Hoofdstuk 9
Toen ik de volgende ochtend opstond was mijn vader niet thuis. Ik was nog steeds boos op hem, dus nam ik niet eens de moeite mijn moeder te vragen waar hij was. Ik ging naar de garage om naar de auto te kijken, maar die was weg.
Mijn moeder en ik gingen - zoals elke zaterdag - samen het huis schoonmaken en daarna boodschappen doen. Maar eerst belde ik Jo. Het was niet moeilijk haar over te halen om die avond met me mee te gaan, integendeel. Als ze geen wedstrijden met haar paarden heeft, gaat ze vaak naar de disco, maar dan wel in de stad met haar nicht Leia.
Mikaela had nog niets van zich laten horen, maar Jo beloofde me te komen helpen om kleren uit te kiezen. Twee uur voordat de disco openging, kwam ze naar me toe. Toen ze mijn spijkerbroek en T-shirt zag, schudde ze zwijgend haar hoofd met de glanzend zwarte krullen. Zelf zag ze er hartstikke goed uit in haar zwarte truitje en strakke zwarte broek.
– Dat kun je echt niet dragen, zei ze beslist.
– Ik houd van spijkerbroeken.
– En ik houd van paarden, maar die neem ik ook niet mee naar de disco. Ze graaide in mijn kleerkast en vond ten slotte een geschikt rokje en truitje. Daarna inspecteerde ze met een diepe zucht mijn haar en mijn gezicht.
Ik trok me er niks van aan. Nou, een beetje dan misschien.
Maar toen ik een uur later dat knappe meisje in de spiegel zag, vergaf ik het haar. Ze had een klein wonder verricht. Ik kon nauwelijks geloven dat ik dat was. Die zachte blonde krullen en grote blauwe ogen. Alles glansde aan me. Zelfs mijn kamer glom.
Al gauw ontdekte ik dat die glinstering de make-up was die Jo op mijn wangen had aangebracht. Alleen maar hier en daar een beetje. Toen we naar beneden gingen, zaten mijn vader en moeder op de bank.
– Oh, wat zijn jullie mooi! riep mijn moeder uit. Je wordt toch wel thuisgebracht?
– Thuisgebracht? vroeg ik blozend. Ik dacht natuurlijk aan Linus.
– Ze hebben naar Mikaela gezocht, zei mijn moeder. En ze hebben flyers op de lantaarnpalen geplakt met daarop een foto van haar en een telefoonnummer.
– De politie?
– Nee, de moeder van Mikaela en Samuel. Wat moet het vreselijk zijn alleen maar te kunnen wachten.
– Rustig maar, mamma.
– Maar zullen we je ophalen ...
– Nee, dat wil ik niet!
– Ze hoeft immers alleen maar de heuvel op te lopen, Stella, zei mijn vader.
– Ja, ja, zei mijn moeder. Maar ze zag er bezorgd uit.
– Ditte kan toch bellen als ze weggaat? zei Jo.
De frons op het voorhoofd van mijn moeder verdween. Aan mijn mobieltje had ze niet gedacht. Zij is niet zo’n moeder die voortdurend belt en checkt waar je mee bezig bent, zoals veel andere moeders doen. Ze belt alleen als ze een boodschap heeft, bijvoorbeeld ‘haal even wat melk’.
– Goed, zei ze. Een gezellige avond dan maar! Ze klonk al heel wat vrolijker.
Toen we naar buiten gingen stond er een donkergroene jeep op onze oprit.
– Heeft je vader een nieuwe auto? vroeg Jo.
– Nee ... wacht!
Ik moest nog even naar binnen. – Pappa, van wie is die auto? vroeg ik.
– Van Lelle. Over deze auto had ik het laatst. We hebben vanochtend van auto geruild. Morgen kunnen we wel een proefritje maken als je wilt.
– Ja, leuk!
Hoewel ik opeens bedacht dat ik niet zo enthousiast had moeten reageren. Ik was toch kwaad op hem? Bovendien had ik allerlei vragen in mijn hoofd.
– Je hebt de motor van de Volvo dus kunnen repareren? vroeg ik.
– Uiteraard.
Jo trok ongeduldig aan mijn arm. – Kom nou!
Ik liet de auto voor wat hij was en we liepen de deur uit. Langs de weg zagen we de opsporingsberichten waar mijn moeder het over had gehad. Ze zaten tegen lantaarnpalen en verkeersborden geplakt. Foto’s van Mikaela met eronder de tekst ‘Wie heeft haar gezien?’
– Mikaela is niet goed bij haar hoofd dat ze zomaar wegblijft, zei Jo. Ik zou dat mijn moeder nooit aandoen.
Ik misschien wel, als ik heel erg kwaad zou zijn, maar ik hield mijn mond. Buiten de disco hingen veel jongeren rond, maar de meesten waren al naar binnen. Ik zag hen als dansende schaduwen achter de beslagen ramen. We betaalden de entree en gaven onze jassen af in de garderobe.
Het enige wat ons toen nog restte, was opgeslokt te worden door de dreunende muziek en de flikkerende lichten.
Jo baande zich een weg door de menigte en trok me mee naar de dansvloer. Nog geen minuut nadat ze was begonnen te swingen, werden we al door een groepje jongens omringd.
Maar Linus was nergens te bekennen. Hij zou toch komen? Hij was de reden dat ik daar was.
Toen er ter afwisseling folkmuziek uit de luidsprekers kwam, wurmde ik me tussen de dansende stelletjes door. Ik had iemand gezien met wie ik wilde dansen: Linus. Wat zag hij er goed uit in zijn donkere trui en broek!
Ik had geen idee hoe ik hem de dansvloer op zou krijgen, maar ik dacht dat het wel goed zou komen als ik eenmaal voor hem zou staan.
Hij zag me al snel en keek verbaasd. Alsof hij me daar helemaal niet had verwacht. Of was het omdat ik van de dansvloer af kwam? Ik wilde net mijn veel geoefende glimlach laten zien, toen ik een harde klap recht op mijn mond kreeg.
– Oeps, sorry! zei een jongen beleefd en danste verder. Mijn glimlach veranderde in een grimas. Het deed pijn.
– Hoe gaat het? zei Linus. Je bloedt.
Ik draaide me om en holde naar het toilet. De spiegel liet de schokkende waarheid zien. Ik zag er niet meer uit als een discokoningin. Eerder als een vampier die zojuist zijn tanden in een sappige slagader had gezet. Bezorgd voelde ik aan mijn tanden. Er zat er toch niet eentje los?
Al mijn tanden zaten nog op hun plaats. Maar mijn trots was gekrenkt.
Ik poetste het bloed met toiletpapier weg en sloot me op in een toilethokje.
Daar zat ik dan met mijn van pijn kloppende mond. Ik luisterde naar meiden die binnenkwamen en elkaar geheimen vertelden, waarbij de een na de andere jongensnaam de revue passeerde. Toen spitste ik mijn oren. Ik hoorde iemand ‘Mikaela’ zeggen.
– ... staat ze in de krant.
– Wat zal die verrekt arrogant worden.
– Dat is ze nu al. Misschien wil ze dat juist. Beroemd worden. Ik vind dat ...
Haar mening zou ik nooit te weten komen. De deur van de wc klapte achter hen dicht. Dat ze het over ‘mijn’ Mikaela hadden wist ik zeker. Ook dat er over haar vermissing iets in de krant zou staan. Doordat ik zowel het begin als het eind van het gesprek had gemist, wist ik niet in welke krant. In tegenstelling tot wat die meiden dachten, verwachtte ik dat Mikaela dat helemaal niet leuk zou vinden.
Als heel Zweden wist dat ze was weggelopen, was het veel moeilijker om terug te komen. Ik graaide mijn mobieltje uit het kleine zwarte handtasje dat ik van mijn moeder had geleend.
‘Kom naar huis. Je staat in de krant. Ditte.’ Ik stuurde het sms-berichtje naar het mobieltje van Mikaela.
Daarna kon ik alleen maar hopen dat ze het zou lezen en zou begrijpen dat het tijd was om terug te komen.
Op dat moment hoorde ik de stem van Jo. – Ditte! Hallo! Ik deed de deur open.
– Jemig! Wat heb jij gedaan?
– Ik?! zei ik zo heftig dat mijn lip weer begon te bloeden.
Ze boog zich naar me toe en bekeek mijn pijnlijke lippen aandachtig. – Je krijgt een dikke lip.
– Ik ga maandag niet naar school! Hij mag me zo niet zien!
Het was eruit voor ik het wist.
– Wie? Met haar ogen half dichtgeknepen keek Jo me nieuwsgierig aan.
Ik wilde het niet zeggen. Met een fronsend voorhoofd waarin duizend rimpels zaten, maakte ze haar ongenoegen kenbaar.
– We zijn toch vriendinnen, Ditte?
– Ja ...
– Toe nou! Wie?
– Linus.
Ze knikte langzaam. – Ik had het kunnen weten. Dat er meer was dan jullie gezamenlijke liefde voor honden.
– Haal je maar niks in je hoofd.
Ze glimlachte.
– Wat is er nou zo leuk? mopperde ik.
– Dat jij verliefd bent.
– Ik ben niet verliefd. Hij is gewoon ... leuk om mee te praten. Je zegt toch niets hè?
Haar plagerige glimlach verdween op slag. – Wat denk je wel?!
Natuurlijk wist ik wel dat Jo niets zou zeggen.
– Ik ga naar huis, zei ze koel. Ze liep abrupt weg met een chagrijnig gezicht.
Ik had spijt van wat ik had gezegd. Ze had me nog nooit in de steek gelaten. Waarom zou ze dat nu wel doen?