Hoofdstuk 3

Tingeling probeerde haar hoofd op te tillen, maar ze zakte weer in elkaar en bleef toen stil liggen. Ze was gewond, maar ze leefde! Met trillende vingers haalde ik mijn mobieltje uit mijn zak en toetste het nummer in dat ik had opgeslagen in de hoop het ooit te gebruiken. Een situatie als deze had ik toen niet in gedachten.

Ik was zo opgewonden dat ik nauwelijks kon ademhalen.

Linus nam meteen op. Hij dacht dat het de politie was, zei hij. Hij had overal gezocht en van ongerustheid had hij de hele nacht geen oog dichtgedaan. Toen we ophingen, was hij al met zijn moeder in de auto op weg naar ons toe.

Ik knielde naast Tingeling en legde mijn jas over haar heen. Haar zwarte vacht was kleverig, maar ik zag geen open wond. Haar aanraken durfde ik niet, bang als ik was om het alleen maar erger te maken. Ik stelde haar gerust, zei dat ze flink was en dat haar baasje onderweg was.

Woef cirkelde om ons heen en jankte ongedurig. Ik stelde haar ook gerust terwijl ik probeerde te bedenken wat er met Tingeling kon zijn gebeurd. Was ze gebeten door een wild dier of een andere hond? Of was ze aangereden?

Ik stond op en zocht op de weg naar sporen. Al snel vond ik glas, maar ik zag geen remsporen. Het had natuurlijk wel de hele nacht geregend, dus dat was misschien ook niet zo vreemd. Ik zocht verder en zag aan de geplette bessenstruiken naast de weg dat iemand iets naar de bosjes had gesleept.

Had de automobilist die haar had aangereden haar naar de bosjes gesleept? Een zware en riskante klus. Een rottweiler weegt meer dan vijftig kilo en kan je de stuipen op het lijf jagen. Als ze niet bewusteloos was, natuurlijk. Misschien had die persoon wel gedacht dat ze dood was.

Ik had het gevoel dat het wachten uren duurde. Toen ze de auto hoorde, reageerde Tingeling, maar ze kon alleen maar een beetje haar kop bewegen. Toen Linus en zijn moeder aan kwamen rennen, deed ze een poging te gaan staan, maar zakte meteen weer in elkaar.

Ze hadden allebei snel iets aangetrokken. Linus droeg een veel te kort, rood gewatteerd jack en een spijkerbroek waarvan hij de pijpen slordig in zijn kniehoge, rubberen laarzen had gestopt. De moeder van Linus, die ik tot nu toe alleen op hoge hakken en in elegante pakjes had gezien, droeg een flodderig joggingpak. Ze had zich niet opgemaakt en haar kastanjerode haar droeg ze in een paardenstaart die bij elke beweging heen en weer zwiepte.

Ze knielde bij Tingeling en voelde voorzichtig aan haar lijf.

– Er is iets met haar heup, zei ze na een poosje. Ze moet zijn aangereden.

– Er ligt glas op de weg, zei ik.

– De klootzak, gewoon doorrijden nadat je een hond hebt aangereden! brieste Linus.

– Ik bel de dierenarts, zei zijn moeder.

– Wanneer is ze verdwenen? vroeg ik aan Linus terwijl zijn moeder aan het bellen was.

– Gisteravond, toen ik haar uitliet. Ze gaat er wel vaker vandoor, maar komt altijd na een paar minuten weer terug. Toen ze dat niet deed, begreep ik dat er iets was gebeurd. Ze was toen vast al aangereden.

De moeder van Linus stopte haar mobieltje weer in haar zak. – Ze wachten op ons.

Nu pas zag ik dat haar handen trilden. Ze was vast net zo geschrokken als Linus en ik. Ze reed de auto zo ver mogelijk naar achteren en met elkaar tilden we Tingeling voorzichtig op de achterbank. De hond jankte, maar stribbelde niet tegen.

– Bedankt lieve Ditte! riep de moeder van Linus.

– Bel me ... wanneer jullie meer weten, zei ik en slikte.

Linus haalde zijn vingers door zijn blonde haar, dat voortdurend voor zijn ogen viel en knikte kort. Daarna reden ze weg.

Met lood in mijn schoenen liep ik door het bos naar huis. Woef trippelde voor me uit, met haar staart fier omhoog. Ze had de akelige ontdekking al achter zich gelaten. Maar ik was ongerust.

Hoe ernstig waren de verwondingen? Zou Tingeling het redden?

En ik dacht vooral wat een monster van een mens het moest zijn geweest om een gewonde hond in het bos aan zijn lot over te laten!