Hoofdstuk 33
December 1944
Toen het winter werd, bevroren de eindeloze modderpoelen en werd de aarde weer hard en brokkelig onder een witte deken. Ondertussen was Antonina bezig met de voorbereidingen van een kerstfeest dat in schril contrast stond met de vieringen van voor de oorlog. De avond voor Kerstmis serveerden de Polen gewoontegetrouw een vleesloos diner van twaalf gerechten voordat ze geschenken uitwisselden, en in de dierentuin was er een speciale bonus. Antonina herinnerde zich hoe ‘een wagen vol onverkochte kerstbomen de dierentuin in kwam rijden; het was een geschenk voor de dieren: raven, beren, vossen en veel andere dieren mochten graag op de aromatische schors en naalden van de sparren kauwen en eraan knabbelen. De kerstbomen gingen naar de verschillende vogelhuizen, kooien en dierenverblijven en de feestdagen in de dierentuin van Warschau waren officieel begonnen.’
De hele avond cirkelden kometen van lantaarnlicht door de dierentuin: er was één man die plichtsgetrouw de afdeling van de exotische dieren bewaakte, de warmte in de gebouwen controleerde en de kachels van kolen voorzag; er waren diverse mannen die extra hooi naar schuren en openluchtverblijven brachten; anderen brachten extra stro naar de vogelhuizen waarin de tropische vogels zich verscholen om warm te blijven. Het was een tafereel van veiligheid en dansende lichten.
Toen Rys op de kerstavond van 1944 met Zbyszek naar het bos vertrok, kondigde hij Antonina aan dat ‘kinderen een beetje plezier moeten hebben’. Bij terugkomst sleepten de jongens twee kleine sparren achter zich aan.
Volgens de plaatselijke gewoonten werd de boom bij daglicht versierd en werden de kaarsen aangestoken als de eerste planeet zichtbaar werd (ter ere van de ster van Bethlehem), vervolgens werd het diner opgediend met extra gedekte plaatsen voor afwezige familieleden. Antonina schreef dat ze de kleine boom op een krukje zette, waar hij een bron van handenklappende verrukking was voor baby Teresa en waartegen ze babbelde, terwijl de huisgenoten de glinsterende takken versierden met ‘drie kleine appels, een paar gemberkoekjes, zes kaarsen en een paar pauwenogen van stro die Rys had gemaakt’.
Tijdens de feestdagen verraste Genia Antonina met een bezoekje. Ze had de trein genomen, al riskeerde ze arrestatie vanwege haar verzetsactiviteiten, en had daarna zes kilometer door een koude stormwind gelopen om geld, eten en boodschappen van vrienden te brengen. Antonina en Rys hadden nog steeds niets van Jan gehoord. Op een dag fietste mevrouw Kokot zoals gewoonlijk naar het postkantoor en zoals gewoonlijk keken ze hoe ze terugkwam: een klein figuurtje dat steeds groter en duidelijker werd naarmate ze dichterbij kwam. Deze keer zwaaide ze met een brief. Rys rende in zijn hemdsmouwen naar buiten om haar tegemoet te lopen, griste de brief uit haar handen en holde weer naar binnen, terwijl mevrouw Kokot glimlachend achter hem aan kwam.
‘Eindelijk,’ zei ze alleen maar.
Nadat Antonina en Rys de brief een paar keer gelezen hadden, rende Rys weg om het nieuws met meneer Kokot te delen; volgens Antonina sprak Rys zelden over zijn afwezige vader, die hij nu eindelijk durfde te noemen.
In het archief van de huidige dierentuin van Warschau zit, naast foto’s die de familie gedoneerd heeft, een prachtige curiositeit: een kaart die Jan hun vanuit het krijgsgevangenenkamp gestuurd heeft, zonder tekst, met alleen het adres. Op de achterkant staat een goede karikatuur van Jan met een slobberig uniform met op elke epaulet twee sterren, en met een donkere sjaal om zijn nek geknoopt die afhangt tot voorbij zijn middel. Hij heeft zichzelf getekend met een stoppelbaard, drie haarpluimpjes die uit zijn kale kruin steken, een sigaret die uit zijn mond bungelt en hij heeft een verveelde en minachtende blik op zijn gezicht. Geen tekst, niets wat argwaan zou kunnen opwekken, slechts een tekening die half aandoenlijk en half grappig is, waarin hij toont dat hij geslagen maar niet verslagen is.
Het Rode Leger kwam Warschau eindelijk op 17 januari binnen, lang na de overgave van de stad en te laat om te helpen. In principe werd er van de Russen verwacht dat ze de Duitsers zouden verdrijven, maar om politieke, strategische en praktische redenen (waaronder het verlies van 123.000 man onderweg) hadden ze gekampeerd aan de oostzijde van de Weichsel en zelfingenomen twee maanden lang gekeken naar het bloedbad waarin duizenden Polen werden afgeslacht, nog eens duizenden naar kampen werden gestuurd en de stad met de grond gelijkgemaakt werd.
Halina en haar nicht Irena Nawrocka (een Olympische schermkampioene die voor de oorlog veel gereisd had), en drie andere koeriersters werden door de Duitsers gearresteerd en kregen bevel om met een grote groep sjofele bewakers en gevangenen van Warschau naar een arbeidskamp in Ozarów te lopen. Vanuit de velden kwamen landarbeiders aangehold om de meisjes ter vermomming werkkleren en gereedschap te geven, waarna ze hen uit de menigte plukten en tussen de vlasplanten duwden voor de uitgeputte bewakers het merkten. Onopvallend tussen de andere veldwerkers ontsnapten de meisjes naar Zakopane (in het Tatragebergte), waar ze een paar maanden onderdoken tot de oorlog voorbij was.