Hoofdstuk 18

 

 

 

 

 

Doc stopte net voorbij het metrostation aan Goldhawk Road, bij de rotonde van Shepherd’s Bush. Tegenover hen zagen ze een rood met wit bord van een makelaar: WINKELPAND TE HUUR.

‘Goed?’ Hij knikte naar het gebouw.

Colin schudde zijn hoofd. ‘Nee, niet goed.’ Hij wees naar de gordijnen voor de ramen van een woning recht boven de lege winkel. ‘Mensen die boven winkels wonen zijn vaak nieuwsgierig naar wat daar gebeurt. We moeten lege ruimte boven ons hebben, of beter nog: een winkel in een gebouw zonder bovenverdieping.’

Ze stopten drie keer om naar lege panden te kijken, en Colin noteerde twee ‘kanshebbers’ in zijn notitieboekje. Toen zagen ze een rij winkels zonder bovenverdieping aan de linkerkant van de weg, met verschillende makelaarsborden die rommelig naar buiten staken. 

‘Dat ziet er beter uit,’ mompelde Colin. ‘Nu nog een pand vinden dat te huur is.’

TE HUUR. Een verweerd bord stak naar voren uit de afbladderende verf van een dubbel winkelpand. Colin keek door de smoezelige ramen naar binnen en zag dat het pand, hoewel het interieur vuil was en blijkbaar al heel lang niet meer was gebruikt, bijzonder geschikt was voor zijn doeleinden. Hij noteerde de gegevens van de makelaar, liep naar de auto terug en gaf Doc opdracht naar de W1 te rijden. Een uur later waren ze terug en gingen ze de winkel in, nadat ze de opgeluchte makelaar een borgsom en drie maanden huur hadden betaald.

 

‘Wat een troep,’ mompelde Doc, toen hij met Colin in hun pas gehuurde winkelpand stond. ‘Maar jij vindt het wel geschikt, hè?’

‘De binnenkant is niet belangrijk,’ zei Colin tegen hem, terwijl hij rondkeek naar het verwaarloosde interieur. ‘Als we de buitenkant maar kunnen oppimpen, komt het wel goed.’ Hij duwde tegen de deur die naar de achterkamer leidde.

‘Ook een puinzooi.’ Doc trok een vies gezicht toen hij de met stof bedekte krakkemikkige tafel, twee kapotte stoelen en een vlekkerig aanrecht zag. ‘Denk je dat het goed genoeg is?’ vroeg hij. Hij lette erop dat hij bij alles uit de buurt bleef.

‘Het is ideaal,’ antwoordde Colin. ‘Het moet alleen even worden schoongemaakt.’ Hij trok een kastje open en bromde tevreden toen hij de oude stoppen- en meterkast zag. De hendel bewoog stijf, maar toen hij een schakelaar overhaalde, bleek dat er nog stroom was. Alsof dat een teken van geluk was, klapte hij van pure blijdschap in zijn handen. ‘Ja. We gaan hier een goed bedrijfje opzetten.’

Doc keek hem verbaasd aan. ‘Een bedrijfje?’ vroeg hij. ‘Ik dacht dat je achter een lading goud aan zat. Wat voor bedrijfje gaan we opzetten in dit krot?’

‘Het mag van alles zijn,’ antwoordde Colin raadselachtig. ‘Alles van chocolade tot condooms,’ voegde hij eraan toe, en nu keek Doc nog verbaasder. ‘Kom op. We moeten nog wat rondrijden.’

‘Stoppen!’ snauwde inspecteur Lambert tegen Colon. Hij draaide zich om toen hij Colin en Doc de deur van het lege winkelpand op slot zag doen. ‘Wat voeren die twee nou weer in hun schild?’ mompelde hij. Hij zag hen in hun auto stappen en wegrijden.

 

Ze zaten in een cafeetje en Colin nam het zakenkatern van de London Weekly Advertiser door. Nu en dan knikte hij en noteerde een telefoonnummer. Hij liet Doc aan de tafel achter en ging naar een telefooncel om iemand te bellen. Na een kort gesprek kwam hij terug. 

‘Het is voor elkaar, Doc. De eerste keer raak. Ik ga nu in mijn eentje verder. Ik moet iets regelen in Islington.’

‘Ik kan wel mee,’ bood Doc aan. ‘Ik heb vandaag verder niets te doen.’

‘Jij hebt een heleboel te doen!’ Colin schoof de sleutels van de winkel over de tafel. ‘Je gaat naar een bedrijf om jaloezieën op de etalageruiten te laten zetten. Dat is de gemakkelijkste manier om de zaak er netjes te laten uitzien en dan kan er meteen ook niemand meer naar binnen loeren. En zorg er dan ook even voor dat de ruiten gewassen worden.’ Hij grijnsde. ‘Dat is toch je vak?’

‘Komt voor elkaar!’ Grijnzend pakte Doc de sleutels op. ‘Dat is zo geregeld. Hoe zit met de telefoon?’

‘Alles op zijn tijd, Doc, alles op zijn tijd. We hebben nog niet eens een naam voor het bedrijf bedacht. Maar één ding: het moet wel helemaal legaal zijn. Wat de buitenwereld betreft is er helemaal niets met ons bedrijfje aan de hand.’

 

Colin werd door een aantrekkelijke secretaresse het kantoor van Greenberg, Greenberg en Perris binnengeleid.

‘Meneer Thompson.’ Ze kondigde hem aan met de naam die hij bij haar had opgegeven, trok zich terug en deed de deur dicht.

‘O ja, meneer Thompson. U had gebeld,’ zei Perris terwijl hij zich naar Colin toe boog om hem een hand te geven.

‘Inderdaad.’ Colin ging tegenover de advocaat zitten en glimlachte.

‘En u denkt erover een van onze “kant-en-klare” ondernemingen te kopen, meneer Thompson?’

‘Dat klopt,’ beaamde Colin. ‘Ik zag uw advertentie in de London Weekly.’ 

‘Nou, we hebben kant-en-klaarpakketten voor de meeste soorten ondernemingen. We kunnen u vast wel een bevredigende aanbeveling doen. Welk type onderneming wenst u op te zetten?’

‘Een banketbakkerij.’ Colin gaf zonder omhaal antwoord. Perris zat daar om zijn lege vennootschappen te verkopen en hij was hier om te kopen. Er waren niet veel formaliteiten nodig.

Perris drukte op een knop van zijn intercom. ‘Rachel, wil je even de map met bakkers en banketbakkers brengen?’

‘Groothandel of detail?’ Zodra zijn secretaresse de deur weer had gesloten, keek hij Colin aan.

‘Ik wil het graag zo geformuleerd hebben dat beide mogelijk is.’

‘Natuurlijk. Heel verstandig.’ Perris knikte goedkeurend. ‘Het is altijd beter om op alles voorbereid te zijn. Aha, hier heb ik het.’ Perris haalde een dunnere map uit de dikke map die zijn secretaresse hem had gebracht. ‘De statuten van deze onderneming voorzien in alle aspecten van het banketbakkersvak. Wilt u de volledige tekst lezen?’

‘Dat hoeft niet,’ zei Colin tegen hem. ‘Zolang groothandel, detailhandel, import en export zijn toegestaan, ben ik tevreden.’

‘Ja, natuurlijk. Nou, deze onderneming…’ Perris keek naar de naam op de map. ‘Deze onderneming, “Hansel”, is een maand geleden opgericht met mijzelf en mevrouw Loomis als directeuren, dus als u me uw zakenadres geeft, kunnen de vereiste overdrachtspapieren meteen worden getekend.’

Tien minuten later was Colin in Goldhawk Road terug, honderdvijftig pond lichter maar directeur van Hansel, een naamloze vennootschap. Hij was in vol bedrijf.

Als Bert en Doc nu ook nog akkoord gingen, konden ze echt beginnen. Hij glimlachte bij dat vooruitzicht en bij de wetenschap dat hij met succes een belangrijk onderdeel had afgewerkt van zijn plan om het Ashanti-goud in handen te krijgen.