Het huwelijk is een eerbare staat
Hoewel het spreekuur die maandag langzaam op gang kwam – met drie mannen die het tonicum geïnjecteerd wilden hebben – werden de sluizen na hun vertrek opengezet. Barry had de indruk dat iedereen in Ballybucklebo die last had van rugpijn, een loopneus, een hoestje, hooikoorts of een kater na de verwelkoming van Barry Fingal Galvin de wachtkamer in kwam. Een paar van de mensen die kampten met een kater moesten ook worden behandeld vanwege een blauw oog of geschaafde knokkels.
Toen de laatste van wat O’Reilly de Modderige-Eend-Militie noemde was vertrokken, zei hij met een grijns: ‘Vechten lijkt een leuk tijdverdrijf te zijn. Jezus! De inboorlingen zijn geen spat veranderd sinds Scél Mucci Mic Dáthó, het verhaal van het varken van Mac Datho, is geschreven.’
‘Wat zeg je?’
‘Dat is een oude sage waarin een Keltisch feest wordt beschreven: “Op het binnenplein maakten dronken mensen ruzie en iedereen mepte in op de man die het dichtst bij hem stond.” Allemaal leuke, onschuldige lol, neem ik aan. Ik hoop alleen dat dit ons op de twaalfde bespaard zal blijven, want anders zijn we de halve nacht in de weer met het hechten van de ambulante gewonden.’ Hij rekte zich uit. ‘Laten we donderdag nog maar even vergeten. Zitten er nog veel patiënten in de wachtkamer?’
‘Alleen nog twee kinderen en een jonge vrouw, geloof ik.’
‘Wil je hen gaan halen?’
Barry nam de kinderen vanuit de wachtkamer mee. Hij had ten onrechte aangenomen dat de vrouw hun moeder was. De jongen, die naar het idee van Barry een jaar of vijf, zes moest zijn, had een korte tweedbroek aan en een grijs hemdje. Een van zijn wollen kousen werd bij de knie op zijn plaats gehouden door een elastiekje. De andere was over zijn scheenbeen omlaag gegleden naar zijn enkel, als een pas afgeworpen slangenhuid. Hij stond in de spreekkamer, met een voet naar binnen gedraaid en zijn duim in zijn mond. De lichtblauwe overgooier van het meisje paste bij haar ernstige ogen, die voortdurend strak op O’Reilly’s gezicht gericht waren. Ze was waarschijnlijk een jaar ouder dan de jongen.
‘Een goede morgen, Colin Brown en Susan MacAfee. Wat kan ik voor jullie doen?’ O’Reilly keek over zijn halve bril naar het tweetal.
‘Meneer Brown en ik willen trouwen.’
Barry keek naar O’Reilly’s gezicht, benieuwd hoe de grote man daarop zou reageren.
‘Werkelijk? Jullie willen trouwen?’ zei O’Reilly, die zijn gezicht volmaakt in de plooi hield.
Dit ging interessant worden, dacht Barry.
‘Hoe denkt u daarover, meneer Brown?’
Het joch keek omlaag en trok aan de voorkant van zijn broek.
‘Ik begrijp het,’ zei O’Reilly. ‘Tja, het huwelijk is een eerbare staat waaraan je niet lichtzinnig moet beginnen.’
‘Ja, dokter O’Reilly,’ zei het blauwogige meisje, en ze draaide het haar van haar pony om een vinger. ‘Dat weten we, nietwaar, meneer Brown?’
‘Hmmm,’ zei de op en neer wippende meneer Brown.
Barry vroeg zich af wat O’Reilly zou zeggen als hij was aanbeland bij het deel over de vleselijke eenwording.
‘We hebben gespaard,’ zei het meisje.
‘Hoeveel?’
‘Een hele shilling.’
‘En een sixpence,’ zei meneer Brown, die zijn dijbenen tegen elkaar drukte en zijn broek ophees.
‘Misschien zijn jullie nog een beetje aan de jonge kant om te trouwen,’ zei O’Reilly.
Meneer Brown knikte, trok aan de hand van het meisje en fluisterde iets in haar oor.
‘Je zult gewoon moeten wachten,’ zei ze.
‘Voordat jullie naar de eerwaarde toe gaan?’ vroeg O’Reilly met het begin van een glimlach.
Meneer Brown trok zo hard aan de hand van het meisje dat ze een stap zijn kant op moest zetten. ‘Ik zei dat je zult moeten wachten. Wat zeg je?’ Ze boog zich naar hem toe. ‘O,’ zei ze toen ze weer rechtop was gaan staan. ‘Dokter O’Reilly, we moeten ervandoor.’
‘Prima. Dus jullie wachten er nog even mee?’
‘Nee,’ zei ze. Ze zette een hand op haar heup en trok een pruillip. ‘Meneer Brown… heeft net in zijn broek geplast.’
De jongen liet zijn hoofd hangen.
‘Misschien kan mevrouw Kincaid hem helpen. Kom maar mee.’ O’Reilly ging staan en pakte de hand van het meisje. ‘Ik denk dat ze in de keuken is.’ Hij draaide zich naar Barry toe. ‘Wil je de laatste patiënte gaan halen en alvast wat gegevens opnemen?’
‘Prima,’ zei Barry, die niet in beweging kwam. Hij wachtte tot O’Reilly en de kinderen waren vertrokken voordat hij eindelijk in de lach schoot. Hij grinnikte nog altijd toen hij bij de wachtkamer was. ‘Wilt u alstublieft meekomen?’ vroeg hij aan een jonge vrouw die naar de grond staarde. Ze had een witte regenjas aan en zwarte schoenen met hoge hakken, en ze hield een lakleren tas met beide handen vast. Haar stroblonde haar werd op zijn plaats gehouden door een haarband en toen ze opkeek zag Barry dat haar ogen roodomrand waren en de blik erin dof was. Te zien aan de donkere kringen onder die ogen moest ze slaap tekort zijn gekomen. Wat haar ook scheelde… dit was geen moment voor frivool gedrag.
Ze ging staan. ‘Dokter O’Reilly?’
Niemand uit Ballybucklebo zou hem met Fingal hebben verward. ‘Nee. Ik ben dokter Laverty, maar dokter O’Reilly komt zo.’
Ze zei niets meer, ook niet toen ze op de stoel voor de patiënten zat.
Barry draaide de draaistoel en haalde een blanco kaart uit een van de bureauladen. ‘Ik wil een paar gegevens noteren. U komt niet uit deze contreien, hè?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Ik kom uit Rasharkin.’
‘In het graafschap Antrim?’ Barry hoorde lang aangehouden klinkers en het lichte gesis – typerend voor de plattelandsmensen uit Antrim – en Rasharkin was een nog kleiner plaatsje dan Ballybucklebo. ‘U bent ver van huis.’ Hij keek naar haar linkerhand. Geen ring. ‘Juffrouw…’
‘MacAteer. Julie MacAteer.’
‘Mc of Mac?’
‘Mac.’
Hij schreef haar naam op. ‘Hoe oud ben je?’
‘Twintig,’ zei ze gespannen. ‘Volgende week word ik twintig.’
‘Wat heeft je hierheen gebracht?’
Er viel een enkele traan uit haar linkeroog. Ze maakte haar tas open en pakte een zakdoek.
‘Neem er rustig de tijd voor.’
Ze depte haar ogen en haar schouders trilden.
Barry boog zich naar voren en pakte haar hand. ‘Julie, ik wil je graag helpen.’
Ze keek hem aan en in haar ogen zag hij een trieste blik. ‘Ik ben over tijd.’
‘Hoe ver over tijd?’
‘Drie weken, en ik menstrueer altijd heel regelmatig.’
Barry slikte. De volgende vraag moest worden gesteld. ‘Denk je dat je…’
‘Ik weet dat ik dat ben.’ Haar ogen flitsten. ‘De afgelopen week heb ik elke morgen overgegeven, en hier doet het pijn.’ Ze drukte haar vrije hand tegen haar borst.
‘Het zou ook iets anders kunnen zijn. Hormonen zijn rare dingen. Het is niet ongebruikelijk dat jonge vrouwen een menstruatie overslaan als ze zich ergens zorgen over maken.’
‘Zorgen? Ik maak me vreselijk veel zorgen. Wat moet ik doen?’ Ze deed haar ogen dicht en hield haar hoofd naar achteren.
Barry hoorde O’Reilly binnenkomen, keek zijn kant op en zag de grote man een vinger tegen zijn lippen drukken.
‘Heb je het aan iemand verteld?’ vroeg Barry.
‘Aan wie zou ik het kunnen vertellen? Mijn vader zou me vermoorden.’
‘Julie, je kunt het mis hebben en je voor niets zorgen maken.’
‘Nee, ik heb het niet mis. Ik weet dat ik… in verwachting ben, en ik weet niet wat ik moet doen.’
‘Volgens mij moeten we dat eerst met zekerheid vaststellen. Heb je een urinemonster meegenomen?’
Ze haalde een glazen potje uit haar tas. ‘Alstublieft.’
Barry nam het potje van haar over. ‘Dat moet ik naar Belfast sturen voor een proef.’ Vanuit een ooghoek zag hij O’Reilly een duim opsteken. ‘We zullen zekerheid hebben op…’ Barry besefte dat hij niet wist hoe lang het zou duren voordat de resultaten binnen waren.
‘Vrijdag,’ zei O’Reilly.
Ze draaide zich snel om en staarde O’Reilly aan.
‘Maak je geen zorgen, Julie. Ik ben dokter O’Reilly.’
Ze draaide zich weer naar Barry toe en probeerde te glimlachen. ‘Dan zal ik dus moeten wachten en duimen?’
‘Het spijt me,’ zei Barry.
Ze liet haar hoofd zakken, balde haar handen tot vuisten en haalde een keer diep adem. ‘Oké.’
‘Ga je vandaag terug naar Rasharkin?’ vroeg Barry.
‘Nee, ik blijf hier.’
‘Waar?’ Barry besefte dat hij was vergeten naar haar adres te vragen.
Ze plukte aan de zakdoek. ‘Dat vertel ik u niet.’
‘Maar…’
O’Reilly legde een hand op haar schouder. ‘Het is niet belangrijk. Dokter Laverty heeft het adres alleen nodig voor het dossier. We zullen “lokaal” op de kaart zetten.’
‘Dokter O’Reilly?’ Ze rechtte haar schouders en keek hem aan. ‘Als ik zwanger ben… kan ik het kind niet houden.’
‘Dat hoeft ook niet,’ zei O’Reilly. ‘Dat beloof ik je.’
Barry ging kaarsrecht zitten. Hij kon begrijpen waarom een ongetrouwde vrouw in haar eigen kleine dorp niet naar een arts wilde gaan en hij had aangenomen dat dat de reden was waarom ze naar Ballybucklebo was gekomen. Maar pleegde O’Reilly abortussen?
‘Meent u dat?’ vroeg ze.
‘Ja. Ik beloof het je.’
Ze ging staan en omhelsde de grote man.
Mijn hemel! Barry kon zijn oren niet geloven. Abortussen waren wettelijk verboden. Zonder erbij na te denken zei hij: ‘Dokter O’Reilly, ik…’
‘Barry, houd je mond. Het ligt anders dan jij denkt.’
Barry sputterde.
O’Reilly zette een stap naar achteren. ‘Julie, ik wil je voorstellen je gezicht bij de wasbak daar te wassen en je een beetje op te maken. Je wilt andere mensen vast niet laten zien dat je hebt gehuild.’
‘Dank u,’ fluisterde ze.
‘Waarvoor? Neem er rustig de tijd voor.’
Barry was bang dat hij iets zou zeggen waarvan hij later spijt kon krijgen. Dus liep hij de spreekkamer uit en probeerde de dankbare woorden van de jonge vrouw te negeren. Hoe kon O’Reilly in vredesnaam zeggen dat alles rozengeur en maneschijn zou zijn terwijl de kans groot was dat ze inderdaad zwanger was en zij daar niets aan konden doen?
Hij botste bijna tegen mevrouw Kincaid op, die de twee kinderen via de voordeur uitliet.
‘Sorry,’ zei hij kortaf. ‘Ik lette niet op.’
‘Het is niet erg.’
De deur van de spreekkamer ging open. O’Reilly hield de arm van Julie vast en nam haar mee naar de voordeur. Barry zag mevrouw Kincaid verbaasd naar het gezicht van de jonge vrouw kijken. ‘Hmmm,’ bromde ze.
Barry hoorde O’Reilly zeggen: ‘Kom vrijdag terug en probeer je geen zorgen te maken. Ik beloof je dat we dit zullen regelen.’ De voordeur ging dicht. ‘Lunch, Kinky,’ zei O’Reilly toen. ‘We moeten vanmiddag veel huisbezoeken afleggen.’
Barry liep de eetkamer in, want in het bijzijn van mevrouw Kincaid wilde hij geen ruzie gaan maken.
O’Reilly liep die kamer eveneens in en ging zitten.
‘Fingal, hoe heb je haar iets dergelijks kunnen beloven?’ Barry kon nauwelijks voorkomen dat zijn handen trilden. Hij boog zich naar voren en zette zijn handen op het tafellaken. ‘Verricht je hier abortussen? In de spreekkamer? Is ze daarom helemaal vanuit Rasharkin hierheen gekomen?’ Barry herinnerde zich de menselijke wrakken die elke vrijdagavond op de afdeling Gynaecologie moesten worden opgenomen wanneer de mannen hun loon hadden gekregen en de vrouwen geld hadden om clandestien een bezoek te brengen aan iemand in een achterafstraatje in de buurt van Shankill Road of Sandy Row. Degenen die pech hadden gehad hadden veel pijn, bloedden hevig en hadden infecties die zich razendsnel verspreidden. Sommigen hoefden daarna nooit meer bang te zijn nog eens zwanger te raken. Daar zorgden de littekens op hun eileiders wel voor. Anderen gingen eraan dood. En dat alles omdat ze een nieuwe zwangerschap niet aankonden en alleen hun toevlucht konden nemen tot een smerige heks die met een breinaald of een gebogen kleerhangertje in het nieuwe leven in hun schoot porde.
O’Reilly zoog zijn wangen naar binnen, sloeg zijn armen over elkaar en keek Barry recht aan.
‘Ben jij een van die charlatans die geld aannemen van de rijke vrouwen van Malone Road of Cherryvalley om hen te verlossen van hun kleine ongemakken?’
‘Die kerels gaan in elk geval steriel te werk,’ zei O’Reilly mild.
‘En jij vindt dat een rechtvaardiging voor wat ze doen?’
‘Het is altijd beter dan de achterafstraatjes.’
‘Jezus Christus.’ Barry ging weer rechtop staan. ‘Ik wil er niets mee te maken hebben.’
‘Dat hoeft ook niet.’
‘Dat zal wel. Tot nu toe is het je zonder mij kennelijk prima afgegaan.’
‘Inderdaad,’ zei O’Reilly.
Barry slikte. Hoewel hij inmiddels van het werken in Ballybucklebo genoot, was het hem duidelijk dat hij hier niet wilde – niet kon – blijven. Hij zou zijn vergunning verliezen, en belangrijker was nog wel dat hij zichzelf nooit meer recht in de ogen zou kunnen kijken. Hij draaide zich half om, vast van plan om weg te gaan, en hoorde O’Reilly toen heel duidelijk zeggen: ‘Ik pleeg geen abortussen.’
‘Wat zeg je?’
‘Ik zei dat ik geen abortussen pleeg. Begrijp me goed. Ik heb mijn twijfels of dat niet legaal zou moeten zijn. Ik zou niet graag ongetrouwd zwanger zijn. Jij wel?’
‘Nee.’ Barry fronste zijn wenkbrauwen. ‘Maar als je dat niet doet… hoe kon je Julie dan beloven dat ze dat kind niet hoeft te krijgen?’
‘Ik heb niet gezegd dat ze het niet hoeft te krijgen.’
‘Fingal, kom nou toch.’ Even geleden was Barry er nog volkomen zeker van geweest dat hij gelijk had. ‘Hoe kan een ongetrouwde vrouw in een plaats als Rasharkin, of hier in Ballybucklebo, blijven wonen als ze een kind heeft gekregen? Ze zou doodgaan van schaamte.’
‘Waarom haal jij niet een keer diep adem om vervolgens te gaan zitten en tot tien te tellen?’ Het klonk niet als een vraag, maar meer als een bevel.
Barry ging langzaam zitten.
‘Als ze zwanger is, en dat is ze waarschijnlijk, zal ik ervoor zorgen dat ze naar Liverpool kan gaan.’
‘Liverpool?’
‘Ja. Daar is een liefdadigheidsinstelling die een tehuis heeft voor ZUI’s.’
‘Zwangeren uit Ierland. De mensen daar zullen voor haar zorgen tot de baby is geboren en daarna een adoptie regelen. Dan zullen de mensen in Rasharkin het een en ander vermoeden, maar kunnen ze er nooit zeker van zijn dat zij een kind heeft gekregen.’
‘O.’ Barry was niet in staat O’Reilly recht aan te kijken. ‘Fingal?’
‘Ja?’
‘Het spijt me. Ik had niet te snel conclusies moeten trekken.’
‘Dat klopt, maar ik moet je wel zeggen dat ik bewondering heb voor een man die de moed heeft ronduit voor zijn mening uit te komen.’
Barry keek op en zag een zachte glimlach op O’Reilly’s gezicht.
‘We zullen het er verder niet meer over hebben, maar het zou voor iedereen wel stukken gemakkelijker zijn als de vader van de baby een eerbare vrouw van haar maakt.’
‘Denk je dat dat waarschijnlijk is?’ Barry wilde het onderwerp abortus verder graag laten rusten.
‘Nee. Als hij dat van plan was geweest, zou ze niet hierheen zijn gekomen.’
‘Ik vraag me af waarom ze in Ballybucklebo is. Ik dacht dat ze had gehoord dat jij…’ Barry maakte zijn zin niet af.
‘Daar heb ik geen idee van.’ O’Reilly negeerde de insinuatie en keek over Barry’s hoofd heen naar mevrouw Kincaid, die met twee dampende borden naar binnen was gekomen. ‘Wat denk jij ervan, Kinky?’
‘Waarvan?’
‘Wat kan volgens jou de reden zijn waarom een zwangere jonge vrouw vanuit Rasharkin naar mij toe komt?’
‘Dat meisje is dus in de problemen gekomen?’ Mevrouw Kincaid zette de borden op tafel.
‘Ik ben bang van wel.’ O’Reilly pakte zijn mes en vork en begon te eten.
‘Ik zou er navraag naar moeten doen,’ zei mevrouw Kincaid met gefronste wenkbrauwen, ‘maar ik heb dat meisje al eens eerder gezien.’
‘Doe dat, Kinky. Ik wil het vrijdag weten.’ O’Reilly spietste een worstje aan zijn vork.
‘Afgesproken.’ Mevrouw Kincaid gaf O’Reilly een velletje papier. ‘Dit is de lijst voor vanmiddag. Ga nu maar snel eten, want na de lunch moeten jullie meer zieken genezen dan de Heilige Jezus ooit heeft gedaan.’