Hoofdstuk 9

Toen de verduistering verplicht werd en de meeste dieren weg waren, kondigde het ochtendgloren zich niet meer aan met straaltjes licht in de slaapkamer en het bovenaardse koraalgezang van de dierentuin. Je werd wakker in het duister en de stilte, want de slaapkamerramen waren gedicht met multiplex en de meeste dierengeluiden ontbraken of klonken gedempt. In zo’n ondoordringbare stilte worden de geluiden van het lichaam hoorbaar, je hoort je bloed stromen en je longen pompen. In zo’n diepe duisternis dansen vuurvliegjes voor ogen die naar binnen kijken. Als Jan zich naast de terrasdeur stond aan te kleden, kon Antonina hem niet zien. Als ze een hand uitstak naar de andere kant van het bed, op het kussen klopte en merkte dat er niemand lag, kwam ze misschien in de verleiding om zich over te geven aan herinneringen aan het leven in de dierentuin van voor de oorlog, verloren in de dromerige helderheid van haar kinderboeken. Maar vandaag moest Antonina aan het werk, want er waren nog steeds dieren te voederen, Rys moest naar school geholpen worden en het huis worden voorbereid op Hecks bezoek.

Antonina schreef dat ze Heck ‘een echte Duitse romanticus’ vond, naïef in zijn politieke overtuiging en misschien zelfingenomen, maar hoffelijk en indrukwekkend. Ze voelde zich gevleid door zijn avances en hoorde van een wederzijdse vriend dat ze hem deed denken aan zijn eerste grote liefde, althans dat beweerde hij. Hun wegen kruisten elkaar zelden, maar Jan en zij hadden de dierentuin van Berlijn af en toe bezocht en Heck had hun foto’s gestuurd die hij tijdens expedities had gemaakt, vergezeld van hartelijke brieven waarin hij lof uitte over hun werk.

Antonina trok een van de diverse spikkeltjesjurken aan die ze voor sociale gelegenheden had (sommige met een kanten of geplooide hals). Op foto’s staat ze meestal in jurken met kleine stippen zoals die van de lynx of grote, lichte stippels tegen een zwarte of donkerblauwe achtergrond waartegen haar blonde haar mooi afstak.

Vanaf de veranda zagen Jan en Antonina Hecks auto door de hoofdingang rijden – en ze hadden ongetwijfeld een glimlach tevoorschijn getoverd tegen de tijd dat hij stopte.

‘Hallo, vrienden!’ zei Heck toen hij uitstapte. Hij was een lange, gespierde man met achterovergekamd haar en een donkere, goed verzorgde snor, die nu het uniform van een naziofficier droeg en dat maakte, ook al hadden ze het verwacht, een onaangename indruk, omdat ze gewend waren hem in burger of in jachtkleding te zien.

Jan en hij gaven elkaar een stevige hand en hij sloeg zijn twee handen om Antonina’s hand en gaf er een kus op. Daar kunnen we zeker van zijn, want dat was de gewoonte, maar we weten niet hoe deze ‘echte Duitse romanticus’ haar hand gekust heeft. Terloops of met flair? Raakte zijn mond haar huid of zweefde hij er net een ademtocht boven? Een handkus kan, net als een handdruk, subtiele gevoelens overbrengen – een eerbetoon aan vrouwelijkheid, een huiverend hart, een node betoonde gehoorzaamheid, een flits van geheime toewijding.

Jan en hij spraken waarschijnlijk over het fokken van zeldzame dieren, met name de dieren waar Heck speciale belangstelling voor had, aangezien diens levensdoel – sommigen zouden het een obsessie noemen – heel goed strookte met Hitlers verlangen naar raszuivere paarden om te berijden en Görings verlangen naar raszuivere dieren om op te jagen.

Wat de zeldzame dieren betreft, deelden Jan en Lutz de liefde voor de inheemse dieren van Polen, met name de grote, wollige Europese bizon (Bison bison bonasus), de bebaarde neef van de Noord-Amerikaanse buffalo (Bison bison) en het zwaarste Europese landdier. Als erkend deskundige op het gebied van deze runderen speelde Jan een belangrijke rol in het Internationaal Genootschap voor de Instandhouding van de Europese Bizon, in 1923 opgericht in Berlijn, die als eerste doelstelling had het lokaliseren van alle resterende woudbizons in dierentuinen en privéverzamelingen. Het genootschap vond er vierenvijftig, de meeste te oud om zich nog voort te planten, en in 1932 kwam Heinz Heck voorgeslacht op het spoor in het eerste Europese Bizonfokboek.

Antonina schreef later dat ze hoop begon te krijgen toen ze Heck hoorde praten over zijn herinneringen aan hun ontmoetingen voor de oorlog en over hoeveel ze gemeenschappelijk hadden, andermaal met veel complimenten voor hun werk in de jonge dierentuin. Uiteindelijk kwam het gesprek op de werkelijke reden voor Hecks bezoek en volgens Antonina verliep dat zo:

‘Ik geef jullie mijn woord,’ zei hij plechtig. ‘Jullie kunnen me vertrouwen. Ik heb wel niet echt invloed op het Duitse opperbevel, maar desalniettemin zal ik proberen hen over te halen zich wat jullie dierentuin betreft schappelijk op te stellen. Ondertussen neem ik jullie belangrijkste dieren mee naar Duitsland, maar ik zweer dat ik er goed voor zal zorgen.’ Hij schonk Antonina een geruststellende glimlach. ‘En ik ben persoonlijk verantwoordelijk voor uw favorieten, de lynxen, mevrouw Zabinski. Ik weet zeker dat ze zich thuis zullen voelen in mijn dierentuin in Schorfheide.’

Daarna ging het gesprek over politiek gevoelige onderwerpen, waaronder het lot van het door bommen verwoeste Warschau.

Heck zei: ‘Er is in ieder geval één ding om ons over te verheugen en dat is dat de nachtmerrie van september in Warschau voorbij is en dat de Luftwaffe niet van plan is de stad nog verder te bombarderen.’

‘Wat gaat u doen met al uw zeldzame dieren als het oorlog wordt?’

‘Die vraag wordt mij vaak gesteld, samen met “Wat gaat u doen met de gevaarlijke dieren? Stel dat uw dieren tijdens een luchtaanval ontsnappen?” enzovoort. Het zijn angstaanjagende gedachten. Het visioen van Berlijn en mijn dierentuin na een bombardement door de Engelsen is een persoonlijke nachtmerrie. Ik moet er niet aan denken wat er met andere dierentuinen in Europa gebeurt als ze gebombardeerd worden. Dat is denk ik waarom jullie verlies mij zo veel verdriet doet, vrienden. Het is verschrikkelijk en ik zal doen wat ik kan om te helpen.’

‘Duitsland heeft zich al tegen Rusland gekeerd…’

‘En terecht,’ zei Heck, ‘maar we kunnen Rusland niet verslaan zonder de hulp van Engeland, en in de huidige situatie, met Engeland aan de andere kant, is de kans dat we winnen erg klein.’

Er stond veel op het spel en Antonina bestudeerde Hecks gezicht nauwkeurig. Als een gezicht door passerende gedachten wordt beslopen, kan het angst of het schuldgevoel om een leugen in wording uitdrukken. De oorlog maakte dat ze mensen minder vertrouwde, maar de verwoesting van Warschau en de dierentuin had Heck duidelijk geschokt. Zijn gebrek aan enthousiasme voor Hitlers beslissingen verbaasde haar ook, ze vond ‘dergelijke woorden uit de mond van een functionaris van het Derde Rijk’ zelfs nogal schokkend. Vooral omdat de Heck die ze voor de oorlog had ontmoet, toen al Hitlers politieke opvattingen deelde en maar doorging over de ‘Duitse onfeilbaarheid’. Desalniettemin zou hij binnenkort haar lynxen en andere dieren naar Duitsland transporteren, om ervoor te zorgen, had hij gezegd, te leen, had hij gezegd, en ze had geen enkele andere keus dan zich erbij neer te leggen, vriendelijk te blijven en er het beste maar van te hopen.