13e maand

Dag 1

Nou, daar gaan we dan – het begin van mijn tweede jaar. En hoe vierden mijn ouders deze gelegenheid? Met een verschrikkelijke kater van de vorige avond. Typisch iets voor hen. Wanneer worden die twee nou eindelijk een keer volwassen?

Ik besloot de gelegenheid op te luisteren met mijn tweede woord. En ik wist al precies wat het zou worden. Het zou een goed woord worden: kort, kernachtig en geheel in overeenstemming met mijn karakter.

Het ideale ogenblik om het nieuwe woord ten doop te houden kwam toen ik in bad moest. Zij was Haar kater min of meer te boven gekomen en stelde weer eens een van die stompzinnige vragen waar Ze al haar dialogen mee kruidt: “Zal ik de haartjes van mijn kleine honneponnetje eens lekker wassen?” vroeg Ze. Ik maakte meteen duidelijk hoe ik daarover dacht. “NEE!” brulde ik.

Dag 4

Toen Hij vandaag van zijn werk kwam, probeerde Ze me zover te krijgen voor Hem mijn nieuwe woordje te herhalen.

Ze zette me op Haar knie en kroelde: “En gaat mijn snoeperdepoepje zijn pappie het nieuwe woordje laten horen?”

“NEE!” brulde ik.

Het spijt me te moeten zeggen dat ze verrukt waren.

Dag 5

Er wordt grote druk op me uitgeoefend ‘sociaal contact’ te hebben met andere kinderen. Ze blijft maar zeuren over iets dat de ‘ouder-peuterspeelgroep’ heet.

Het klinkt afgrijselijk. Te oordelen naar wat ik van andere kinderen heb gezien, zijn het allemaal egocentrische, humeurige, contactgestoorde ettertjes die er alleen maar op uit zijn hun zin door te drijven.

Volgens mij is hier maar plaats voor één zo’n exemplaar.

Dag 6

Weer een mooie gelegenheid mijn nieuwe woord te laten horen. Zijn moeder kwam langs. “En is mijn hartepitje blij zijn lieve oma te zien?” kweelde Ze.

“NEE!” brulde ik.

Dag 7

Haar moeder kwam vandaag langs. “En vindt mijn snoesje het niet vreselijk dat oma er is?” kraaide mijn moeder.

“NEE!” brulde ik en meteen schaterden ze het allebei uit. Ik was woedend dat ik in zo’n laaghartige val getrapt was. Maar ik heb het Haar betaald gezet toen Ze even later minder op Haar hoede was en vroeg: “En is baby dan mijn allerliefste schatje?”

“NEE!” brulde ik.

Dag 8

Nu ik op taalgebied zo’n grote sprong voorwaarts heb gemaakt, moet ik me misschien maar een poosje op het bewegen concentreren. Denk je toch eens in hoeveel meer kans ik zal krijgen om mijn vernielzucht bot te vieren wanneer ik eenmaal kan lopen.

Dag 11

Nog steeds gespitst op dat idee van een ‘ouder-peuterspeelgroep, heeft Ze vanmorgen een andere moeder gevraagd langs te komen met haar kind. Ik zag het helemaal niet zitten.

Die wijsneus kon trouwens al lopen, dus zag ik hem nog minder zitten.

Dag 12

Ik weet zeker dat lopen niet moeilijk kan zijn. Ik bedoel, het is louter een kwestie van de ene voet voor de andere zetten, waar of niet? Per slot van rekening kunnen mijn ouders het, en te oordelen naar wat ik van ze heb gezien, zijn die nou niet wat je noemt buitengewoon begaafd.

Ik moet maar eens voorzichtig de proef op de som nemen wanneer ze niet kijken.

Dag 13

Mijn basismethode van voortbewegen is op het ogenblik kruipen, maar dat heeft zo zijn beperkingen. Ze hebben namelijk mijn reikwijdte berekend en bijna alle interessante dingen – de CD-speler, Zijn scheerapparaat, het elektrische keteltje – staan buiten mijn bereik. Ik kan het lopen niet langer uitstellen. Het is essentieel voor het volgende stadium van mijn huishoudelijke sloopcarrière.

Dag 14

Op het ogenblik kan ik rechtop blijven staan zolang ik me maar ergens aan vasthoud. Daar voel ik me redelijk veilig bij, tot mijn knieën het begeven. Wanneer dat gebeurt klem ik me heel stevig vast aan datgene waar ik me aan vasthield en zak met mijn volle gewicht naar beneden. Deze oefening levert soms aardige resultaten op. Toen Ze vanmorgen bijvoorbeeld net een van de carrièrevrouwen waar Ze mee bevriend is, ervan probeerde te overtuigen hoe koel en zelfbewust Ze ondanks mij was, slaagde ik erin Haar rok naar beneden te trekken.

Dag 15

Ze had die moeder met dat kind vanmorgen weer op bezoek.

Twee ouders met peuters kun je toch moeilijk een ‘speelgroep’ noemen. Maar ik weet wel dat het wat mij betreft minstens één peuter te veel is.

Zodra het kind op de grond gezet werd, kroop ik er linea recta naar toe.

“Ach kijk nou,” kirde Ze tegen zijn moeder, “kijk hoe blij ze zijn elkaar te zien!”

Ik prikte mijn vinger precies in het oog van die wijsneus.

Dag 16

Terwijl Zij vanmorgen in de keuken stond te strijken, concentreerde ik me op los staan. Ik trok mezelf omhoog aan de armleuning van de bank (waarbij ik lekker een heel dikke veeg achterliet – niets kan op tegen een half afgekloven chocoladekoekje). Toen schuifelde ik er zo ver mogelijk vanaf en liet los.

Eén kort, duizelingwekkend ogenblik voelde ik me op eigen benen staan. Maar meteen daarop begaven mijn knieën het en landde ik met een bons op mijn achterwerk. Ik ben er nog niet, maar ik kom er wel.

Dag 18

Vandaag nam Ze me mee naar de supermarkt. Dat vind ik altijd reuzeleuk omdat Ze me dan in dat speciale zitje in het winkelwagentje zet en met mij door de gangpaden scheurt. Onwijs gaaf – dan voel ik me net een koningskind in een gouden koets. Ik ben zelfs heel goed geworden in het minzaam wuiven naar het gepeupel om ons heen. Zij is erg ingenomen met dit kunstje van mij en zegt de hele tijd wat een knap kind ik ben. Vandaag begreep ik pas waarom. Ze moedigt het gewuif aan omdat het me verhindert al die andere dingen te doen die ik anders in het winkelwagentje doe. Wat stom van mij dat ik dat niet eerder heb gemerkt. Een inhaalmanoeuvre. Vandaag een flink stuk ingehaald. Ik heb ontdekt dat wanneer ik plotseling iets vastpak terwijl ik met grote snelheid tussen de schappen door word gereden, dit hetzelfde effect heeft als het plotseling aantrekken van de handrem.

De eerste keer dat ik het deed, was Ze helemaal van slag. We hadden een lekker vaartje toen ik plotseling een plank aan het einde van het gangpad vastgreep. Het wagentje zwenkte opzij waarbij Haar armen bijna uit het lid getrokken werden. Terwijl Ze worstelde om de zaak weer onder controle te krijgen, liet ik plotseling los. Ons wagentje schoot diagonaal weg en botste tegen het wagentje van een bejaarde, die pardoes in een speciale aanbieding van hondevoer belandde. Dit is LEUK!

Dag 19

Vanmorgen liet Ze me bij het aandoen van een schone luier een ogenblikje bloot in de badkamer achter en ik vond dat ik nog maar eens een poging moest wagen in de richting van dat op-eigen-benen-staan gedoe. Ik hield het aardig lang vol, maar het onvermijdelijke kon niet eeuwig uitblijven. Zoals gewoonlijk wankelde ik, zakte door mijn benen en zonder luier als stootkussen, kreeg mijn achterwerk het zwaar te verduren. En dit keer deed het echt pijn. Echt pijn. Ik had me niet gerealiseerd hoe kwetsbaar een luierloze bibs is. Ik begon keihard te brullen en Zij kwam meteen aanrennen om me te troosten.

Tegen bedtijd was mijn achterwerk nog steeds rood en pijnlijk. Ik denk dat ik mijn sta-experimenten voorlopig maar op een laag pitje zet.

Dag 23

Weer naar de supermarkt. Dit keer was Ze op haar hoede en reed met het wagentje precies in het midden van het gangpad zodat ik nergens bij kon. Dus concentreerde ik me maar op de spullen in het wagentje. Ik besloot ze op te eten. Sommige pakjes moeten ontworpen zijn door de Veiligheidsinspectie, maar ik kwam toch een heel eind. Ik at drie kadetjes, een stuk kaas, een banaan, een half pak spaghetti, een zakje shampoo, een klont boter en een doos brokjes voor de kat.

Wanneer ik zeg ‘at’, bedoel ik natuurlijk niet dat ik alles echt opat – ik kauwde en kwijlde alleen maar overal op tot het er walgelijk uitzag. Behalve de kattebrokjes. Die at ik wel op. Heb je die wel eens geproefd? Ze smaken heerlijk.

Dag 27

Je kunt ouders ook geen seconde alleen laten. Ik hoef Haar maar even de rug toe te draaien en Ze haalt zich de raarste dingen in het hoofd.

Je gelooft nooit waar Ze vanavond weer over begon. Het was na mijn avondeten en mijn bad. Hij zat weer aan de whisky zoals gewoonlijk en ik kreeg mijn dagelijkse borstvoeding voor het slapen gaan.

Dit is een heel prettige gewoonte die we ons hebben aangewend. Het is de enige borstvoeding die ik nog krijg. Bij andere maaltijden schrok ik grote hoeveelheden vast voedsel naar binnen. Maar zo ‘s-avonds gaat er niets boven een lekker slokje moedermelk.

In elk geval dommelde ik na wat heerlijk gesabbel en geknabbel in, zoals ik vaak doe om deze tijd. Ik sliep nog niet helemaal, maar ze dachten kennelijk van wel. Zij begon erover. “Vandaag heb ik mijn baas opgebeld. Hij wil erg graag dat ik zo snel mogelijk weer aan het werk ga.” Ik was als door de bliksem getroffen. Ik dacht dat ik definitief een einde had gemaakt aan al die je-eigen-leven-leiden flauwekul.

“Mooi,” zei Hij. “We kunnen het geld zeker goed gebruiken. Hoe snel is ‘zo snel mogelijk’?”

“Zo gauw ik iemand kan vinden om voor dit hier te zorgen.” Die woorden waren pure ketterij. Ik heb er vooral vreselijk de pest aan te worden aangeduid met ‘dit hier’. “Denk je dat ouwe slobberkont er bezwaar tegen zal hebben?” Het kostte me een paar ogenblikken te beseffen dat Hij het met dat ‘slobberkont’ over mij had! Ik kan niet ontkennen dat ik diep gekwetst was. Niemand ziet er op zijn best uit met al die luiers en plastic broekjes aan. Ik zou wel eens willen zien wat Hij voor figuur zou slaan op kantoor als Hij al die troep aan moest onder zijn broek. “Nee,” zei Ze boos. “Natuurlijk niet.”

“Dus het spenen wordt geen probleem, denk je?” vroeg Hij. “Hij is al vrijwel van de borst af,” antwoordde Ze luchtig. “Deze voeding is maar een extraatje. Daar houd ik binnenkort ook mee op.” Ik was ontzet over Haar harteloze manier van doen. Ik voelde me verraden. Had ik me daar gewoon even bezig gehouden met mijn eigen leven, keurig mijn vaste voedsel opgegeten en zo, terwijl Zij de hele tijd het snode plan koesterde om op te houden met borstvoeding zodat Ze weer plezier kan gaan maken op Haar kantoor.

Ik heb ze hun vermetelheid goed ingepeperd. Werd prompt wakker voor ze nog meer verraderlijke taal uit konden slaan, en hield ze de hele nacht uit hun slaap met mijn gehuil. Niemand kan mij ongestraft de voet dwars zetten.

Dag 30

Zaterdag. Hij nam mij vandaag mee om boodschappen te doen en als je het mij vraagt heb ik mezelf overtroffen.

Tegelijk met alle gewone saaie spullen kocht Hij een fles whisky voor zichzelf op de drankafdeling.

O, de subtiele manier waarop ik wachtte tot Hij met Zijn rug naar me toestond, voor ik de fles keurig aan de hals optilde, over de rand van het wagentje liet hangen tot Hij zich omdraaide en alles kon zien, en vóór Hij tijd had er iets aan te doen, liet ik de fles op de grond vallen waar hij met een bijzonder bevredigende klap uit elkaar spatte.

Ik geloof dat ik nog nooit zo’n tragische uitdrukking op een mensengezicht heb gezien.