Hoofdstuk 49
De werkelijkheid drong langzaam mijn dromen binnen. Ik had een brandende keel en mijn hele lichaam deed pijn.
– Ze wordt wakker, zei iemand. Het leek de stem van mijn vader. Met moeite deed ik mijn ogen open en zag heel wazig dat mijn vader op een stoel naast mijn bed zat. Mijn moeder, net zo wazig, balanceerde op de rand van mijn bed.
– Ben je wakker? vroeg mijn moeder zacht. Met die stem had ze niet meer tegen me gesproken sinds ik een klein meisje was.
Er klopte iets niet. En waar was ik? Ik keek met half dichtgeknepen ogen om me heen. Kale, pastelgroene muren, een schilderij met een vreemd landschap, witte lakens en een lichtblauwe deken. Naast het bed een hoge tafel met bloemen in twee metalen vazen.
Achter een grijze klapdeur hoorde ik voetstappen langs mijn kamer weergalmen. – Hoe is het met je, meisje? vroeg mijn vader terwijl hij zich naar me toe boog.
– Wel goed, zei ik met schorre stem. Dat hoorde je immers te zeggen. Ook al voelde ik me allerbelabberdst.
– Ze hebben je maag leeggepompt, zei mijn vader. Ik geloof dat ze je ook nog een drankje geven dat je maag reinigt.
Waarom? wilde ik vragen, maar zelfs kuchen deed al pijn, dus ik zei maar niets. Ik snapte het toch al. Die weeïge limonade. Mijn angst. Mijn wankelende vlucht. En Linus die in een auto was komen aanrijden.
Ik keek mijn vader aan, kreeg tranen in mijn ogen. Mijn arme vader.
– Gatver, zuchtte mijn moeder, hoe kon hij! Ik zou hem wel kunnen ... Ze maakte haar zin niet af, maar het was niet moeilijk te raden wat ze dacht. Toen ze zich over me heen boog en me over mijn haar streelde, vielen er een paar tranen op mijn wang.
– Hij had vast geen keus, zei mijn vader. Ze hebben zowel hem als zijn gezin bedreigd en gechanteerd. Hij had gokschulden en was gedwongen mee te werken. En hij werd meegesleurd in een duistere geschiedenis van gestolen auto’s, smokkel en illegale gokspelen.
– Je hebt altijd een keuze, vond mijn moeder. Tenminste, als je je vanaf het begin niet met knoeierij en leugens bezighoudt.
Mijn vader en ik keken elkaar aan. – Ik kan het net zo goed toegeven, zei mijn vader met een zucht.
Mijn moeder zuchtte. – Wat toegeven?!
– Ik heb met mijn logboek gesjoemeld. Ik had er Trelleborg in geschreven terwijl ik die dag in Stockholm ben geweest. En diezelfde dag heb ik een haas aangereden, waardoor mijn koplamp kapot is gegaan. Kalle heeft me geholpen de schade te repareren. Hij keek me aan en begreep dat ik niet kon praten.
– Ja, ja, ik weet wat jij denkt. Maar ik kon het zelf echt niet repareren, ook al zei ik heel stoer dat ik zo handig was. Het spijt me!
– Maar waarom moest je daar dan over liegen?
– Ik heb naar de functie van inkoper gesolliciteerd, hier in Stockholm. Het valt me erg zwaar zoveel te reizen en zo vaak van huis te zijn. Tijdens de vakantie, toen ik zo gedeprimeerd was, heb ik besloten weer werk te zoeken in Stockholm. Nu we het trouwens toch over vakantie hebben, ik heb gelezen dat die moordenaar uit Lillsjön ook is opgepakt. Het was de vriend van dat meisje.
Ik schrok, maar mijn moeder leek het niet te interesseren. – Oh. Nou, hoe is het gegaan? Heb je die baan gekregen?
– Volgende week laten ze het weten.
– Maar waarom hield je het in vredesnaam voor ons geheim?
– Het moest een verrassing zijn. Voor onze ...
– ... trouwdag! Oh, schat!
– Ik heb die baan nog niet, hoor.
– Alleen het idee al! zei mijn moeder. En misschien krijg je hem wel. We hebben immers nog een week.
Mijn moeder keerde zich naar me toe. Ik dacht dat ze zou vragen hoe ik in het bos in de auto van Kalle terecht was gekomen en dat ze me telkens weer over elk klein detail zou uithoren. Maar ze leek het niet belangrijk te vinden, nu niet in ieder geval. Ze keek me een tijdje aan, warm en teder, en keek toen uit het raam.
– Wat een prachtige winterdag! zei ze. Een felle zon, schitterend witte sneeuw en een strakblauwe lucht. Jammer dat je dat moet missen, meisje.
Ik zou nog meer dingen missen. Het superfeestje van Hannamaria en de filmavond bij Jo.
– Er komen nog wel meer van die dagen, zei mijn vader. Trouwens, opa gaat een andere auto kopen en wil graag hulp van een expert. Zullen we volgend weekend met hem meegaan en met z’n drieën rondkijken, Ditte?
Ditte. Geen Nisse. Maar het was wel goed zo.
Ik knikte.
– Nu ga ik tegen een zuster zeggen dat je wakker bent, zei mijn moeder.