17e maand
Dag 4
Vanavond zag Hij dat ik met een vork in een stopcontact probeerde te prikken. “Nee!” zei Hij. “Nee! Stout kind! Dat is heel onverstandig!”
Hij had natuurlijk groot gelijk. Het was ook onverstandig. Om de doodeenvoudige reden dat de gemiddelde vork helemaal niet in een stopcontact past. Nou ja, ik moet gewoon iets vinden dat er wel in past.
Dag 5
Ik probeerde een metalen ballpoint (Haar geliefde Parker om precies te zijn) in een stopcontact te steken. Die past ook niet. Maar maak je niet ongerust, ik blijf het proberen.
Dag 6
Toen ik vanmorgen in de keuken rondscharrelde raakte ik geïnteresseerd in het katteluikje. Het zit voor mij op precies de goede hoogte en maakt een heel bevredigend kletterend geluid wanneer je het open en dicht duwt.
Maar toen ontstond een probleem. Nadat ik het een tijdje open en dicht had geklapt, besloot ik te zien of mijn hoofd erdoor kon. Het goede nieuws is: dat kon. Het slechte nieuws is: het luikje kwam omlaag en maakte dat ik geen vin meer kon verroeren. Nu weet ik hoe het voelt om onder de guillotine te moeten.
Mijn hoofd was in de tuin, de rest van mij in de keuken. Nog erger was dat de kat me daar zag toen hij naar binnen wilde en kennelijk begreep dat ik geen kant meer uit kon. Ik gilde en krijste toen hij op me af kwam en zijn nagels scherpte. Het Bakbeest kwam maar net op tijd om me te redden. Ik had nooit gedacht dat ik nog eens blij zou zijn haar te zien.
Dag 7
Een houten cocktailprikkertje in het stopcontact geprobeerd te steken.
Het goede nieuws is: het paste.
Het slechte nieuws is: er gebeurde niets.
Ik zal het nog wel eens proberen.
Dag 8
Ik blijf gefascineerd door het katteluikje. Ik was er vanmorgen mee aan het spelen toen er weer iets onaangenaams gebeurde. Terwijl ik mijn neus door het luikje stak om te testen hoever mijn hoofd erdoor kon voor het vast kwam te zitten, deed de kat, op de vlucht voor de zwarte kater van de buren, net een noodsprong door het luikje. De rand van het luikje raakte me op de kin, ik viel plat achterover en de kat landde pardoes op mijn borst. En het mormel had nota bene de gore moed te grijnzen. Mijn wraak zal zoet zijn.
Dag 9
Ik hoefde niet lang te wachten met wraak nemen op de kat. Het was eigenlijk doodsimpel. Het enige dat ik hoefde doen, was controleren of het beest in huis was, het reuzenpak was-poeder voor het katteluikje schuiven en afwachten. Heel bevredigend, weet je – het geluid van een kat die achtervolgd door een kater met een snelheid van vijftig kilometer per uur met zijn snuit tegen een gesloten katteluikje op knalt.
Dag 10
Vandaag bracht Hij een videoband mee naar huis. The hand that rocks the cradle. Het leek me wel interessant, dus liet ik ze een uur nadat ze me in bed hadden gelegd naar mijn kamer komen met het voorwendsel van pijnlijk doorkomende tanden.
Ze waren te uitgeput om bij me te blijven tot ik weer insliep, dus namen ze me mee naar de woonkamer. Ze waren gelukkig ook te uitgeput me weer naar boven te brengen toen ik ophield met huilen. En dat betekende dat ik het grootste deel van The hand that rocks the cradle heb gezien. Heel interessant.
Dag 11
Vanmorgen had ik een vervelend ongelukje. Toen ik door de kamer stormde in een poging de kat te pakken (ik wilde zien wat er zou gebeuren wanneer ik zijn staart in een stopcontact zou steken), rende ik pardoes tegen de hoek van de eettafel op. (Ik zal nooit begrijpen hoe ze erbij komen tafels zo hoog te maken dat ze precies tot aan de slaap van een peuter komen.) Onmiddellijk verscheen een bult zo groot als een ei boven mijn rechterwenkbrauw.
Ik hoef niet te zeggen dat ik de hele boel bij elkaar krijste. Dat werd beloond met een plichtmatige knuffel van het Bakbeest en de woorden: “Wat een sufferdje ben je toch!” Wat geen grote troost was.
Poe. Als mijn moeder hier was geweest toen ik tegen de tafel opliep, zou ik al bij de Eerste Hulp van het ziekenhuis zitten voor je ‘röntgen’ kon zeggen en zou ik een hartverscheurend sentimentele nacht op de kinderafdeling doorbrengen met beide ouders paniekerig naast mijn bed.
Tegen de tijd dat Zij van Haar werk kwam, zag ik eruit alsof ik vijftien ronden met Mike Tyson had gebokst, maar het scheen Haar niet zo gek veel te doen. Misschien werd Haar instinctieve bezorgdheid getemperd door het feit dat ik na het ongeluk minstens vijf uur lang vrolijk had rondgescharreld.
“Wat is er gebeurd?” vroeg Ze.
“Ach,” antwoordde het Bakbeest achteloos. “Hij zat de kat achterna en liep toen tegen de rand van de eettafel op.”
“O,” zei Ze kennelijk gerustgesteld.
Maar ik zag een blik in Haar ogen die best eens veelbelovend zou kunnen zijn. Het was een kort moment van twijfel, bijna achterdocht, waar ik in de toekomst heel leuk op in kan spelen. Goeie video, die van The hand that rocks the cradle.
Dag 14
Die ochtend liep ik expres tegen de rand van zijn bureau op en kreeg een mooie schaafwond op mijn linkerslaap. De hele dag oefende ik op de verwijtende blik die ik het Bakbeest zou toewerpen wanneer Zij zou vragen wat er gebeurd was. Ik zou inspelen op mijn moeders heel natuurlijke neuroses zodat Ze zich af ging vragen bij wat voor monster Ze Haar geliefde spruit eigenlijk achterliet. Ik had zo het gevoel dat het Bakbeest binnen de week op de keien zou staan.
Dan zou mijn moeder die werk-onzin op moeten geven en doen wat Ze hoort te doen: elke minuut van de dag en de nacht klaarstaan voor elke gril van mij. Het begon geheel volgens plan. Toen Ze thuiskwam pakte Ze me meteen op en zag op slag mijn nieuwe verwonding. “Hemeltje, ze moeten je wel hebben,” zei Ze. Toen draaide Ze zich om naar het Bakbeest en vroeg: “Wat is er gebeurd?”
“Gewoon tegen het bureau van uw man opgelopen,” antwoordde het Bakbeest nonchalant.
Ik zou een Oscar moeten krijgen voor mijn blik – nee, echt. Het was een absoluut briljante blik – vol verwijt, twijfel, pijn en, ja, doodsangst.
Maar zal ik je eens wat vertellen? Ze keek niet eens naar me toen ik zo keek. Ze zette me gewoon op de grond en zei luchtig: “Dat leert de baby gauw genoeg af.” Toen had Ze de brutaliteit eraan toe te voegen: “Waar of niet, klein dom-merdje van me?” En Ze liep zo de keuken in met de mededeling dat Ze snakte naar een borrel. Wat is dit? Begin ik mijn greep op Haar kwijt te raken?
Dag 16
Zondag. Vandaag vond ik het ideale voorwerp om in een stopcontact te steken. Ze aten gisteravond kebab en de metalen spiezen waren op het droogrek blijven liggen. Toen ze allebei in de tuin waren (ze probeerden te kat te vangen om hem een vlooienband om te doen), stiefelde ik de keuken in, slaagde erin een stoel naar het aanrecht toe te trekken, erop te klimmen en een van de spiezen te pakken. Toen ging ik vlug naar de woonkamer naar mijn favoriete stopcontact.
Een ramp! Weet je wat Hij gedaan heeft? Hij heeft nota bene een plastic afdekplaatje op het stopcontact gezet. En niet alleen op dat stopcontact, maar zoals ik in de loop van de dag ontdekte, op alle andere ook. Bah! Ik heb vaak het gevoel dat ouders alleen maar op de wereld zijn om ervoor te zorgen dat kinderen nooit eens lol kunnen hebben!
Dag 22
Er loopt een soort vloedlijn door dit huis die steeds hoger komt. Vóór mijn ouders mij kregen (haast onvoorstelbaar, dat moet ik toegeven – waar draaide hun wereld toen om, vraag ik me af?) zetten ze een heleboel dingen op de vloer. Er stonden potplanten, boeken, de CD-speler en nog een heleboel andere dingen – dat herinner ik me van toen ik nog heel klein was.
Maar toen ik begon te kruipen – en na een paar gebroken bloempotten, verscheurde boeken en Roosvicee over de CD-installatie – kwamen al hun bezittingen steeds hoger tegen de muren te staan tot ze buiten het bereik waren van een kindje dat nog steeds met één hand op de vloer moest steunen wanneer het iets wilde pakken.
Maar zodra ik mezelf aan dingen op kon trekken, namen de kansen op chaos weer toe. Vazen werden van tafels getrokken, ornamenten van planken, glazen uit kastjes. En ik ontdekte die onbetaalbare natuurkundige wet, je weet wel, die dat wanneer je met je volle gewicht aan een tafelkleed gaat hangen, uiteindelijk alles wat erop staat op de vloer dondert.
Dus steeg de vloedlijn van mijn ouders’ breekbare bezittingen verder omhoog tegen de muur.
Nu ik kan lopen – nou goed dan, wankelen en klimmen – is mijn horizon voor vernieling opnieuw gestegen. Gelukkig verkeren ze nog in zalige onwetendheid. Ik zal niets overhaasten. Mijn volgende orgie van verniel-zucht kan wachten. Maar ik heb wel iets heel speciaals in gedachten.
Dag 24
In de woonkamer heeft Ze een verzameling porseleinen katten staan waar ik al tijden een oogje op heb. Kennelijk kreeg Ze de eerste toen Ze vijf jaar oud was en sindsdien kreeg Ze steeds weer een nieuwe porseleinen kat op verjaardagen, Kerstmis enzovoort van mensen die geen fantasie genoeg hadden iets anders te bedenken. Het moeten er onderhand meer dan twintig zijn.
De katten zijn niet met de andere spullen mee omhoog gegaan. Nee, zij zijn Haar altijd heel dierbaar geweest en stonden op een ereplaatsje op een speciale plank ver buiten mijn bereik, maar nu kan ik lopen…
Dag 26
Toen het Bakbeest vanmorgen op de droogtrommel stond te schelden (zou de nijptang die ik er vanmorgen ingestopt heb, er iets mee te maken hebben dat ie vast is gelopen?), mat ik mijn lengte af aan de plank waarop Haar porseleinen kattenverzameling is ondergebracht. Ja. Op mijn tenen kan ik er gemakkelijk bij. Maar ik heb geen haast. Ik wil per se het ogenblik uitkiezen waarop dit het meeste effect zal sorteren. En dat betekent dat Zij thuis moet zijn. En dat Hij ook thuis moet zijn. Ik ga zoiets niet aan het Bakbeest verspillen.
Dag 30
Zondag. Het ogenblik is aangebroken.
En om alles nog beter te maken:
Zij is jarig.
Dat betekent dat ze zich aan een van hun hachelijker ondernemingen hebben gewaagd: het tegelijkertijd uitnodigen van de beide paren grootouders. De ervaring heeft geleerd dat dit een sociaal evenement is waarbij vergeleken de dineetjes van Djenghis Khan een toonbeeld van beschaving waren, maar hebben zij hun lesje geleerd…?
Ze gaan er meestal vanuit dat ze deze vreselijke gelegenheden in goede banen kunnen leiden als ze een nieuw trucje van mij kunnen demonstreren. Vandaag bood Zij hun het schouwspel van mij in een hoge stoel maar zonder blad ervoor, zodat mijn kommetje met eten op dezelfde tafel stond als waaraan zij zaten.
Het experiment was geen doorslaand succes, omdat ik afwisselend op de vloer gleed en voorover in mijn eten zakte. Maar vanuit mijn oogpunt had het één groot voordeel: ik kon de stoel uit komen wanneer ik maar wilde – iets wat onmogelijk was bij de oude stoel (waarvan het ontwerp waarschijnlijk was gebaseerd op dat populaire middeleeuwse martelwerktuig, het schandblok).
Terwijl de maaltijd doorpruttelde en zij allemaal steeds meer dronken, was het onvermijdelijk dat ze steeds minder op mij letten. Tegen de tijd dat ze wazig het koffiestadium bereikten, zag niemand me van mijn stoel afglippen en naar de woonkamer dribbelen.
Al mijn voorbereidingen werden beloond. Ik was razendsnel en verwoestend.
Ik trok mezelf met één hand op en met de andere zwiepte ik door de opstelling porseleinen katten. Ze kwakten op de grond met een verrukkelijk rinkelend geluid. Hierop kwamen de grote mensen natuurlijk meteen aanstormen uit de eetkamer.
Mijn moeder was op slag in tranen en jammerde dat ik Haar meest geliefde bezittingen had vernield. Zijn moeder zei dat het maar een stelletje gipsen katten was, geen reden om er zo’n drukte over te maken. Haar moeder bemoeide zich ermee en zei dat de katten van porselein waren en niet van gips, en dat het feit dat Zijn moeder het verschil niet kon zien alleen maar het zoveelste blijk was van het volledige gebrek aan smaak dat elk lid van Zijn familie typeerde.
Dit ontstak de lont die alle oude familieconflicten opnieuw deed ontbranden. De middag eindigde met het woedend weglopen van beide paren grootouders en een felle ruzie tussen mijn ouders die de hele rest van de dag duurde – en waarschijnlijk het grootste deel van de nacht. Het moet gezegd worden dat wanneer ik een effect teweegbreng, het ook een schokeffect wordt.