nog een keer willen doen? Nu meteen?'

'Natuurlijk.' Ze bracht haar handen naar de plaats waar ze was begonnen en die ze even tevoren voor de tweede keer had gemasseerd.

'Bedankt.' Dit keer lette Derec heel aandachtig op. Dezelfde verkrampingen als tevoren trokken weg. Hij voelde dezelfde vibraties, de minuscule knopen die losschoten en hem verlosten van de spanning in zijn spieren.

Alleen waren die knopen vrijwel onmiddellijk teruggekomen. Het waren er niet zoveel, tenminste, nu nog niet. En hij voelde er dit keer minder dan de beide keren ervoor. Maar toch was het patroon duidelijk. De massages zouden onafgebroken moeten doorgaan wilde hij er enige baat bij hebben.

'Is dit beter?'

'Eh - prima. Luister, ik wil niet dat je jezelf helemaal uitput. Bedankt, het helpt echt.' Dat was waar. Maar hij kon haar niet oneindig laten doorgaan voor een klein beetje ontspanning dat maar een paar seconden duurde, of hooguit een paar minuten.

'Gelukkig.' Ariel hield op, maar ze bleef naast hem zitten om haar vingers te strekken.

'Kun je me even helpen omdraaien?'

'Natuurlijk.'

Opnieuw voelden zijn armen slap en rubberachtig toen hij zich op zijn zij probeerde te draaien. Ze nam hem bij de schouders en draaide hem zo dat zijn benen en zijn bekken in dezelfde houding bleven liggen terwijl zijn bovenlichaam al op een zij lag. Vervolgens nam ze zijn benen en draaide hem met enige inspanning zo dat hij helemaal op zijn zij lag.

'Voor elkaar.' Ze blies even wat lucht uit en glimlachte.

Hij keek op en bestudeerde haar gezicht. Zijn geheim was niet lang bewaard gebleven. Hij zat ontegenzeglijk zwaar in de problemen en takelde in snel tempo steeds verder af.

'Derec? Wat is er?'

'Ik zie niet in hoe ik het allemaal voor elkaar moet krijgen.'

'Wat? Wat bedoel je?'

'Ik voel me zo moe. En slap. Je hebt het zelf gezien. Avery kan overal op de planeet zijn en ik denk niet dat ik nog veel tijd heb.' Zelfs zijn tong werkte niet meer helemaal mee.

'Dat moet je niet zeggen.' Haar stem was scherp en er klonk iets van haar oude vechtlust in door. 'Mandelbrot kan alles wat een robot kan, plus nog een paar extra dingetjes. En heeft Wolruf zichzelf niet steeds opnieuw bewezen?'

'Maar de tijd,' zei Derec. Zijn boosheid laaide op en gaf hem energie. 'We hebben gewoon niet zoveel tijd. Ja, ik weet best dat wij - of in ieder geval zij - Avery ooit wel zullen vinden. Maar dan is het voor mij misschien te laat.'

'Wou je nu soms opgeven? Na alles wat we hebben meegemaakt? Kom nou!'

'Nou, wat kan ik dan doen? Ik kan alleen maar hier blijven liggen!'

'Misschien kunnen we iets bedenken. We zijn toch ook aan Aranimas ontsnapt? En we zijn van Station Rockliffe weggevlucht, en we hebben de stadmetamorfose en het moordmysterie opgelost - dat wil zeggen, dat heb jij gedaan...' Haar stem stierf weg.

Hij hield even zijn mond in de verwachting dat er nog meer zou komen. Toen dat niet gebeurde, draaide hij zijn hoofd en keek haar aan.

Ze staarde naar hem met blik vol afschuw. Geschrokken kwam hij zover overeind dat hij zichzelf kon bekijken, maar hij zag niets vreemds. Hij zwaaide zijn hand heen en weer voor haar ogen. Ze reageerde niet.

'Ariel,' zei hij resoluut.

'Het is Derec,' fluisterde ze. 'Hij ziet er precies zo uit als Derec. Hoe kan dat nou?' Plotseling draaide ze zich om en sprong van het bed. Maar ze liep vrijwel meteen tegen het bureau aan. Ze wankelde even en bonsde vervolgens hard tegen de vloer, terwijl ze snel met haar ogen knipperde.

Derec duwde zich met moeite overeind op een elleboog en reikte omlaag om haar arm vast te pakken. 'Ariel. Hoor je me?'

Ze keek heel langzaam de kamer rond. Eerst leek ze hem niet te horen, maar vervolgens knikte ze haast onmerkbaar. 'Je bent overeind gekomen,' zei ze verrast.

'Niet echt.'

Ze haalde uit met haar hand en gaf hem een klinkende mep in zijn gezicht. Zijn wang brandde van de klap.

Derec ging rechtop zitten en zwaaide zijn benen over de rand van het bed. 'Ben je nou helemaal gek geworden? Wat -'

'Kijk eens naar jezelf!'

'Mezelf? Waar heb je het over?'

'Je zit rechtop. Derec, je moet alert blijven. Ik weet niet of het de adrenaline is, of de angst, of de, de... weet ik veel. Maar toen ik daarnet even weg was kwam je door de opwinding weer in je normale doen.'

'En daarna sloeg je me... en ging ik rechtop zitten.' Derec knikte traag. 'Ik voel me niet bepaald in mijn normale doen, maar ik begrijp wat je bedoelt.'

'Niet toegeven, Derec. Je moet je ertegen verzetten.'

'Oké, ik snap het. Het is net als kou wanneer je gevaar loopt om te bevriezen. Je moet blijven bewegen om de bloedcirculatie op gang te houden. Zoiets.' Hij stond op en trok een gezicht vanwege de pijn in zijn stijve ledematen. 'Het doet nog steeds overal pijn.'

Ariel zette de bureaustoel voor hem klaar. 'Kom op. Terug achter je terminal. Als je werkt worden je gedachten afgeleid, en misschien bedenken we wel iets dat we kunnen gebruiken.'