Hoofdstuk 12

 

 

 

 

 

Toen de eerbiedwaardig oude DC-3 van Ghana Airways op het vliegveld van Kumasi de grond raakte, keek Colin op zijn horloge. Het was tien voor half vier. Het toestel zou tien minuten op het vliegveld blijven staan en dan aan de volgende etappe beginnen, naar Accra. Hij leunde achterover om een tijdschrift te lezen en was verbaasd toen de piloot alle passagiers verzocht uit te stappen en in de vertrekhal van het vliegveld op nadere instructies te wachten.

Hij maakte de reis naar Accra om zijn visum te verlengen. Het was de tweede keer dat hij daarvoor naar Accra ging, maar zoals Yarty Okufu hem had verteld, was het geen enkel probleem om zijn visum telkens met achtentwintig dagen verlengd te krijgen. Hij had zich verheugd op weer een vlucht over Ghana, en toen hij had gehoord dat de middagvlucht halverwege de week een langere route volgde, via Kumasi, was hij aangenaam verrast geweest.

Hij liep met een beker koffie naar een van de stoelen die uitkeken over het deel van het vliegveld waar de toestellen geparkeerd stonden, en vroeg zich af waarom de passagiers was gevraagd uit te stappen. Het zal wel een klein technisch probleem zijn, dacht hij terwijl hij naar het vliegtuig keek. En inderdaad liep een groep mannen in een overall naar het vliegtuig toe om in de passagierscabine te verdwijnen. Enkele minuten later zag hij hen tot zijn verbazing naar buiten komen en twee stoelen door de smalle uitgang van het toestel manoeuvreren. Uiteindelijk werden er vier stoelen uit het vliegtuig verwijderd en weggedragen. Hij vroeg zich af wat er aan de hand was. Het raadsel werd nog groter toen er een militair konvooi van drie voertuigen kwam aanrijden. Ze stopten naast de DC-3.

De voorste auto van het konvooi was een landrover waarop een machinegeweer was gemonteerd. De inzittenden zaten alert op hun post. Het achterste voertuig was een volledig bezette troepentransportwagen voor acht soldaten. Toch trok vooral het middelste voertuig de aandacht. Colin keek geïnteresseerd naar het gepantserde busje, dat achteruit naar de deur van het vliegtuig reed.

Er volgde een geschreeuwd bevel en de soldaten sprongen uit de troepentransportwagen om defensieve posities rondom het vliegtuig in te nemen. Tegelijk zwenkte de landrover opzij, zodat het machinegeweer de toegangsweg en het terminalgebouw onder schot hield. Toen dat alles was gebeurd, liep een officier met grote passen naar de achterkant van het busje, waarbij hij autoritair met zijn wapenstok tegen de zijkant daarvan tikte. De achterdeuren van het busje gingen open en Colin zag alleen nog de schuifelende voeten en de rug van geüniformeerde mannen die de trap van het vliegtuig beklommen. Vijf minuten later reed het busje weg en werd de passagiers voor vlucht GA670 naar Accra door het omroepsysteem verzocht weer aan boord van het vliegtuig te gaan.

Toen hij in de cabine kwam, zag Colin dat er twee rijen stoelen waren verwijderd, zodat er midden in het toestel ruimte was vrijgekomen. Zijn eigen stoel was ook weg, maar hij ging aan het gangpad zitten en had vandaar een onbelemmerd zicht op wat er gebeurde. Hij telde tweeentwintig munitiekistjes, elk met handvatten van touw. Ze stonden netjes bij elkaar op de plaats waar de stoelen hadden gestaan.

‘Een beetje gevaarlijk, hè?’ Hij porde de man naast hem aan.

‘Gevaarlijk?’ De andere passagier, een stijf type in een zakenpak, keek hem vragend aan.

‘Nou…’ Colin wees naar de kistjes. ‘Munitie in een passagiersvliegtuig? Dat zou ik toch wel gevaarlijk willen noemen.’

‘O, op die manier!’ De man keek Colin met een neerbuigend glimlachje aan en tikte tegen de knoop van zijn das. ‘Soldaten… kisten… dus: explosieven! Een begrijpelijke, maar volkomen onjuiste veronderstelling.’ Hij grijnsde. Blijkbaar deed het hem goed om met zijn kennis te koop te kunnen lopen. ‘Goud.’ Hij wees naar de kisten en tikte tegen de zijkant van zijn neus. ‘Goudstaven.’

Colin was verrast. ‘Goudstaven! Al die kisten?’

‘De wekelijkse zending van de Ashanti Goldfield Corporation,’ vervolgde de man. ‘Het goud gaat naar het ministerie van Financiën in Accra.’

‘Doen ze dat élke week?’ Hij deed zijn best om nonchalant over te komen.

‘Ja, elke woensdag. Deze vlucht komt hun goed uit, denk ik.’ Zijn twee dagen oude Financial Times ritselde toen hij verderging met lezen. 

Colin keek met grote ogen naar de groen geverfde kisten. Natuurlijk! Gareth had hem verteld dat het leger het goud over de weg van Obuasi naar Kumasi bracht en daarna per vliegtuig naar Accra. Hij had gedacht dat ze dat met een militair toestel zouden doen, maar daar stonden die kistjes op het dek van een passagiersvliegtuig. En dat deden ze nog elke week ook! Hij blies zijn wangen op en floot geluidloos. Dat moet miljoenen waard zijn, zei hij tegen zichzelf.

De gezagvoerder van het vliegtuig telde de kistjes. De legerofficier keek zorgvuldig naar alle metalen afsluitingen. Ten slotte knikte de piloot tevreden en tekende hij voor ontvangst van het goud.

De legerofficier salueerde en draaide zich om, en Colin keek opeens recht in de bijna zwarte, wrede ogen van majoor Judas Akaba. Heel even keken ze elkaar aan. Akaba’s ogen vernauwden zich, maar gingen toen weer wat verder open. Blijkbaar herkende hij Colin, maar er kwam nog geen zweem van een glimlach op de dunne lijn van zijn lippen. De piloot leidde hem het vliegtuig uit. Twee soldaten die aan boord bleven, gingen met hun gezicht naar het goud toe zitten en hielden ouderwetse Lee-Enfieldgeweren zorgvuldig rechtop tussen hun knieën. De trap van het vliegtuig werd ingetrokken en de deur viel met een klap dicht. Een minuut later daverden ze over de startbaan, op weg naar Accra. 

Colin had geen aandacht meer voor het landschap. Hij keek naar de tweeëntwintig kistjes – tweeëntwintig staven goud! – en tuurde door de hele cabine, op zoek naar nog meer soldaten. Die waren er niet. Onopvallend keek hij achter zich. Daar waren ook geen uniformen te zien. Bijna onwillekeurig kwamen er vertrouwde gedachten bij hem op. Wat zou dat een rijke buit zijn! Toen zette hij die gedachten uit zijn hoofd. Als hij Lesley wilde houden, mocht hij geen risico’s nemen. Trouwens, troostte hij zichzelf, het goud was hier zo veilig als in de Bank of England. Evengoed bleef hij naar de kistjes kijken, en hij was er nog steeds over aan het dagdromen toen de stewardess hem vroeg zijn gordel vast te maken voor de landing in Accra. 

Toen hij was uitgestapt, zag hij net zo’n konvooi het goud uit het vliegtuig halen en met loeiende sirenes over de weg vanaf het vliegveld rijden. Ondanks zijn eerdere goede bedoelingen keek Colin peinzend naar de weg die het konvooi was ingeslagen en dacht hij onwillekeurig dat er misschien… heel misschien… een manier zou zijn om bij dat goud te komen.