Alle beroepen zijn samenzweringen tegen het lekendom
Barry was teleurgesteld omdat hij de vorige avond de kans niet had gehad Kinky nog even te spreken. Dat kwam omdat hij en O’Reilly waren weggeroepen in verband met een andere bevalling. Grinnikend knoopte hij zijn das. Indien nog veel meer moeders hun kind uit dankbaarheid naar hem gingen vernoemen, zou het lastig worden te bepalen over welke kleine Barry uit Ballybucklebo iemand het had.
Hij zou er echter niet zijn beklag over doen. Wanneer een dankbare, gezonde vrouw een baby veilig op de wereld zette, deed dat wonderen voor je moreel. Misschien was het niet even uitdagend als hersenchirurgie, of even intellectueel stimulerend als het werk van een cardioloog of een endocrinoloog – het irriteerde Barry dat hij zijn eigen gedachten niet samenhangender onder woorden kon brengen – maar het voelde wel juist en goed aan.
Hij liep naar de eetkamer.
‘Goeiemorgen, Fingal.’
‘Wat loop jij te stralen.’ O’Reilly keek op van zijn bord met lamsniertjes. ‘Ben je tevreden over jezelf?’
‘Tja, ik…’
‘Dat zou je wel moeten zijn. Je bent goed met bevallingen.’
Barry nam een kleine portie en snoof de geur op van een van Kinky’s mysterieuze maar altijd heerlijke sauzen.
‘Ik weet het,’ zei O’Reilly. ‘Je bent hierheen gekomen om te kijken of het vak van huisarts je beviel.’
Bij de buffetkast draaide Barry zich om.
‘Ik wil je niet dwingen hier te blijven,’ zei O’Reilly, en hij keek Barry recht aan. ‘Misschien ben je beter af als je je gaat specialiseren tot vrouwenarts.’
Barry wist niet wat hij daarop moest zeggen. Gisteravond had hij zich afgevraagd of dat iets voor hem was.
‘Jongen, je moet doen wat voor jezelf het beste is.’
‘Heel aardig van je om dat te zeggen, Fingal.’
‘Onzin.’
‘Toch is het zo.’
O’Reilly haalde een keer diep adem. ‘Ik wilde vrouwenarts worden, maar toen brak de oorlog uit en was ik zo stom me als vrijwilliger aan te melden. Na de oorlog was ik te oud om nog eens vier jaar in opleiding te gaan. Ik moest in mijn levensonderhoud voorzien, en het is hier niet al te beroerd.’
Barry herinnerde zich dat zijn vader had gezegd dat de doden en gewonden niet de enige slachtoffers van een oorlog waren. ‘Dat wist ik niet.’
‘Waarom had je dat ook moeten weten?’
Barry schudde zijn hoofd. ‘Nergens om, maar ik voel me gevleid omdat je het me hebt verteld.’
‘Onzin. Ik vertel het je alleen om te voorkomen dat je gaat denken dat ik aardig ben.’
Dwaze oude man, dacht Barry. Je zou nog doodgaan van ellende als je iemand liet vermoeden dat je een zachtere kant had. ‘Misschien was “aardig” het juiste woord niet. Ik bedoelde eigenlijk te zeggen dat je eerlijk was.’
Dat leek O’Reilly milder te stemmen. ‘Je moet zelf een keus maken. Nu verder je mond houden en eten. Ik heb heel veel om over na te denken.’ O’Reilly boog zich over zijn bord heen, nam een hap en kauwde krachtig.
Barry ging zitten. Ook hij had veel om over na te denken. De specialisatie tot vrouwenarts had veel aantrekkelijke kanten en hij twijfelde er niet aan dat hij ervan zou genieten. Veel tevreden patiënten wanneer alles goed ging, en dat ging het gewoonlijk. Maar het betekende ook dat je dagen in een kliniek moest doorbrengen met het behandelen van vrouwen met een vaginale afscheiding of hevige menstruaties. En het hart van sommige vrouwen moest breken door de mededeling dat ze niet in verwachting konden raken. Die arme stakkers geloofden vaak ten onrechte dat hun arts kon helpen, maar hij wist dat er in de meeste gevallen weinig of niets kon worden gedaan wat bewezen effectief was. Het was maar goed dat veel vrouwen toch wel degelijk in verwachting konden raken – gewoonlijk ondanks hun arts. En dan waren er ook nog de diverse vormen van kanker. Hij rilde even. Eierstokken. Baarmoedermond. Hij had vrouwen aan die twee vormen van kanker zien sterven, ondanks heroïsche en radicale chirurgie en zware doses radiotherapie.
‘Je niertjes worden koud,’ zei O’Reilly. ‘Kinky zal je vermoorden.’
‘Wat zeg je?’
‘Doe die niertjes terug in de schaal. Misschien valt dat haar niet op.’
‘Oké.’ Barry ging snel staan en schraapte het laatste beetje van de inmiddels koude hap van zijn bord toen Kinky de kamer in kwam, zag wat hij deed en krachtig snoof. Zo krachtig, zoals ze zelf vaak zei, dat je er een kitten nog mee door een schoorsteen kon trekken.
‘Was er iets mis met de niertjes?’ vroeg ze met over elkaar geslagen armen en trillende kinnen.
Barry zocht meteen dekking, als een muis die van het licht van een zaklantaarn is geschrokken. ‘Helemaal niets. Mijn ogen waren alleen groter dan mijn maag, en dus kon ik niet alles opeten.’
‘Hmmm.’
‘Het is de waarheid,’ zei O’Reilly. ‘Hij was te hebberig, al moet ik zeggen dat ik hem dat niet kwalijk kan nemen.’ Hij stak haar zijn grondig schoongeveegde bord toe. ‘Ze waren hemels.’ Hij dwong zichzelf te boeren. ‘Sorry.’
‘Oké.’ Ze hield haar armen niet langer over elkaar geslagen en nam het bord van hem over. Toen keek ze naar de schaal. ‘Daar kan ik een lekker pasteitje van maken, met rundvlees erbij. Mits u het niet erg vindt vanavond nog een keer niertjes te eten, natuurlijk.’
‘Dat zou geweldig zijn,’ zei Barry. ‘Kinky?’
‘Wat is er?’
‘Heb je mevrouw Bishop gisteravond nog kunnen spreken?’
Kinky straalde. ‘Ja, en u had gelijk. Die jonge vrouw uit Rasharkin werkt als dienstmeisje bij de Bishops. Alleen goed voor het opknappen van het vuile werk.’
Barry glimlachte. Het klassenonderscheid tussen degenen die in een huishouding werkten was net zo rigide als het kastenstelsel in India. Een huishoudster was even ver verheven boven een dienstmeisje als een brahmaan boven een straatveger.
‘Hoe lang werkt ze daar al?’ vroeg O’Reilly.
‘Drie maanden.’
O’Reilly gebruikte zijn vingers om te tellen. ‘Interessant. Kan ze het goed vinden met de Bishops?’
‘Mevrouw Bishop vindt het vreselijk dat ze haar ontslag heeft aangezegd. Het meisje heeft er een tijd geen reden voor willen opgeven, maar nu zegt ze dat ze een zus heeft die in Liverpool woont.’
O’Reilly keek even naar Barry.
Kinky snoof opnieuw, zachter deze keer. ‘En nu is mevrouw Bishop razend, omdat er volgens haar helemaal geen zus in Engeland bestaat.’
‘Wat is naar haar idee dan de reden?’
‘Bertie Bishop is altijd al een rokkenjager geweest, en mevrouw Bishop vermoedt dat hij dat meisje een keer te vaak in haar billen heeft geknepen.’
O’Reilly’s ogen werden groot. ‘Je meent het!’
Barry was er niet zeker van waar O’Reilly op zinspeelde, en naar zijn idee was het op dit moment belangrijker erachter te komen wie de vader van de baby kon zijn. ‘Kinky, weet je toevallig of Julie een vriend heeft?’
Kinky fronste haar wenkbrauwen. ‘Daar heb ik wel naar gevraagd.’
‘En?’
‘Dat wist mevrouw Bishop niet, maar er schijnt af en toe ’s avonds wel een man met rood haar naar de bediendenverblijven te zijn gekomen.’
‘Wist ze ook wie dat was?’
Kinky schudde haar hoofd. ‘Ze heeft alleen soms een glimp van hem opgevangen.’
‘Verdorie.’
‘Barry, maak je daar niet druk over.’ O’Reilly wreef in zijn handen met het enthousiasme – meende Barry – van Ebenezer Scrooge die naar een stapel gouden munten kijkt. ‘Heel hartelijk bedankt, Kinky. Je bent een betere spion dan James Bond, en bovendien kan die man niet koken.’
‘O, dokter, kom nou toch!’ Kinky grinnikte. ‘Ik heb een van die nul-nul-zeven-films gezien.’ Ze liet haar stem dalen en zei tot grote verbazing van Barry: ‘Ik zou het niet erg vinden wanneer de pantoffels van die Sean Connery onder mijn bed stonden.’
‘Kinky Kincaid, je bent een vrouw met wie terdege rekening moet worden gehouden,’ zei O’Reilly.
‘En u bent te veel aan het vleien voor een man die moet werken.’
‘Valt er veel werk te verzetten?’
‘Niet al te veel. Een stuk of zes vaste klanten, en later komt Julie MacAteer.’ Kinky fronste haar wenkbrauwen. ‘Cissie Sloan is er ook, en het is niet haar dag voor dat tonicum.’
Kinky had gelijk. De wachtkamer was halfleeg. Toen Barry en O’Reilly door de op een kiertje staande deur de kamer in keken, fluisterde Barry: ‘Fingal, je moet gisteren een betere voorstelling ten beste hebben gegeven dan je had gedacht. Ze zijn niet allemaal teruggekomen.’
‘Dat komt nog wel. Zoals Jezus zelf gezegd zou hebben: “De armen én de vermoeide ambulante gewonden zijn altijd bij ons.”’
‘Je vergist je. De tekst luidt: “Want de armen behoudt ge altijd.” In elk geval in de King James-versie van de bijbel. Johannes 12:8.’
‘Ook goed.’ Toen gooide O’Reilly de deur open en brulde: ‘Wie is de eerste?’
Cissie Sloan ging staan.
‘Sorry, Cissie, maar we zullen de resultaten pas over een half uur binnen hebben. Ik kom je halen zodra ze er zijn.’
Ze liet zich weer op haar stoel zakken.
‘Wie dan?’
‘Ik, meneer.’
Barry liep achter O’Reilly en de patiënt aan naar de spreekkamer. De patiënt was een lange, mistroostig ogende man die gekleed ging in een zwart, driedelig pak. Zijn donkere haar was steil en ingevet en had zo’n keurige scheiding in het midden dat hij naar het idee van Barry een passer moest hebben gebruikt om de meridiaan te vinden. Of hij had zijn schedel gewoon bestreken met zwart glazuur.
Hij had hoge jukbeenderen en holle wangen en dat zou zijn gezicht er hebben doen uitzien als een schedel als zijn neus er niet was geweest. De laatste centimeters ervan leken op een tomaat vol putjes. Barry herkende dat verschijnsel. Rhinophyma: een huidzwelling bij het onderste deel van de neus.
De ongelukkige man zou voor een half geschminkte clown kunnen doorgaan, of voor een magere W.C. Fields op een dag vol drank.
‘Gaat u zitten, meneer Coffin,’ zei O’Reilly, die zelf in de draaistoel plaatsnam. ‘Wat is er aan de hand?’
‘Ik ben mezelf niet.’ Zijn stem was even somber als zijn manier van doen.
Barry wist dat meneer Coffin bedoelde dat hij zich in algemene zin niet lekker voelde en geen specifieke klachten had.
‘Nog steeds niet?’ vroeg O’Reilly.
‘Inderdaad.’ Hij zei het langzaam en zwaarwichtig, maar pas na diep te hebben nagedacht.
‘U bent naar de twee specialisten gegaan die ik u had aangeraden?’
‘Inderdaad.’ Even zwaarwichtig.
‘En zij konden geen van beiden ontdekken wat er met u aan de hand was?’
‘Inderdaad.’ Op dezelfde toon.
Sommige plattelandsmensen konden een beetje terughoudend zijn, maar Barry meende dat deze meneer Coffin Ulster zou kunnen vertegenwoordigen als er ooit een internationale competitie voor zwijgzame mensen werd georganiseerd.
O’Reilly stelde nog een paar vragen, die allemaal op dezelfde manier werden beantwoord. Toen zei O’Reilly: ‘Meneer Coffin, we zitten een beetje vast. Zou u een korte vakantie in overweging willen nemen?’
De patiënt fronste zijn wenkbrauwen, keek naar het plafond, haalde diep adem, leek iets te willen zeggen, dacht nog even na en zei toen: ‘Neeee.’
Het ‘inderdaad’ was telkens op iets hogere toon gemeld. Het ‘nee’ klonk minstens een octaaf lager en leek te passen bij het feit dat zijn smalle achterste steeds verder van de scheefstaande stoel af gleed.
Het kostte Barry erg veel moeite zijn gezicht in de plooi te houden.
‘Het enige wat ik u kan aanraden is voldoende frisse lucht, een gezond dieet en veel slaap,’ zei O’Reilly.
‘O?’ Klaaglijk.
O’Reilly zuchtte. ‘Ik neem aan dat u een middeltje zou kunnen proberen dat mijn grootmoeder gebruikte voor mensen die een beetje depressief waren.’
‘O?’ Nu klonk er een beetje belangstelling door.
‘U zou op zoek kunnen gaan naar wortels van sint-janskruid. Die moet u dan fijnhakken en er thee van zetten.’
‘Werkelijk?’
‘Werkelijk.’
Het is kennelijk besmettelijk, dacht Barry terwijl O’Reilly meneer Coffin meenam naar de voordeur.
‘Probeer dat sint-janskruid, maar kom terug als u zich zorgen blijft maken,’ zei O’Reilly.
‘Hmmm,’ kreunde meneer Coffin, en toen vertrok hij.
‘Die arme stakker,’ zei O’Reilly nadat hij de deur had dichtgedaan. ‘Ik durf erom te wedden dat jij niet weet hoe hij in zijn levensonderhoud voorziet.’
‘Het is geen wonder dat de wachtkamer halfleeg is. De mensen hier zijn doodsbang voor hem. Ze denken dat hij ongeluk brengt. Hij is namelijk onze begrafenisondernemer.’
‘Dat meen je niet.’
‘Dat meen ik wel. Heb je zijn neus gezien? Over het dragen van een kruis gesproken. Niets kan de mensen hier ervan overtuigen dat een grote rode neus niet op alcoholisme wijst en die arme oude Coffin is hier in Ballybucklebo de leider van de Pioniers.’
‘De Pioniers?’
‘Dat is een club van geheelonthouders. Op hun dertiende moeten ze plechtig beloven drank nooit ook maar met een vinger aan te raken.’ O’Reilly rilde.
‘O.’
‘Het is geen wonder dat hij zichzelf niet is. Zou jij dat niet zijn met een baan en een neus als de zijne, en niet eens de troost van een borrel op zijn tijd?’
‘Het moet niet echt gemakkelijk zijn.’
‘Aan die neus van hem kunnen we niets doen, en hij kan het zich niet veroorloven zijn baan op te geven.’ O’Reilly zuchtte. ‘Het enige wat wij kunnen doen is naar hem luisteren. Misschien zal die kruidenthee van mijn grootmoeder werken.’
‘Hmmm,’ zei Barry.
‘Begin jij daar alsjeblieft ook niet mee. Ga kijken of de post al is bezorgd. Als je gelijk hebt, zullen we in elk geval wel iets voor Cissie kunnen doen.’
Twee uitslagen in de envelop: een voor Cissie en een voor Julie MacAteer. Barry was blij te zien dat hij bij Cissie de juiste diagnose had gesteld, maar die vreugde werd getemperd toen hij las dat Julie inderdaad zwanger was.
Hij probeerde te glimlachen naar Julie, die in de wachtkamer zat. ‘Ik kom je zo halen, Julie.’ Hij keek haar niet recht aan. ‘Wilt u met me meekomen, mevrouw Sloan?’
‘Noemt u me toch Cissie.’
‘Goedemorgen, Cissie,’ zei O’Reilly. Hij trok vragend een wenkbrauw op en Barry knikte. ‘Ga zitten.’ O’Reilly ging staan en wees op de draaistoel.
Als je echt ziek was hoefde je dus niet op die scheve stoel te gaan zitten, constateerde Barry. Hij zag het verzoenende gebaar van O’Reilly bijna de mist ingaan toen het Cissie moeite kostte haar forse gestalte tussen de armleuningen te persen.
‘En, dokter Laverty?’ O’Reilly stak een hand uit. Barry gaf hem het roze formulier van het laboratorium. O’Reilly viste zijn leesbril uit zijn borstzakje, zette die stevig op zijn neus, bekeek het formulier en gaf het weer aan Barry. ‘Jij zult me moeten vertellen wat dit nieuwlichterige verslag te betekenen heeft.’
Meende hij dat serieus? Kon hij de resultaten niet interpreteren? Barry schraapte zijn keel en hoewel hij het woord tot Cissie richtte, bleef hij naar O’Reilly kijken. ‘Cissie, ik zal geen moeilijke woorden gebruiken. In een notendop komt het erop neer dat een klier in je hals te weinig aanmaakt van iets wat in je bloed terecht behoort te komen.’
O’Reilly hield zijn gezicht strak.
‘Dat spul wordt geacht je levenslustig te maken, en dus is het geen wonder dat je je opgebrand voelt. Het wordt ook aangemaakt om je te helpen het voedsel dat je eet goed te gebruiken. Net zoiets als een haard aansteken maar de schuif dicht laten, begrijp je wel?’
‘Ja,’ zei ze. Barry keek even naar haar. Ze zat voorovergebogen voor zover haar afmetingen dat toelieten, keek naar zijn gezicht en verwerkte duidelijk alles wat hij zei.
‘Als dat gebeurt kun je er kolen bij blijven doen, maar zullen die niet snel verbranden. Dat spul wordt thyroxine genoemd.’ Hij gebruikte bewust het woord ‘hormoon’ niet, wetend dat dat elke plattelandspatiënt doodsbang zou maken. ‘Als je lichaam te weinig thyroxine aanmaakt, is het alsof de schuif aldoor gesloten blijft.’
Ze legde haar handen op haar buik. ‘In deze buik zit dus een heleboel steenkoolgruis?’
‘Mijn hemel! Wie zou daar ooit aan hebben gedacht?’
‘Ik had al tegen je gezegd dat onze dokter Laverty heel geleerd is,’ zei O’Reilly.
‘Dat is hij inderdaad. Wat zal mijn man wel niet zeggen als ik hem over dat steenkoolgruis vertel!’ Ze klonk bloedserieus.
Barry keek naar O’Reilly, die vroeg: ‘Dokter Laverty, denkt u dat een schildklierextract zou kunnen helpen?’
‘Ja. Wilt u het recept voorschrijven?’
‘Dat zal ik doen,’ zei O’Reilly, en hij voegde de daad bij het woord.
‘Ik had al tegen je gezegd dat dokter O’Reilly een expert is in behandelmethoden,’ zei Barry.
‘Bof ik even dat ik u beiden als dokter heb.’
‘O, dat weet ik niet,’ zei Barry bescheiden.
‘Hierdoor zal Aggie op haar nummer worden gezet. Ze zei dat u die verwaande kwast van een majoor Fotheringham bijna de dood in had geholpen.’
Barry schrok.
‘Ik heb toen tegen haar gezegd dat een bisschop iets dergelijks ook had kunnen overkomen. Toen zei zij dat jullie volgens haar geen bisschoppen waren. Dat jullie geacht werden dokters te zijn. “Niemand is perfect, Aggie,” heb ik toen tegen haar gezegd.’ Ze keek O’Reilly recht aan terwijl die vergevende woorden over haar lippen kwamen.
Hij knikte.
‘Aggie… dat is mijn achterachternicht van vaderskant… de vrouw die zes tenen heeft…’
Mijn hemel, daar gaat ze weer, dacht Barry, en hij herinnerde zich het gedoe dat hij vrijdag had gehad bij het achterhalen van haar medische geschiedenis.
‘Zij zei dat jullie beiden het verschil niet kenden tussen een likdoornpleister en een anenema.’
‘Een wat?’
‘Een anenema. U weet vast wel wat ik bedoel. Het ding dat je in je achterste steekt als je verstopt bent. God weet dat ik de afgelopen zes maanden meer dan genoeg van die dingen heb gebruikt.’
‘Daar zal dit medicijn ook iets aan doen,’ zei O’Reilly, en hij gaf haar het recept. ‘Binnen de kortste keren ren je rond als een piepkuiken en heb je weer een figuur als een ballerina.’
‘Als een wat?’
‘Dan ben je weer zo slank als een den.’ Hij draaide zich naar Barry toe en knipoogde. ‘Precies wat ik u aldoor al heb willen leren, dokter Laverty. Je moet altijd een taal gebruiken die de patiënten kunnen begrijpen.’
Rotzak, dacht Barry, maar hij knipoogde wel terug.
‘Cissie…’ Hij vertelde haar hoe ze het medicijn moest gebruiken en ook wat de belangrijkste symptomen van een overdosis waren. In dat laatste geval moest ze dat meteen aan haar dokters melden. Toen begeleidde hij haar naar de deur.
‘Ik zal tegen Aggie en de anderen zeggen dat we hier in Ballybucklebo een ware professor hebben.’
‘Dat is nergens voor nodig, Cissie,’ zei Barry.
‘O nee? Aggie is degene die een anenema nodig heeft.’ Cissie liet haar stem dalen, maar toch lukte het haar te sneren. ‘Ze is een afschuwelijke kletskous.’
‘Prima gedaan,’ zei O’Reilly toen Cissie was vertrokken. ‘Dat meen ik. Het was een slimme diagnose, en je begint er slag van te krijgen dingen uit te leggen. De haard en de schuif. Fraai! En bedankt dat je tegen haar hebt gezegd dat ik meer weet over behandelmethoden.’
‘Dieven stelen niet van elkaar,’ reageerde Barry glimlachend.
‘Natuurlijk. Alle beroepen zijn samenzweringen tegen het lekendom.’
Barry fronste zijn wenkbrauwen. ‘Wie heeft dat gezegd?’
‘Weet je dat echt niet? George Bernard Shaw, in The Doctor’s Dilemma.’
‘Goed van jou, Fingal. En over dilemma’s gesproken… zij is de volgende.’ Hij gaf O’Reilly de uitslag van de zwangerschapstest van Julie MacAteer.
‘Loop maar naar binnen, Julie,’ zei O’Reilly, en hij hield de deur van de eetkamer open. Toen schoof hij bij de tafel een stoel naar achteren. ‘Ga zitten. Dokter Laverty, pak ook een stoel.’
Barry deed de deur dicht en ging met zijn rug naar het raam zitten, tegenover Julie. O’Reilly nam plaats aan het hoofd van de tafel.
‘Het is hier wat gezelliger dan in de spreekkamer.’
Barry hield de jonge vrouw nauwlettend in de gaten toen ze haar handen vouwde en haar onderarmen op het tafelblad liet rusten. Ze leek niet nieuwsgierig te zijn naar de omgeving en keek strak naar haar handen.
‘Julie, ik vind het heel vervelend voor je, maar…’ begon O’Reilly.
‘De test was positief, hè?’ Ze keek op.
Hij knikte. ‘Ik ben bang van wel.’
Ze rechtte haar schouders. ‘Ik wist het al wel.’ Ze haalde een keer diep adem. ‘Dus moet ik naar Liverpool?’
‘Nog niet meteen, maar uiteindelijk wel. Voordat het te zien is dat je in verwachting bent. Tenzij…’
‘Tenzij?’
‘De vader…’
‘Dat is onmogelijk.’
O’Reilly krabde aan zijn kin. ‘Mag ik vragen waarom?’
‘Dat mag u vragen, maar dat zal ik u niet vertellen.’
Barry zag iets als een glimlach bij haar mondhoeken. Lef had ze beslist.
‘Mij best, maar ik moest die vraag wel stellen.’
‘Dat weet ik. Is dat alles?’
‘We moeten je bloed laten onderzoeken in het kader van de prenatale begeleiding. Ik zal de formulieren voor het laboratorium gaan halen.’ Toen O’Reilly langs haar stoel liep legde hij een hand op haar schouder en kneep daar zacht in.
Ze draaide zich om en keek naar hem op. ‘Bedankt, dokter O’Reilly.’
O’Reilly bromde iets en liep de kamer uit.
‘Daar zitten we dan, dokter Laverty,’ zei Julie.
Barry aarzelde. Kinky had de moeite genomen meer over deze jonge vrouw te weten te komen en hij vermoedde dat er een eenvoudige reden was waarom de vader niet met haar kon trouwen. Hij besloot de koe bij de hoorns te vatten. ‘Julie, vind je het prettig voor de Bishops te werken?’
Ze schoot naar achteren. ‘Hoe weet u dat ik voor hen werk?’
‘Dit is een klein dorp.’
‘Net als Rasharkin. Hoe eerder ik hier weg ben, hoe beter.’
‘Is Bishop de vader?’
‘Wat zegt u? Die geilbaard?’ Ze fronste haar wenkbrauwen en haar wangen werden rood. Toen ging ze staan, zette haar handen op het tafelblad en liet haar gewicht op haar onderarmen rusten. ‘Daar heb ik te veel smaak voor.’
O’Reilly kwam terug, met de roze formulieren. Hij keek naar Julie en toen naar Barry, die zijn hoofd schudde.
Barry ploegde voort. ‘Als hij het is, kunnen we hem op zijn minst laten betalen voor…’
‘Hij is het niet.’
‘Wie is “hij”?’ vroeg O’Reilly.
‘Bishop. Ik heb Julie gevraagd of hij de vader zou kunnen zijn.’
‘En toen heb ik tegen dokter Laverty gezegd…’ Ze snikte een keer. ‘Hij heeft het wel bij me geprobeerd, maar ik laat die man niet bij me in de buurt komen.’
‘Julie, dokter Laverty probeerde alleen te helpen,’ zei O’Reilly vriendelijk.
‘Dat weet ik.’ Ze veegde de tranen weg met de rug van een hand. ‘Alleen al het dénken aan die man bezorgt me kippenvel.’ Haar groene ogen flitsten.
‘Dan zullen we het er verder niet over hebben.’ O’Reilly wachtte.
Ze frummelde aan de voorkant van haar rok en stak toen haar hand uit. ‘Geeft u me die formulieren nu maar. Waar moet ik voor die proeven naartoe? Kan ik ze hier laten doen?’
O’Reilly overhandigde haar de formulieren. ‘Dat kan, maar als je dit geheim wilt houden kun je beter naar de kliniek in Bangor gaan.’
‘Dat zal ik doen.’ Haar ogen waren weer droog en ze had haar kin uitdagend omhooggestoken. ‘Kan dat morgen?’
‘Natuurlijk. Dan hebben we de resultaten vrijdag binnen.’
Ze schudde haar hoofd. ‘Deze week kan ik geen vrij meer nemen. Kan ik maandag naar u toe komen?’
‘Natuurlijk. Dan hebben we ook alle noodzakelijke informatie over Liverpool.’
Ze forceerde een glimlach. ‘Ik heb me laten vertellen dat daar zoveel Ieren wonen dat het in feite de hoofdstad van Ierland is.’
‘Dat klopt,’ zei O’Reilly.
‘Misschien zal mijn arme bastaardkindje dan uiteindelijk een goed Iers thuis krijgen.’
‘Laten we dat hopen,’ zei O’Reilly.
Ze stopte de formulieren in haar handtas. ‘Het zal niet al te beroerd zijn. Ik ben uiteindelijk niet het eerste jonge meisje dat zwanger is geraakt, en ik zal ook niet het laatste zijn.’ Ze stak haar hand uit naar O’Reilly, die aarzelde.
Barry was verbaasd. Vrouwen gaven een man gewoonlijk geen hand.
O’Reilly drukte haar glimlachend de hand. ‘Julie MacAteer, met jou zal alles wel in orde komen.’ Hij sloeg een arm om haar schouders en gaf haar een knuffel. ‘Echt waar.’
Ze keek hem aan, en toen Barry. ‘Ik waardeer wat jullie voor me hebben gedaan.’ Ze slikte en draaide zich weer om naar O’Reilly. ‘Als het een jongetje wordt, noem ik hem misschien wel Fingal.’ Ze zette een stap van O’Reilly vandaan. ‘Nu moet ik gaan. Ik kom maandag weer terug.’
‘Ze heeft er goed op gereageerd, Fingal,’ zei Barry nadat ze was vertrokken. ‘Ik hoop dat ik haar niet te erg van streek heb gemaakt door naar Bishop te vragen, maar ik dacht…’
‘Ik weet precies wat je dacht, Barry. Die gedachte was ook half bij mij opgekomen, maar het heeft me wel een idee gegeven. Ik heb jouw hulp nodig en we zullen het met een paar regels niet zo nauw moeten nemen, maar…’
Barry’s ogen werden groot toen O’Reilly hem over zijn plan vertelde . Het zou kunnen werken – hoe langer hij erover nadacht hoe zekerder hij ervan was dat het zou werken – en als het oprekken van de regels daartoe kon bijdragen…
‘Het met een paar regels niet zo nauw nemen, Fingal? Ik ben bereid ze samen met jou tot het uiterste op te rekken.’ Hij wist dat Bishop het zwaar te verduren zou krijgen als O’Reilly’s plan lukte. De val zou groter zijn dan die van de muren van Jericho.