Epiloog

Het sneeuwde al drie dagen. Heel New York lag onder een prachtige, dikke witte deken. Elke ochtend kwam de stad naar buiten en veranderde de sneeuw in blubber; elke avond werd er een nieuwe deken neergelegd. Kriskras dwarrelde de sneeuw over de stoepen en straten, waaide op een hoop in het park en legde een glazuur-laagje over de wolkenkrabbers. Werkelijk adembenemend voor een nieuwe New Yorker zoals ik.

Maar hoe mooi de sneeuw ook was, het was toch even schrikken geweest. Na een milde kerst vol zwierige jurken en gefeest, kwam januari hard aan. En in het noorden scheen het nog kouder te zijn.

Ik zat aan mijn bureau te tikken—in spijkerbroek, capuchonsweater, vingerloze handschoenen en Ugg-laarzen. Binnen. Met de verwarming op de hoogste stand.

Dat maakte het niet bepaald gemakkelijk om een artikel te schrijven over ‘dat dartele voorjaarsgevoel’.

Gelukkig leek de man van DHL onder één hoedje te spelen met mijn gedraai. Hij drukte op de deurbel, precies op het moment dat ik voor de zoveelste keer ‘appeltje-A, appeltje-z’ deed.

‘Paste niet in de brievenbus,’ zei hij en gaf me een breed, plat pakket in een geel plastic omhulsel. ‘Maar er staat ‘spoed’ op, dus eh…’

‘O, dank u wel!’ zei ik met een glimlach, griste het uit zijn handen en scheurde het plastic open. Daar was het dan: het allereerste nummer van de Engelse The Look! Ik bestudeerde eerst de cover, toen bladerde ik met trillende handen (en heus niet alleen van de kou) door naar de redactiepagina.

Daar stond ik! Naam, foto, functie: Angela Clark, algemeen redacteur, New York…

‘Is het er?’ brulde Jenny vanuit de badkamer. En ze kwam, gewikkeld in een handdoek, naar buiten gerend, haar tandenborstel nog in haar hand. ‘Is dat het tijdschrift?’

‘Jep!’ Ik hield het op veilige afstand omhoog. ‘Maar je mag er pas aankomen als je helemaal droog bent.’

‘Joh, je hebt er wel twintig gekregen,’ zei ze, wijzend naar de tijdschriften in de plastic envelop. ‘Shit, moet je kijken…Jij bent echt mijn held, pop!’

‘Ja ja, schiet nu maar op,’ zei ik. Ik pakte de extra nummers en legde ze op de plank naast de Amerikaanse editie van The Look, waar mijn columns al in waren gepubliceerd. ‘Straks kom je nog te laat op je werk!’

‘En jij krijgt dat lentekriebelsstuk nooit bij die maffe Engelse, als je het vandaag niet schrijft!’ bracht ze me (hoogst overbodig) in herinnering. ‘Hé, heeft je moeder het al gezien?’

‘Nee, die is nog steeds op die kerstcruise.’ Ik klapte mijn laptop dicht en liet hem in mijn (lichtelijk gehavende, maar nog steeds schitterende) Mare Jacobs-tas glijden. ‘Ze komen pas over een paar weken terug.’

‘Die hééft het niet meer, als ze jou in een tijdschrift ziet staan.’ Jenny danste in haar handdoekje door de kamer. ‘De laatste keer dat ik haar sprak, was ze zo blij voor je!’

‘Ik moet zeggen, dat ik me er nog steeds erg ongemakkelijk bij voel dat mijn moeder en jij elkaar wekelijks spreken,’ zei ik met een scheve glimlach. Ik trok mijn sweater uit, deed er een paar T–shirts over elkaar onder en maakte het geheel af met mijn jas. ‘Maar eh…hoe staat het eigenlijk met het levenscoachen?’

‘Je moeder is mijn beste klant sinds jou! Maar serieus, Angie: als jij zelf eens met je ouders zou praten—zonder dat ik het gesprek elke week moet beginnen—dan hoefde ik niet te luisteren naar al die verhalen over speciale Avon-aanbiedingen en de curry-avond van Anne van de buren.

‘Ik praat heus wel met ze,’ zuchtte ik en slingerde een beha naar haar hoofd.

Onze zondagse telefoontjes naar huis waren voor Jenny en mij een soort ritueel geworden—of ik het nu leuk vond of niet. ‘Ik vind alleen niet dat ik mijn moeder moet spreken, telkens wanneer jij de jouwe belt. Da’s toch zeker geen voorwaarde om mijn visum te behouden of zo? Maar nu, broek aan, Lopez: we moeten gaan!’

Arm in arm, ons best doend niet uit te glijden over de sneeuw, liepen we samen naar het Union Hotel, waar we bij de ingang met een knuffel afscheid namen.

Union Square Park was werkelijk een plaatje om te zien met al die sneeuw, maar het was nu echt te koud om er op een bankje te gaan zitten. Dus sloeg ik linksaf en trippelde naar de muziekzaak op de hoek, in de hoop dat een paar nieuwe cd’s me konden inspireren om naar huis te gaan en het met mijn laptop te doen (god weet, dat ik het al maanden niet met een mens had gedaan).

Toen ik door het beveiligingspoortje naar binnen liep, begon ik ineens luid te piepen, waardoor ik meteen de aandacht van de bewaker trok. Grijnzend stak ik mijn mobieltje in de lucht. ‘Gewoon een SMS’je,’ riep ik.

Hij glimlachte terug, maar volgde me wel de winkel in.

Net mijn The Look binnen gekregen. Zo trots op je! Louisa xxx

Ik las het berichtje nog een paar keer, net zolang tot het op mijn netvlies gebrand stond en stopte mijn telefoon toen terug in mijn zak—overdreven duidelijk, voor de bewaker.

Ik neusde een poos tevreden in de bakken. Vanaf de zomer had ik me zo’n beetje uit de muziekwereld teruggetrokken—als onderdeel van mijn Alex Reid-afkickprogramma, op recept van dokter Jenny Lopez.

Ik had Alex niet gebeld; hij had mij niet gebeld. Ook al wist ik dat hij gelijk had gehad—het was allemaal te heftig, te snel gegaan—toch dacht ik niet dat ik het al aankon hem bij een optreden tegen het lijf te lopen (met de een of andere slanke, hippe griet aan zijn arm) of mee te gaan met die nonsens van ‘gewoon vrienden blijven’.

Waar ik echter geen rekening mee had gehouden, was dat ik hem ook hier en nu tegen het lijf kon lopen. Ik verstijfde, mijn hart klopte in mijn keel: daar had je hem! Hij keek me aan, een vage glimlach rond zijn lippen, zijn haar perfect in de war, zijn knalgroene ogen staarden recht in de mijne—kortom, een geweldige foto. Ik pakte het tijdschrift op en bladerde zonder enige bijgedachte door naar het interview.

Snel rekende ik af bij de toonbank (mijn cd-missie was alweer vergeten) en ging op zoek naar de dichtstbijzijnde Starbucks. Voor ik de straat overstak naar het filiaal waar Johnny werkte, besefte ik echter dat ik recht tegenover Max Brenner’s stond. Ik keek van Alex’ foto op het tijdschrift naar het mekka van de warme chocolademelk. Toen rende ik de straat over en haastte me het aangenaam warme restaurant binnen.

Voor ik het tijdschrift opensloeg, keek ik even jachtig om me heen. Straks zat hij hier! Maar nee, natuurlijk niet: waarom zou hij? Het was halftwaalf op een doodgewone maandagochtend in januari. Hij lag vast nog in bed, stond in de studio, of…

Ik schudde mijn hoofd en glimlachte naar de gastvrouw. Inderdaad: een tafeltje voor één…

Nee, nee, nee: aan Alex denken bracht me nergens! Met niet aan hem denken had ik me tot nu toe aardig gered. Het had me sowieso een dikke maand gekost—cold turkey: Jenny had zowel mijn iPod als mijn cd’s geconfisqueerd, mijn Stills-albums zelfs van iTunes gewist—voor ik één dag doorkwam, zonder me af te vragen wat hij aan het doen was.

Toen mijn bestelling werd gebracht, omklemde ik dankbaar mijn mok, slurpte aan de warme chocoladebrij en sloeg het tijdschrift bij Alex’ interview open. Hun begin (de kunstacademie) en de eerste twee albums (juichende kritieken) sloeg ik over. Zoals elke ondergewaardeerde New Yorkse band schenen ze ‘een gigantische schare fans’ in Engeland te hebben. Lichtelijk overdreven, dacht ik, maar goed. En nu kwam dus hun derde album op de markt.

Ik zette mijn mok neer en las verder.

Het geluid was ‘deconstructiever’: alsof de band zichzelf uit elkaar had gehaald en daarna weer in elkaar had gezet…

‘‘Als het zo overkomt, dan komt dat…omdat het daar ook precies over gaat,’ aldus leadzanger Alex Reid,’ fluisterde ik voor me uit. ‘‘Dit album is in zeer korte tijd geschreven en in slechts een paar weken opgenomen. Het gaat over wat wij als band hebben doorgemaakt én dingen die ik persoonlijk heb meegemaakt. Over wat er gebeurt als je hele leven onder je wordt weggerukt en hoe je je draai dan weer kunt vinden. Ik denk dat zo’n beetje iedereen zich daar wel wat bij kan voorstellen’.’

Ik schoof het tijdschrift weg, klapte het dicht en legde het ondersteboven.

Hij had mij niet gebeld; ik had hem niet gebeld.

Ik had er wel over gedacht, hoor: wel duizend keer. Ik had hem zelfs een keer gemeend te zien. In die hippe club aan de Lower East Side waar we een welkom-terug-feestje voor Gina hadden georganiseerd, vlak voordat zij haar boeltje opnieuw pakte en voorgoed naar Parijs vertrok.

Ik stopte het tijdschrift in mijn tas, terwijl ik wist dat ik het beter kon weggooien. Maar ik was zo trots op hem! Zijn gezicht gluurde naar me vanuit de tas, naast mijn exemplaar van The Look UK. Hij zou ook trots op mij zijn.

Ik haalde diep adem en trok toen mijn telefoontje uit mijn zak. En voor ik mezelf kon tegenhouden, had ik vijf maanden aversietherapie aan de kant geschoven en een nummer ingetoetst.

‘Hallo?’ zei hij, na de vijfde keer overgaan.

‘Hoi,’ zei ik zacht, even van slag door het horen van zijn stem. ‘Alex?’

‘Angela?’ zei hij. Hij klonk slaperig.

‘Ja,’ glimlachte ik. O, wanneer leerde ik toch eens eerst na te denken over wat ik wilde zeggen, voor ik iemand belde? ‘Ik zat net te denken aan wat jij toen op het Empire State Building zei, over dat ik New York ook eens in de sneeuw moest zien. En ik heb je interview gelezen, over het nieuwe album.’

‘Interview? Sneeuw?’ gaapte hij. ‘Angela…zit jij soms in New York?’

‘Ja,’ zei ik, verwachtingsvol. ‘In Max Brenner’s zelfs. En ik dacht aan…nou ja, aan jou dus.’

‘Echt?’ vroeg hij.

Ik hoopte dat dat echt een glimlach in zijn stem was.

‘Ja. En ik vroeg me af of je trek had in een kop warme chocolademelk,’ zei ik, duimend met zoveel mogelijk vingers tegelijk, zonder mijn telefoontje te laten vallen.

‘Eh…’ hij was even stil. ‘Angela?’

‘Ja?’ zei ik. Alsjeblieft, alsjeblieft, hang niet op, smeekte ik in gedachten.

‘Je hebt er wel erg lang over gedaan om me te bellen,’ zei hij. ‘Maar ik ben vreselijk blij dat je het toch nog hebt gedaan.’

‘Ik ook,’ zei ik blij. ‘Sleur dan nu als de donder die luie reet van je uit bed en kom hiernaartoe!’

Toen hing ik op, stopte de telefoon terug in de tas en haalde The Look eruit. Ik sloeg hem open bij mijn pagina en las de intro.

De avonturen van Angela, twintiger en voormalig inwoonster van Londen. Angela Clark leidt ons langs leven en liefde, en vindt daarbij vriendenén haar weg in The Big Apple.

Geen erg volledige omschrijving, dacht ik, maar het was een begin!