Meer haast, minder snelheid
Barry liep achter meneer Kennedy en dokter O’Reilly aan naar de boerderij. Die telde slechts één verdieping, was wit geschilderd en voorzien van een rieten dak dat te oordelen naar het vele mos al in jaren niet was vervangen. Uit een schoorsteen kwam rook. Barry kon brandende turf ruiken. Alle ramen werden door zwarte luiken geflankeerd.
Hij hoorde O’Reilly vragen: ‘Hoe gaat het dit jaar met de gerst, Dermot?’
‘Prima, dokter, en ik heb nog steeds dat contract met de whiskeydistilleerderij in Bushmills.’
Dat zou O’Reilly gelukkig moeten maken, dacht Barry.
Een schuur zonder deuren – gemaakt van grijze betonblokken – stond achter op het erf. Tegen een van de muren waren balen hooi opgestapeld en een Massey Harris-tractor stond onder het golfplaten dak geparkeerd. Kieken keken vanuit hun boxen naar Barry. Kippen en een arrogante haan pikten in de met stro bedekte modder op het erf. Een bordercollie keek toe vanuit zijn hok in de buurt van de voordeur.
‘Gaat u naar binnen, dokters,’ hoorde Barry meneer Kennedy zeggen. Hij keek naar zijn modderige schoenen.
‘Daaraan kunt u uw schoenen schoonmaken,’ zei meneer Kennedy, en hij wees op het schraapijzer naast de deur.
Barry verwijderde zoveel mogelijk modder en liep een lichte keuken in. Een fornuis van gietijzer en zwart email stond tegen de verste muur. Een wolkje stoom steeg uit een ketel op naar de geverniste plafondbalken, en op de vloer lagen tegels.
‘De dokters zijn er, lieve,’ riep meneer Kennedy.
Een vrouw ging staan en schonk thee in een kop die was beschilderd met narcissen. Vanwege de rimpels in haar hals en een lichte kromming van twee vingers van haar rechterhand meende Barry dat ze voor in de vijftig moest zijn. ‘Hartelijk bedankt voor uw komst, dokter O’Reilly.’
O’Reilly nam plaats aan een solide ogende, vurenhouten tafel. ‘Graag gedaan. Dit is mijn nieuwe assistent, dokter Laverty.’
Mevrouw Kennedy knikte naar Barry.
Ze had een schort voor. Haar grijzende haar was niet verzorgd en hoewel ze glimlachte, deed ze dat alleen met haar lippen. De donkere kringen onder haar ogen verrieden dat die glimlach geforceerd was.
‘Wilt u ook een kopje thee, dokter?’
‘Graag.’
‘Gaat u zitten. Dan zal ik nog een kop pakken.’ Ze liep naar een Welshe buffetkast met blauwe borden in rekken. Een jampotje met rode en gele Oost-Indische kersentakken stond fier in het midden op de onderste plank.
Barry trok een stoel naar achteren en ging naast O’Reilly zitten. Hij bedankte de vrouw toen ze hem een kop donkere thee gaf.
‘Wat wilt u erin?’
‘Alleen melk, alstublieft.’
Ze gaf hem een kan.
‘Je zei dat Jeannie zich sinds gisteren niet zo lekker voelt?’ Voor het eerst in de korte periode dat Barry O’Reilly kende, klonk diens stem niet kortaf.
‘Ja, dokter. Ze wil niets eten en ze zegt dat ze pijn in haar buikje heeft.’
‘Heeft ze overgegeven?’
‘Eén keer. Haar bedje zat helemaal onder. Ze vond het heel erg. Bridget en ik zijn de hele nacht met haar in de weer geweest.’ Meneer Kennedy keek even naar zijn vrouw.
‘En ze heeft koorts,’ zei mevrouw Kennedy zacht terwijl ze de zoom van haar schort vastpakte.
‘Bridget, waarom heb je dat alles niet door de telefoon tegen mevrouw Kincaid gezegd?’ vroeg O’Reilly. ‘In dat geval was ik eerder gekomen.’
‘Och, dokter, we weten hoe druk u het hebt.’ Mevrouw Kennedy verfrommelde de stof van haar schort. ‘Het zal toch niets anders zijn dan een beetje buikpijn?’
‘Hmmm.’ O’Reilly tuitte zijn lippen. ‘Misschien kunnen we nu maar beter even naar haar gaan kijken.’ Hij ging staan.
Meneer Kennedy keek naar zijn vrouw. ‘Ga jij maar mee, Bridget.’
‘Deze kant op, dokter,’ zei ze, en ze liep naar een deur.
‘Kom mee.’ O’Reilly pakte zijn tas en zette een stap opzij om Barry de ruimte te geven. Barry liep achter mevrouw Kennedy aan een gang naar een kleine slaapkamer door. Felgekleurde sitsen gordijnen flankeerden de ramen. Een zonnestraal bescheen de sprei op het bed, waarin een klein meisje lusteloos tegen twee kussens aan lag. Ze had staartjes in haar zwarte haar en hield een teddybeer tegen een rode wang gedrukt. Met te felle bruine ogen keek ze naar Barry.
‘Jeannie, dit is dokter Laverty,’ zei mevrouw Kennedy.
Barry liep naar een hoek van de kamer en zag dat O’Reilly naar het kind grinnikte en op de rand van het bed ging zitten. De veren kraakten door zijn gewicht.
‘Gaat het niet zo goed met je, Jeannie?’ vroeg O’Reilly.
Ze schudde haar hoofd. ‘Mijn buik doet zeer.’
O’Reilly drukte de rug van zijn rechterhand tegen het voorhoofd van het meisje. ‘Heet,’ zei hij. ‘Jeannie, mag ik je pols even voelen?’
Ze stak hem haar rechterarm toe.
‘Honderdtien,’ zei O’Reilly.
In gedachten voegde Barry dat gegeven aan de overige informatie toe. Het kind had al vierentwintig uur buikpijn, wilde niet eten, had overgegeven, had koorts en een snelle hartslag. Hij was er al vrij zeker van dat het om een blindedarmontsteking ging. Hij keek even naar mevrouw Kennedy, die bij het voeteneind van het bed stond en naar haar dochter probeerde te glimlachen.
‘Jeannie, mag ik je teddybeer eens bekijken?’ vroeg O’Reilly.
Ze gaf hem de beer die op sommige plaatsen al kaal was geworden en een half opgegeten oor had. O’Reilly legde hem op de sprei. ‘Beer, steek je tong uit en zeg eens A,’ zei hij. Hij boog zich voorover en keek naar de snuit van de beer. ‘Prima. Nu ga ik je buik voelen.’ Hij knikte bedachtzaam. ‘Te veel snoep.’
Jeannie glimlachte.
‘Nu ben jij aan de beurt.’ O’Reilly gaf het meisje de beer terug. ‘Steek je tong maar uit.’
Het kind gehoorzaamde. O’Reilly boog zich naar voren en snoof. ‘Dokter Laverty, kijkt u hier ook eens naar.’
Barry liep naar het bed toe. Er zat schimmel op de tong van het meisje, en haar adem stonk.
‘Mama, kunnen we de dekens terugslaan?’ vroeg O’Reilly.
Mevrouw Kennedy deed dat.
Barry zag Jeannie van haar moeder naar haar buik en toen naar O’Reilly’s gezicht kijken.
‘Kun je wijzen waar de pijn is begonnen?’
Haar vinger bleef zweven boven haar onderste ribben.
‘Heb je daar nog steeds pijn?’
Ze schudde plechtig haar hoofd en wees nu op een plek onder haar rechterzij.
Barry schrok. Het volgende onderdeel van het onderzoek zou niet prettig zijn, want een van de signalen van een blindedarmontsteking was gevoeligheid rond die plek. Als de buikwand werd ingedrukt en opeens weer werd losgelaten, zou de beweging van de ontstoken lagen van het buikvlies heel pijnlijk zijn. Erger was misschien nog wel dat de arts volgens de medische handboeken een patiënt in een geval als dit rectaal moest onderzoeken. Barry had altijd al een hekel gehad aan de kindergeneeskunde: de doodsangst van de patiëntjes, de tranen, de zorgen van de ouders die er niets van begrepen. Hij vond het heel vervelend kinderen pijn te doen, maar hij begreep wel dat dat soms noodzakelijk was.
‘Oké,’ zei O’Reilly, die tot verbazing van Barry de dekens weer omhoogtrok, over het nachtjaponnetje met Peter Rabbit heen. ‘Jeannie, heb je zin in een ritje naar Belfast?’
Het meisje keek naar O’Reilly en toen naar haar moeder, die knikte. ‘Best wel,’ zei ze. ‘Mag de beer mee?’
‘Natuurlijk,’ zei O’Reilly. ‘Nu moet je braaf blijven liggen, want ik moet even met mama praten.’ Hij ging staan en boog zich voorover om een haarlok uit het gezicht van het meisje te vegen. Toen rechtte hij zijn rug weer en liep naar de deur.
Barry aarzelde. Dit was niet goed. O’Reilly was niet grondig genoeg te werk gegaan. Hij had het patiëntje nauwelijks onderzocht. Die man had verdomme zo’n haast om op tijd terug te zijn voor die rugbywedstrijd dat hij te kort door de bocht ging.
‘Komt u mee, dokter Laverty?’
Barry keek nogmaals naar het meisje en probeerde te bepalen of hij het onderzoek verder moest afronden.
‘Laverty?’
Nee. Op dit moment zou hij er niets over zeggen, maar later zou hij dit wel met O’Reilly bespreken. Moeten toekijken hoe O’Reilly nutteloze medicatie dwars door de kleren van patiënten heen injecteerde en een krankzinnige oude vrouw – die naar het idee van Barry een grondig psychiatrisch onderzoek behoefde – met vitamine in de maling nam was nog tot daar aan toe. Maar deze behandeling van een meisje dat duidelijk ziek was…
‘Tot ziens, Jeannie,’ zei Barry toen hij de kamer uit liep en weer naar de keuken ging.
Meneer Kennedy hield een arm om de schouders van zijn vrouw heen, en zij depte haar ogen met de zoom van haar schort.
O’Reilly hield de hoorn van een telefoon tegen zijn oor gedrukt. Hij zou een ambulance regelen. Fraai, dacht Barry. Stuur het kind naar een ziekenhuis en draag haar over, zodat jij naar die ellendige rugbywedstrijd kunt kijken.
O’Reilly’s stem werd door de plafondbalken weerkaatst. ‘Jullie hebben geen bedden vrij? Wat betekent dat verdomme nou weer? Ik heb hier een klein meisje met een blindedarmontsteking. Ze arriveert over een half uur bij het ziekenhuis… Onzin, jongeman.
Ga Sir Donald Cromie zoeken… Het kan me geen moer schelen dat dit zijn vrije dag is. Zeg tegen hem dat dokter Fingal Flahertie O’Reilly heeft gebeld. Nee. Niet O’Rafferty, mafketel. O’Reilly. O’Reilly uit Ballybucklebo.’ Hij smeet de hoorn op de haak. ‘Jonge artsen zijn een verschrikking.’
‘Hebt u al een ambulance geregeld?’ vroeg Barry.
‘Doe niet zo belachelijk,’ bromde O’Reilly. ‘We brengen haar met mijn auto naar Belfast.’
‘Ik dacht dat u naar huis wilde om…’
‘Doe niet zo stom. Die blindedarm moet eruit, en snel ook. We hebben geen tijd om op een ambulance te wachten.’
Toen de Kennedy’s waren afgeleverd bij het Royal Belfast Hospital for Sick Children en O’Reilly te horen had gekregen dat Sir Donald Cromie het met zijn diagnose eens was en Jeannie meteen zou opereren, sprak hij nog even met mevrouw Kennedy, pakte toen Barry bij de arm en dirigeerde hem naar de auto.
‘Kom mee. Als we een beetje haast maken kunnen we de tweede helft nog zien.’
Hij was die wedstrijd dus niet vergeten, dacht Barry, die op zijn beurt niet was vergeten wat zich op de boerderij had afgespeeld. Hoewel O’Reilly niet grondig genoeg te werk was gegaan had hij wel de juiste diagnose gesteld en meer gedaan dan van hem mocht worden verwacht door de Kennedy’s naar Belfast te rijden. Dat veranderde echter niets aan Barry’s gevoelens.
Toen O’Reilly vanaf het ziekenhuisterrein Falls Road op draaide, zei Barry: ‘Ik denk dat je met het stellen van de juiste diagnose veel mazzel hebt gehad.’
‘O ja? Waarom denk je dat?’
‘Je hebt het kind niet fatsoenlijk onderzocht omdat je haast had.’
‘Werkelijk?’
‘Die indruk had ik in elk geval.’
O’Reilly ontweek een fietser. ‘Stommeling,’ mompelde hij.
‘Wil je zeggen dat ik stom ben?’
‘Nee, maar als je dat wilt, kan ik dat nog altijd doen.’ Hij stopte voor een rood verkeerslicht en draaide zich naar Barry toe. ‘Zodra we die kamer in waren gelopen was de diagnose zo klaar als een klontje. De stank uit haar mond was onmiskenbaar.’
Barry keek naar O’Reilly’s neus en verwachtte dat veelzeggende wit weer te zien. Dat was er niet.
‘Wilde jij op haar buik drukken en in haar achterste porren omdat dat in de boeken staat?’
‘Tja, ik…’
‘Niks tja. Dat meisje was doodsbang en het was nergens voor nodig haar nog meer pijn te doen.’
‘Ik veronderstel…’ Barry zag de logica van O’Reilly wel in. Hij wist ook dat O’Reilly de Kennedy’s niet zelf naar Belfast had hoeven brengen.
‘Je veronderstelt maar een eind weg,’ zei O’Reilly, ‘en let in de tussentijd goed op wat ik doe. Dan zul je een paar dingen leren die niet in de medische handboeken staan.’