images

Happy days are here again

Barry baande zich met moeite een weg naar de rij wachtenden voor de bar. ‘Sorry voor de drukte. Wat wil je drinken?’

‘Een biertje, graag.’

‘Dat kan, als we ooit vooraan komen te staan.’ Barry keek naar twee mannen die een verhitte discussie voerden en het de mensen achter hen zo beletten om door te schuiven.

‘Helemaal niet, Sammy. Ik ben aan de beurt om te betalen.’

‘Onzin. Jij hebt de laatste drankjes voor je rekening genomen.’

‘Niet waar.’

‘Wel waar, uilskuiken.’

‘Ben je bereid deze tent uit te lopen en me dan nog eens voor een uilskuiken uit te maken?’

‘O, hou toch op.’

O’Reilly verscheen, met opgerolde hemdsmouwen, en stevende op de bar af. Hij pakte de twee oorlogszuchtige mannen in hun kraag en donderde: ‘Hou nu eens op met dat gekissebis. Als jullie willen vechten moeten jullie maken dat je mijn tuin uit komt. Zo niet, moet een van jullie betalen en moeten jullie allebei je waffel houden.’ Zijn stem ging naar schatting van Barry tien decibellen omhoog. ‘En daarna lopen jullie de tent uit voordat al deze andere mensen omkomen van de dorst.’

‘Dat is dokter O’Reilly,’ zei Barry tegen Patricia.

‘Is hij echt zo’n monster?’

Barry schudde zijn hoofd terwijl O’Reilly donderde: ‘Een bier-tje, Barry? En wat wil je vriendin drinken?’

‘U bent niet aan de beurt,’ klaagde de man die eigenlijk aan de beurt was.

O’Reilly gaf geen enkele reactie. Hij keek de klager alleen aan met een blik die een mens in steen kon doen veranderen en die de mythische slangendraak eer zou hebben aangedaan. De man bloosde en mompelde: ‘Sorry, dokter. Ik herkende u niet.’

‘Rang brengt privileges met zich mee,’ zei O’Reilly. ‘Twee bier-tjes, Willy. Barry, wat wil je vriendin hebben?’

‘Een biertje!’ schreeuwde Barry.

‘Een biertje,’ herhaalde O’Reilly. ‘Nee, sukkel, geen klein biertje maar een groot glas.’ Met de drie glazen in zijn handen baande hij zich een weg terug naar Barry en Patricia. ‘Alsjeblieft.’

‘Fingal, dit is Patricia Spence.’

Glimlachend stak O’Reilly haar een hand toe. ‘Veel te lieflijk voor iemand zoals jij, Laverty. Hoe maakt u het, juffrouw Spence?’

Ze drukte hem de hand. ‘Prettig kennis met u te maken.’

‘Wat vindt u van het feest?’

‘Heel leuk.’

O’Reilly dronk de helft van zijn glas in één teug leeg. ‘Feesten zijn als die raketten die de Amerikanen en de Russen de ruimte in sturen. Als ze eenmaal zijn gelanceerd, gaan ze ofwel even omhoog om vervolgens te ontploffen, of ze stevenen met steeds hogere snelheid op de ionosfeer af, de ruimte in, onderweg naar de sterren.’

‘Volgens mij heet dat ontsnappingssnelheid,’ zei Barry.

‘Dat klopt,’ zei Patricia. ‘Een raket moet een bepaalde snelheid kunnen halen om niet door de zwaartekracht naar de aarde te worden teruggetrokken.’

‘Patricia studeert weg-en waterbouwkunde,’ zei Barry.

‘Werkelijk?’ zei O’Reilly. ‘Goed van je. Ontsnappingssnelheid. De laatste keer dat ik Seamus Galvin heb gezien vloog die beslist, maar die arme meneer Coffin heeft zich niet tegen de aantrekkingskracht van de aarde kunnen verzetten. Hij slaapt in de groentetuin.’

‘Ik dacht dat hij een Pionier was,’ zei Barry.

‘Dat is hij ook, maar ik heb het idee dat agent Mulligan iets in zijn thee heeft gedaan.’

‘Hebben alleen de mannen uit Crossmaglen whiskey in mijn thee gedaan?’ vroeg Barry, de woorden van een in Ulster bekend liedje aanhalend.

‘Het was waarschijnlijk wodka,’ zei O’Reilly. ‘Dat proef je name-lijk minder snel. Hij is er in elk geval van opgevrolijkt, en de rest amuseert zich kennelijk prima. Kijk maar.’

Barry keek om zich heen.

Seamus Galvin wiegde zacht op de maat van de muziek. Hij en nog een paar Ballybucklebo Highlanders bespeelden hun doedelzakken voor de mensen die wilden dansen. Geen enkele man had nog een jasje aan of een das om. De violist en zijn kleine ensemble stonden dichter bij het huis en fungeerden als back-up voor een stuk of tien mannen die met hun armen om elkaars schouders geslagen bezig waren aan een van de laatste coupletten van ‘The Rocky Road to Dublin’.

Doreen stond dicht bij hen in de buurt en sloeg met haar lepel op de tinnen kom van Hughey. ‘Wil je nog een biertje?’ hoorde Barry haar schreeuwen.

‘Natuurlijk wil ik dat. Dat hoef je niet te vragen.’

Sonny en Maggie zaten weer op de stoelen onder de appelboom. ‘Mijn hemel,’ zei O’Reilly, die naar hen knikte. ‘Ze lijken Adam en Eva in het paradijs wel.’

‘Het enige wat nog ontbreekt, is de slang,’ constateerde Barry.

‘Ik heb Bishop niet uitgenodigd, en hij is de enige slang die de Heilige Paddy niet uit ons kleine landje heeft verdreven,’ zei O’Reilly, die peinzend in zijn inmiddels lege glas keek. ‘Barry, ik denk dat het tijd wordt de formaliteiten af te handelen voordat Seamus zich echt een stuk in zijn kraag heeft gedronken.’

‘Welke formaliteiten?’

‘Dit is hun afscheidsfeestje, en iemand moet iets zeggen.’

‘Oké.’ Barry keek naar de met zeildoek bedekte berg achter in de tuin en herinnerde zich dat Willy had gezegd dat dat een verrassing voor O’Reilly was. ‘Wat wil je dat ik doe?’

‘Haal Mills, die vriend van je, erbij en draag een van de kleinere tafels uit de tent naar de plek voor de rij stoelen.’ Hij keek naar Barry’s glas. ‘Geef dat maar aan mij. Jij zult het te druk hebben om het op te drinken.’

Barry overhandigde O’Reilly zijn glas en keek om zich heen, zoekend naar Jack Mills.

‘Juffrouw Spence…’

‘Noemt u me alstublieft Patricia.’

‘Patricia, kom mee. Ik wil je laten kennismaken met Arthur Guinness en dan zoek ik een stoel voor je.’

Barry vond Jack, die zich uitgebreid verontschuldigde omdat hij het vorige glas van Barry ergens was kwijtgeraakt. Gezien de blossen op de wangen van zijn vriend kon Barry wel raden waar zijn biertje was gebleven. Hij vertelde Jack wat ze moesten doen, week-te hem los van de blondine en deed zijn best O’Reilly’s orders uit te voeren.

Ze sleepten een van de kleinere tafels de tuin in, tot die als een geïmproviseerd podium voor de rij stoelen stond. O’Reilly kwam aangelopen met Kinky en weigerde naar haar protesten te luisteren. ‘Kinky Kincaid, je gaat daar zitten, en je mag je verder niet verroeren.’ Jacks blondine en Patricia kregen ereplaatsen naast Maureen en de kleine Barry Fingal Galvin in zijn kinderwagen. Jeannie Kennedy en het stel dat wilde trouwen – Susan MacAfee en Colin Brown – vonden een plekje op het gras.

‘Zou het mannenkoor van Ballybucklebo zo vriendelijk willen zijn zich bij ons te voegen?’ brulde O’Reilly. De violen en de fluiten werden weggelegd en de zangers liepen het gazon over. ‘Barry, wil jij Seamus gaan halen?’

Barry liep om de kennelijk onvermoeibare dansers heen. ‘Seamus.’ Hij trok aan diens mouw. ‘Seamus.’

Seamus hield op met doedelzak spelen en trok vragend een wenkbrauw op.

‘Dokter O’Reilly wil dat iedereen daarheen gaat.’ Hij wees.

‘Prima,’ zei Seamus giechelend. ‘Daar zal ik voor zorgen.’

Vanuit een ooghoek zag Barry dat Lady Macbeth de inmiddels lege tent in sloop. Toen liep hij naar de anderen, die verwachtingsvol wachtten op de volgende gebeurtenissen. Nu de doedelzakken niet meer werden bespeeld, was er weinig meer te horen dan flarden van gesprekken, het slaan met een lepel op een tinnen kom en een vrouw die schreeuwde: ‘De dokter wil iets zeggen.’

‘Het kan me niks schelen wat die ouwe wil zeggen,’ riep iemand. ‘Ik wil nog een biertje.’

Barry worstelde zich een weg door de menigte heen en ging achter Patricia’s stoel staan. Hij legde een hand op haar schouder en glimlachend draaide ze zich naar hem toe.

‘Kijk eens wat ik heb gevonden,’ zei Jack, die achter de stoel van de blondine stond. Hij gaf Barry een glas bier.

‘Dank je.’ Barry keek toe terwijl O’Reilly zijn forse gestalte op de wiebelende tafel hees. Hij spreidde zijn armen, met zijn handen omhoog en zijn vingers eveneens gespreid. ‘Dames en heren, we zijn hier vandaag om afscheid te nemen van drie van de meest illustere burgers van Ballybucklebo. Seamus, Maureen en de kleine Barry Fingal gaan aan een nieuw leven beginnen in de Nieuwe Wereld.’

‘Gaat Seamus daar werken?’ vroeg iemand die achter in de menigte stond.

‘Natuurlijk!’ brulde Seamus terug.

‘Mijn hemel! De wonderen zijn de wereld nog niet uit!’

‘Jullie weten allemaal dat ik een man van weinig woorden ben,’ zei O’Reilly.

‘Ja, en de paus is presbyteriaans,’ riep een man.

‘Let op je woorden, Colin McCartney,’ reageerde O’Reilly. ‘Ik zal je goed in het oog houden.’

‘Hoeveel Colins ziet u, dokter?’ vroeg iemand anders.

Barry lachte net als alle anderen lang en hard, maar keek wel even stiekem naar O’Reilly’s neus. Zoals altijd rood. De grote man kon best tegen een grapje.

Toen het weer stiller was geworden ging O’Reilly door. ‘Het enige wat ik vandaag wil zeggen is dat een ieder van u die een glas heeft om te heffen dat samen met mij moet doen om de Galvins een veilige reis en een groots nieuw leven te wensen.’ Hij stak zijn eigen glas omhoog. ‘Op de Galvins.’

‘De Galvins,’ herhaalde iedereen.

‘Moge God hen en allen die met hen meevaren zegenen,’ brulde Fergus O’Malley, die zich meteen daarna op een stoel liet ploffen.

‘Jezus,’ zei O’Reilly. ‘Op elk feestje is er wel iemand die in het middelpunt van de belangstelling wil staan. Als dit een wake was, zou Fergus pas gelukkig zijn als hij een lijk was.’

‘Een lijk? Waar?’ vroeg een duidelijk verbaasde meneer Coffin, die net uit zijn dutje was ontwaakt.

‘Laat maar,’ zei agent Mulligan, en hij pakte de arm van de begrafenisondernemer. ‘Ga als een brave heer maar op het gras zitten.’

‘Nu moet jij speechen, Seamus!’ schreeuwde Donal Donnelly.

‘Speech! Speech!’

O’Reilly wenkte Seamus en sprong van de tafel. ‘Hierheen komen, jongeman, en een paar wijze woorden spreken.’

‘Oké.’ Seamus moest de tafel op worden geholpen. Hij stond te zwaaien op zijn benen en Barry dacht meteen terug aan de middag in de Modderige Eend, na de geboorte van de baby van de Galvins.

‘Ik heb het al eerder gezegd… en ik zal het nog eens zeggen. Beste paar dokters in Ierland. Beste dorp in Ierland. Beste land in de hele wereld.’ De stem van Seamus brak.

‘O, mijn hemel,’ zei O’Reilly, die naast Barry was gaan staan. ‘Straks zegt hij nog…’

‘Ik wil niet naar Amerika,’ zei Seamus, en er drupte een traan uit een oog. ‘Ik wil helemaal niet weg. Ik wil al mijn vrienden niet achterlaten…’

‘Dacht ik het niet,’ zei O’Reilly.

‘We gaan wel degelijk. Over twee weken,’ kondigde Maureen aan. ‘Dokter O’Reilly heeft het geld in bewaring genomen en de passage is geboekt. Barry Fingal en ik gaan in elk geval naar Amerika.’

‘En ik ga met je mee, schat.’ Seamus wierp haar een nat kushandje toe.

‘Seamus Galvin, nu heb je werk te doen.’ Maureen gaf haar echtgenoot een pakje.

‘O ja. Natuurlijk. Dat was ik bijna vergeten.’ Seamus hield het pakje boven zijn hoofd. ‘Dit is voor dokter Laverty.’ De menigte applaudisseerde. ‘Jullie boffen maar met het feit dat hij met dokter O’Reilly is komen samenwerken.’

‘Inderdaad!’ brulde Cissie Sloan.

Barry wist dat hij grinnikte van oor tot oor.

‘Ga je cadeautje halen,’ fluisterde Patricia.

Barry liep met zijn glas in zijn hand naar de tafel.

‘Alstublieft, dokter.’ Seamus boog zich naar voren en gaf Barry het presentje. ‘Openmaken.’

Barry scheurde het papier los en zag een aluminium doosje. Hij tilde het deksel op en zag dat het doosje was gevuld met prachtige kunstvliegen. Hij wist dat hij iets moest zeggen, maar hij had een brok in zijn keel. Hij knikte en draaide zich om. Hij wist dat hij ondankbaar leek, maar hij durfde even geen woord over zijn lippen te laten komen.

Toen haalde hij een keer diep adem en zei: ‘Ik dank jullie hartelijk, Seamus en Maureen. Ik dank jullie allemaal.’ Hij probeerde uit alle macht een beter dankwoord te bedenken, maar zijn gedachten werden onderbroken door een scherp, diep geblaf en een gekrijs dat klonk alsof er in de achtertuin een bijeenkomst van banshees gaande was.

Lady Macbeth rende langs hem heen naar de kastanjeboom en schoot als een witte schicht langs de stam omhoog. Ze werd op de poot gevolgd door een galopperende Arthur Guinness, die tegen de benen van Barry op knalde en hem omverliep. Hij voelde zijn broek nat worden van het bier. Dit zou Ballybucklebo niet zijn als die ellendige hond mijn broek niet weer vies maakte, dacht hij. Hij voelde O’Reilly aan een van zijn armen trekken. ‘Ga staan, jongen.’

Barry krabbelde moeizaam overeind.

‘Ik heb aldoor al gedacht dat ze op een dag te ver zou gaan,’ zei O’Reilly. ‘Die stomme kat probeerde naar zijn neus uit te halen, en ik denk dat de Smithwick’s hem wat moed heeft gegeven.’

Seamus leek zich niet bewust van alle drukte om hem heen en zei: ‘En dan nog iets. Hier is een blijk van onze grote achting voor dokter O’Reilly.’ Hij sprong van de tafel af en ging naast de met zeildoek bedekte berg staan. ‘Ik zou graag willen dat hij het zelf openmaakt.’

‘Jouw beurt, Fingal,’ zei Barry.

Terwijl O’Reilly met grote passen over het gras liep, ging Barry weer naast Patricia staan. Ze lachte toen ze zijn doorweekte broek zag. ‘Barry, ik denk dat ik dat het interessantst aan je vind.’

‘Wat?’

‘Je broek. Ik heb je maar één keer in een schone broek gezien.’ Barry voelde zich even zelfverzekerd als Arthur Guinness die de kat achternazat en lachte om diezelfde reden. Toen keek hij Patricia recht aan en zei: ‘En ik ben degene die de broek aanheeft.’

‘Dat zullen we nog wel eens zien,’ reageerde ze, maar ze bleef glimlachen, ging staan en gaf hem een zoen. ‘Zou je vanavond weg kunnen? Dan zal ik voor je koken.’

Hij interpreteerde haar glimlach als veelbelovend. ‘Natuurlijk, en ik beloof je dat ik een schone broek aantrek.’

‘Mogen wij ook komen?’ vroeg Jack Mills.

‘Geen sprake van,’ reageerde Barry lachend. Hij zag Arthur Guinness naar de takken van de kastanjeboom staren. Kinky probeerde de hond weg te sturen en riep: ‘Kom naar beneden, kleine kraai!’

‘Het is net zoiets als die onthullingen die de koningin moet doen,’ hoorde hij Seamus zeggen. ‘U moet aan dat touwtje trekken.’

‘Hieraan?’ O’Reilly had een stuk gerafeld touw vast.

‘Ja. Nu ga ik tot drie tellen, dokter. Een…’

‘Twee,’ brulden Barry en alle anderen. ‘Drie.’

O’Reilly trok en toen werd een negentig centimeter lange en negentig centimeter hoge hobbeleend zichtbaar, met een groene kop met een gele snavel en een bruin zadel op zijn beige rug geschilderd.

‘Mijn hemel!’ zei O’Reilly terwijl alle aanwezigen verbaasd hun adem inhielden. ‘Wat is dat ding mooi, Seamus.’

‘Gaat u er maar eens op zitten,’ zei Seamus, die O’Reilly bij de arm pakte.

O’Reilly ging schrijlings op de hobbeleend zitten.

‘Nu eendjerijden, cowboy!’

O’Reilly liet zich iets zakken, aarzelde en zei: ‘Ik denk dat ik hier een beetje te zwaar voor ben.’ Hij ging weer rechtop staan, liep over het gazon, tilde Jeannie op en zette haar in het zadel. Ze begon te hobbelen, lachend naar een rij kinderen die met veel lawaai hun beurt opeisten.

‘Ziet u nu wel,’ zei Seamus stralend. ‘Ik had al gezegd dat kinderen ze prachtig zouden vinden.’

‘Daar zou je nog wel eens gelijk in kunnen hebben,’ reageerde O’Reilly peinzend.

‘Degene die ze heeft gekocht zal er een fortuin mee verdienen,’ voegde Seamus eraan toe.

Het kostte Barry geen moeite om te begrijpen waarom de punt van O’Reilly’s neus iets verbleekte. Misschien was zijn timing niet al te best, maar toch liep hij van Patricia weg, naar O’Reilly toe. ‘Fingal?’

‘Wat is er?’

‘Ik neem aan dat ik niet…’

‘Een avondje vrij zou kunnen hebben?’ O’Reilly keek strak naar Patricia.

‘Inderdaad.’

‘Als je me een biertje aanbiedt mag je van mij vrij nemen.’

‘Afgesproken.’ Barry wilde naar de tent lopen voordat de rij te lang werd. Hij voelde O’Reilly’s hand op zijn arm en keek om.

‘Morgen kun je ook vrij nemen. Ik red het wel zonder jou, al zou ik wel graag willen dat je hier blijft. Als assistent en over een jaar als compagnon.’

Barry liet even zijn hoofd hangen, keek de grote man toen diep in diens bruine ogen en zei: ‘Daar moet ik over nadenken, Fingal. Echt waar. Maar misschien ga ik dat inderdaad wel doen.’

‘Denk er rustig over na en ga nu alsjeblieft een biertje voor me halen. Plus een Smithwick’s voor Arthur.’

‘Ik ben zo weer terug,’ zei Barry tegen Patricia. Toen liep hij naar de geïmproviseerde bar.

In de rij wachtte hij op zijn beurt. Hij wist dat de meeste dorpsbewoners hem begonnen te accepteren, maar dat hij nog niet zo dominant aanwezig was als O’Reilly en nog niet het recht had verdiend gewoon naar voren door te stomen. Degenen die gewoon hun beurt afwachten worden ook bediend, dacht hij.

Hij keek naar Patricia, die diep in gesprek was met O’Reilly. Het zonlicht zorgde voor spikkeltjes op haar haar en haar ogen straalden. Ze moest hebben gezien dat hij haar kant op keek, want ze zwaaide glimlachend naar hem. Hij zwaaide terug. Hij zou de drankjes voor O’Reilly en diens hond halen en dan vertrekken. Met Patricia.

‘Ahum.’

Barry draaide zich om.

‘Ahum,’ zei Donal Donnelly nogmaals. ‘Dokter, u stond vast aan iets belangrijks te denken, maar de rij is inmiddels opgeschoven.’

‘Wat zeg je?’

‘Ik denk dat we iets dichter bij de bar kunnen komen.’

‘Oké.’ Barry schuifelde naar voren. Iets belangrijks? Niets was op dat moment voor hem belangrijker dan Patricia.

‘Ik stond net te denken aan de dag waarop u me vroeg hoe u in Ballybucklebo moest komen,’ zei Donal. ‘Herinnert u zich dat nog?’

‘Ja.’ Hij herinnerde zich inderdaad de gele gaspeldoorn, de fuchsia’s, het zingen van de merel, de instructie níét bij de zwart-witte koe af te slaan. Hij herinnerde zich ook hoeveel zorgen hij zich had gemaakt over zijn sollicitatiegesprek, en dat Donal al op de vlucht was geslagen bij het noemen van O’Reilly’s naam. Toen had hij niet begrepen waarom Donal er als een haas vandoor was gegaan, maar nu begreep hij dat wel.

Donal knikte om aan te geven dat de rij weer was opgeschoven, en Barry zette een paar stappen naar voren.

Donal hield zijn hoofd scheef en zei: ‘Mag ik u iets vragen?’

‘Natuurlijk.’

‘U bent hier nu een tijdje. Hoe denkt u over Ballybucklebo… en het werken voor dokter O’Reilly?’

‘Dat alles bevalt me prima,’ zei Barry zonder te aarzelen. Hij dacht even na over het kleine, rustige dorp met zijn pub en huisjes met rieten daken op de oevers van Belfast Lough, en natuurlijk over de bewoners ervan: Kinky, Donal, Julie MacAteer, Jeannie Kennedy, de Galvins, Maggie en Sonny.

Toen werd hij afgeleid door de bulderende lach van O’Reilly, die de zachte zomeravond in Ulster doorbrak. Dokter Fingal Flahertie O’Reilly, een fenomeen apart. Barry wist echter dat hij niemand liever als behandelend arts zou hebben indien hij zelf ooit ziek werd.

Hij glimlachte naar O’Reilly en Patricia en mompelde: ‘Bevallen is volgens mij het juiste woord niet. Ik vind het hier geweldig.’ Dokter Barry Laverty wist dat dat de waarheid was.