Hoofdstuk 33

 

 

 

 

 

Er was iets aan majoor Akaba waarover Colin zich zorgen maakte. Die donkere, nooit knipperende ogen waren geen moment in overeenstemming geweest met het ogenschijnlijk zo ongedwongen karakter van hun gesprek. En de majoor had zijn verklaring ook een beetje te gemakkelijk geaccepteerd. Verder had hij die vragen over Doc gesteld; daarmee was hij veel te dichtbij gekomen. Colin had een naar voorgevoel, en zijn handen verstrakten zich om het stuur. Dat telexbericht. Waarom zouden de autoriteiten in Londen met Akaba in contact staan over een dodelijk ongeluk van een toerist? Zulke ongelukken waren een zaak voor de gewone politie, die zich altijd aan zulke dingen ergerde, want er moesten vervelende papieren worden opgemaakt en daar ging kostbare tijd in zitten. Het klopte niet. Tenzij… Hij greep het stuur nog krampachtiger vast… Tenzij Akaba de ‘dood’ van Doc op de een of andere manier in verband had gebracht met de vliegtuigkaping. En als hij dat verband had gelegd, zou het alleen maar een kwestie van tijd zijn voordat hij ontdekte dat Doc en hij, Colin, elkaar kenden, iets wat hij al had ontkend. Hij herinnerde zich het advies dat de oude bajesklant hem over angst had gegeven en liet alles nog eens door zijn gedachten gaan. In Ghana was niets wat hem in enig opzicht met de kaping in verband kon brengen, daar hadden het withete vuur in de oven en het koude water van de haven voor gezorgd. Het goud was veilig weggestopt. Hij had er persoonlijk op toegezien dat het op de dag na de roof in de Lagos Palm werd verstouwd om naar Tilbury in Engeland te worden gebracht. Hij kon niets bedenken wat in zijn richting wees. Toch had hij nog maar twee dagen na de roof tegenover Akaba gezeten en was hem gevraagd of hij Joseph Docherty had gekend. Toeval? Of vermoedde, of wíst, de man iets? Colin keek een hele tijd in zijn spiegeltje en besefte dat hij nu al een half uur dezelfde rode Peugeot achter zich had. Was dat toeval? vroeg hij zich af. Het kon toeval zijn, want dit was de enige weg langs de kust, maar toen hij langzamer ging rijden, liet de andere auto zich wegzakken, om pas een paar kilometer later weer op te duiken toen Colin harder ging rijden. 

In de hoop dat het alleen maar paranoia was bleef Colin in het spiegeltje kijken toen hij de grote weg verliet en het terrein van de cacaofabriek op reed. De rode Peugeot achter hem stopte vlak voor de poort langs de kant van de weg. Het is geen paranoia! zei hij tegen zichzelf, terwijl de zweetdruppels op zijn voorhoofd stonden en over zijn gezicht rolden. Hij moest er nu echt over denken om uit Ghana te vertrekken voordat Akaba nog meer informatie vond en hem liet oppakken voor een fysiekere vorm van ondervraging.

 

‘Dus je denkt erover om naar huis te gaan?’ George keek over de rand van zijn whiskyglas. Ze zaten op de koele veranda.

‘Het wordt tijd dat ik naar huis ga. Je kunt te veel gewend raken aan dit soort leven, weet je. Ik moet weer verder met mijn echte leven. Een fatsoenlijke baan zoeken en een normaal leven leiden.’ Hij keek George aan. ‘Lesley gaat binnenkort ook naar huis en ik wil haar graag iets te bieden hebben als ze daar aankomt.’

‘Dat is geweldig,’ zei George enthousiast. ‘Ik had de indruk dat het uit was tussen jullie.’

‘We hadden een beetje ruzie,’ zei Colin. Dat was een understatement. ‘Maar ik denk dat ze wel bijdraait.’

Eigenlijk was hij daar helemaal niet zo zeker van. Sinds ze hem de mantel had uitgeveegd, had hij elke dag naar de club gebeld, en hoewel ze met elkaar hadden gesproken, was ze afstandelijk gebleven en was er niets overgebleven van de vertrouwelijkheid die tussen hen had geheerst. Hij zuchtte en wenste onwillekeurig weer – om meerdere redenen – dat hij de klok kon terugdraaien. 

‘Waar denk je aan?’ Hij schrok op toen hij Georges stem hoorde.

‘Ik bedacht net hoeveel ik van het leven hier heb genoten. De levensstijl… de mensen… het weer… Het is hier heel mooi.’

‘Je kunt altijd terugkomen. Misschien als de politieke beroering voorbij is en er weer banen voor Europeanen zijn. Wie weet?’ George knipoogde. ‘Misschien kun je dan zelfs Lesley meebrengen.’

Lesley! Er ging een steek van verdriet door Colin heen. Het zou moeilijk worden haar achter te laten.

 

‘Ga je naar huis?’ Ze zaten tegenover elkaar aan een tafel in de verlaten lounge van de club.

‘Ik moet wel,’ zei hij. Hij wilde zijn hand naar haar uitstrekken, maar was bang dat het hem op een afwijzing zou komen te staan.

‘Móét je?’ Ze keek hem veelbetekenend aan, maar hield haar gedachten voor zich. ‘Wanneer ga je weg?’ Ze sprak op koele toon, alsof ze het uit beleefdheid vroeg en niet alsof ze met zijn lot begaan was. Ze waren net twee gescheiden mensen die elkaar bij toeval tegenkwamen. 

‘Woensdagavond is er een rechtstreekse vlucht naar Londen. Ik ga morgen een ticket boeken.’ Hij haalde diep adem en stak zijn hand naar haar uit. Lesleys hand gleed naar de rand van de tafel, maar ze stond toe dat hij haar aanraakte, en geleidelijk trok hij haar vingers naar zich toe, totdat haar hand in de zijne lag. 

‘Het spijt me,’ begon hij.

‘Niet doen!’ Ze stak haar vrije hand omhoog alsof ze zijn woorden wilde tegenhouden. ‘Je hoeft je niet te verontschuldigen, Colin. Je hebt je besluit genomen. Je hebt gedaan wat je wilde doen. Ik wil er niet over praten.’

‘Maar ik hou van je, Lesley.’ Hij gaf een kneepje in haar hand. ‘We hebben niet meer echt met elkaar gepraat sinds…’ Hij zag haar even ineenkrimpen bij de gedachte aan het immense, onuitsprekelijke geheim dat ze samen hadden. ‘Luister, Lesley,’ verzekerde hij haar, ‘ik ben gestopt met al die dingen. Het is verleden tijd voor mij.’

Ze keek hem ongelovig aan. ‘Het is alleen maar verleden tijd omdat je het goud hebt, niet omdat je plotseling het licht hebt gezien!’

‘Nee, nee, Lesley.’ Hij liet zijn hoofd zakken en dacht aan Doc. Hij had haar niet verteld wat er was gebeurd en de media hadden geen verband gelegd tussen Docs ‘ongeluk’ en de vliegtuigkaping. Er had alleen een kort bericht in de krant gestaan over een dronken Cooper-supporter die was doodgevallen vanaf een hotelbalkon. ‘Ik… Ik kan het niet uitleggen, maar er is die dag iets gebeurd. Dat heeft mijn ideeën totaal veranderd. Ik kan je er niet over vertellen. Maar zelfs als het goud er niet was, zou ik voorgoed stoppen met criminaliteit. Dat wil ik je vertellen. En ik wil je weer zien wanneer je naar huis komt.’

‘Zolang je dat goud houdt, Colin, denk ik niet dat wij ooit nog iets met elkaar kunnen hebben. Sorry, maar ik denk dat het geld aan het Ghanese volk ten goede moet komen. De mensen hier hebben al zo weinig. Dus als je me echt nog eens wilt zien, moet je ervoor zorgen dat het goud wordt teruggegeven.’

‘Wees nou realistisch, Lesley,’ smeekte Colin. ‘Aan wie zou ik het goud kunnen geven, gesteld al dat ik dat wilde?’

‘Bijvoorbeeld aan Yarty Okufu,’ zei ze. ‘Hij heeft altijd voor zijn volk en tegen corruptie in dit land gestreden. Hij zou weten wat er het best met het goud kan gebeuren.’

 

Colin parkeerde voor de Kingsway-supermarkt in Takoradi en liep de koele winkel in. Hij stelde zich verdekt op en zag een auto naderen en aan de overkant van de straat parkeren. De bestuurder maakte geen aanstalten om weg te gaan en sloeg een krant open. Blijkbaar merkte hij niet dat Colin door een zijdeur wegglipte en de straat overstak naar een kantoortje van een reisbureau.

Colin deed er nog geen vijf minuten over om een vliegticket naar huis te kopen, en twee minuten later zat hij weer in zijn auto voor de Kingsway-winkel. Glimlachend zag hij zijn schildwacht achter hem aan rijden naar de haven. Er werd daar cacao in een schip geladen en dat moest worden gecontroleerd voordat het schip die avond uitvoer.

 

Een assistent kwam haastig Akaba’s kamer binnenlopen. ‘Grant heeft net een ticket gekocht voor het vliegtuig naar Londen van vanavond. Wilt u dat hij wordt opgepikt?’

Met ogen die als speldenknopjes van licht in zijn donkere gezicht schitterden keek Akaba de ongeduldige man aan. Toen vormden zijn lippen een reptielenlachje van voldoening. Dit was het soort kat- en muisspel waar hij van hield. ‘Dat is mooi,’ zei hij met een peinzend knikje. ‘Maar nee, ik wil niet dat Grant wordt opgepikt, tenminste niet meteen. Per slot van rekening weten we met welk vliegtuig hij gaat en is het geen probleem hem te onderscheppen als hij net aan boord wil gaan. Laat hem maar denken dat hij vrij is en kan doen wat hij wil, en juist als hij het helemaal niet meer verwacht, arresteer ik hem zelf. En ik kan je verzekeren, luitenant,’ zei hij, en zijn lippen vormden een sinister grijnslachje, ‘dat hij ons maar al te graag alles wil vertellen wat hij weet, als ik hem eenmaal in mijn verhoorkamer heb. Goed,’ zei hij opnieuw. Hij verheugde zich al op een levendige verhoorsessie. ‘We hoeven nu alleen maar te wachten tot Grant in mijn val loopt.’