Hoofdstuk 26
Toen GA670 eindelijk landde, stond Colin in een lounge vol luidruchtig zingende boksliefhebbers. Het was een patriottische zee van rode, witte en blauwe attributen die hem bijna het gevoel gaven dat hij onverhoeds op een tuinfeest bij de koningin was binnengedrongen!
Hij liet zijn blik over de menigte gaan en zag Doc en Ray de eerste keer niet, en even dreigde er paniek bij hem op te komen. Toen besefte hij dat ze hun vermomming zouden dragen en kwam hij tot bedaren. Hij keek nog eens goed. Ditmaal zag hij Doc met een ernstig gezicht naar de binnenkomende passagiers kijken. Hij zag ook Ray, die zorgelijk in de menigte tuurde, natuurlijk in de verwachting dat hij Bert zou zien. Als hij niet van hun vermommingen had geweten, had hij hen nooit herkend. Ze droegen allebei een pruik, en Ray had net als hijzelf een dikke snor. Doc was het minst herkenbaar; zijn donkere hoofd was nu bedekt met een dikke bos blond haar, en daarnaast had hij een borstelige, militaire snor. Hij leek op een typische arrogante Engelse kolonialist.
Colin was al bijna binnen gehoorsafstand toen hij aan de geschrokken uitdrukking op Rays gezicht kon zien dat hij herkend was.
‘Wat…’ Ray keek verbaasd. ‘Wat doe jij hier?’ gooide hij eruit, blijkbaar geschokt omdat hij Colin voor zich zag staan.
‘Lang verhaal,’ zei Colin geluidloos met zijn lippen. Toen knikte hij in de richting van de herentoiletten en liep door de menigte. Met een bezorgde blik op zijn gezicht ging Ray achter hem aan naar binnen.
‘Wat is daar gebeurd?’ vroeg Colin zachtjes. ‘Al die rook en dat vuur… Is er een ongeluk gebeurd?’
‘Zeg dat wel,’ zei Ray grijnzend. ‘Ze werkten aan de helikopter toen opeens de hel losbarstte. Het ene moment waren ze nog gewoon aan het werk; het volgende moment ging het ding in rook op. Binnen een minuut ging de hele zaak de lucht in. Nog een wonder dat er niemand is omgekomen.’
‘Is de helikopter weg?’ vroeg Colin verbaasd. ‘Jezus, wat een resultaat! Nu gaat het misschien toch door!’
‘Ja, dat denk ik ook,’ zei Ray. ‘De zaak is weer op de rails. Maar wat doe jij hier?’ Hij bleef zachtjes praten. ‘Wat is er met Bert gebeurd?’
‘Die heeft een ongeluk gehad,’ zei Colin op gedempte toon. ‘Zijn gezicht ziet er lelijk uit en hij kon echt niet in dat vliegtuig stappen. Ik neem zijn plaats in. Hij doet mijn werk op de grond.’
‘Ga jij springen? Jezus? Denk je dat je dat kunt?’
Colin keek hem aan. ‘Ik heb jullie allemaal overgehaald. Dit is dus mijn verantwoordelijkheid en ik ga het nu echt niet meer stopzetten.’ Hij keek in Rays zorgelijke gezicht. ‘We hebben ons er allemaal voor ingezet. Dus als het verder goed gaat, maak ik die sprong. Dat is definitief. Niets houdt me tegen.’
Achter hen ging een deur van een hokje open en ze gingen samen in dat vrijgekomen hokje staan.
‘Maar je hebt niet eens getraind,’ zei Ray hoofdschuddend. ‘Je zou je leven op het spel zetten.’
‘Bert en Doc waren bereid het te doen,’ merkte Colin op. ‘Oké, die hebben een cursusje gevolgd, maar zij moesten ook een eerste sprong maken, en zelfs Bert zei dat het een makkie was.’
‘Nou…’ Ray keek aarzelend. ‘Als je er zelf vertrouwen in hebt, moet het wel lukken. Maar als je nu eens verstijft van schrik? Als je nu eens niet aan het koord trekt?’
‘Ik trek aan het koord.’ Colin knikte. ‘Mijn leven hangt ervan af! Dus maak je geen zorgen: ik trek aan dat koord.’
‘Weet je het zeker, Colin?’
‘Ik had liever dat Bert het deed dan ik,’ gaf Colin toe. ‘Maar hij kan het niet doen en ik wel. Alles is geregeld en mijn besluit staat vast.’ Colin gaf hem een van de nepwapens. ‘Geef dit aan Doc. Ik heb die van jou nog in het vliegtuig en ik geef het aan je als we aan boord gaan.’
‘Goed idee,’ zei Ray lovend terwijl hij het pistool achter zijn riem stak, onder het wijde jasje dat hij droeg. Hij poseerde voor Colin met zijn armen langs zijn zijden. ‘Ziet dat er goed uit?’
Colin keek naar de lijn van Rays jasje en trok er even aan om de voorkanten wat dichter bij elkaar te krijgen. ‘Goed. Als je je jasje maar niet laat openvallen.’
‘Is het je gelukt me aan een stoel voorin te helpen?’
‘Rij één. Als je wilt, kun je je voeten tegen de deur van de cockpit zetten.’
‘Dat is goed.’
‘En hoe zit het met al die mensen daar?’ vroeg Colin. ‘Ik hoop wel dat we niet in een vliegtuig vol dronken kerels komen te zitten. Dat zou een probleem kunnen worden.’
‘Nee,’ verzekerde Ray hem. ‘Het is een gewone vlucht. Waarschijnlijk komen we er wel een paar bij ons aan boord, maar de meesten gaan met speciale vluchten mee.’
‘Laten we dan gaan.’ Iemand duwde ongeduldig tegen de toiletdeur. ‘Die kerels buiten zullen wel denken dat we homo’s zijn.’
In de lounge terug, gaf Ray het nepwapen behoedzaam aan Doc. Hij vertelde hem wat er gebeurd was en keek intussen naar de situatie buiten. De Dakota stond duidelijk in het zicht, en toen Ray zag dat het grondpersoneel haastig stoelen naar buiten bracht, kon hij het niet laten tevreden te glimlachen.
Ray keek eerst Doc en toen Colin aan. Colin was ergens anders gaan staan om beter naar buiten te kunnen kijken en zag de gepantserde wagen achteruit naar de trap van het vliegtuig rijden. Vijf minuten later reed het busje weg. De soldaten en de landrover met het machinegeweer bleven achter om het vliegtuig met het goud te bewaken. Ze keken er alle drie aandachtig naar, maar toen werd er krakend omgeroepen: ‘Willen alle passagiers van vlucht GA670 naar Accra onmiddellijk aan boord van het vliegtuig gaan? Vlucht GA670, instappen via Gate 1.’
De piloot van het vliegtuig was druk met Akaba aan het overleggen en de houten kistjes aan het controleren, toen Ray voorbij schuifelde en daarbij zorgvuldig zijn hoofd afgewend hield om hen niet recht te hoeven aankijken. Zijn hart bonkte van opwinding toen hij de buit voor het eerst te zien kreeg. Hij probeerde de kistjes in het voorbijgaan te tellen, maar de bukkende mannen stonden in de weg en hij kon het zich niet veroorloven daar te blijven staan.
Colin glipte langs Akaba, die nog voorovergebogen stond om de afsluiting van een van de kistjes te inspecteren en liep toen dicht achter Ray aan. Hij praatte zachtjes om niet de aandacht te trekken. ‘We zitten rechts op de voorste rij. Ik heb de tassen op de stoelen laten staan voor het geval iemand anders daar wil gaan zitten.’
‘Dat is goed,’ mompelde Ray, en hij wierp een blik achter zich. ‘Doc is net achterin gaan zitten en beide stewardessen zijn bezig in de pantry achter hem. Alles ziet er goed uit. Ik denk dat het kan doorgaan.’ Ze gingen op hun plaats zitten en bleven gespannen, bijna verlegen zwijgen terwijl de andere passagiers aan boord kwamen.
Aan de activiteit midden in het vliegtuig kwam een eind toen de piloot een bewijs ondertekende. Plotseling stond Judas Akaba in de uitgang van het vliegtuig. Hij keek streng naar de sergeant en de soldaat die het goud moesten bewaken en wierp een laatste blik door de lengte van de passagierscabine, alsof hij zichzelf wilde geruststellen. Toen tikte hij met zijn stok tegen zijn pet, en de piloot van het vliegtuig leidde hem beleefd naar buiten. Er was een doffe klap te horen toen de deur dichtviel en alle externe geluiden buitensloot.
Toen de deur dicht was, leek alles wat zich buiten afspeelde net een surrealistisch geluidloos ballet. Akaba verscheen in zicht en twaalf paar legerlaarzen stampten onhoorbaar op het asfalt doordat hun eigenaren in de houding sprongen. Het zweet stond op Colins voorhoofd toen hij daarnaar keek. Waarom waren de motoren niet gestart? vroeg hij zich af. Had iemand argwaan gekregen? Misschien had iemand hen in de toiletten gezien en het niet vertrouwd. Hij keek opzij om steun te zoeken bij Ray, maar die keek rustig voor zich uit en zat comfortabel op zijn plaats. Colin zag daarentegen erg bleek. Toen kwam een van de stewardessen voor het laatst de gordels controleren. Vervolgens liep ze naar de kleine pantry achter in het vliegtuig om daar naast haar collega te gaan zitten, klaar voor het opstijgen.
Er ging een dreun door het vliegtuig, en heel even dacht Colin dat de deur weer werd opengemaakt. Maar nee, hij leunde achterover en hoorde hoe de bakboordmotor nog een dreun gaf en toen op een gelijkmatig gebulder overging. Even later kwam de tweede motor met een gezond geronk tot leven en trilde het hele vliegtuig krachtig. Toen werden de remmen losgemaakt en reed het toestel soepel naar voren.
‘Zijn we in de lucht?’ Colin klonk gespannen.
‘Zo ongeveer,’ drong Rays stem tot hem door. ‘We zijn nog aan het taxiën. Heb je het spul gezien?’
‘Ja. Het is er inderdaad,’ zei Colin. En toen… ‘God!’ Het vliegtuig kwam plotseling tot stilstand en hij drukte zijn wang tegen de ruit en probeerde naar achteren te kijken. ‘Wat is dat? Waarvoor zijn we nou gestopt?’
Het motorgeluid van het vliegtuig zwol aan tot een gierend crescendo en stierf toen fluisterend weg, om vervolgens weer over te gaan tot gelijkmatig gebulder. Ray keek Colin aan. ‘Het is maar een routinecontrole,’ zei hij. ‘Ze testen de motoren nog even uit.’
‘Is alles in orde?’ fluisterde Colin terug. ‘Niets wat ons kan vertragen?’
‘Alles is prima in orde,’ verzekerde Ray hem terwijl het vliegtuig weer taxiede. ‘We nemen nu onze positie in en wachten op toestemming om op te stijgen.’
Er hoefde niet getwijfeld te worden aan de kracht van de motoren die de Dakota over de startbaan stuwden. Meteen daarop veranderde het logge geschommel in een soepele vliegbeweging, en op dat moment maakte het vliegtuig zich van de grond los en kwam het in zijn element.
Colin keek op zijn horloge: tien voor half drie. Als Ray het goed had uitgerekend, zouden ze over achttien minuten op het punt zijn waarop ze van koers moesten veranderen. Maar ze hadden meer dan een uur vertraging. Hij vroeg zich af wat Bert zou denken als ze niet op tijd verschenen. Bert zou vast wel blijven wachten, dacht hij.
Colin keek nonchalant opzij en liet zijn blik over de soldaten gaan. Inwendig huiverde hij bij de aanblik van de uzi-machinepistolen met korte loop die losjes over hun knieën lagen – verrek, waar waren de Lee-Enfields… de ongeladen ‘bangmakers’ waar hij zo zeker van was geweest? De helikopter! Dat was het! Ze waren van plan geweest de helikopter te gebruiken, totdat die brand uitbrak, en ze hadden geen tijd gehad om de wapens van de soldaten te vervangen. In plaats van nutteloze, lege wapens beschikte het escorte nu over de enorme vuurkracht van moderne 9mm-machinepistolen. Het neppistool in Colins zak voelde plotseling nietig aan; het kapen van het vliegtuig was opeens veel gevaarlijker geworden. Hij keek naar de rest van de passagiers. Het waren allemaal mannen en de meesten waren minstens van middelbare leeftijd. Degelijke mensen die verstandig genoeg waren om zich van heldendaden te onthouden. Als die soldaten er niet waren, zou het hele karwei inderdaad een makkie zijn. Hij drukte zijn arm tegen het pistool in zijn zak, alsof dat hem moest geruststellen, en hij wist dat ze de soldaten snel en krachtdadig buiten gevecht moesten stellen.
Doc zat rechts van het gangpad achter in de cabine. Colin liep hem voorbij, ging het toilet in, leunde met zijn rug tegen de deur van het kleine hokje en deed zijn ogen dicht. Eerst die helikopter, nu twee zwaarbewapende soldaten en hijzelf in de plaats van Bert. Hij dacht er serieus over om de zaak af te blazen, die mogelijkheid lieten ze tot het laatste moment bestaan. Toch stuitte het hem tegen de borst om dat te doen. De helikopter was gewoon pech geweest, maar op de een of andere manier was dat toch nog goed afgelopen voor hen. Misschien zou het hun blijven meezitten. En wat gaf het dat die soldaten geweren hadden? vroeg hij zich af. Ze hadden geen enkel vermoeden, en tot voor kort was het begeleiden van het goud altijd een makkelijk wekelijks klusje geweest; een luizenbaantje, kon je wel zeggen. En hoewel ze getraind waren, was een kaping wel het laatste wat ze verwachtten. Maar getrainde mannen zouden geen afwachtende houding aannemen als ze met – zoals ze zouden denken – geladen wapens geconfronteerd werden, zeker niet als er onschuldige burgers bij betrokken waren. De kapers zouden krachtdadig moeten optreden en goed gebruik moeten maken van het verrassingselement. Colin had er alle vertrouwen in dat hij het aankon, maar had hij het recht om het leven van Ray, Doc en alle anderen in het vliegtuig op het spel te zetten? Hij pakte het namaakpistool uit zijn zak en haalde de trekker over. Er volgde een klik, en het was of dat klikgeluid zijn twijfels wegnam: hij nam een besluit. Ze moesten misschien kleine veranderingen in het plan aanbrengen, maar ze gingen ermee door! Een glimlachende stewardess ging voor hem opzij toen hij naar zijn plaats terugkeerde.
‘Hoe zag het eruit?’ fluisterde Ray toen Colin weer naast hem ging zitten.
‘Zo goed als we konden verwachten,’ zei hij overtuigend. ‘Tenminste wat de passagiers betreft. Ze zien er allemaal te verstandig uit om iets te ondernemen en de stewardessen zijn druk bezig in de pantry. De soldaten negeerden me toen ik voorbijkwam, maar ze zouden een probleem kunnen vormen. Blijkbaar hebben ze de Lee-Enfields voor machinegeweren verruild. Aan de andere kant zullen ze niet verwachten dat er iets misgaat. Als we maar snel en hard optreden, kunnen we ze overrompelen.’
‘Ja… Vooral wanneer ze onze grote schietijzers zien.’ Roy porde hem grijnzend aan. ‘Dat wordt een simpel geval van “handen omhoog en niet schieten, kameraden”.’
‘Ja, zolang we het goed aanpakken,’ beaamde Colin.
‘Wat bedoel je?’
‘Misschien voelen ze zich verplicht een show op te voeren en verzet te bieden. Voor je het weet, bemoeien de passagiers zich ermee, en bingo, dan hebben we een probleem.’
‘Dat risico is er altijd,’ gaf Ray toe, ‘maar onze pistolen zien er echt genoeg uit, Colin, en ik denk niet dat de soldaten moeilijk gaan doen, zeker niet in een vliegtuig.’ Blijkbaar dacht hij even na, en toen vervolgde hij: ‘Weet je, het lijkt me beter als ik de soldaten zelf voor mijn rekening neem. Ik weet beter dan Doc en jij hoe ze waarschijnlijk zullen reageren, en het is geen grote verandering van het plan. Je hoeft alleen maar de bemanningsleden van me over te nemen als ik ze uit de cockpit haal. Dan heb ik het vliegtuig op de automatische piloot gezet en heb ik alle gelegenheid om de soldaten te overmeesteren.’
‘Hoef je niet in de cockpit te blijven?’ Colin keek hem sceptisch aan. ‘Je moet het vliegtuig toch besturen?’
‘Dat heb ik je toch verteld? Als de automatische piloot eenmaal is aangezet, bestuurt die het vliegtuig. Jij neemt gewoon de bemanning over en ik stel de soldaten buiten gevecht. Het gaat zo snel dat ze niet weten wat er gebeurt.’
‘Zolang je daar maar zeker van bent,’ zei Colin. Hij keek ernstig. ‘Als het eenmaal is begonnen, doe ik alles wat nodig is om het tot een goed eind te brengen.’
‘Oké, dan doen we het op mijn manier,’ zei Ray tegen hem. ‘Jij neemt de bemanning onder schot en laat de soldaten aan mij over.’
‘Ja.’ Colin knikte. ‘Dat doe ik. Maar Doc dan? Komt het wel goed met hem?’
‘Het komt helemaal goed met Doc. Zijn taak blijft hetzelfde en hij weet wat hij moet doen als het begint.’
‘En je denkt dat jij het daar redt?’ Colin keek even naar de deur van de cockpit.
‘Maak je over mij maar geen zorgen,’ zei Ray. ‘Alles werkt in mijn voordeel. De piloot denkt altijd in de allereerste plaats aan de veiligheid van zijn passagiers. Als ik laat zien dat het menens is, gaat hij heus niet moeilijk doen.’
‘Ze zijn met zijn tweeën.’
‘Maakt niet uit. Als ze denken dat ik een geladen pistool op hun hoofd richt, nemen ze geen risico’s.’ Ray keek op zijn horloge: ze waren nu twaalf minuten in de lucht. Hij greep in zijn zak, haalde er een zwarte bivakmuts uit en bleef enkele seconden roerloos zitten om moed te verzamelen. Toen zei hij rustig: ‘Ik wil dat je in het gangpad gaat staan en in het bagagerek rommelt. Dan heb ik een beetje dekking voor het geval de soldaten deze kant op kijken.’ Hij wachtte tot Colin het gangpad met zijn lichaam versperde en haalde toen diep adem.
‘Daar gaat-ie dan. Het is erop of eronder!’ Hij stond op en liep rustig naar de deur van de cockpit. De kruk kwam gemakkelijk in beweging en hij liep naar binnen en liet de deur achter zich dichtvallen. Tegelijk trok hij de bivakmuts over zijn hoofd.
Met ingehouden adem rommelde Colin in het bagagerek en keek intussen naar de cockpitdeur. Na een minuut wist hij dat alles in orde was en liet hij zich weer op zijn plaats zakken.
Piloot Okebo Udeh liet zijn gebruikelijke verwelkomende glimlach varen toen hij besefte dat de indringer een van de passagiers was en niet, zoals hij had verwacht, de stewardess die hem zijn gebruikelijke kop koffie kwam brengen.
‘Het spijt me, meneer, maar passagiers mogen niet in de cockpit komen,’ zei hij in erg correct Engels. Hij keek op naar het gezicht van de bezoeker. ‘Ik moet u verzoeken…’
De jonge copiloot keek lichtelijk nieuwsgierig op toen de stem van de piloot wegstierf.
‘Hou je handen in het zicht en raak niets aan,’ zei Ray bars, en hij wees met zijn pistool van de ene naar de andere man.
Piloot Udehs mond ging open en dicht. Hij probeerde de situatie te verwerken. De copiloot zat er geschokt bij en maakte stuntelige bewegingen op zijn stoel, als een invalide die achteromkijkt in een rolstoel. Het wit van zijn wijd open ogen stak fel af tegen zijn zwarte gezicht. Hij keek Ray stomverbaasd aan.
‘Wat… wat…’ stamelde Udeh in een poging een zin te vormen. ‘Wat doet u, meneer?’ Uit macht der gewoonte bleef hij beleefd.
‘Ik neem dit vliegtuig over. Dát doe ik. Draai je nu om en kijk bij me vandaan. Jij ook!’ Hij moest de copiloot bijna een tik op zijn hoofd geven. ‘Gezicht naar voren en je handen bij alle knoppen en schakelaars vandaan – ja?’
‘Wat wilt u doen?’ Ditmaal liet Udeh het gebruikelijke ‘meneer’ achterwege. Hij draaide zich weer naar Ray om.
‘Dat heb ik al gedaan!’ Ray drukte het pistool in Udehs gezicht. ‘Jullie zijn zojuist gekaapt. Nu met je gezicht naar voren!’ Hij laadde het pistool luidruchtig door. ‘Nog één vraag… nog één beweging die me niet aanstaat… en jij bent een dode piloot!’ waarschuwde Ray. ‘Ik zeg het geen tweede keer.’
Piloot Udeh zocht naar een antwoord. Terwijl zijn mond open en dicht ging, probeerde hij de plotselinge nachtmerrie onder ogen te zien. Zijn copiloot keek met wijd open mond en met pure angst in zijn starende ogen naar Ray.
Udeh slikte. Hij wist dat hij zichzelf volkomen moest beheersen en was zich er goed van bewust dat de veiligheid van de passagiers afhankelijk was van wat hij deed.
‘Ik zal doen wat u zegt.’ Zijn stem was een beetje hoger dan gewoonlijk, maar hij klonk redelijk kalm. ‘Wat wilt u dat ik doe?’
Ray keek naar het kompas op het instrumentenpaneel en zag dat de koers maar twee graden afweek van de koers die hij op de Michelinkaart had uitgezet.
‘Vlieg één-drie-vier,’ beval hij.
Piloot Udeh nam de stuurknuppel in beide handen en ging er weer voor zitten om zijn vliegtuig te besturen. ‘Eén-drie-vier,’ herhaalde hij, en hij bracht zijn hand soepel naar voren in de richting van een rij schakelaars, waaronder ook de schakelaar waarmee hij kon doorgeven dat er een kaping aan de gang was. Meteen voelde hij de koude loop van het pistool in zijn nek.
‘Hou je handen op de stuurknuppel,’ dreigde Ray. ‘Dat zei ik toch: geen schakelaars, geen knoppen.’
‘Ik moet de rolroeren bedienen.’ Udehs stem klonk bijna overtuigend, maar het pistool porde nog harder tegen hem aan, zodat zijn hoofd met een ruk naar voren ging.
‘En je bedient de rolroeren niet met díé schakelaar,’ zei Ray tegen hem. ‘Als je nog één keer met dat gezeik komt aanzetten, knal ik je kop van je romp. Nou, leg je hand op de stuurknuppel en verander van koers.’ Hij porde nadrukkelijk met het pistool tegen Udehs nek.
‘Ja. Ik begrijp het.’ Udeh knikte, ditmaal sneller, en maakte een lichte beweging met de stuurknuppel. ‘Eén-drie-vier,’ riep hij, terwijl de kompasnaald twee graden bewoog.
Ray had zijn kaart tevoorschijn gehaald en hield hem voor de piloot. Hij wees naar het kruis dat hij op ongeveer een kwart van de lijn tussen Kumasi en Accra had getekend. ‘Daar verander je van koers,’ beval hij. ‘Als je dit punt bereikt, ga je over op de koers twee-vijf-drie.’ Hij keek naar de cockpitklok en toen naar de snelheidsmeter. ‘Dat zal over zeven of acht minuten zijn. Als je gewoon mijn bevelen uitvoert, komt alles goed. Er zal je vliegtuig en de passagiers niets overkomen, zolang je doet wat je gezegd wordt. Begrijp je me?’
‘Ja. Ik begrijp het.’
‘En jij?’ vroeg Ray aan de jonge copiloot. ‘Begrijp jij het?’
De man, die een kroeskop had, knikte snel om zijn instemming te betuigen. ‘Ja, meneer. Ik begrijp. Ik maken geen problemen.’ Van de zenuwen was hij ‘oerwoud-Engels’ gaan spreken.
‘Oké. We kunnen het vast wel goed met elkaar vinden. Nou, piloot…’ Ray tikte met de loop van het pistool tegen de nek van de man en koos een positie vanwaar hij precies kon zien wat er gebeurde.
Intussen pakte Colin de weekendtas. Hij gebruikte zijn lichaam als schild toen hij de tas op de stoel bij het raam zette. Hij haalde de twee kleinere plunjezakken eruit en maakte de koordjes los. Uit de eerste haalde hij een pakje met tie-rips en een plastic zak met zes zwarte kappen, die hij zorgvuldig op Rays lege plaats legde en met een tijdschrift bedekte. Uit de andere plunjezak haalde hij drie strak verpakte bundels. Hij keek welke bundel zijn merkteken had en vouwde hem open. De inhoud bestond uit een eendelig springpak; uit een van de ritszakken puilden een fietshelm en een duikbril.
Onopvallend vouwde hij het donker gekrulde materiaal uit en stapte in de broekspijpen van zijn springpak. Geleidelijk werkte hij het materiaal onder zijn zitvlak en over zijn schouders, tot hij zijn armen in de mouwen kon steken en de lange rits tot halverwege zijn borst kon trekken. Uit een zijzak haalde hij een paar dunne leren dameshandschoenen, die hij in zijn handen hield. Geen van de twee passagiers aan de andere kant van het gangpad wierp zelfs maar een blik in zijn richting. Ten slotte trok hij zijn pistool achter zijn riem vandaan en stak het in een van de grote ritszakken. Toen trok hij een elastieken manchet omhoog en keek op zijn horloge. Ze waren nu vijftien minuten in de lucht. Hij trok het pakje tie-rips open en stopte ze in een borstzak, klaar om ze aan Ray te geven. Achter hem hoorde hij het gedempte geroezemoes van de passagiers, die zich niet bewust waren van wat inmiddels al in gang was gezet. Een stewardess kwam langs met koffie voor de piloten. Haar glimlach verflauwde toen ze Colins kleding zag. Met kleine rimpeltjes bij haar ogen liep ze de cockpit in.
In de cockpit bleef de stewardess abrupt met open mond staan, zonder te merken dat de koffiekopjes over het hoofd van de copiloot vlogen. Ray stak zijn hand uit en voorkwam dat ze naar voren viel, want blijkbaar ging ze bijna van haar stokje. De copiloot kreunde van pijn en bracht zijn hand naar zijn nek, waar de hete koffie hem had geschroeid en zijn smetteloze witte overhemd modderbruin had gemaakt.
‘Geen beweging!’ zei Ray bars. ‘Niemand verroert zich! Als jullie iets proberen, krijgt zíj de kogel!’ Hij legde die verantwoordelijkheid bij de piloot. ‘Over één minuut veranderen we van koers,’ zei piloot Udeh, een oase van kalmte in de uiterst gespannen atmosfeer.
‘Ga zo door, piloot,’ waarschuwde Ray. ‘Als je rustig blijft, overkomt niemand iets.’
‘Ik doe precies wat u zegt,’ antwoordde Udeh ernstig. ‘U hoeft geen geweld te gebruiken. Maar als u dit vliegtuig kaapt… wat is dan uw eindbestemming? Dit toestel heeft een beperkte actieradius en de koers die u me hebt opgegeven, brengt ons boven de oceaan.’
‘Doe nou maar wat je gezegd wordt,’ antwoordde Ray. ‘Ik weet waar we heen gaan. Meer hoef jij niet te weten.’
‘Ik begin nu aan de koerswijziging.’ Piloot Udeh duwde de stuurknuppel naar rechts.
‘Kalm aan, hou het op drie.’
Udehs eerdere vermoedens werden bevestigd door die nieuwe instructie van de kaper. De man was blijkbaar zelf piloot.
‘En als je op twee-vijf-drie bent, wil ik honderddertig knopen op duizend meter. Begrijp je me?’
‘Koers twee-vijf-drie. Honderddertig knopen op duizend meter,’ herhaalde Udeh.
‘En dan schakel je de automatische piloot in.’ Het wapen tikte tegen het achterhoofd van de man om gehoorzaamheid af te dwingen.
Colin voelde de lichte koerswijziging, omdat hij die verwachtte. Hij keek weer door de passagierscabine. Blijkbaar had niemand gemerkt dat er iets aan de hand was. Hij trok een dun stuk zwart nylon uit zijn zak en spreidde een masker met kap over zijn knieën uit, waarbij hij de onderkant oprolde en zo een dikke zoom maakte om de muts gemakkelijk over zijn hoofd te kunnen schuiven. Hij trok de handschoenen aan, wreef over de rug van zijn handen om het dunne leer strak op de huid te laten aansluiten en keek naar de deur van de cockpit. Toen zag hij de kruk bewegen.
Zodra hij het terneergeslagen gezicht van de piloot zag, schoof Colin de zwarte kap over zijn hoofd en gaf een rukje aan de zoom om het ding om zijn hals te trekken. Toen hij daarmee klaar was, trok hij zijn wapen en stond op, angstaanjagend in zijn sinistere zwarte outfit. Hij deed een stap naar voren en drukte zijn wapen tegen de borst van de piloot. Intussen pakte Ray in het voorbijgaan de tie-rips mee en liep hij vlug door het gangpad naar de soldaten toe, die pas beseften dat er iets mis was toen hij al plotseling boven hen opdoemde en een kolossaal pistool in hun gezicht drukte.
‘Geen beweging! Nog geen centimeter!’ snauwde Ray hen toe. Er was een soepel geluid van schuivend metaal te horen toen beide soldaten hun geweer doorlaadden door 9mm high-velocity-kogels achter in hun wapens te drukken. Achter hen stond Doc op en liep rustig door het gangpad.
De sergeant keek Ray grimmig aan en richtte zijn wapen op zijn hart. Naast hem likte soldaat Akempo besluiteloos over zijn lippen toen de enorme loop van Rays wapen op zijn hoofd werd gericht. De trekker was al half overgehaald en hij wist dat zelfs wanneer hij als eerste schoot het wapen van de krankzinnige automatisch afging en hem naar de verdoemenis knalde. De sergeant wachtte ook met schieten, maar om een andere reden. Hij wist wat een salvo high-velocity-kogels uit zijn machinepistool met de dunne wand van een passagiersvliegtuig zou doen. Bovendien waren er burgers in zijn schootsveld. Zijn duim schoof naar voren om de automatische stand eraf te halen. Nu zou er tenminste geen dodelijke straal van kogels door het vliegtuig gaan, met onschuldige slachtoffers tot gevolg. Hij zou zijn afzonderlijke schoten goed gebruiken.
‘Dénk er niet eens aan, sergeant.’ Ray richtte zijn woorden op de sergeant, maar hield zijn wapen op de soldaat gericht.
‘Leg je uzi neer of ik moet je doodschieten.’ De sergeant maakte een beweging met het wapen om de aandacht erop te vestigen. Maar hij had al te lang gewacht.
‘Nee!’ Ray keek nog steeds naar de soldaat en hield zijn pistool in twee handen. ‘Als je schiet, gaat hij eraan.’ Hij wist dat de sergeant dat een grote verantwoordelijkheid zou vinden.
‘Hij is een soldaat.’ De sergeant negeerde de dikke zweetdruppels die op het voorhoofd van soldaat Akempo stonden. ‘Hij is bereid te sterven.’
‘En ben jij bereid ook onschuldige burgers te laten sterven?’ Rays ogen flikkerden en hij knikte naar achteren, een gebaar dat welsprekender was dan woorden.
De sergeant keek naar de bemanningsleden. Die stonden een eindje achter Ray dicht bij elkaar en werden bedreigd door een tweede gemaskerde kaper, die onbeschaamd achter het groepje stond.
‘Alstublieft!’ smeekte de piloot hem. ‘U mag niets doen wat de veiligheid van het vliegtuig in gevaar brengt.’
De diep geschokte passagiers namen hun blik weg van de gemaskerde man die de soldaten bedreigde en zagen tot hun schrik de ontredderde bemanningsleden voor de cockpitdeur staan. De tweede gemaskerde kaper hield een pistool tegen het hoofd van een snikkende stewardess gedrukt.
‘Alstublieft…’ De piloot sprak in de telefoon die daar hing, zodat zijn stem voor iedereen in het vliegtuig te horen was. ‘Ik moet u verzoeken naar mij te luisteren.’ Achter in het vliegtuig kwamen hoofden omhoog. Sommige mensen die daar zaten hadden nog niet gemerkt dat er iets niet in de haak was. ‘Het vliegtuig is overgenomen… gekaapt! Ik moet u vragen eventuele instructies van de kapers onmiddellijk op te volgen.’
‘Weet je,’ zei Ray tegen de sergeant, ‘we hebben nu niets te verliezen. Als je op mij schiet, schiet ik op hem en schiet mijn collega op de piloot. Op die manier gaat iedereen dood. Iedereen!’ benadrukte hij. ‘Dus je legt nu je wapen neer, of je schiet.’ Ditmaal keek hij recht in het gezicht van de sergeant. Zijn staalgrijze ogen keken onverzoenlijk door de donkere gaten van zijn masker.
Er daalde een ongelovige stilte over de passagiers neer, die elkaar verbijsterd aankeken. Een man achter in de cabine stond op en kwam het gangpad op.
‘Hé! Dit is belache…’
Hij kwam niet verder, want Docs zware hand drukte van achteren op zijn schouder neer en duwde hem op zijn plaats terug.
‘Hou je kop!’ Een gemaskerd gezicht keek fel op hem neer. ‘Gewoon op je kont blijven zitten, meneer, anders ga je eraan.’ Doc stak zijn pistool naar hem toe. ‘Jullie doen allemaal wat er gezegd wordt!’ Hij zwaaide met zijn pistool naar de andere geschokte passagiers, die verbijsterd reageerden op de verschijning van nog een gemaskerde en gewapende kaper.
‘Ja.’ Ray sprak de sergeant weer aan. ‘We zijn met meer.’ Hij maakte een snelle beweging met zijn pistool. ‘Leg je wapen neer of we gaan schieten.’
De sergeant likte over zijn lippen. Naast hem zat soldaat Akempo verstijfd in de schiethouding, maar niet omdat hij paraat was, hij was verlamd van angst. Hij wist dat de dreiging van de gemaskerde man maar al te echt was.
‘Sergeant!’ riep de piloot. ‘Ik heb de leiding van dit vliegtuig en ik beveel je je wapens neer te leggen. Ik ben de gezagvoerder en ik aanvaard de volledige verantwoordelijkheid voor dit besluit. Leg je wapens neer… En wel meteen!’
Heel even leek het of de sergeant zou weigeren, maar toen liet hij tegelijk met de loop van zijn machinepistool zijn hele lichaam zakken.
‘Gebruik je linkerhand,’ beval Ray. ‘Pak je wapen bij de loop vast en leg het voor je op de vloer.’ Hij wachtte tot beide militairen zijn bevel hadden opgevolgd. ‘Schop ze nu naar mij toe. Kalm aan…’ waarschuwde hij, terwijl beide mannen met tegenzin gehoorzaamden. Hij pakte vlug een van de machinepistolen op, stak toen zijn eigen wapen achter zijn riem en beval hen rechtop te gaan staan en zich om te draaien. Even later waren hun polsen secuur met tie-rips aan elkaar vastgemaakt en hing hij dichte zwarte kappen over hun hoofd. Daarna liet hij hen zitten. Ze konden nu niets meer uitrichten.
‘Ik moet u allen vragen te blijven zitten,’ verzocht de piloot. ‘Met geweld brengt u alleen maar de veiligheid van het vliegtuig en het leven van ons allen in gevaar.’
Zijn woorden hadden een ontnuchterende uitwerking op de passagiers. Iemand riep: ‘Maar waar brengen ze ons heen?’
Piloot Udeh draaide zich even om naar de gemaskerde figuur achter hem en antwoordde toen: ‘Jammer genoeg weet ik dat nog niet, mensen. Het zal na verloop van tijd vast wel duidelijk worden wat onze bestemming is. Intussen moet ik erop aandringen dat u zich op geen enkele manier tegen deze gewapende mannen verzet. Zulk verzet kan alleen maar rampzalig eindigen.’
Toen deze waarschuwing was gegeven, dirigeerde Colin zijn drie gevangenen door het gangpad. ‘En geen trucjes,’ waarschuwde hij. ‘Ik loop dicht achter jullie aan.’ Hij dwong de bemanningsleden door de hele lengte van de cabine te lopen en hield hen onder schot terwijl Doc vlug naar voren kwam om Ray te helpen de enkels van de militairen met tie-rips aan elkaar vast te maken. Toen ze klaar waren met de militairen, kregen de protesterende piloot en copiloot dezelfde behandeling en werden ze in de kleine pantry aan de achterkant van het vliegtuig gezet. De tweede stewardess werd uit haar schuilplaats getrokken om plaats voor hen te maken. De twee doodsbange meisjes waren maar al te blij dat ze in het toilet werden gestopt. Toen ze daar waren, draaiden ze de deur meteen op BEZET.
Ray tikte ongeduldig op zijn horloge en sprak met een staccatostem. ‘Jullie hebben vijftien minuten de tijd. Ik ga nu naar de cockpit om aan het vliegtuig te wennen. Ik roep telkens om hoeveel tijd we nog hebben. Oké?’ Hij liep al naar de cockpitdeur.
‘Goed.’ Colin knikte hem toe met de kap over zijn hoofd. ‘Tot nu toe gaat alles goed. Maar vergeet niet dat stel nog eens te waarschuwen.’ Hij knikte naar de passagiers, die met grote ogen toekeken. ‘Ze moeten zich niets in hun hoofd halen.’
Ray stak zijn hand op om te laten zien dat hij het begreep. Toen liep hij vlug naar voren. Hij bleef alleen even staan om zijn tas en parachutistenpak van Colins stoel te pakken en ging de cockpit in.
Colin en Doc werkten snel. Ze brachten hun eigen bagage en het tweede machinepistool naar de achterkant van het vliegtuig. Op dat moment kwamen de luidsprekers weer tot leven.
‘Opletten! Iedereen opletten!’ De passagiers keken nu niet meer naar de activiteiten in de cabine, maar naar de cockpit, als kinderen die op een poppenkastvoorstelling wachten. Die voorstelling was spannend genoeg, al was er niets te zien. ‘Wij hebben het vliegtuig overgenomen. Ik herhaal: wij hebben het vliegtuig overgenomen.’ Ray begon aan een afgesproken toespraakje. ‘U blijft allemaal zitten en doet geen poging zich te bemoeien met wat naast u in de cabine gebeurt. Wij zijn goed bewapend en zullen niet aarzelen onze wapens te gebruiken als we daartoe worden uitgedaagd. Het is in uw eigen belang dat u niets doet wat ons tot nog meer geweld dwingt. Vergeet niet: wij hebben niets te verliezen. Als u allemaal kalm blijft en op uw plaats blijft zitten, overkomt u niets en heeft de piloot over een half uur weer de leiding over het toestel.’ De luidsprekers zwegen met een klik, en meteen was er veel rumoer in de cabine, want de passagiers praatten allemaal door elkaar heen over hun lot.
Achter in het vliegtuig trok Doc zijn parachutistenpak aan en zette hij zijn leren valhelm op. Terwijl Doc dat deed, maakte Colin beide tassen met de omvangrijke parachutes open. Uit een zak in de klep van elke tas haalde hij een dikke canvas zak, die hij uitschudde. Op elke zak zat een rij koperen ogen om hun brede opening heen. Er liep een nylon trekkoord door de ogen, waarvan de uiteinden stevig vastgemaakt waren aan dikke metalen D-ringen.
‘Tien minuten! Nog tien minuten!’ De eerste van Rays tijdmeldingen kwam uit de luidsprekers.
Bert keek ongeduldig naar de hemel boven Uturri en probeerde zich voor te stellen hoe het straks zou gaan. Het zat hem nog steeds niet lekker dat Colin de sprong zou maken, maar het besluit was nu eenmaal genomen en hij kon nu niets anders doen dan zich voorbereiden op de komst van het vliegtuig. Met diepe rimpels in zijn voorhoofd zette hij de dingen op hun plaats. Hij haalde de balen jute tevoorschijn en legde ze achter elkaar in de greppels die Colin met zo veel moeite had gegraven. Toen maakte hij ze drijfnat met een mengsel van olie en benzine uit de twintiglitervaten die Colin in het leegstaande dorp had verstopt. Toen hij klaar was, keek hij op zijn horloge: als het vliegtuig op tijd was vertrokken en Rays schattingen klopten, zou hij nu nog maar een kwartier hoeven te wachten. Gespannen keek hij weer naar de lucht. Zijn gedachten draaiden om één ding en dat herhaalde hij steeds bij zichzelf: wat zou er daarboven gebeuren?
Colin en Doc sjouwden de kistjes met goud naar de achterkant van het vliegtuig. Elke minuut werden ze aangespoord door Ray, die meldde hoeveel tijd ze nog hadden.
In elk van beide zakken gingen tien kistjes, waarna de trekkoorden strak werden aangehaald. Vervolgens werden de zakken, die te zwaar en onhandelbaar waren om ze te tillen, naar de deur van het vliegtuig gesleept, vanwaar ze naar buiten geduwd konden worden. De olijfgroene, rechthoekige reserveparachutes van het Amerikaanse leger waren uit de plunjezakken gehaald. De vele oefeningen die Doc in Berts huiskamer had gedaan, wierpen nu vruchten af: behendig verbond hij de D-ringen met het tuig, geholpen door Colin. Beide mannen zweetten en hijgden van zenuwen en inspanning.
Ray zat onbeholpen en hevig zwetend in zijn parachutetuig aan de stuurknuppel van de oude Dakota. Het was hem niet gelukt een herkenningspunt op de grond te vinden en hij tuurde gespannen voor zich uit om zijn doel te zien. Hoe zou het zijn vrienden in de cabine vergaan? Die vraag moest hij zichzelf wel al tien keer hebben gesteld. De verleiding om de cockpit te verlaten en zelf te gaan kijken was bijna onweerstaanbaar, maar hij bood er toch weerstand aan. Hij keek weer op de klok van het vliegtuig en drukte op de knop van de intercom. ‘Vijf minuten!’ riep hij. ‘Nog vijf minuten!’
Ray tuurde met half dichtgeknepen ogen naar de grond beneden hem. Terwijl hij daar alleen maar het groene oerwoud zag, ging er van alles door zijn hoofd. Nog vijf minuten en hij had nog steeds geen herkenningspunt gevonden. Jezus! Hij moest er nu toch gauw zijn. Hij pakte de intercom weer op.
‘Vier minuten! Nog vier minuten!’
De tijd drong. Plotseling boog hij zich naar voren en tuurde hij omlaag. Het monotone groen van de jungle ging over in donkere grond, begroeid met struikgewas. De alluviale vlakte!
‘Drie minuten! Nog drie minuten!’ Verrek! Hij was bijna vergeten de tijd te melden.
Omdat het al drie kwartier na de afgesproken tijd was, durfde Bert nauwelijks nog te hopen. Volledig gedeprimeerd en met het gevoel dat hij moederziel alleen was, kreeg hij er genoeg van. Het karwei ging niet door. Het vliegtuig kon onmogelijk zo laat zijn. Het leek hem wel duidelijk dat de operatie was mislukt en hij hoopte alleen nog dat het plan simpelweg was opgegeven en dat zijn vrienden als gewone passagiers waren doorgereisd. In zijn frustratie zou hij het willen uitschreeuwen tegen de lege, spottende hemel. Met de moed in de schoenen bukte hij zich om zijn aansteker bij de geulen met jute te houden, een brandstapel die symbool stond voor de dood van het plan.
‘Twee minuten!’ Rays stem spoorde Doc en Colin aan om nog harder te werken. ‘Nog twee minuten!’
Doc pakte Colins parachute op, hielp hem erin en maakte de sluitingen dicht, om zich vervolgens om te draaien en hulp te krijgen met zijn eigen tuig. Toen controleerden ze elkaars uitrusting en verzekerden ze zich ervan dat alles goed vastzat.
‘Eén minuut! Nog één minuut!’
Ze draaiden zich om naar de sluiting van de vliegtuigdeur.
De aansteker klikte een paar keer; op de een of andere manier zag het wieltje geen kans vonken door het sissende gas te laten schieten. ‘Nog meer pech,’ vloekte Bert hardop. Hij trok de vuursteenhouder los en keek ernaar, draaide het schroefje een paar slagen om het versleten vuursteentje tegen het geribbelde wieltje aan te krijgen en probeerde het opnieuw. Ditmaal bracht de aansteker een stroom vonken voort en ontvlamde het gas met een zachte explosie die duidelijk te horen was in de stilte van de vlakte. Bert liet extra gas ontsnappen en joeg een zoevende vuurstraal van wel dertig centimeter lang de lucht in. Die straal sneed hij een paar keer af als een kind dat met iets speelt. Met een laatste, verlangende blik naar het noorden knielde Bert neer en pakte een handvol droge jute op. Die vatte gemakkelijk vlam en maakte een knetterend geluid. Hij hield de brandende fakkel in zijn hand en liet de vlammen hoger oplaaien, en op dat moment werd het zachte geplop van de vlammen overstemd door een ander geluid. Hij hield zijn hoofd schuin. Het was geen mug; daarvoor was het gezoem te laag. Het geluid zwol aan, en plotseling was hij er met zijn hele lichaam op gespitst. Het vliegtuig! Dat moest het vliegtuig zijn! Er kwam een juichkreet over zijn lippen en hij gooide de brandende jute in het vuur, waarna hij meteen doorliep om de aansteker op een andere plaats te gebruiken. Het ronkende geluid was al tamelijk hard toen hij naar de andere kant rende. Binnen enkele seconden schitterde er een gele gloed in beide greppels en kolkte dikke rook de lucht in. Hij kon het vliegtuig nu zien. Het vloog lager dan hij had verwacht, en meer naar rechts.
‘Hier!’ riep hij. ‘Hier! Hierheen, stomme klootzak!’
Maar het vliegtuig trok zich niets van hem aan en vloog door. Bert zakte langzaam op zijn knieën. De juichstemming van enkele ogenblikken geleden was op slag verdwenen. Hij had opeens een gevoel alsof hij as in zijn mond had.
De ovale deur van het vliegtuig vloog wijd open. Doc kon nog net vermijden dat hij door de luchtstroom werd meegetrokken, geschrokken als hij was van het lawaai van de krijsende motoren. Toen gooide Colin de lege plunjezakken en tassen langs hem naar buiten; als de politie ze wilde hebben, moesten ze er maar naar zoeken. Het machinepistool ging erachteraan.
Doc zette zich schrap en trok een van de twee volgestopte zakken naar de deuropening. Vervolgens hielp hij Colin met de andere zak. Beide zakken lagen nu klaar om naar buiten geduwd te worden. Ze bogen zich allebei naar voren en hielden de handgrepen van de met een springveer werkende automatische opener stevig vast. Ray had voor een vertraging van vijf seconden gekozen en Doc hoefde alleen maar de handgreep los te laten om de timer in werking te stellen. Gespannen bogen ze zich over het goud heen, hun hoofd omhoog, hun blik gericht op het onverlichte bordje boven de passagiersstoelen.
Ray keek naar de grond die voor hem lag. Hij tuurde naar links en rechts over het naargeestige landschap. Hij wist dat de dropzone zich ongeveer tien kilometer voor de bergketen bevond en hij concentreerde zich op die omgeving, wanhopig op zoek naar het doel.
Verrek! Als hij het vuur niet gauw zag, vloog hij er verdomme overheen! Hij keek gespannen heen en weer, op zoek naar het teken dat maar niet in zicht wilde komen.
Een rood lichtje ging verwoed branden op zijn instrumentenpaneel. O nee! Toen zag hij zwarte letters op het lampje: PASSAGIERSDEUR ACHTER. Hij slaakte een zucht van verlichting bij het besef dat Colin en Doc er klaar voor waren. Nu hoefde hij alleen nog maar dat vuur te vinden.
Hij vloog nog een halve minuut door, zijn handen strak maar machteloos op de stuurknuppel. Toen zag hij, bijna helemaal in de rechterbenedenhoek van zijn voorruit, een pluim grijze rook en flikkerende gele vlammen.
Ernaast! Terwijl Rays hart adrenaline door zijn aderen pompte, vlogen de vlammen evenwijdig met het vliegtuig voorbij. Zijn timing was goed geweest, maar hij zat er meer dan een kilometer naast. De bittere gal steeg op in zijn keel bij het besef dat hij nooit op tijd een draai kon maken. In frustratie en woede sloeg hij op de stuurknuppel. Plotseling dook het vliegtuig omlaag. Jezus christus! Hij had per ongeluk de automatische piloot uitgezet. Hij trok de kolom naar zich toe om de neus van het vliegtuig omhoog te krijgen tot hij weer naar de horizon wees. Hij bestuurde het vliegtuig. Hij móést het besturen!
‘Wat…!’ riep Colin uit terwijl hij de rugleuning van een stoel vastpakte. ‘Wat gebeurt er?’ Zijn woorden gingen bijna verloren in het gierende geluid van de motoren. Doc lag kreunend op een zak goud. Zijn parachuterugzak had zijn rug tegen de scherpe randen van de kistjes beschermd. Geholpen door Colin krabbelde hij moeizaam overeind. Intussen herstelde het vliegtuig van zijn duikvlucht en maakten ze weer meer hoogte. Ze keken naar het onverlichte bord met GORDELS VASTMAKEN, wilden het dwingen op te lichten. De passagiers waren ook geschrokken. Ze verhieven hun stem en sommigen kwamen van hun stoel om door de cabine heen te kijken. Enkelen stonden al op het punt in paniek te raken.
‘Stilte!’ riep Colin. ‘Kop houden en gaan zitten!’ Hij keek naar de passagiers. De meesten stonden rechtop en sommigen gingen zelfs in het gangpad staan. ‘Zitten, verdomme!’ bulderde Colin, en hij richtte zijn neppistool op het plafond van het vliegtuig en haalde de trekker over. ‘Zitten of ik knal jullie overhoop!’ De explosie van de losse flodder had een geschokte stilte tot gevolg. Alle passagiers keken naar Colin, hun mond wijd open van schrik en angst.
‘De volgende kogel gaat in jou!’ Hij richtte zijn wapen op een van de passagiers die op het gangpad stonden. ‘En nu allemaal weer gaan zitten! Ga weer zitten of we storten met zijn allen neer!’
Terwijl het vliegtuig weer normaal ging vliegen, lieten de hevig ontdane passagiers zich weer op hun plaats zakken, hun gezicht doodsbang, hun stem verstild. De bittere stank van de angst verspreidde zich door de cabine.
Colin keek Doc zorgelijk en vragend aan. Doc kon alleen maar zijn schouders ophalen. De bulderende motoren maakten hen onverstaanbaar, maar ze wisten allebei dat er iets grondig mis was gegaan.
Colin tikte op zijn borst en wees door het gangpad naar de cockpit en toen weer naar zijn borst. Doc knikte begrijpend en trok zijn pistool. Hij zorgde ervoor dat de passagiers het te zien kregen. Met een strak knikje draaide Colin zich om en liep naar de cockpit. Er ging gemompel op, maar hij maakte daar een eind aan door met zijn nog rokende pistool te zwaaien.
Aan de grond keek Bert naar de Dakota, die een heel eind rechts van hem met gestage snelheid voorbij dreunde. Met een misselijk gevoel, zijn keel schor van het schreeuwen, moest hij hulpeloos toezien hoe het vliegtuig in de richting van de kust vloog.
Ray kreeg het vliegtuig weer in zijn macht en keek naar rechts. Het vuur was al onder de vleugel door verdwenen en lag nu ergens achter hem. Hij keek naar de instrumenten, die hem enigszins vertrouwd waren van de Dakota in Southend. In feite leken de elementaire vlieginstrumenten – snelheidsmeter, kunstmatige horizon, hoogtemeter en kompas – sterk op de instrumenten van het lichtere vliegtuig waarmee hij had getraind. Hij concentreerde zich tot het uiterste en probeerde zich alles te herinneren wat hij in zijn korte vliegopleiding had geleerd. De stuurknuppel drukte achteruit tegen zijn handen, alsof een gewicht de neus van het vliegtuig naar boven duwde. Het goud! Er moest nu bijna driehonderd kilo goud bij de achterdeur liggen. Hij draaide de trimcontrole naar voren tot de knuppel weinig druk meer uitoefende en het toestel in evenwicht was en recht naar voren vloog. Ze waren nog geen twee minuten verwijderd van de heuvelrij die de kust afschermde.
‘Verdomme!’ vloekte Ray hardop. ‘Drie miljoen pond kwijt! En het scheelde zo weinig.’ Hij pakte de microfoon op om springinstructies aan Bert en Doc te geven, toen opeens de deur achter hem openvloog. De microfoon viel uit zijn hand doordat hij vlug het machinepistool van de plaats van de copiloot pakte.
‘Ik ben het!’ Hij hoorde Colins stem terwijl hij zich al omdraaide en zijn vinger aan de trekker van het dodelijke wapen legde. ‘Wat is er nou aan de hand? Wat gebeurt er?’
‘Verrek!’ Ray gooide het wapen weer op de stoel. ‘Je jaagt me de stuipen op het lijf. Wat gebeurt daar? Ik dacht dat ik een schot hoorde.’
‘Dat klopt. Ik heb een keer geschoten om de rust te herstellen. Ze werden daar gek. Maar wat is hier nou aan de hand?’
‘Ik heb het verknald! Dat is er aan de hand,’ gaf Ray toe. ‘Ik zat meer dan een kilometer naast de dropzone. Je kunt beter teruggaan en springen voordat we over die heuvels heen zijn. Je hebt ongeveer een minuut.’
‘Maar… maar kun je niet keren?’ vroeg Colin. ‘Jezus! Je hebt bijna drieduizend pond aan die rottige vliegclub uitgegeven. Ze hebben je toch wel geleerd te kéren?’
‘Met een licht vliegtuig, Colin. Met een licht vliegtuig. Niet met deze dingen!’ Ray schudde zijn hoofd. ‘Niet met dit toestel!’
‘Je zei dat je ons daarheen kon brengen!’ schreeuwde Colin.
‘Je hebt ongeveer dertig seconden voordat we over de heuvels zijn,’ brulde Ray hem toe. ‘Ik zet hem weer op de automatische piloot en spring dan met je mee.’
‘Niks automatische piloot! Je gaat keren. Je bestuurt hem nu toch ook? Zo moeilijk kan het toch niet zijn om te keren? Kom nou… Je kunt het op zijn minst proberen. Allemachtig, ik zet mijn eigen leven hiervoor op het spel.’
Ray zweette. Zijn hersenen draaiden op volle toeren en hij zocht nog steeds naar een oplossing. ‘Who Dares Wins.’ Zijn oude motto kwam bij hem op en de beslissing diende zich aan.
‘Oké! Ik ga het proberen!’
‘Goed zo.’ Colin sloeg met zijn hand op Rays schouder. ‘Heb je hulp nodig?’
‘Of ik hulp nodig heb?’ Ray sloeg zijn ogen ten hemel. ‘Ik heb een regelrecht wonder nodig!’ Hij verstrakte zijn greep op de stuurknuppel en keek naar de bochtaanwijzer. ‘Laat Doc maar weten wat er aan de hand is.’ Hij knikte naar de microfoon.
Colin trok het spiraalsnoer door de cockpit en drukte op de zendknop. ‘We gaan terug! We gaan het nog een keer proberen!’ riep hij in de microfoon.
Bert zag de DC-3 naar het zuiden vliegen. Het vliegtuig was al bijna over de heuvels en nog steeds was er niemand uit gesprongen. Terneergeslagen zag hij het vliegtuig kleiner worden, maar hij kneep zijn ogen halfdicht toen het leek of het toestel naar rechts draaide. Eerst dacht hij dat hij het zich verbeeldde, dat het beeld van het vliegtuig werd vertekend door de grote afstand. Maar nee! Nu kon hij duidelijk de zijkant zien. Het vliegtuig keerde! Die gek probeerde het nog een keer! Er kwam een brede grijns op Berts gezicht en hij keek nog eens naar het vuur. De vlammen zakten snel weg. Hij negeerde de pijn in zijn handen en trok vlug wat takken van struiken en gooide die op de afgezakte vlammen, zonder zich bewust te zijn van wat hij daarbij uitriep.
‘Brand dan! Brand dan!’ Hij was koortsachtig aan het werk en haalde zijn handen open aan de droge doornstruiken, op zoek naar nog meer brandbaar materiaal. ‘Brand dan! Brand dan!’ Zijn kreten stegen op in de lucht.
‘Kan ik iets doen?’ vroeg Colin, die op de stoel van de copiloot ging zitten.
‘Overal afblijven,’ zei Ray. ‘Stilzitten en je mond houden. Als we weer landinwaarts vliegen, kun je naar het vuur uitkijken. Daar mik ik op. Het moet ergens rechts van je te zien zijn, aan jouw kant van het vliegtuig. Kijk ernaar uit.’ Hij tuurde nerveus op zijn instrumenten en maakte de bocht wat scherper.
De neus op de horizon en achterwaartse druk op de stuurknuppel – Ray hield zich aan wat hij zo vaak had geoefend met de tweemotorige Aztec in Southend. Snelheid… honderddertig knopen. Bal… in het midden. Hij keek naar de bochtaanwijzer en de kunstmatige horizon en deed zijn uiterste best om de miniatuurvleugels stabiel op tien graden te houden. Evengoed hadden de vleugels de neiging steeds schuiner te gaan hangen, alsof ze zelf ook een wil hadden.
Piep…! Piep…! Piep…!
Bij het schelle signaal dat hem voor overtrek waarschuwde trok er een kille huivering van angst over Rays zwetende rug. Er trok een rilling door het vliegtuig en hij verbaasde zichzelf toen zijn hand uitschoot om de gashendel ver open te zetten en het vliegtuig in een ondiepe duikvlucht te brengen: de standaardprocedure voor dit soort noodsituaties. Het piepen zakte weg toen de snelheid toenam. Door de acceleratie werd het vliegtuig lichter en gemakkelijker te besturen. Zodra het toestel beter reageerde, trok Ray de neus weer op naar de horizon en ging hij de bocht weer in.
‘Jezus!’ riep Colin uit. ‘Ik dacht even dat we er geweest waren.’
‘Het gaat goed. Ik heb alles in de hand. Kijk jij nou maar uit naar het vuur. Daar moet ik op mikken.’
Het vliegtuig had een draai van honderdtachtig graden gemaakt en vloog nu terug in de richting vanwaar het gekomen was.
‘Zie je het nog niet?’ vroeg Ray. Hij wilde zijn blik niet van de instrumenten wegnemen.
‘Ik kijk. Ik kijk.’
‘Nu weet je hoe moeilijk het voor mij was,’ zei Ray. ‘En ik moest nog vliegen ook.’
‘Oké… oké,’ snauwde Colin. ‘Ik zie wat je bedoelt.’ Hij zweeg even. ‘Jezus!’ zei hij opnieuw. ‘Het is allemaal hetzelfde.’
‘Je moet de grond in kleine sectoren verdelen,’ raadde Ray hem aan. ‘Je moet niet proberen alles tegelijk te zien.’
Colin verstijfde op zijn stoel toen een stuk grond lichter van kleur was dan de rest. Die lichtheid verspreidde zich en hij besefte dat het rook was. Toen zag hij de twee strepen van vuur en de pijlkop op het vervallen huis.
‘Ik zie het!’ riep hij uit. ‘Ik zie het!’
‘Weet je het zeker?’ Ray keek opzij om ook te kijken.
‘Daar!’ Colin wees recht opzij. ‘We gaan er nu langs!’
Ray zei fluisterend een dankgebed. Hij zou het zelf nooit hebben gezien. Nu richtte hij zijn blik op de pluim witte rook. ‘Ik vlieg nog een beetje door,’ zei hij. ‘Dan kan ik de bocht beter nemen.’ Hij knikte naar de microfoon. ‘Geef het maar aan Doc door. Die zal zich wel afvragen wat er aan de hand is.’
Even later liet hij de Dakota een lichte, stabielere bocht maken, waarbij hij Colin bleef aansporen zijn blik op het teken gericht te houden. Ten slotte had hij het recht voor zich en bracht hij de snelheid weer op hun oorspronkelijke honderddertig knopen.
‘Ga maar naar Doc terug,’ zei hij tegen Colin. ‘Jullie hebben ongeveer een minuut om het voor te bereiden. Hetzelfde teken als we hadden afgesproken.’
Colin was al opgestaan. Zijn enige reactie was een opgeluchte klap op Rays schouder.
‘Wat is dat voor onzin?’ Doc keek Colin aan toen die bij de wijd open passagiersdeur terug was. ‘Op en neer als een jojo! Ik ben verdomme al twee keer bijna naar buiten gesodemieterd! En die klootzakken!’ Hij zwaaide met zijn pistool naar de passagiers en liet hen horen wat hij zei. ‘Ze zijn gek geworden. Ik dacht dat ik dit ding moest gebruiken.’
‘Het is goed gekomen.’ Colin klonk gespannen. ‘We zitten weer op koers. Nu gaat het echt door.’ Hij wees naar het bordje van de gordels. ‘Hetzelfde teken.’
Doc schudde verbaasd zijn hoofd. ‘En dat noemen ze “gemakkelijk verdiend”.’
Ray hield de neus van het vliegveld op de rookvlek gericht. Toen hij schatte dat hij op tien seconden afstand was, liet hij het bordje met GORDELS VASTMAKEN twee keer oplichten. De rook verdween onder de neuskegel van het vliegtuig en hij telde tot drie tot hij de schakelaar een aantal keren snel achter elkaar overhaalde.
Bij het tweede teken tilden Colin en Doc de zware zakken over de drempel van de deur en lieten ze de automatische openers los op het moment dat de parachutes wegvielen. Toen aarzelde Doc maar even en wierp hij zich de leegte in. Het was een sprong als uit het boekje, en hij draaide snel zijn hoofd om en zag dat Colin nog aarzelend in de deuropening van het vliegtuig stond. ‘Spring dan, verdomme!’ schreeuwde hij, inwendig huiverend toen Colin stuntelig met zwaaiende armen uit het vliegtuig tuimelde. Toen had Doc de juiste stabiele houding aangenomen en greep hij naar zijn koord.
Met gebalde vuisten van pure spanning volgde Bert de koers van de DC-3, die met steeds grotere snelheid op hem af leek te komen. Hij maakte een sprongetje van opwinding toen er twee zwarte voorwerpen uit het toestel vielen. De twee voorwerpen leken een eeuwigheid omlaag te vallen en waren al bijna halverwege de grond toen ze geluidloos opbolden tot dikke wolken van nylon in camouflagekleuren. Daaronder, aan onzichtbare koorden, bungelde zijn toekomst in de zuivere heldere lucht heen en weer. Toen vielen er nog twee silhouetten uit het vliegtuig en ging een uitbundig gevoel als een elektrische schok door Bert heen. Zijn borst zwol op, hij stak zijn armen wild omhoog en er schalde een dierlijke kreet van triomf uit zijn keel.
‘Yes!’
Hij rende door het veld, maar hield daar abrupt en verschrikt mee op toen hij een zwarte massa omlaag zag vallen. Aan de zwaaiende armen en benen kon hij zien dat het een mens was.
‘Het koord,’ riep hij, en zijn stem schalde hoog de lucht in. ‘Verdomme, Colin! Trek aan dat koord!’ schreeuwde hij. Bijna alsof hij gehoord was, schoot op dat moment een rechthoekig stuk stof uit de neerstortende massa, die nu een explosie van zijde achter zich aan trok. Bert slaakte een zucht van verlichting. Maar de parachute was nog maar half uitgeklapt toen de man op de grond smakte, nog geen honderd meter bij Bert vandaan. Verschrikt rende Bert erheen. De tranen stroomden al over zijn gezicht toen het witte baldakijn als een lijkwade over het roerloze lichaam neerdaalde. ‘Jezus, Colin. Ik zei het nog!’ Hij liet zich naast de man op zijn knieën vallen en trok de zijde weg, om vervolgens verschrikt terug te deinzen toen hij Docs dode gezicht zag.
‘Doc!’ riep Bert verbijsterd uit.
Ray zette het vliegtuig op de automatische piloot, trok de twee handmicrofoons van hun plaats en ramde er hard mee tegen de wand. Hij trok het dunne mondstuk van de headset kapot en gebruikte de kolf van zijn pistool om de twee radio’s van het vliegtuig te vernielen. Hij kon weinig aan de schakelaar doen waarmee de piloot kon doorgeven dat het toestel gekaapt was, maar zonder radiocommunicatie zou de piloot pas bijzonderheden kunnen verstrekken als hij was geland. Met nog maar tweeënhalve minuut de tijd voordat het vliegtuig over de Atlantische Oceaan vloog, maakte hij een draad met een lus aan de cockpitdeur vast. Hij liet de draad vieren terwijl hij de deur openmaakte en in de passagierscabine terugkwam. Sommige passagiers waren opgestaan nadat Colin en Doc gesprongen waren en keken besluiteloos naar de deur. Ze deinsden terug toen Ray met het uzi-machinepistool tevoorschijn kwam.
‘Zitten!’ riep hij. ‘Ga zitten of jullie krijgen allemaal de kogel!’ Hij gooide een elektrische detonator en honderd gram namaakgeligniet op een lege stoel. ‘Laat dat aan de piloot zien,’ snauwde hij. ‘Zeg tegen hem dat dit verbonden is met een timer op de cockpitdeur. Als iemand die deur openmaakt, ontploft de hele cockpit en gaan jullie er allemaal aan. We vliegen op de automatische piloot. Over dertig minuten schakelt de timer zichzelf uit en kan hij de deur openmaken. Een half uur wachten, en het is veilig.’
Twee of drie mannen lieten hun mond openvallen en werden lijkbleek toen de waarschuwing tot hen doordrong.
‘Dertig minuten! Niet eerder!’ riep Ray terwijl hij door het gangpad rende. Hij duwde een trage passagier opzij, gooide de tas en het machinepistool door de deuropening, trok zijn masker af en sprong erachteraan.
De vaartwind liet zijn wangen golven en hij had algauw de vrijevalpositie ingenomen, met gespreide armen en benen om stabiel te blijven. Automatisch telde hij onder het vallen de seconden. Het vliegtuig bevond zich al boven de Atlantische Oceaan, maar hij trok pas na tien seconden aan het koord. In die tijd schatte hij dat hij vier- of vijfhonderd meter bij de kust vandaan was. Hij dacht dat hij ongeveer tweehonderd meter sturend moest afdalen om nog op het droge terecht te komen. Bij de tiende tel gooide het trekkoord van zijn Strato-Cloud-sportparachute vierentwintig vierkante meter golvend en uit twee lagen bestaand nylon boven hem uit, waartussen een gigantisch luchtkussen gevangen kwam te zitten. Het tuig trok zich strak tegen hem aan.
De Strato-Cloud, die de vorm van een vleugel had, kon worden bestuurd door spleten in de parachute te openen of te sluiten. De ontsnappende lucht stuwde de parachute in de gewenste richting en maakte een voorwaartse snelheid mogelijk van wel vijfentwintig kilometer per uur. Onder de juiste omstandigheden kon een ervaren parachutist grote invloed uitoefenen op zijn richting en de snelheid van zijn afdaling en voorwaartse beweging.
Ray liet de parachute een lange, lichte glijvlucht maken. Hij gebruikte de openingen in de parachute om zich naar voren te stuwen en daalde drie meter per seconde. Dat leverde hem ongeveer zestig seconden beheerste afdaling op, genoeg om de grond beneden in zich te kunnen opnemen en een landingsplaats uit te kiezen. Het gigantische scherm boog zich gracieus naar rechts toen hij zijn oog had laten vallen op een veldje dicht bij de weg. Hij was met een lichte helling naar beneden gezweefd, maar toen de grond naderde, trok hij aan zijn stuurlijnen om lucht door de parachute te laten gaan en ging hij steil, bijna verticaal naar beneden. De grond kwam plotseling op hem af, maar hij vermeed een botsing door zijn armen omhoog te brengen en de gaten in het scherm te sluiten, zodat hij op het laatst minder steil naar beneden ging. Het was een perfect beheerste landing. Omdat hij dicht boven de grond bijna tot stilstand kwam, kon hij precies volgens het boekje op zijn voeten landen. Hij drukte op een knop om het tuig los te maken, en als een slang die zijn huid afwierp viel de parachute van hem weg. Het scherm golfde op grote luchtbellen naar achteren en raakte verward in de struiken rondom het veld.
Hij verspilde geen tijd aan het verstoppen van de parachute; dat had geen zin. Het was trouwens hoogst onwaarschijnlijk dat het waardevolle scherm en de tuigage aan de autoriteiten werden overgedragen als ze werden gevonden. De overall, helm en duikbril rukte hij van zijn lijf en gooide hij weg terwijl hij naar de weg rende.
Hij had een kleine kilometer gelopen toen hij het dichte struikgewas in moest duiken om een paar druk pratende Afrikanen te ontwijken die voorbij kwamen draven. Ze wezen en gebaarden naar boven. Blijkbaar hadden ze het over de vreemde verschijnselen die ze in de lucht hadden gezien. Tien minuten later liep hij het parkeerterrein van de universiteit van Cape Coast op. Hij pakte de sleutels uit hun schuilplaats en stapte dankbaar in de geparkeerde Escort om daarin op de komst van de anderen te wachten.
Bert boog zich over Docs gebroken lichaam. Hij dacht niet meer aan het goud en merkte niet eens dat Colin lijkbleek van schrik op hem af kwam rennen. Samen haalden ze voorzichtig de helm en het masker van Docs intact gebleven gezicht weg en verwijderden ze het tuig van riemen dat hem in een dodelijke greep leek te omvatten.
‘Jezus christus! Ik dacht dat jij het was, Colin.’ Bert huilde openlijk en spreidde smekend zijn armen. ‘Hoe… wat is er gebeurd?’
‘Zijn parachute,’ zei Colin. ‘Die ging niet goed open. Kijk.’ Hij wees naar een verborgen veiligheidsklem. ‘Daar komt het door. Hij… hij is in het vliegtuig gevallen. En hard ook. Hij moet erop gevallen zijn en hem beschadigd hebben.’ Bert keek naar de klem terwijl de tranen uit zijn ogen bleven stromen. ‘Waarom was hij niet voorzichtiger?’
Colin zuchtte en keek op naar Bert. ‘Het doet er nu niet meer toe,’ zei hij. ‘Hij is een keer te vaak slordig geweest, die arme kerel!’ Hij liet zijn tranen onbeschaamd op het merkwaardig kalme gezicht van zijn overleden vriend vallen.
‘Kom.’ Colin was de eerste die opstond. ‘We moeten hier evengoed weg, Doc of geen Doc.’
‘Ja.’ Bert stond op. ‘Maar we laten hem niet achter, niet op deze godvergeten plaats. Hij komt met ons mee.’ Hij voegde de daad bij het woord en bukte zich om Docs lijk onder de oksels vast te pakken en hem over zijn schouder te nemen in de brandweergreep. ‘Kom, we brengen Doc naar de auto en rijden dan terug om het goud en de parachutes op te halen. Dat gaat veel vlugger dan wanneer we alles lopend naar de auto brengen.’
‘Ja,’ beaamde Colin. ‘Dat is slim. We moeten hier snel weg.’
Onwennig worstelend met het lijk slaagden ze erin Doc rechtop achter in de auto te zetten. Ze hijgden en het zweet liep over hun gezicht. Slippend en slingerend reed Colin over de losse schalie naar de parachutes en de eerste zak met goud.
Samen ontdeden ze de zak van zijn parachute en haalden de met goud gevulde kistjes eruit, die gemakkelijker te tillen waren omdat ze handgrepen van touw hadden. Kreunend van inspanning zwaaide Colin elk kistje naar de hijgende Bert toe, die ze op de vloer van de auto en naast Docs lijk op de achterbank zette.
Omdat de tijd drong, liepen ze vlug naar de volgende lading en reden toen door om de andere parachutes op te halen. Ze hielden de vaart erin. In een wedloop tegen de klok verstouwden ze alles in de auto, want ze wilden geen sporen achterlaten. Hun teamwerk wierp vruchten af. Ze waren eerder klaar dan ze hadden gedacht en hadden het goud en hun uitrusting veilig in de auto opgeborgen. Ten slotte trokken beide mannen hun parachutistenoverall uit en stopten die in de kofferbak bij de rest van het materieel. De laatste parachute gooiden ze over de opvallend groene munitiekistjes heen, zodat die niet meteen te zien waren. Toen ze vonden dat ze alles hadden opgepakt, stapten ze met tot het uiterste gespannen zenuwen en ruikend naar muf zweet in de auto en reden over de weg door de heuvels naar Cape Coast.
De eerste kilometers hotsten ze zwijgend over de slechte weg, als twee cipiers in de dodencellen die het gruwelijke onderwerp uit de weg gingen dat hen beiden bezighield. Ze keken stug voor zich uit en wensten allebei dat ze duizend kilometer van deze gruwelijke situatie verwijderd waren.
Toen de Peugeot in de donkere schaduw van het woud kwam en moeizaam de helling op begon te rijden, verbrak Colin eindelijk de zenuwslopende stilte: ‘Wat doen we met Doc?’
‘Nou, we laten hem hier niet achter,’ zei Bert. ‘Hij gaat naar huis voor een fatsoenlijke begrafenis.’ Hij keek Colin koppig met zijn buldoggezicht aan. ‘Dat is het minste wat we voor hem kunnen doen.’
‘Ja.’ Colins gezicht was verwrongen van verdriet. Hij had het gevoel dat hij verantwoordelijk was voor wat er was gebeurd. ‘Ja, hij moet naar huis. Maar we kunnen niet zomaar met hem komen aanzetten en om een ticket vragen. Dan worden er vragen gesteld, een heleboel. Vooral hierna.’ Hij wees naar het goud.
‘Ja.’ Bert dacht diep na. ‘We kunnen het goud altijd ergens neerleggen waar ze het zullen vinden. Dan staat het onderzoek onder niet zo veel druk en maken ze er minder werk van.’
‘Je weet dat Doc dat niet zou willen.’ Colin schudde zijn hoofd. ‘Je weet hoe hij was… Hij wou ze altijd te slim af zijn. Hij zou het verschrikkelijk vinden als we dit alles voor niets hadden gedaan, ook al is hij…’ Hij zuchtte. ‘Je weet wat ik bedoel.’
Bert knikte langzaam. ‘Ja. Hij zou zich hondsberoerd voelen als we het goud teruggaven… vooral nu.’
‘En dus moeten we zijn dood in scène zetten. Het moet een ongeluk lijken. Dan krijgen we toestemming om het stoffelijk overschot naar huis te brengen.’
‘Jezus!’ protesteerde Bert. ‘Rottigheid uithalen met zijn lijk!’
‘Het is de enige manier,’ hield Colin vol. ‘Anders brengen ze hem in verband met de kaping. En dan krijg jij de smerissen achter je aan, en dan…’
‘Ja. Ja.’ Bert wreef met beide handen over zijn voorhoofd. ‘Jezus! Wat een puinhoop.’
‘Je moet hem naar Accra terugbrengen. Alles wat gebeurt, moet daar gebeuren.’
‘Wat denk je?’
‘Wat voor ongeluk, bedoel je?’
‘Ja.’ Bert verschoof onbehaaglijk op zijn stoel. Hij vond het een luguber onderwerp.
Een groot vliegend insect spatte als een bloederige massa uiteen op de voorruit.
‘Iemand reed hem aan en reed daarna door.’ Colin zei het fluisterend.
Bert veegde met zijn klamme handen het zweet van zijn gezicht. ‘Dat zou kunnen.’
‘Het is niet goed genoeg dat het zou kunnen. Je moet er zeker van zijn.’
‘We kunnen niks anders doen, hè?’ blafte Bert, op van de zenuwen. ‘Het is ons nu uit handen genomen.’
‘Ja.’ Colin gaf gas toen ze over het hoogste punt van de helling heen waren. ‘Over vijf minuten zijn we op het parkeerterrein.’
Ze waren nog maar twee minuten van het kruispunt met de grote weg verwijderd toen ze zagen dat er op de weg beneden hen een afzetting van de politie werd neergezet. De blauwe zwaailichten verdoofden hen met de kracht van een zware elektrische schok.
‘Nee!’ Colin slaakte een kreet van ongeloof. Hij trapte op de rem en reed snel achteruit om door een wal aan het oog onttrokken te worden.
‘Verdomme!’ riep Bert verwijtend uit. ‘Minstens een uur, zei je!’
‘Maar het móést een uur zijn,’ wierp Colin tegen. ‘Tenzij Ray het heeft verknoeid in het vliegtuig.’
‘In dat geval heeft hij het hier op de grond voor ons verknoeid. Kijk!’ Bert wees naar de weg beneden hen. ‘Het stikt van de smerissen!’
‘Maar ze hebben ons nog niet,’ zei Colin, die nog steeds zijn best deed om helder te denken. ‘Jij kunt nog wegkomen.’ Hij wees in het hoge gras. ‘Daardoorheen! Je komt een paar honderd meter verder bij de weg uit, en dan heb je het parkeerterrein van de universiteit rechts van je.’
‘En Doc? Wat doen we met hem?’
Colin fronste zijn voorhoofd. ‘Ik weet het niet,’ bekende hij. ‘Ik heb nooit verwacht dat het zo snel zou gaan. Nooit gedacht dat ze zo snel konden reageren.’ Terwijl zijn hoofd duizelde, probeerde hij positief te denken. ‘We moeten Doc verbergen en het erop wagen. Als ik erdoor kom, kan ik later terugkomen om hem te begraven.’
‘Wat?’ Bert was geschokt. ‘Onze vriend hier in de jungle achterlaten?’ Hij kwam overeind en keek Colin woedend aan.
‘Ik vind het ook verschrikkelijk, Bert, maar wat kunnen we anders doen?’
‘Ik ga liever de bak in!’ Bert trok het achterportier open. ‘Hij gaat met mij mee.’
‘Denk je dat je het redt?’ Colin stapte uit de auto en hielp hem Docs slappe lijk van de achterbank te tillen.
‘Ik ga het in elk geval proberen,’ zei Bert. ‘En als ik het red, red ik het met Doc over mijn schouder.’ Hij boog zich losjes tegen de zijkant van de auto en bukte zich toen om het lijk weer in de brandweergreep te nemen. Even later was hij opgeslokt door het dichte kreupelhout.
Colin keek behoedzaam over de wal heen naar de weg beneden. Twee politiejeeps en een busje met blauwe zwaailichten stonden langs de kant van de weg en geüniformeerde agenten zetten een dranghek neer. De eerste auto’s stopten al. Hij zag een stuk of tien agenten uit het busje komen. Ze vormden twee rijen aan de kant van de weg, met hun gezicht naar de afzetting toe.
De eerste automobilist werd ondervraagd. Een agent controleerde zijn papieren, terwijl twee anderen het interieur van de auto bekeken en de kofferbak openmaakten. Nadat ze daar een blik in hadden geworpen, gaven ze een teken dat de auto mocht doorrijden. Een inspecteur blafte een bevel en liep woedend met zijn armen zwaaiend naar hen toe. Colin kon hem niet verstaan, maar blijkbaar beval de inspecteur zijn mannen de kofferbak nog eens open te maken en het reservewiel weg te halen. Intussen reden andere auto’s de afzetting voorbij zonder dat ze werden aangehouden.
Colin kneep zijn ogen samen en zag voor het eerst de blauwe petbanden van de politieagenten die de wegafzetting bemanden. Kadetten! Het waren allemaal kadetten. En de politieschool was dichtbij. Colin bleef kijken en kreeg steeds meer hoop, want zijn vermoedens werden bevestigd. Het waren kadetten van de politieschool in Cape Coast, en ze waren met een oefening bezig. Terwijl de ‘controle’ werd verricht, liet een brigadier de rest van het verkeer doorrijden. Hij wachtte tot de ‘leerlingen’ helemaal klaar waren met een auto voordat hij hen een andere auto liet aanhouden en doorzoeken.
Ongeveer zeventig meter voor de afzetting reed Colin de grote weg op. Hij lette aandachtig op wat er gebeurde. De brigadier liet de ene na de andere auto doorrijden en Colin waagde het erop. Hij kon het zich niet veroorloven langer te wachten, want hij wist dat over ongeveer een half uur de hel zou losbarsten.
Het verkeer ging langzamer rijden, want een van de doorzochte auto’s mocht doorrijden en de brigadier liep gewichtig naar het midden van de weg.
Rijden! Rijden! Colin kroop dicht achter zijn voorganger en spoorde hem in gedachten aan om door te rijden. Intussen keek hij gespannen naar de agenten, die naar de naderende auto’s keken, op zoek naar het volgende slachtoffer. Zijn maag dreigde zich om te keren toen hij zag dat de brigadier zijn blik op hem liet rusten. Hij zag belangstelling in de ogen van de man en wist dat hij was uitgekozen. Wanhopig trapte hij op de rem om ruimte te maken en zijn voorganger in te halen. Wat er ook gebeurde, hij was niet van plan zich als een mak schaap gewonnen te geven. Vastbesloten greep hij met zijn zwetende handen het stuur vast, uitkijkend naar een mogelijkheid om door de afzetting heen te rijden. Toen zag hij een arm loom uit het raam van de auto voor hem komen en achteloos een leeg colablikje op het wegdek gooien.
Colin hoorde de woede in de stem van de brigadier en trapte hard op de rem, want de auto voor hem kwam met gierende remmen tot stilstand. De troep fanatieke kadetten stortte zich meteen op hem, blij dat ze een echte crimineel hadden ontdekt.
Ademloos, zijn ogen bijna dicht van opluchting, zag Colin dat hijzelf mocht doorrijden. Toen hij dat deed, was hij er zeker van dat de brigadier het bonken van zijn hart kon horen. Vierhonderd meter verder stopte hij. Hij maakte het portier van de auto open en braakte met heftige krampbewegingen op de weg. In het interieur van de auto hing een muffe lucht van zweet en angst.
Pas na twee minuten kon hij het opbrengen om door te rijden naar Takoradi.