Hoofdstuk 23

Ik had gedacht te worden gewekt door een overweldigend verlangen om te braken, maar het werd de luide knal van de dichtvallende voordeur. Ik duwde me overeind en gluurde over de rugleuning van de bank, biddend dat het geen inbreker was…of een moordenaar. Misschien was een inbreker dan nog niet eens zo erg, dacht ik, nog eens voorzichtig glurend.

Het bleek geen van beide te zijn: in plaats van een paar grote dreigende kerels in het zwart, zag ik een tengere, gekweld kijkende Jenny, slechts gekleed in een slipje en een heren-shirt. Een interessante look voor haar—en ook eentje (maar dat was maar een voorgevoel) die bij een niet erg vrolijk verhaal hoorde.

‘Jenny?’ vroeg ik voorzichtig. ‘Alles goed?’

‘Het is uit,’ zei ze, ongelovig schuddend met haar hoofd. Haar ogen staarden in de verte, naar iets wat zij alleen zien kon. ‘Hij heeft me gedumpt. Opnieuw.’

‘Wat?’ Ik rekte me uit en probeerde snel op te schuiven, toen zij door de kamer stommelde en zich op de bank stortte. Alsof haar gewaagde modestatement niet al merkwaardig genoeg was: ze stonk ook nog eens vreselijk naar drank. ‘Is het uit tussen jou en Jeffi’

‘Hij zei dat hij van me houdt, maar het niet met me uithoudt.’ Ze fronste diep, maar bleef voor zich uit staren. ‘Hij zei dat hij telkens als ik weg ben, bang is dat ik weer vreemdga en dat hij zo niet kan leven.’

‘Maar hij houdt wel van je,’ zei ik en trok haar naar me toe voor een stevige knuffel. ‘En jij van hem.’

‘Volgens hem is dat niet genoeg.’ Ze ging steeds zachter praten. ‘Hij zegt dat hij me niet meer vertrouwt.’

‘Shit Jenny, wat erg voor je,’ zei ik en trok haar voeten op de bank. Ze was net een lappenpop.

‘En ik dacht nog wel dat hij me zou gaan vragen of ik weer bij hem wilde intrekken!’ Ze probeerde te glimlachen. ‘Ik zat me zelfs al druk te maken hoe ik jou moest vertellen dat ik ging verhuizen…Maar hij wil me niet eens meer zien, laat staan met me samenwonen.’

‘Maar hij houdt van je: dat ziet iedereen,’ zei ik, proberend tot haar door te dringen. Ik begon die glazige blik een beetje eng te vinden. ‘Misschien heeft hij gewoon wat meer tijd nodig om zich dat te realiseren.’

Ze schudde haar hoofd. ‘Hij heeft tijd zat gehad; alle tijd van de wereld, verdomme. Ik ben degene die hier het afgelopen jaar heeft zitten wachten—mijn hele leven in de wachtstand—tot hij zou beseffen dat hij mij nodig had.’ Een luide snik ontsnapte haar. ‘Ik kan het niet meer aan! Ik hou zoveel van hem!’

‘Heb je hem dat ook gezegd?’ vroeg ik, haar wat minder stevig vasthoudend toen ze hevig begon te trillen.

‘Wat denk jij dan?’ zei ze en sloeg haar handen voor haar gezicht. ‘Het doet hem verdomme niks. O, wat is het ook allemaal klote! Hij beweert dat hij te véél van me houdt…Fuck, hij weet niet eens wat liefde is! Anders zou hij dit nooit doen, zou hij dit niet eens kunnen.’

‘Ik begin te denken dat de meeste kerels er totaal niks van snappen,’ zuchtte ik instemmend.

Jenny keek me verbluft aan.

Mmm, blijkbaar niet de juiste opmerking.

‘Dit geloof je toch niet!’ Ze schudde haar hoofd. ‘Ik ga hier nu toch niet zitten luisteren naar jouw gejammer over wie je leuk vindt, van wie je houdt, waarom je ex niet van je hield…Niet nóg eens! Het draait niet altijd om jou, hoor!’

‘Maar…dat wilde ik helemaal niet gaan zeggen,’ probeerde ik me te verdedigen, mezelf eraan herinnerend dat Jenny het helemaal niet zo lomp meende als ze zo’n bui had. ‘Ik bedoelde gewoon dat ook wanneer je denkt dat het een goeie vent is, hij dat soms toch niet is. En misschien is dat bij Jeff ook wel zo. Jij bent hier te goed voor, Jenny.’

‘Verdomme!’ schreeuwde ze. ‘Daar ga je weer! Da’s gewoon niet waar, Angela! Wij lopen maar allemaal nonsens rond te strooien, over dat alle mannen klootzakken zijn en wij arme gebruikte, misbruikte meisjes…Maar het is gewoon niet waar! Jeffhoudt niet meer van me, omdat ik hem heb bedrogen. Jouw ex houdt meer niet van je, omdat…shit, ik weet het niet eens! En hoe zou hij ook kunnen: hoe kan hij nou van iemand houden die zichzelf niet eens mag?’

‘Ik had het helemaal niet over Mark,’ zei ik, opstaand. Ik moest hier weg, voor ik iets zei waar ik later spijt van kreeg; voor ik het haar niet meer kon vergeven. ‘Ik had het over Tyler: die bleek helemaal niet zo’n leuke vent te zijn.’

‘Wat kan mij dat verdomme schelen? Je ging toch alleen maar met hem naar bed, omdat hij je aan je ex deed denken. O ja, en omdat hij stinkend rijk was…’ voegde ze eraan toe.

Toen ik me omdraaide, zag ik nog net hoe ze het restje van mijn wijn in een mok gooide en achteroversloeg.

‘O, maar dan kun je nu dus fijn verder met je ‘ik-ben-lekker-stoer-want-ik-hoor-bij-de-band’—fantasietje.’

‘Hier ga ik niet langer naar luisteren, dit hoef ik niet aan te horen,’ zei ik en pakte mijn tas. ‘Ik snap alleen niet hoe jij jezelf durft neer te zetten als iemand die om mensen geeft, die werkelijk wil helpen…terwijl je jezelf niet eens kunt helpen!’

‘Ja, toe maar, vlucht maar gauw terug naar huis,’ riep ze, me wegwuivend. ‘En laat mij, Alex en alle anderen gewoon ons leven leiden, het echte leven! Het is leuk geweest. En misschien—heel misschien—zul je thuis dan eindelijk ophouden met proberen te zijn wat je niet bent. Want heb je daar wel eens aan gedacht, Angela? Datje er maar niet achter kunt komen wie je wilt zijn…omdat je haar allang bént? Dat dat onnozele, besluiteloze, mislukte mens gewoon is wie jij bent? Zo zijn we immers allemaal en hoe eerder jij je dat realiseert, hoe beter. Ik ben het spuugzat om je handje vast te houden en te wachten tot je het zelf hebt uitgeknobbeld!’

Ik beende de gang in en liet de deur van het appartement voor de tweede keer die dag knallen. Eenmaal beneden wist ik niet wat ik anders moest, dus pakte ik mijn telefoontje en koos een nummer.

‘Ja, hallo?’

‘…Louisa?’

‘Angela…?’

Ik snapte er niks meer van: ik had toch het nummer van mijn moeder ingetoetst, niet dat van Louisa?

‘Waar is mijn moeder?’ vroeg ik. Ik wist niet of ik dit al aankon.

‘Die staat thee te zetten. Ik was onderweg naar tennis en heb de trouwfoto’s bij me. Ik heb ze gisteren binnengekregen,’ zei Louisa.

Alleen al het horen van haar stem bracht alles weer glashelder terug. Niet de trouwerij, niet Marks slippertje, maar mijn gewone leven—mijn bijna-zevenentwintigjarige leven. Dus zij zat op een zaterdagochtend rustig thee te drinken met mijn moeder en keek samen met haar naar de trouwfoto’s—en mij op die foto’s—alsof niets uit deze hele drie weken ooit gebeurd was (en waarschijnlijk gold dat voor hun voor de meeste dingen ook).

‘Waar ben je nu, Angela?’ vroeg Louisa. Ze schreeuwde niet en klonk niet boos. ‘Volgens je moeder zitje nog steeds in Amerika.’

‘Ja, ik ben in New York.’ Ik ging op de onderste tree van de trap zitten. ‘Ik zit hier al sinds…’

‘Goh, wat lijkt het allemaal al lang geleden,’ onderbrak Louisa me zuchtend. ‘De huwelijksreis had voor mij best langer mogen duren…’

‘Louisa,’ zei ik traag. ‘Ben je erg woest op me?’

‘Ik op jou?’ vroeg ze. Ze klonk ontdaan. ‘Ben jij dan niet woest op mij?’

Ik beet op mijn lip en tuurde naar de op een kier staande voordeur. Tranen schoten in mijn ogen. ‘Maar ik heb jouw trouwdag geruïneerd…’ snikte ik, mijn best doend de tranen er niet allemaal tegelijk uit te laten stromen. ‘En dat spijt me vreselijk.’

‘O,Angela…’ snikte Louisa, haar stem ook verstikt door tranen. ‘Is dat echt wat je al drie weken denkt? Ik dacht juist dat jij kwaad op mij was! Ik ben degene die fout is geweest: ik had je over Mark en die slet, Katie, moeten vertellen zodra ik het had ontdekt.’

‘Ik hoorde van mam dat ze bij hem is ingetrokken,’ fluisterde ik, terwijl ik mijn knieën optrok. ‘Heb je hem nog gezien?’

‘Ja, samen met haar, op de tennisclub,’ gaf ze schoorvoetend toe. ‘Maar hij weet wat Tim en ik van hem denken: we gaan na de wedstrijd echt niks meer met hem drinken of zo. O, Angela, vertel me alsjeblieft niet dat je daar al die tijd helemaal in je eentje hebt zitten denken dat ik niks meer om je gaf!’

‘Nou…ik heb niet bepaald in mijn eentje gezeten,’ wist ik uit te brengen. ‘Ik logeer bij een vriendin, een meisje dat ik hier heb ontmoet…Maar ik geloof dat ik binnenkort toch terug zal moeten komen.’

‘Natuurlijk kom je naar huis!’ zei Louisa. Haar stem klonk vertrouwd en tegelijk vreemd: ik werd al zo lang omringd door Amerikaanse accenten. ‘En dan mag je gerust bij ons komen logeren. Wij zullen wel voor je zorgen.’

‘Ik kan een baan krijgen, bij een gloednieuw tijdschrift,’ zei ik, in een poging weer wat vaste grond onder de voeten te krijgen. ‘Ik heb hier wat dingetjes voor de website gedaan en nu hebben ze me vast werk aangeboden: als volwaardig lid van de redactie.’

‘Kijk eens aan! Het is dus niet allemaal rottigheid, hè? Ik zou zeggen: pak je tas gauw in en kom terug. Als je vandaag nog een vlucht pakt, haal ik je morgen op van het vliegveld! Ik moet er gewoon niet aan denken dat jij daar in je eentje ellendig zit te wezen. Toe Angela, ik moet gewoon weten of het goed met je gaat; ik wil je zo graag weer zien!’

‘Ik ben echt niet de hele tijd alleen geweest,’ zei ik nog maar een keer. Door de kier van de deur flitste New York aan me voorbij. ‘En ik vind het hier geweldig. Eerlijk, ik heb me eigenlijk best goed gevoeld.’

‘Nou, zo klink je anders niet, Angela,’ zuchtte Louisa. ‘Weet je wat, bel me maar zodra je je vlucht hebt geboekt. Want weet je waar wij aan toe zijn? Aan Ben & Jerry’s en Dirty Dancing!

‘Eh…dat soort dingen heb ik allemaal al gedaan, Louisa.’ Ik schudde mijn hoofd. Ik wist ineens weer waarom ik was weggegaan. ‘Luister, ik zeg niet dat alles hier perfect is, maar simpelweg terug naar huis gaan, maakt ook niet meteen alles weer oké.’

‘Ach,Angela, hoor toch eens wat je zegt:je kunt toch niet zonder je vrienden?’ reageerde ze. ‘Wat Mark heeft gedaan, was afschuwelijk; dat zullen we hem nooit vergeven. Maar jij moet vroeg of laat toch terugkomen? Je kunt niet voor eeuwig op de vlucht blijven!’

‘Louisa, ik geloof niet dat je het begrijpt,’ zei ik, terwijl ik opstond en naar buiten liep—de zo goed als frisse lucht in. ‘Ik bén niet op de vlucht. Zo was het wel toen ik vertrok, dat zal ik niet ontkennen, maar inmiddels liggen hier ook een paar mooie kansen voor me. Ik heb aardig wat spannende dingen meegemaakt.’

‘Ach ja, dat heb je altijd op vakantie,’ zei Louisa, op een toontje alsof ik dronken was, of vijf jaar oud—heel frustrerend. ‘Maar nu realistisch, Angela: je moet onderhand weer eens verder met je leven!’

‘Daar heb je gelijk in,’ knikte ik, terwijl ik de hoek omsloeg en omhoogkeek naar het Chrysler Building. Ik vond het nog steeds een hartverscheurend mooi gezicht. ‘Maar terug naar Engeland zou voor mij nu niet betekenen ‘verder met mijn leven’, maar terugkeren naar een situatie waar ik niet gelukkig mee was.’

‘Angela…’ Louisa begon haar geduld te verliezen. ‘Ik begrijp het al: jij denkt dat je die ellende met Mark al hebt verwerkt.’

‘Je hoeft me niet te vertellen wat ik denk, hoor,’ zei ik vinnig. ‘En ja, Mark is een enorme eikel: als ik hem ooit nog eens tegenkom, zou het best wel eens kunnen dat ik hem probeer te castreren. Maar wat hij me heeft aangedaan, is lang niet zo erg als wat ik mezelf heb aangedaan…’ Ik hoorde me bijna letterlijk Alex’ woorden herhalen—typisch. ‘Ik was al jaren niet meer gelukkig met hem. En hij zou nooit naar een ander hebben omgekeken, als het goed had gezeten tussen ons. Ik had allang bij hem weg moeten gaan, Louisa, maar daar was ik gewoon te schijterig voor. En dus heb ik jaren van ons leven verspild, gewoon door het putje laten weglopen…’

‘Maar…’ Ze probeerde me te onderbreken, maar ik was vastbesloten mijn verhaal af te maken.

‘Pas in de afgelopen drie weken heb ik eindelijk weer het gevoel gekregen dat ik leef. Ik neem de juiste beslissingen, doe goeie dingen…Als ik nu terug zou gaan, wat dan?’

‘Dan zou je weer bij degenen zijn die van je houden, die om je geven,’ zei Louisa, al klonk ze op dat moment absoluut niet als iemand die van me hield en om me gaf.

Ik haalde diep adem. Meteen daarop hoorde ik het piepje dat aangaf dat er op de andere lijn een telefoontje binnenkwam.

‘Louisa, ik moet ophangen,’ zei ik. Met mijn handen boven mijn ogen tuurde ik naar ons appartement. Ik zag Jenny tegen het raam gedrukt staan, met de telefoon tegen haar oor en duidelijk zoekend naar mij. ‘Ik weet nog niet precies wat ik ga doen, maar wil je tegen mijn moeder zeggen dat het goed met me gaat en dat ik haar maandag bel?’

‘Angela, in godsnaam,’ zei Louisa. Ze klonk vreselijk korzelig. ‘Je leeft in een droomwereld: word wakker en kom gewoon naar huis!’

‘Mmm, daar kan ik nog niks zinnigs over zeggen,’ zei ik, schouderophalend. ‘Maar maandag weet ik het. Ik hou van je, Louisa, fijn dat het goed nietje gaat.’

En voor ze weer kon gaan proberen me naar huis te praten, hing ik op.

Jenny had het inmiddels opgegeven en toen ik weer omhoog-keek naar ons raam, stond ze er ook niet meer.

Ik was er nog niet klaar voor om terug naar binnen te gaan. Ik was er echter ook nog niet klaar voor om me over te geven en terug naar Londen te vliegen. Ik moest ergens gaan nadenken.

Zeker een uur dwaalde ik rond: straat uit, oversteken, hoek om, linksaf, rechtsaf, andere kant op…Ik had niet eens in de gaten dat ik bij het Empire State Building was, tot ik bijna tegen de ellenlange rij wachtenden opbotste.

‘Kijk uit waar je loopt, verdomme!’ bromde een veel te dikke Engelsman en zuchtte diep toen ik met een onsamenhangend excuus terugdeinsde. ‘Stomme Amerikanen,’ zei hij tegen zijn metgezel,’zo verdomde onbeschoft!’

Ik vond een plekje voor een apotheek op de hoek van de straat en tuurde omhoog. Maar het bouwwerk had geen eenvoudige oplossingen voor me—alleen herinneringen, beïnvloed door talloze uren tv en films en versneden met beelden van toen ik er met Alex bovenop had gestaan.

Toen de mensenmassa me begon te benauwen, schudde ik de bedompte sfeer van me af, draaide me om en begon te lopen. Up-town: in noordelijke richting en weg van hier. De eerste vijftien blokken dacht ik nog dat ik naar het park wilde, maar terwijl ik 5th

Avenue overstak naar 6th, bedacht ik ineens een ander toevluchtsoord. Ik hoopte er mijn hoofd te kunnen vullen met iets anders dan de mallemolen van vragen die steeds maar opnieuw voorbijkwamen.

Hoewel nog steeds vrij rustig (het was tenslotte een museum), was het in het MoMA drukker dan de laatste keer dat ik er was. Ik betaalde mijn $20,-, sprong meteen op de roltrap en liet me naar de vierde verdieping brengen. Het aantal kinderen dat daar rondrende, verraste me. Coole ouders, dacht ik bij mezelf—hoewel ik tegelijkertijd wilde dat die coole ouders hun kinderen beetpakten en meesleurden naar de overkant, naar FAO Schwarz…

Er slenterden tientallen mensen rond, maar niet één van hen zei iets tegen me, toen ik me tegen de muur tegenover Christina’s World naar beneden liet zakken en begon te turen. Ik huilde ditmaal niet, maar staarde alleen maar…en verloor mezelf in elk grassprietje. Ik negeerde al het nieuwsgierige gefluister, hoewel ik lichtjes fronste toen een sukkel in een parka tegen zijn vriendin zei dat dit misschien performance art was. Was ik soms gekleed in een berenpak of zo?

Verder sloot ik alles buiten: elk woord, van iedereen—van zowel degenen hier, als degenen die er niet bij waren. Ik sloot alle adviezen buiten—of ik er nu om gevraagd had of niet. Geen van allen had me verteld wat ik horen wilde; wel hadden ze allemaal gelijk. Jenny had gelijk: ik was een mislukkeling; Louisa had gelijk: ik was gevlucht; Tyler had gelijk: ik wist inderdaad niet wat ik wilde.

Hoog tijd om dat uit te vlooien!

Ik had geen idee of er een uur of een hele dag voorbij was gegaan, toen ik mezelf eindelijk weer overeind duwde. Maar dat deed er ook niet toe.

Terwijl ik een paar achtergebleven tranen wegveegde en mijn rommelige paardenstaart trachtte te fatsoeneren, viel me opeens op dat er nóg iemand stond te staren. Daar, geleund tegen zijkant van de roltrap, stond Alex. Hij glimlachte droevig en stak zijn hand naar me op. Ik verstijfde even en zwaaide toen maar terug, omdat ik niet wist wat ik anders moest doen.

Met een cool knikje kwam hij op me afgelopen. ‘Hoi,’ zei hij zacht.

‘Hoi,’ antwoordde ik. Mijn stem klonk vreemd, nadat ik zo lang had zitten zwijgen. ‘Wat doe jij hier?’

‘Eh…Jenny belde Jeff, Jeff belde mij, ik belde jou…en jij nam niet op,’ zei hij. ‘Een lange keten van allemaal mensen die andere mensen belden…totdat ik bedacht dat je hier wel eens kon zitten.’

‘O,’knikte ik. ‘Hè? Heeft Jenny Jeff gebeld?’

‘Ja, ze had mijn nummer niet en dacht dat je misschien naar mij toe was,’ verklaarde hij.

Ik durfde niet te bedenken hoe vreselijk ik eruit moest zien.

‘Ze maakte zich zorgen om je.’

‘Het is uit,’ zei ik kalm, denkend aan hoe woest Jenny was geweest. Ik wilde dat ik terug kon gaan en dat hele gesprek overdoen. ‘Tussen Jenny en Jeff. Ze is er helemaal kapot van.’

‘Ja, hij ook.’ Hij keek me aan. ‘Ik hoop dat ze er samen uitkomen. Maar da’s lastig als je de ander niet durft te vertrouwen.’

‘Dat lijkt wel het enige dat iedereen tegenwoordig doet: dingen uitwerken. Wordt erg vermoeiend na een tijdje.’

‘Da’s waar. Maar wat moet je anders?’ Hij legde een voorzichtige hand op mijn schouder. ‘Wil je praten?’

‘Ja, maar niet hier,’ zei ik en liet me via de roltrap naar buiten leiden.

‘Oké, wat is er allemaal aan de hand?’ vroeg hij, nadat hij drie minuten had zitten toekijken hoe ik aan een vlekje op mijn spijkerbroek zat te krabben.

‘Ik heb een baan aangeboden gekregen…in Londen,’ zei ik en keek naar hem op. Dat leek me net zo’n goed onderwerp om mee te beginnen als wat anders. ‘En ik heb een gigantische ruzie gehad met Jenny. En toen ik daarna naar huis belde, kreeg ik ook nog eens een gigantische ruzie met mijn vriendin daar. En nu ben ik dus zo’n beetje terug bij af—net nu ik dacht dat ik er een beetje een idee van begon te krijgen wat ik wilde.’

‘Wauw! En wij hebben elkaar gisteren voor het laatst gezien…’ zei hij. ‘Maar eh…wat wil je dan?’

‘Wat zou jij doen, als je mij was?’ vroeg ik, terwijl ik met een schuin hoofd zijn gedachten probeerde te lezen. Hij liet zich echter niet in de kaarten kijken. ‘Als je terug kon gaan naar je familie en vrienden, zonder je druk te hoeven maken over je visum en dergelijke, en waar bovendien een geweldige baan op je wachtte…of je kon hier blijven, waar je nergens echt zeker van was.’

‘Die beslissing kan ik niet voor je nemen,’ zei Alex. En hij pakte mijn handen en hield ze licht vast. ‘Dat zou niet eerlijk zijn.’

‘Wel als ik je er zelf om vroeg…’ Ik schonk hem een vage glimlach, die hij echter niet beantwoordde.

‘Nee echt, dat zou niet eerlijk zijn, omdat ik niet kan weten wat jij moet doen,’ zei hij en gaf een kneepje in mijn hand. ‘Je weet al hoe ik erover denk. Maar ik zal je niet vragen voor mij te blijven. Het gaat trouwens niet alleen om mij, hè: hoe zit het met die andere vent?’

O, zeg me dat het niet waar is, dacht ik, terwijl ik keek hoe Alex zich van me wegdraaide.

‘Er is helemaal geen ander,’ zei ik vlug. ‘Jij bent de enige.’

‘Ik heb je blog gelezen, Angie…en ik voelde het ook al zo’n beetje. Dus lieg alsjeblieft niet tegen me.’ Hij schudde zijn hoofd en zijn greep op mijn handen verslapte. ‘Ik hoorde van Jenny dat je stevige ruzie met hem hebt gehad. Ik weet het gewoon niet, Angela. Ik vind jou echt heel erg leuk. Maar ik heb mijn leven nog maar pas weer een beetje op de rails. Ik wil me niet wéér in een relatie storten, waarin ik de ander niet kan vertrouwen; waarin ik niet weet wat er gaat gebeuren.’

‘Dat weet je toch nooit?’ zei ik, zijn handen terugpakkend. ‘Maar Alex, ik kan je in alle eerlijkheid zeggen dat er echt geen ander is. En wat Jenny allemaal zegt…ach, zij is kwaad op me. Oké, er is even een ander geweest, maar dat heeft nooit zoveel voorgesteld. En het was geen stevige ruzie: ik heb hem gewoon verteld dat ik hem niet meer wilde zien. Want ik wil jou, alleen jou.’

‘Maar had je me ooit bekend dat je tegelijkertijd iets met een ander had gehad, als ik je er niet mee had geconfronteerd?’ vroeg hij. Hij glimlachte weer, maar wel zó droevig dat ik het niet kon aanzien. ‘Als ik het niet in je blog had hoeven lezen?’

‘Mijn god, m’n blog: ik wou dat ik daar nooit aan was begonnen!’ kreunde ik. ‘Alsjeblieft Alex, jij bent echt de enige! Ik had hem net vóór jou ontmoet en ik…ik bleef alleen maar met hem afspreken, omdat…Ach, ik weet niet eens meer waarom: vanwege die stomme blog, vanwege Jenny, Erin…Maar het doet er allemaal niet meer toe. Het draait nu alleen nog om jou—echt, eerlijk, honderd procent.’

‘Mmm, oké dan,’ zei hij, met een stem zo schor dat ik hem niet durfde aan te kijken. ‘Maar wat zou je dan doen als er geen ik was, geen Jenny, geen ‘andere vent’…en je dus helemaal alleen diezelfde keuze zou moeten maken? Want dat is tenslotte waar het op neerkomt.’

‘Dat…weet ik nog niet. Maar ik wil niet helemaal alleen zijn, Alex.’

‘Ben je ook niet,’ zei hij en legde een hand op mijn wang toen de tranen begonnen te stromen. ‘Absoluut niet. Denk je soms dat Jenny zich ertoe zou hebben gezet Jeff te bellen, als zij niets om jou gaf?’

‘Nee,’ fluisterde ik. ‘Maar ik had het niet over Jenny…’

‘Tja…daar moet denk ik gewoon wat tijd overheen gaan,’ zei hij, na een korte stilte. ‘Ik heb meer tijd nodig en jij volgens mij ook. Want als er echt iets tussen ons is, dan lijkt me niet dat we daar al na drie weken over moeten zitten huilen…’

‘Z-zeg dat nou n-niet.’ Ik begon te struikelen over mijn woorden, toen ik Jenny ineens zag staan. Ze droeg nog steeds Jeff’s T–shirt, maar had er intussen wel een spijkerbroek bij aangetrokken—godzijdank. ‘Zo klinkt het zo negatief.’

‘Welnee, dat is het niet,’ zei Alex glimlachend. ‘Het is juist positief, hartstikke positief zelfs. Maar…misschien gewoon niet helemaal oké qua timing.’

‘Vind je dat ik terug moet gaan?’ vroeg ik, hopend dat hij niet zou antwoorden.

‘Misschien,’ knikte hij traag. Toen veegde hij met zijn duim mijn tranen weg en boog naar voren om me te kussen. Zijn tranen maakten nieuwe gladde sporen op mijn wangen. ‘Ik vind dat jij moet doen wat je wilt—watje wérkelijk wilt. Moet je horen, ik ga nu. Maar ik bel je nog! Of jij mij, zodra je met Jenny hebt gepraat…’

Ik knikte en liet zijn hand met tegenzin los. Hij ging me helemaal niet bellen! Ik keek hoe hij over de binnenplaats de straat op liep—net zolang tot hij uit het zicht verdwenen was.

‘Angela?’

Jenny was stiller dan ik haar ooit had gezien. Rond haar ogen zaten allemaal mascaravegen en haar haar was net een vogelnest. Zij zag eruit zoals ik me voelde…(en waarschijnlijk ook zoals ik er zelf uitzag).

‘Angie?’

‘Het spijt me zo,’ fluisterde ik, terwijl ze op de traptrede naast me kwam zitten. ‘Ik had mijn mond moeten houden over Tyler en zo. Ik weet hoeveel Jeff voor je betekent.’

‘Ach, hou toch je kop!’ grijnsde Jenny, dwars door een nieuwe serie tranen heen. ‘Als je nu niet ophoudt met dat stomme beleefde gedoe, komen we er als huisgenotes nooit uit! Iemand moest het me gewoon een keer zeggen: Jeff kan me inderdaad niet vergeven, omdat ik mezelf nog niet eens kan vergeven. En daar kun jij natuurlijk niks aan doen.

Maar ik had al die dingen die ik tegen jou zei natuurlijk never-nooit-niet mogen zeggen. En ik had Alex ook niet over Tyler willen vertellen, maar dat kwam er ineens uit. Ik heb hem ook nog gezegd dat hij de ware voor je is…Maar ik zou het dus helemaal niet gek vinden als je me niet wilt vergeven.’

‘Je was inderdaad niet erg aardig,’ zei ik en legde mijn hoofd op haar schouder. ‘Maar ik geloof dat jij degene bent die te beleefd is geweest: als jij me meteen toen we elkaar ontmoetten stevig de waarheid had gezegd, had ik er misschien nooit zo’n puinhoop van gemaakt.’

‘Kom je dus gewoon weer mee naar huis?’ vroeg Jenny. Ze pakte mijn hand en stond op. Haar handen waren kleiner en zachter dan die van Alex, maar net zo sterk.

‘Ik heb een baan aangeboden gekregen, Jenny, in Londen,’ zei ik kalm. ‘En ik geloof dat ik dat maar moet doen.’

‘Meen je dat nou?’ Ze ging weer zitten. ‘Maar…dan ga je dus weg?’

‘Het lijkt me de verstandigste keuze,’ knikte ik. ‘En de meest logische: het is een fantastische baan.’

‘Maar je weet dat je nu—watje ook besluit—voor altijd aan mij vastzit, hè?’ zei ze. ‘Je overleeft geen twee Hurricane Jenny-aanval-len om me vervolgens te dumpen…’

‘Mens, ik zou niet meer weten wat ik zonder je moest!’ glimlachte ik. Het was nog waar ook: ik kon me mijn leven echt niet meer zonder haar voorstellen. In slechts drie weken tijd was Jenny net zo belangrijk voor me geworden als Louisa.

‘Maar eh…wat vond Alex er eigenlijk van dat je weggaat?’ vroeg ze.

Ik deed mijn best te blijven glimlachen en iets te zeggen, maar kon alleen mijn hoofd schudden en nog wat tranen laten vallen.

Jenny trok me tegen zich aan voor een lange, stevige knuffel. Dat hielp. ‘Hé…ik geloof dat ik nog wat kruimels heb laten liggen van die kwarktaart die jij in de woonkamer had laten staan,’ fluisterde ze na een poos. ‘Zullen we samen eens gaan kijken hoeveel er nog is?’

Ik knikte als verdoofd en liet me door haar omhoogtrekken. Hoewel ik overeind wist te komen, had ik het gevoel dat mijn maag op de trap bleef liggen en mijn hart voelde zo zwaar, dat ik bang was dat het elk moment uit mijn borstkas zou vallen. Gek, maar zo had ik me over Mark dus nooit gevoeld, bedacht ik. Zo voelde het dus om echt iemand kwijt te raken.

‘Watje uiteindelijk ook besluit…’ zei Jenny, terwijl ze mijn haar achter mijn oren streek. Ze sprak overdreven duidelijk, alsof ze dacht dat ik er wel eens moeite mee zou kunnen hebben haar te begrijpen. ‘…het zal de juiste beslissing zijn! Ik drukte me vanochtend niet zo best uit, maar lieverd, als deze verwarde, rommelige puinhoop Angela Clark is, dan vind ik je nog steeds geweldig. O zo!’

Ik pakte haar hand en zo liepen we de straat op.

En niemand staarde naar ons; ze keken niet eens om, naar die twee huilerige meiden in hun verkreukelde kleren, die zich aan elkaar vastklampten alsof hun leven ervan afhing. Ook al was het misschien wel het mafste wat ze vandaag op straat hadden gezien…

De stad was nog zo warm, dat ik bijna begon te denken dat New York de tijd had stilgezet, tot ik had besloten wat ik ging doen. Het was al bijna negen uur, maar nog zo licht en zo ondraaglijk vochtig, dat het net zo goed halverwege de middag had kunnen zijn.

Maar dat was het niet. Halverwege de middag zat ik namelijk snikkend op de trap van het MoMA, te kijken hoe Alex van me wegliep; nu zat ik op mijn eigen vensterbank naar beneden te kijken, naar Jenny die onderweg naar haar werk nog even naar me zwaaide.

Het had me al mijn overredingskracht gekost (niet bepaald iets waar ik bekend om sta) om haar ervan te overtuigen, dat ik ‘m voor zij terug was echt niet zou smeren of me uit het raam zou storten—althans, niet zonder haar een kwartier van tevoren te bellen om te waarschuwen wat ik van plan was. Ze had al een dienst gespijbeld om mij te gaan zoeken en ik wilde haar niet nog CrgCF in de problemen brengen (al zou een Ghostbusters⁄Ghostbusters 2 marathon, aangevuld met zo’n drie halve liters Ben & Jerry’s niet verkeerd zijn geweest).

Beneden op straat gooiden mensen waterflessen over hun hoofd leeg, waarna de druppels sissend op de stoeptegels verdampten; de spits van het Chrysler Building was haast pluizig vaag, hoog daarboven in de hittenevel. En ik? Ik was niet gemaakt voor deze hitte…of voor gedumpt worden…of het nemen van levensbelangrijke beslissingen in een uiterst kort tijdsbestek…Hierna probeerde ik het absoluut te beperken tot één, hoogstens twee van dit soort heftige zaken per maand!

Ik wist nog steeds niet wat ik moest doen.

De afgelopen weken waren te gek geweest. Maar wat had het voor zin om in New York te blijven, als dit nog moeilijker was dan gewoon in Londen zijn?

En het zou toch zeker fantastisch zijn om terug te komen: helemaal opge-Sex and the City-d met mijn fabelachtige nieuwe garderobe, mijn sublieme handtas en mijn formidabele droombaan?

In mijn hart wist ik bovendien dat ik intussen echt over Mark heen was en er niet meer tegen opzag hem weer te zien. Mam en pap zouden vooral willen weten waar ze me konden vinden, voor het geval ze iemand zochten om tijdens hun vakantie op hun auto te passen. En Louisa en ik zouden alles terdege uitpraten.

Alles zou van nu af aan anders moeten zijn. Want ik was ook anders.

‘Het zou volkomen geschift zijn,’ fluisterde ik tegen mezelf. ‘Als ik dit niet doe, ben ik volkomen geschift.’

Ik haalde mijn dijbenen van de vensterbank af (en liet er meerdere laagjes zonverbrande huid op achter) en begon te zoeken naar mijn paspoort. Dit zat niet in mijn (schitterende) handtas en lag niet achter in het laatje van mijn nachtkastje. Er was nog maar één plek die ik kon bedenken. Ik knielde voor het bed en trok er mijn weekendtas onder vandaan. Het enige wat daar nog in zat, was mijn paspoort (!), mijn oude handtas en…een kreukelige prop koffiekleurige tafzijde.

Mijn bruidsmeisjesjurk.

Ik trok hem eruit en hield hem voor me. Aangezien ik de afgelopen weken weinig meer had gedaan dan eten, vond ik hem su-perklein lijken. Ik had voor het eerst in maanden geen idee wat ik woog. Jenny geloofde namelijk niet in weegschalen, die hadden volgens haar een ‘negatief effect op haar gevoel voor eigenwaarde’ en al mijn nieuwe kleren waren lekker wijd. Het kon toch geen kwaad om hem weer eens te passen? (Al zou teruggaan naar Londen terwijl ik me een soort mestvarken voelde, natuurlijk wel wat glans van mijn triomfantelijke terugkeer halen.)

De stof voelde koud aan op mijn plakkerige huid en het lijfje zat ongemakkelijk stijf (alsof het was gespoeld in behangplaksel), maar lang niet zo krap als ik had verwacht—totaal niet zelfs! Je kunt blijkbaar eten wat je wilt, zolang je maar genoeg door New York dwaalt en met genoeg lekkere kerels wipt…

Na tweemaal over de zoom te zijn gestruikeld (waarbij ik één keer zelfs languit op de vloer belandde), liet ik mijn voeten in mijn Louboutins glijden en strompelde naar de spiegel, veegde mijn haar uit mijn gezicht en trok het in een zo strak mogelijke wrong. Mijn ogen waren nog rood en gezwollen, de jurk totaal verkreukeld—het zag er kortom niet best uit, maar wel vertrouwd. Het enige wat miste was mijn verlovingsring. Maar die deed ik echt nooit meer om (zeker niet gezien de plek waar ik hem had achtergelaten).

Rond mijn spiegel had Jenny allemaal foto’s van de afgelopen weken gestoken, om mij te helpen met leven voor het moment. Mijn ‘na-de-behandeling’—foto’s van Rapture, nadat Gina en Razor me onder handen hadden genomen; Jenny, Erin en ik in de karaokebar; de foto die Jenny van Alex en mij bij zijn optreden had gemaakt…

Maar het meisje op die foto’s was niet dezelfde als degene die me nu in de spiegel aankeek. In de spiegel stond Angela Clark van een maand geleden: de Angela Clark die in deze jurk in slaap was gevallen en elke twintig minuten snikkend was wakker geschrokken; de Angela Clark die zo ver mogelijk was weggerend, toen het haar even te ingewikkeld werd. Maar dat was meteen ook zo’n beetje het enige dat ik me van haar herinnerde.

Wilde ik daar werkelijk naar terug?

De Angela op de foto’s leek echter gelukkig. Oké, ze was ook een beetje dronken, maar ze was gelukkig, gezond en had haar ogen behoorlijk cool opgemaakt. Op de foto van net na het knippen keek ze zelfs haast extatisch. Ik trok aan de foto van Alex en mij en gooide hem op de grond. Het had geen zin om me ellendig te gaan voelen, omdat ik daar steeds tegenaan moest kijken. Nee, ook zonder lekkere vent was deze dame een stuk gelukkiger!

Ik wurmde me weer uit de bruidsmeisjesjurk, schopte hem met mijn schitterend geschoeide voeten dwars door de kamer en duwde hem vervolgens in de prullenbak. Het voelde goed om dat ding uit te hebben, maar een beetje raar om op Louboutins in mijn ondergoed rond te stappen. Dus pakte ik een T–shirtje om eventueel omhoogkijkende voorbijgangers niet te laten schrikken en wankelde terug naar het raam.

Zelfs met dit snikhete weer was het glas koel onder mijn vingertoppen. Kon alles maar nog steeds zo opwindend en nieuw voor me zijn: de stomende stoepen, de helderziende die altijd bij Scot-tie’s Diner rondhing, het delicatessewinkeltje onder ons dat dag en nacht geopend was…

Maar het enige wat ik dacht, was dat we geen melk meer hadden. Uiterst toevallige gedachte, maar ook uiterst opbeurend.

Het duurde even tot ik me realiseerde dat mijn gezicht niet nat was omdat ons appartement geen airco had, maar omdat ik stond te huilen—huilen om de gedachte dat ik nooit meer melk zou kunnen gaan halen bij dat 24-uurs-zaakje. Zo, Angela, zei ik tegen mezelf, terwijl ik de tranen wegveegde: nu heb je het voor elkaar, hoor. Een nieuw dieptepunt van treurnis is bereikt: je staat te huilen om melk…die niet eens is gemorst. Sterker nog: hij is nog niet eens gekocht!

Toen ik me bukte om mijn schoenen uit te doen, zag ik de foto van Alex en mij half onder het bed liggen. Ik raapte hem op, keek er eens goed naar…en schrok van de blik in mijn ogen. Dat leek akelig veel op verliefdheid! Alex zag er prachtig uit, ook al stond hij twee minuten vóór dit kiekje was gemaakt nog wild te springen op het podium. En ik kon het niet helpen dat me tevens opviel, dat ook hij er behoorlijk gelukkig uitzag.

Ik begon er al aardig moeite mee te krijgen om me Marks gezicht voor de geest te halen. Ook al woonde ik drie weken geleden nog met hem samen, ik had hem al in geen maanden meer fatsoenlijk bekeken. Maar als ik nu mijn ogen sloot, zag ik elke lok van Alex’ haar voor me; proefde ik die krankzinnig sterke koffie in zijn adem; hoorde ik hem zingen aan de andere kant van de muur; voelde ik zijn eeltige vingers op mijn huid…

Maar Alex was weg. En de Angela van die foto’s misschien ook. Als ik terugging naar Londen, zou ik Marks Angela niet meer zijn. Maar als ik in New York bleef, kon ik ook Alex’Angela niet meer zijn.

Maar ik kon wel een heel nieuw iemand worden; iemand die ik zelf ook nog niet kende.

En ik kon de trap aflopen en die melk gaan halen. Het was een begin!

‘Ik ben volkomen geschift,’ fluisterde ik tegen het raam. ‘Echt volkomen geschift.’