Hoofdstuk 36
‘Gaan jullie echt cacaoboter verkopen?’ Lambert keek Colin vragend aan.
‘Dat probeer ik u de hele tijd al te vertellen,’ snauwde Colin. ‘Ik heb een gat in de kleine, specialistische markt van de chocolademakers ontdekt. Ik begin klein.’
‘Heel klein.’ Lambert grijnsde en duwde een bergje smeltende cacaoboter met de punt van zijn goed gepoetste schoen opzij. ‘Goed dan.’ Hij gaf de rest van zijn mensen een teken dat ze de winkel moesten verlaten. ‘Tot ziens. En vergeet niet…’ Hij keek hen dreigend aan. ‘Jullie zitten nog steeds op mijn territorium. Als hier iets gebeurt, kom ik meteen bij jullie kijken.’ Bij de deur bleef hij staan om hen lang en peinzend aan te kijken. ‘Nee!’ Hij schudde zijn hoofd en trok definitief zijn conclusie. ‘Een vliegtuig kapen! Nee… Daar zijn jullie niet pienter genoeg voor.’ Hij draaide zich abrupt om en liep met arrogante passen door de kapotte deuropening.
Het werd stil. Ze keken elkaar over de ravage van de cacaoboter aan.
‘Niets!’ Eindelijk verbrak Bert de stilte. ‘Nog geen grammetje! Wat is er verdomme nou mee gebeurd?’
‘Dat kan hij ons vast wel vertellen.’ Colin keek Ray aan. ‘Ik wed dat hij veel meer van deze zaak weet dan hij heeft laten blijken.’
Bert keek Ray peinzend aan. ‘En die zwarte schoft scheen jou vrij goed te kennen. Hoe kun je dat verklaren, Ray?’
Ray keek hen terneergeslagen aan, alsof hij aan het eind van een vreselijke beproeving was gekomen. ‘Ja,’ zei hij zachtjes, bijna in zichzelf. ‘Jullie hebben recht op een verklaring.’
‘Nou?’ Ze keken hem allebei afwachtend aan.
‘Weet je nog, die avond dat Ed me naar jouw woning stuurde, Bert, die avond waarop jullie vroegen of ik zin had in een beetje criminaliteit? Ik zei toen tegen jullie dat ik geen zin had om wetten te overtreden, nietwaar?’
‘Ja,’ beaamde Colin namens hen beiden. ‘Maar toen we over een vliegtuiglading goud begonnen, zong je algauw een ander liedje.’
‘Niet zómaar een vliegtuiglading goud, Colin.’ Ray keek hem aan. ‘Een vliegtuiglading goud in Ghana. Dat zei Doc. En daardoor veranderde ik van gedachten. Weet je,’ zei hij, ‘ik was in Ghana in de problemen gekomen waardoor ik uit de SAS werd gegooid.’
‘En had Akaba daar iets mee te maken?’ onderbrak Colin hem.
‘Daar had die schoft alles mee te maken.’ Rays stem werd harder bij de herinnering. ‘Hij liet vier hulpeloze kerels doodschieten. Hij vermoordde ze waar ik bij stond omdat ze zíjn goud probeerden te stelen. Toen ik hem probeerde tegen te houden, lachte hij me uit. En dus gaf ik hem ervan langs. Dat litteken boven zijn oog heeft hij van mij gekregen.’ Bij de herinnering glimlachte hij met kwaadaardige voldoening. ‘Ik werd in staat van beschuldiging gesteld wegens mishandeling van een hogere officier. Ik kwam voor de krijgsraad, werd gedegradeerd, in de cel gezet en uit het regiment gegooid. Ik wilde nog maar één ding: wraak op hem nemen, en het karwei dat jullie me aanboden gaf me de kans om dat te doen. Ik wilde die schoft kapotmaken, zoals hij mij had kapotgemaakt. Ik wilde dat goud niet stelen, ik heb jullie die eerste avond al verteld dat ik geen dief was. Toen het doorging, besloot ik dan ook ervoor te zorgen dat het goud bij het Ashanti-volk terugkwam.’
Colin stak zijn middelvinger op. ‘En zo dacht je over de drie kerels die je hielpen.’
Ray had het fatsoen om beschaamd te kijken. ‘Ja,’ gaf hij toe. ‘Dat dacht ik eerst. Ik zag alleen maar een mogelijkheid om wraak op Akaba te nemen. Maar later,’ zei hij, en hij keek Bert aan, ‘toen Colin naar Ghana was teruggekeerd en ik Doc en jou beter leerde kennen en zag hoe jullie me behandelden, nou, toen gingen mijn ogen open. We werden vrienden en ik dacht erover het goud te houden. Per slot van rekening zou Akaba sowieso in grote problemen komen, wie het goud ook had. En dus hield ik die mogelijkheid open. Docs dood gaf de doorslag. Ik wist dat zijn lijk voor complicaties zou zorgen, vooral toen de medici het in handen kregen. Toen konden wij ons maar beter van het goud ontdoen, want dat was het bewijsmateriaal.’
‘En dus vertelde je iemand over Hansel in Londen en liet je het aan hen over om ons te bestelen.’ Colin kon de rest van het verhaal wel raden.
‘Colin, daar heb ik heel goed aan gedaan! Ze waren ons op het spoor. Als dat goud hier vandaag was aangekomen, zoals de bedoeling was, zouden we nu handboeien om hebben en op de terugweg naar Ghana zijn. Allemachtig!’ Hij hield de toppen van zijn wijsvinger en duim een millimeter bij elkaar vandaan en sprak gespannen. ‘Het scheelde maar zó weinig! Iedereen, jullie twee niet uitgezonderd, was er zeker van dat het goud in die pakketten zat. Jullie hebben Akaba’s gezicht gezien! Hij wíst dat het erin zat. Hij was er zelfs zo zeker van dat ik me afvroeg of ze het in Ghana wel op tijd van de boot af hadden gehaald.’
‘Ja,’ moest Colin toegeven. ‘Ik deed het zowat in mijn broek toen hij zijn mes in een blok boter stak.’ Er kwam een ironisch lachje op zijn gezicht. ‘In zekere zin, op een rare manier, heb jij ons gered.’
‘Het is gelukt, Colin. Als Doc niet was doodgegaan, had ik alles laten gaan zoals jullie van plan waren en had ik mijn deel van het goud genomen. Maar nu nam ik de juiste beslissing voor ons allemaal.’
‘Er is iets wat je ons nog niet hebt verteld,’ zei Colin toen ze de fles champagne op hadden. ‘Aan wie heb je het goud precies gegeven? Wie kende je daar die zoiets kon regelen?’
‘Voordat ik terecht moest staan, heb ik zes maanden in Ghana gediend,’ zei Ray. ‘Het hoorde bij mijn werk dat ik contact zocht met mensen, verslag uitbracht over de politieke situatie en een indruk opdeed van het moreel in het land. Het was duidelijk dat het volk onrechtvaardig werd behandeld door de politici. En er gebeurden een heleboel dingen met het gewone volk die me helemaal niet aanstonden. En dus stak ik hier en daar mijn licht op en hoorde ik van een groep die geleid werd door een Ashanti-stamhoofd dat zich oprecht druk maakte om het welzijn van zijn volk. Ik veronderstelde dat hij aanspreekbaar was zolang zijn volk er voordeel van had. Ik had me niet in hem vergist en hij zorgde ervoor dat het goud werd onderschept toen het op weg was naar Tilbury.’
‘En dus kreeg hij het goud en kunnen wij op een houtje bijten,’ merkte Bert somber op.
‘We gaan terug naar AF.’ Colin zuchtte. ‘En ik heb nu echt besloten op het rechte pad te blijven, zeker na wat Doc is overkomen.’
‘Ja. Ik ook.’ Bert snotterde een beetje, alsof hij zich schaamde voor zijn besluit. ‘Dit leven wordt me een beetje te hectisch.’
‘Moet je nagaan,’ zei Colin weemoedig. ‘Twee weken geleden waren we miljonair. Nu zijn we zo goed als blut.’
‘Misschien niet.’ Ray keek nadrukkelijk naar Colins broekzak. ‘Heeft die chauffeur je geen brief gegeven?’
Colin greep achter zich en tastte naar de envelop. De anderen keken zwijgend toe, alsof ze het belang van dit moment inzagen. Hij las de brief door, schudde ongelovig zijn hoofd en liet hem aan de anderen zien.
‘Hier,’ zei hij. ‘Lees dit maar. Dat bespaart me veel uitleg.’
Bert nam de brief van hem over, en terwijl Ray over zijn schouder meekeek, las hij:
PALEIS VAN KUMASI
KUMASI
GHANA
Beste Colin,
Je bent geslaagd waar anderen faalden, en mijn volk groet je. Voor het eerst in vele jaren is het Ashanti-goud naar onze eigen mensen teruggekeerd.
Ook ik groet je. Met het bevrijden van het goud heb je meer voor het verenigen van mijn volk gedaan dan met vele jaren van praten is bereikt. Mijn volk heeft gezien dat de machthebbers in Accra werden vernederd. Je hebt de mythe van hun onoverwinnelijkheid vernietigd en daardoor mijn taak gemakkelijker gemaakt.
Ik moet toegeven dat ik verrast was toen sergeant Quarry me in mijn kantoor in het paleis benaderde en me vertelde dat hij een van de mannen was die verantwoordelijk waren voor de goudroof. Maar mijn verbazing kende geen grenzen toen hij me vertelde dat het goud werd teruggegeven om ten goede te komen aan het Ashanti-volk. Zodra hij ervan overtuigd was dat het een geheim tussen ons zou blijven, vertelde hij me hoe je op het idee was gekomen en voorbereidingen had getroffen om het goud te stelen. Zoals we hebben gezien, is je plan geslaagd, afgezien van het onfortuinlijke ongeluk dat je vriend is overkomen. Ik betuig hierbij mijn oprechte deelneming met zijn vroegtijdige dood.
Jullie redenen om het goud terug te geven zullen altijd een raadsel voor mij blijven. Maar je moet een gegeven paard niet in de bek kijken en ik dank je met heel mijn hart.
Ik kan je tot mijn genoegen ook meedelen dat alle regelingen zijn getroffen om het stoffelijk overschot van de heer Docherty naar Groot-Brittannië te brengen.
Misschien moet ik je ook vertellen dat ik laatst naar de jaarlijkse uitreiking van schoolprijzen in Takoradi ben geweest en daar een vriendin van je heb ontmoet, een zekere Lesley Farrell. Ze sprak over de goudroof en was daar blijkbaar door geschokt. Maar toen ik haar – in strikt vertrouwen – vertelde dat het goud was teruggegeven, was ze enorm opgelucht. Deze informatie deed haar buitengewoon goed.
Als ik het goed heb, is bij dit soort zaken een commissie van tien procent gebruikelijk. Daarom heb ik een internationale wissel voor driehonderdduizend pond bij deze brief ingesloten. Je zult er vast wel voor zorgen dat het geld eerlijk verdeeld wordt onder je mannen en dat de nabestaanden van de heer Docherty ook voordeel ondervinden van wat hij heeft gedaan.
Ik verzeker je dat er goed gebruik zal worden gemaakt van het goud dat we hier hebben, op de plaatsen waar de behoefte eraan het grootst is.
Mijn vader, de asantehene, heeft besloten dat er een nieuwe schakel wordt gesmeed voor de ketting van Osei Tutu.
Je kunt ervan verzekerd zijn dat mijn volk jullie daar nooit zal vergeten.
Met vriendelijke groet,
Yarty Okufu
Colin nam de brief terug en las hem nog eens. Ditmaal drongen de implicaties voor hemzelf tot hem door. Lesley zou binnenkort naar Engeland komen, en ze wist dat het goud was teruggegeven. Hij kreeg een warm gevoel bij het besef dat ze binnenkort weer bij elkaar zouden zijn.
Er zat nog iets anders in de envelop, iets hards. Nieuwsgierig liet hij een samengedraaid stuk papier in zijn hand vallen.
‘Wat is dat?’ vroeg Bert. Hij zag Colin het papier opendraaien. Er viel een klein stukje goud in zijn open hand.
‘Dat?’ Colin keek er even naar, en toen begon het hem langzaam te dagen. ‘Dat is mijn promotie!’
‘Promotie?’
Bert en Ray keken hem verbaasd aan. ‘Wat bedoel je?’ vroeg Bert. ‘Wat voor promotie?’
Met een steeds bredere glimlach keek Colin zijn twee vrienden aan.
‘Die rotzak heeft een Ashanti-stamhoofd van me gemaakt,’ zei hij, en hij sloot langzaam zijn hand om de fonkelnieuwe schakel van Ashanti-goud.