images

De gestrande vissen lagen naar adem snakkend te midden van lege blikjes

Zodra het ochtendspreekuur was afgerond pakte O’Reilly de telefoon. Hij roffelde met zijn vingers op het haltafeltje. ‘Schiet eens op!’ Het geroffel werd sneller. ‘Jezus, stel dat je aan het doodbloeden bent en dan een ziekenhuis moet zien te bellen. Dan zou je onder het wachten al een bloedtransfusie nodig hebben. Het zou verdomme nog sneller gaan als je de auto pakt en naar Belfast rijdt.’ Hij drukte de hoorn tegen zijn andere oor. ‘Neem nu eindelijk eens op!’ Hij tikte met zijn voet op de grond, floot vals en bromde uiteindelijk: ‘Hallo? Royal Victoria? Dat wilde ik even zeker weten omdat het zo lang duurde voordat er werd opgenomen dat ik het vermoeden kreeg met het Witte Huis te zijn verbonden. Nee, niet die ijssalon in Portrush. Het huis waarin de president van de Verenigde Staten woont. Verbind me door met zaal nummer zes. Natuurlijk blijf ik aan de lijn.’ Hij keek op zijn horloge. ‘Christus, je hebt een kalender in plaats van een horloge nodig om te zien hoe lang je moet wachten.’

‘Misschien hebben ze het druk,’ zei Barry.

‘Zaal nummer zes? U spreekt met dokter O’Reilly. Kan ik de hoofdverpleegkundige spreken? Ja, ik blijf aan de lijn.’

Barry zag het puntje van O’Reilly’s neus iets witter worden. ‘Ik denk dat de hoofdverpleegkundige in het zuiden van Frankrijk op vakantie is en ze een boot hebben gestuurd om haar te halen… Hallo? Zuster Gordon? U spreekt met Fingal O’Reilly. Met mij gaat het prima. Hoe is het met uw knie?’

Typisch, dacht Barry. Binnen een seconde kon woede bij O’Reilly veranderen in hartelijkheid.

‘Blij te horen dat die aan de beterende hand is. Hoe gaat het met Sonny? Mijn patiënt met de longontsteking en de hartkwaal? Hmmm… Nog een weekje dus? Prima. Ik denk dat we hier wel alles voor hem kunnen regelen, maar dat zal wat tijd kosten… Werkelijk? Dat is geweldig. Pas goed op uzelf.’ Hij legde de hoorn op de haak. ‘Dat heb ik als student geleerd. De specialisten denken graag dat zij het voor het zeggen hebben, maar je kunt beter goede maatjes zijn met de hoofdverpleegkundige.’

‘Dat weet ik.’

‘Sonny is aan de beterende hand en ze zullen hem zaterdag uit het ziekenhuis ontslaan. Hij heeft bezoek gehad van de sociaal werkster van het ziekenhuis en die weigert hem te laten teruggaan naar zijn auto. Ze heeft een bed voor hem in een revalidatiecentrum in Bangor, waar hij kan blijven tot wij het probleem hier hebben opgelost. En om dat te doen…’ Hij pakte de telefoongids, bladerde die door, vond het nummer dat hij zocht en draaide dat. ‘U spreekt met dokter O’Reilly. Ik wil de heer Bishop spreken.’ Hij knipoogde naar Barry. ‘Neeee. Ik dacht dat ik volkomen duidelijk was geweest. Ik heb niet gezegd dat ik hem graag wilde spreken. Ik heb ook niet gezegd dat ik het een ware eer zou vinden hem te mogen spreken. Ik zei dat ik hem wil spreken, en wel nu meteen.’ Hij wachtte.

‘Meneer Bishop, sorry dat ik u stoor,’ zei O’Reilly poeslief. ‘Natuurlijk twijfel ik er niet aan dat u het erg druk hebt. Dit hoeft maar weinig tijd in beslag te nemen. Het gaat om de lap grond van Sonny. Ik weet dat u dat graag in uw bezit wilt krijgen en misschien kan ik daarbij helpen.’ Hij stak een hand op en zijn duim en wijsvinger vormden een cirkeltje. ‘Niet over de telefoon. Kunt u rond een uur of zes naar mij toe komen? Schitterend.’ Het hellevuur dat Barry een keer eerder in de bruine ogen van O’Reilly had gezien, brandde fel. ‘Ik verheug me erop.’ Opnieuw legde O’Reilly de hoorn op de haak en maakte een vreugdedansje. ‘Ik verkneukel me. Hoor hoe ik me verkneukel.’

Stalky and Co. van Rudyard Kipling,’ zei Barry. ‘Dus hij heeft toegehapt?’

‘Als een forel die een eendagsvlieg heeft ontdekt. Het enige wat we nu nog hoeven te doen is hem een beetje bespelen, en daar zal ik van genieten. Vervolgens zullen we die ellendeling aan de haak slaan en binnenhalen.’

‘Over een paar minuten moet hij arriveren,’ zei O’Reilly. ‘Laat je door mij leiden en stem in met alles wat ik zeg.’

‘Zoals de eerste keer dat we naar de Fotheringhams toe zijn gegaan?’

‘Nee, met enthousiasme. Die avond heb je geprobeerd me tegen te spreken.’

De bel ging. Barry keek naar O’Reilly, die zei: ‘Kinky weet dat ze hem moet meenemen naar boven.’

Ze hoorden voetstappen op de trap en Kinky kondigde de komst van Bishop aan. ‘Het raadslid is er.’ Ze keek alsof ze iets onaangenaams onder haar schoenzool had ontdekt en vertrok weer.

‘Komt u binnen.’ O’Reilly ging staan. ‘Neemt u plaats. Hebt u trek in een…’ Hij knikte naar de karaffen op de buffetkast.

‘Daar heb ik geen tijd voor. Ik ben hier voor zaken.’ Bishop liet zich in de stoel van O’Reilly zakken. Barry zat tegenover hem en O’Reilly leunde met zijn pijp in zijn mond tegen de schoorsteenmantel.

‘Hoe gaat het met uw vinger?’

‘Wat? O, daar gaat het prima mee.’

‘Gelukkig maar,’ zei O’Reilly.

‘Gaat die ouwe dood?’ vroeg Bishop.

‘Sonny?’ O’Reilly schudde zijn hoofd. ‘Hij is weer helemaal aan de beterende hand.’

‘Jammer.’ Bishop sloeg zijn korte benen over elkaar en zwaaide het bovenste been telkens weer heen en weer. ‘Hij en die vieze honden van hem kunnen me gestolen worden.’

O’Reilly keek even naar Barry.

‘O’Reilly, Ballybucklebo zou heel wat beter af zijn als we dat stel nooit meer zagen.’ Bij de mond van het raadslid verschenen druppeltjes spuug.

‘Daar zult u wel gelijk in hebben,’ zei O’Reilly, ‘maar ik denk dat Sonny nog wel een tijdje onder ons zal zijn.’

Het been van Bishop zwaaide harder heen en weer. ‘Oké. Hoeveel?’

‘Hoeveel voor wat?’

‘Die grond van Sonny.’

‘Ik ben maar een doodgewone plattelandsarts, en ik heb werkelijk geen idee.’

Het kostte Barry moeite te geloven dat O’Reilly in staat was zo volmaakt onschuldig te kijken.

Bishop kneep zijn ogen tot spleetjes en hij maakte een torentje van zijn vingers. ‘Ik ben altijd fair.’

‘Natuurlijk. Dat weet iedereen,’ zei O’Reilly.

‘Tweeduizend pond.’

Barry had slechts een beperkte kennis van de waarde van een perceel, maar toch leek dat bedrag hem erg laag.

‘Dat zou een heel fair aanbod zijn, maar in feite hebben we het hier niet over de verkoop van Sonny’s grond,’ zei O’Reilly.

‘Ben ik voor niks hierheen gekomen? Je zei dat je me kon helpen dat perceel in eigendom te krijgen.’

‘Zo heb ik het niet verwoord. Ik heb gezegd dat ik wist dat u dat perceel in eigendom wilde hebben en dat ik daar misschien bij kon helpen.’

‘Dat komt op hetzelfde neer.’

‘Niet helemaal. Ik heb niet gezegd dat ik ú daarbij zou kunnen helpen.’

‘O’Reilly, waar heb je het verdomme over?’

‘Ik bedoelde dat ik meende te kunnen helpen voorkomen dat u ook maar in de buurt van dat perceel kon komen.’

Barry onderdrukte een glimlach.

Bishops gezicht werd knalrood en hij zwaaide niet meer met zijn been. ‘Je hebt mijn tijd verspild door me hierheen te slepen! Luister, stomme kwakzalver. Jij kunt niets doen om mij tegen te houden. Aan het eind van de week heb ik dat perceel met alles wat erop staat in eigendom, en daar kun jij helemaal niks tegen ondernemen.’

‘O jee,’ zei O’Reilly.

‘Tweeduizend pond. Bekijk maar of je het aanneemt of niet. Dat kan mij geen moer schelen.’

‘Ik denk dat we dat aanbod niet zullen aannemen.’ O’Reilly blies een wolk rook naar het plafond.

‘Prima. Dan ga ik nu naar huis.’ Bishop kwam uit de stoel overeind.

‘Ik hoop dat mevrouw Bishop blij zal zijn u te zien.’

‘Hoe bedoel je dat?’

‘En Julie MacAteer. Zij is zwanger, moet u weten.’

Barry klemde zijn kaken op elkaar. Deze inbreuk op de vertrouwensrelatie tussen arts en patiënt baarde hem veel zorgen.

‘Wat heeft het feit dat een sletje zwanger is geraakt met mij te maken?’

‘Ik dacht dat u dat wel zou weten.’ De stem van O’Reilly klonk voor het eerst een tikkeltje gespannen.

‘Hoe zou ik dat verdomme kunnen weten? Ze heeft ontslag genomen, en vuilnis ben je liever kwijt dan rijk.’

O’Reilly telde langzaam tot tien en zei toen zacht: ‘Ze zegt dat u de vader bent.’

Barry schrok. Hij wist dat O’Reilly hier het allerbeste mee voorhad, maar toch… Misschien had hij zich niet zo snel akkoord moeten verklaren met dit plan. Het was echter te laat om daar nog iets aan te doen.

Bishop wipte op en neer. ‘Wát heeft ze gezegd? Dat loeder. Ik zal haar vermoorden!’

‘Dat denk ik niet,’ zei O’Reilly. ‘Ik denk absoluut niet dat u dat zult doen.’

Bishops gezicht werd paars. Hij krijste als een kalkoen die net heeft gehoord dat het morgen kerstavond is, haalde vervolgens diep adem en vermande zich – zeker van zijn zaak dat hij de vader niet was. ‘Als zij een potje op het vuur heeft staan, heeft dat niets met mij te maken. Al moet ik daaraan toevoegen dat ik het niet erg had gevonden even in dat potje te roeren.’

‘Dat hebt u ook gedaan.’

‘Onzin. Die sloerie liegt. Van mij zal ze geen goede referenties krijgen, en dan komt ze nooit meer aan de bak.’

‘De tests die wij hebben laten doen liegen niet.’ O’Reilly liep dichter naar het transpirerende raadslid toe.

‘Welke tests?’ Het smalle voorhoofd van Bishop werd gefronst. ‘Welke tests?’

‘Pus,’ zei O’Reilly. ‘U hebt hier wat pus achtergelaten toen ik die zweer in uw vinger moest opensnijden.’

‘Nou en?’

‘Vertelt u het hem maar, dokter Laverty.’

Barry ging staan. ‘Ik denk dat u beter kunt gaan zitten, meneer Bishop.’

Bishop keek van O’Reilly naar Barry en weer terug naar O’Reilly. Toen liet hij zich langzaam terugzakken in de stoel. ‘Hoe zit het met die pus?’

‘Het is een nieuwe test,’ zei Barry.

‘Daar had ik nog nooit van gehoord, maar de moderne wetenschap is geweldig,’ zei O’Reilly.

‘Ik heb haar nooit ook maar met een vinger aangeraakt.’

‘Die vinger heeft de schade niet veroorzaakt.’ O’Reilly keek strak naar het kruis van de man, en toen naar zijn dikke handen. ‘Al ben ik er wel zeker van dat uw vingers groter zijn dan uw jongeheer.’

‘Ellendeling.’

‘Nee, u bent in dit geval de ellendeling. Julie is zwanger van een bastaard van u. Vertel het hem, dokter Laverty.’

Barry stopte zijn handen in zijn broekzakken en zei: ‘Meneer Bishop, het is voor een leek misschien moeilijk te begrijpen, maar als je bloed bij een zwangere vrouw aftapt en dat met pus vermengt – zelfs opgedroogde oude pus – van de veronderstelde vader – kan er sprake zijn van een anafylactische progressie van de polylobische acidofiele granulocyten.’ Barry wist dat hij onzin uitkraamde, maar dat had O’Reilly ook gewild.

‘Verblind die man met wetenschappelijke termen,’ had hij gezegd.

‘Een wat?’

‘Beter opletten,’ zei O’Reilly.

‘Een anafylactische progressie van de polylobische acidofiele granulocyten. Dat is volstrekt… pathognomonisch.’ Barry struikelde bijna over dat laatste woord. Het viel hem niet mee tegenover een patiënt te liegen of over een patiënt tegen een derde partij te liegen.

‘Pathognomonisch betekent dat het zo vast staat als een huis,’ zei O’Reilly behulpzaam. ‘U bent de vader en om u de waarheid te zeggen ben ik trots op u. Ik had niet verwacht dat een stuk ellende zoals u tot zoiets in staat zou zijn.’

‘Er moet sprake zijn van een vergissing.’ Bishop stak een vinger onder de strop van zijn das. ‘Ik heb nooit…’ Hij haalde een keer diep adem. ‘Die stomme test klopt niet. Dat kan ik bewijzen.’

‘Hoe?’ vroeg O’Reilly.

‘Het is haar woord tegen het mijne.’

‘Niet bepaald,’ zei Barry. ‘Het is uw woord tegen het hare, én tegen dat van twee afgestudeerde artsen, én dat van een ver geavanceerde wetenschap. Acidofiele granulocyten liegen nooit.’

‘Maar artsen… en dat weet ik zeker… mogen een patiënt niet in het openbaar bespreken.’

Dat klopt, dacht Barry, en hij keek naar O’Reilly.

De grote man ging door. ‘Normaal gesproken zou u gelijk hebben, maar in uw geval zijn we bereid een uitzondering op die regel te maken. Dat zal die oude Hippocrates best kunnen begrijpen.’

Dat hoop ik, dacht Barry.

‘O, jezus.’ Bishop begroef zijn gezicht in zijn handen.

‘Maar natuurlijk is er een kleine kans… hoe groot schat u die kans in, dokter Laverty?’

Barry aarzelde.

‘Dokter Laverty?’ O’Reilly’s ogen leken twee agaten toen hij Barry nijdig aankeek.

‘Ongeveer… een op de vijfhonderd.’

‘Dat die proef een verkeerd resultaat heeft opgeleverd.’

‘Werkelijk?’ Bishop was nu zo mak als een lammetje.

O’Reilly stak zijn pijp weer op.

‘Is dat werkelijk zo?’

‘Ja, maar dat weten we pas op zijn vroegst over twee weken.’

O’Reilly blies rook uit. ‘Tegen die tijd zullen uw trouwe broeders van de Oranjeorde er wel iets over hebben opgemerkt. Ik heb me laten vertellen dat die een beetje rechts worden wanneer een van hun leden zich buiten het echtelijke bed begeeft. Dan zijn ze geneigd zo iemand te royeren. Ballybucklebo zou er een beetje door van streek kunnen raken.’ Hij haalde de pijp uit zijn mond en keek in de kop. ‘Misschien meld ik me aan voor de opengevallen plaats die door uw vertrek zou ontstaan.’

Bishop probeerde nog een keer hoog van de toren te blazen. ‘Je bluft. Het is niets anders dan bluf.’

‘En dan is mevrouw Bishop er natuurlijk ook nog,’ ging O’Reilly poeslief door. ‘Zij heeft tegen Kinky gezegd dat ze heeft gezien dat u avances jegens Julie MacAteer hebt gemaakt. Ik weet zeker dat het niet moeilijk zal zijn mevrouw B. ervan te overtuigen dat…’

‘O, mijn hemel.’

‘Laten we dit nog eens goed bekijken. U bent protestant. Natuurlijk bent u dat, want anders zou u geen lid zijn van de Oranjeorde. En volgens mij staat de protestantse kerk niet zo afwijzend tegenover een echtscheiding als de katholieke.’

‘Het enige wat ik ooit heb geprobeerd is aan haar tieten te zitten. Eén keertje maar.’

‘Vieze ouwe man.’ De stem van O’Reilly werd harder en hij had kennelijk besloten het ‘u’ verder te laten voor wat dat was. ‘Bertie Bishop, misschien ben ik bereid je te geloven, maar daar is wel veel overtuigingskracht voor nodig.’

Bishop keek naar O’Reilly. ‘Hoe kan ik jou daarvan overtuigen?’

‘Door me een kleine gunst te bewijzen. Dat is alles.’

Barry zag op het dikke gezicht van Bishop een uitdrukking verschijnen die leek te willen zeggen: ‘Marchanderen? Daar ben ik goed in.’ Toen zei de man: ‘En wat behelst die kleine gunst dan wel?’

Met de steel van zijn pijp tikte O’Reilly tegen de vingers van zijn andere hand. ‘Je gaat het dak van Sonny repareren, en de rest van zijn huis. Grátis.’

‘Wat zeg je?’ jammerde Bishop.

‘Verder zet je vijfhonderd pond op een bankrekening van Julie MacAteer. Dat is tweehonderdvijftig per… hoe noemde je ze ook alweer? Tiet?’

‘O, Jezus.’

‘Je zult een aanbevelingsbrief voor haar schrijven die haar de hemel in prijst… en je rept met geen woord over haar zwangerschap.’

‘Dat zal ik niet doen. Dat zweer ik je.’

‘Prima. En dan nog een klein dingetje.’

‘Nog meer?’

‘Seamus Galvin is op zoek naar iemand die een stel hobbeleenden wil kopen. Voor rond de vierhonderd pond.’

Barry grinnikte. Hij was de Galvins helemaal vergeten.

‘Dat is het wel zo ongeveer,’ zei O’Reilly.

‘Dan ben ik geruïneerd,’ mompelde Bishop.

‘Dat zul je inderdaad zijn als je niet precies doet wat ik net heb gezegd.’

Bishop liet zijn hoofd hangen.

‘En als je ook maar even met het idee speelt om te proberen andere mensen te vertellen dat dokter Laverty en ik dit alles hebben verzonnen, zullen wij beiden – met spijt in het hart, natuurlijk – zweren dat je hier vanavond aan het hallucineren bent geweest.’

‘Een klassiek geval van paranoïde schizo-hebefrenie,’ voegde Barry eraan toe. Als je meedeed, moest je dat ook goed doen.

‘Mag ik nu gaan?’ vroeg Bishop.

‘Ja, als dat echt nodig is,’ zei O’Reilly. ‘Ik weet zeker dat een tweede proef zal aantonen dat het allemaal een afschuwelijke vergissing is geweest.’

Bishop keek O’Reilly smekend aan.

‘Nog één ding, Bertie.’

‘Wat?’

O’Reilly’s stem klonk hard als staal. ‘Als je me ooit nog een keer een kwakzalver noemt of vergeet dat dokter Laverty en ik keihard voor onze academische graad hebben moeten werken, zal ik je als een haring van je ingewanden ontdoen. Dan zul je in Ballybucklebo zo impopulair worden dat je alleen vrede zult kennen wanneer je je een valse baard aanmeet en aan de westkust van Inishmore – het meest westelijke van de Aran Islands, als ik het goed heb – turf gaat steken.’

‘Ik heb u goed begrepen, dokter O’Reilly,’ zei Bishop. ‘Echt waar.’

‘Dat vermoedde ik al wel.’ O’Reilly klopte zijn pijp uit in de haard. Toen klonk zijn stem weer zachter. ‘Kijk niet zo sip, Bertie. Als je bij het repareren van het dak van Sonny je kaarten juist speelt, zul je in Ballybucklebo worden beschouwd als de grootste filantroop sinds Dale Carnegie.’

De blik in Bishops ogen deed Barry denken aan de slimme oogjes van Gertie, het lievelingsvarken van de Kennedy’s. ‘Dat zou inderdaad kunnen!’

‘Dan zullen de burgers een standbeeld voor je oprichten.’

‘Kom nou! Dat zullen ze nooit doen.’

‘Je behoort “Kom nou, dókter” te zeggen, maar ik vergeef je die omissie.’ Hij legde een grote hand onder Bishops arm en hees hem overeind. ‘Ga nu maar, Bertie, en stel je voor hoe je er op een granieten paard uit zult zien.’

‘Dat zal ik doen, dokter.’ Bishop liep naar de deur. ‘Misschien kan ik morgen al met dat dak van Sonny beginnen.’

‘Wees een brave jongen en doe de deur achter je dicht,’ zei O’Reilly.

Barry kon zowaar zijn lachen inhouden tot de deur stevig dicht was. Toen zei hij: ‘Dat was briljant, Fingal.’

O’Reilly liep naar de buffetkast en schonk een whiskey voor zichzelf in. ‘Sherry?’

‘Waarom ook niet?’

‘Alsjeblieft. Sláinte.’

Sláinte mHath.’

‘Barry, het lijdt geen énkele twijfel dat wij samen een geweldig team vormen.’