Hoofdstuk 45

Woensdag sneeuwde het de hele dag en ook ’s nachts bleef het sneeuwen. De dag erna zorgde de sneeuw in het hele land voor chaos in het verkeer. In de pauzes bleven we binnen. Het schoolplein lag onder een dik pak sneeuw. Het lawaai van sneeuwschuivers dreunde overal maar de snelwegen waren het eerst aan de beurt.

Na de lunch, terwijl Ubbe over wiskundeformules stond te zeuren, begon het opnieuw te sneeuwen. Eerst mooie grote vlokken, wat Micke ertoe bracht kerstliedjes te gaan neuriën. Even later begon het te waaien en dwarrelden de vlokken in het rond. Mensen op straat baanden zich met gebogen hoofd een weg door de sneeuw, ze deden als beschutting tegen de kou hun kraag omhoog en trokken hun muts tot over hun oren.

Linus en ik hadden elkaar niet meer gesproken nadat hij had geweigerd mee naar Hedvig te gaan, maar tijdens de laatste pauze kreeg ik een sms’je van hem.

Kun je na schooltijd bij me langskomen?

Een paar uur later belde ik bij hem aan. Hij kookte van woede toen hij opendeed. Tingeling strompelde de gang in en begroette me al kwispelend, maar het ging allemaal nog wel moeizaam.

– Wat ben je flink, zei ik terwijl ik haar aaide. Wat fijn dat ze zo opgewekt is.

– Ja, zei Linus.

– Wat is er?

– Hij snapt er niets van!

– Wie?

– Mijn vader. Ik vroeg hem de politie te bellen en te vragen of ze al iets meer weten over wie Tingeling heeft aangereden. Maar mijn vader vindt dat we hen niet moeten lastigvallen.

– Ze zeggen toch niets als ze nog niet klaar zijn met het onderzoek, zei ik voorzichtig.

– Hij had toch wel even kunnen bellen.

Opeens keek ik hem nadenkend aan. – Weet je heel zeker dat je vader de politie heeft gebeld over die rugzak achter het huis van Hedvig?

– Hoezo?

– Zij beweerde dat iemand hem had gestolen.

– Heb je met haar gepraat?

– Ja, ze is wat verward, maar wel aardig.

– Hoe kwam zij aan die rugzak?

– In het meer gevonden. Die avond dat Woef er vandoor ging.

– O, daarom konden wij niets vinden! riep Linus uit.

– Precies. Hedvig had hem al opgevist.

– Dus zij heeft de moordenaar gezien?

– Dat weet ik niet, maar ze heeft bij het meer wel een lichte stationcar gezien.

Hij dacht even na en keek me toen argwanend aan. – Waarom vraag je eigenlijk of mijn vader de politie wel heeft gebeld?

– Ik vind het gewoon raar dat ze nog steeds naar die rugzak op zoek zijn.

– Wat bedoel je? Denk je soms dat hij met die bende bevriend is? Dat hij die rugzak heeft gestolen om hen zo in bescherming te nemen?

Linus staarde me boos aan. Zelf kritiek hebben op je ouders is nog tot daar aan toe, maar als een ander dat doet, is dat heel wat anders. Ik realiseerde me dat ik mijn denkbeelden over zijn vader beter voor mezelf kon houden.

– Laat maar, zei ik morrend.

– Of misschien denk je zelfs dat hij Mikaela heeft vermoord? En onze eigen hond heeft aangereden. Of niet soms? Of niet soms!

– Dat heb ik niet gezegd.

– Maar hij heeft een lichte stationcar, hij wist waar de rugzak van Mikaela stond en die is nu weg. Bewijsmateriaal waar de vingerafdrukken van de moordenaar op kunnen zitten.

Ik had mijn verdenkingen zelf niet beter kunnen formuleren. Bovendien had iemand Tingeling van de weg naar de bosjes gesleept en het was zeer onwaarschijnlijk dat een wildvreemde dat had gedaan.

– Soms ga jij te ver, zei hij.

We keken elkaar een tijdje aan. Hij was woedend, ik verdrietig. – Ik ga nu naar huis, zei ik ten slotte.

Hij knikte.

Ik ging weg zonder dat ik had gevraagd waarom ik eigenlijk moest komen.