Hoofdstuk 29
Toen ik de volgende dag thuiskwam van een leuk, maar ontzettend vermoeiend dagje shoppen in de stad, stond er een vreemde auto op onze oprit. Een blauw metallic Mercedes E-klasse. Cool!
Nog voor ik de sleutel in het sleutelgat kon steken deed mijn moeder de deur open. In de gang stonden twee mensen. De man herkende ik. Het was Klas, de politieagent die bij ons in de klas was geweest. Hij had een jongere vrouw bij zich. Ze droegen zwarte leren jassen die bij elke beweging een beetje kraakten. Blaffend en met haar staart recht omhoog liep Woef op me af.
– Ze zijn van de politie, zei mijn moeder luid om boven het geblaf van Woef uit te komen. Ze willen met jou praten.
– Klas Karlsson heet ik. En dit is mijn collega Mia Lind. We willen je alleen even een paar vragen stellen.
Hij keek enkele seconden langer naar me dan gebruikelijk is, maar volgens mij herkende hij me niet. Ik ben niet echt iemand die je onthoudt. Niet iemand als Mikaela.
– Waar gaat het over? vroeg mijn moeder.
Ik begreep het meteen. Die meiden hadden toch gepraat.
– We hebben te horen gekregen dat jij … Afrodite? …
– Ditte, zei ik.
– … dat jij, Ditte, getuige bent geweest van een gesprek. We vragen ons af of je daar wat meer over kunt vertellen.
– Wat voor gesprek? vroeg mijn moeder streng.
– Mogen we even gaan zitten? vroeg Klas.
Mijn moeder maakte een gebaar met haar hand, hielp hun met hun jassen en ging hen voor naar de keuken.
– Willen jullie misschien koffie? Of thee?
– Nee dank u wel, dit duurt vast niet lang.
We gingen aan tafel zitten. Mijn moeder en ik aan de ene kant en de agenten aan de andere kant. – Wat was dat voor gesprek? vroeg mijn moeder voor de tweede keer.
– Misschien wil Afro … Klas maakte een gebaar in mijn richting.
– Ditte, zei ik.
– … Ditte het zelf vertellen?
– Jullie bedoelen toch de ruzie tussen Mikaela’s moeder en Samuel? vroeg ik.
Klas knikte.
– Ja … zij … Bettan beschuldigde Samuel ervan dat hij Mikaela had ontvoerd. Hij had zoiets blijkbaar al eens eerder gedaan.
– Nee! riep mijn moeder uit.
– Hoe heb jij dat gesprek kunnen horen? vroeg Klas.
– Ik stond buiten. Hun terrasdeur stond open.
Klas keek me nadenkend aan, alsof hij zich iets herinnerde. – Jullie zijn toch naaste buren? Heeft er nog niemand van ons eerder met je gepraat?
– Nee.
– Dat is vreemd. Nou ja, wanneer was dat gesprek?
– Ruim een week geleden. De dag voordat het lichaam van Mikaela is gevonden.
– Wat deed jij op hun erf? vroeg mijn moeder.
– Zij liep weg, zei ik terwijl ik naar Woef wees.
– Onze hond is soms een beetje ongehoorzaam, zei mijn moeder verontschuldigend.
Ik zag dat de agenten elkaar ongeduldig aankeken. Ze vonden vast dat mijn moeder zich er iets teveel mee bemoeide, maar om de een of andere reden lieten ze haar haar gang gaan. Het was immers geen verhoor.
– Kun jij je nog herinneren wat ze letterlijk zeiden? vroeg Klas.
– Niet helemaal letterlijk. Maar hij vroeg haar of ze soms dacht dat hij Mikaela had ontvoerd, waarop zij antwoordde dat dat niet zo gek was vanwege iets wat hij ooit eerder had gedaan en waarvoor hij was veroordeeld. Zoiets was het. Daarna werd hij kwaad en rende naar buiten.
– Heeft hij jou gezien? vroeg mijn moeder op ondervragende toon.
– Ja.
– En?
– Hij is me voorbijgelopen en weggereden.
– En jij?
– Ik ben naar huis gegaan.
– Heb je hem sindsdien nog gezien? vroeg Klas.
– Ik …
Ik gluurde naar mijn moeder. Als zij daar niet had gezeten, had ik wel verteld hoe vreemd hij zich gisteren had gedragen toen hij me met de auto naar huis bracht.
– Ze zijn weinig buiten geweest sinds …
Het was een tijdje stil.
– Jullie hebben een hond, zei Klas. Dus je bent vaak buiten aan het wandelen?
– Ja.
– Is je in de omgeving nog iets opgevallen in verband met Mikaela’s verdwijning en haar … tot het moment waarop ze gevonden is?
– Jullie kennen natuurlijk het hele verhaal van Tingeling? vroeg mijn moeder.
– De vliegende fee uit Peter Pan? vroeg Mia met een verwarde blik.
– Tingeling is een hond, legde ik uit.
– Zo’n kleine chihuahua zeker? zei Mia met een glimlach.
– Nee, een rottweiler.
– Oh … Trouwens, hoe heet jullie hond? Het is een dalmatiër, toch? Dan heet hij zeker Pongo, zoals in de film 101 dalmatiërs. Mijn kinderen waren dol op die film.
– Perdita, verbeterde ik haar. Iedereen zegt het altijd verkeerd. Pongo is het mannetje in de film, het vrouwtje heet Perdita.
– Lieve Perdita, zei Mia teder en stak haar hand uit naar Woef om haar te aaien.
– Maar ze heet Woef, zei mijn moeder. Nu leek Mia nog meer in de war.
– Tingeling is aangereden op dezelfde dag dat Mikaela verdween, vertelde ik haar. Maar daar hebben ze aangifte van gedaan.
Mia’s belangstelling voor de naam van onze hond was op slag verdwenen. – Kun je iets duidelijker zeggen waar?
– Precies op de plaats waar de mensen bloemen hebben neergelegd en kaarsjes hebben aangestoken.
– Wisten jullie dat dan niet? vroeg mijn moeder.
Ze gaven geen antwoord op haar vraag. In plaats daarvan moest ik precies vertellen hoe ik Tingeling had gevonden en wat voor verwondingen ze had. Ze vroegen ook het telefoonnummer van Linus en ik wees hun het huis aan.
– Kun jij, zei Klas, maar hij keek daarna naar mijn moeder en verbeterde zich, kunnen jullie meekomen en ons de plek laten zien waar je de hond hebt gevonden?
Ik haalde mijn schouders op. – Natuurlijk.
– Perdita mag thuisblijven, zei Mia en aaide Woef opnieuw.
– Woef, herhaalde mijn moeder.
Mia keek haar peinzend aan. We trokken onze jassen aan en liepen naar de coole Mercedes. De zon was al onder, maar de lucht was nog steeds lichtblauw. We hadden niet veel tijd meer voordat de duisternis van de avond over ons zou vallen.
Met hun auto waren we er binnen een paar minuten. Ik had de spontaan gevormde gedenkplaats al eerder gezien. Maar mijn moeder nog niet. Ze stond voor de berg verlepte bloemen, de uitgebrande fakkels en kaarsjes en de gedichten in plastic hoesjes.
– Het is …
Daarna stokte haar stem in haar keel.
Ik wees de bosjes aan waaronder Tingeling had gelegen.
Mia mat de afstand van de bosjes naar de weg. Ze zocht langs de kant van de weg en in de bosbessenstruiken. Opeens ging ze door haar knieën, raapte met haar handschoen een stuk glas op en bekeek het aandachtig voor ze het in een plastic zakje stopte.
Ik dacht weer aan het stuk glas dat ik in de garage had gevonden, maar verdrong de gedachte onmiddellijk. Dat had niets met Tingeling te maken. Maar kon Samuel Tingeling hebben aangereden? Wilde hij daarom niet toegeven dat hij zijn auto had laten repareren? Ik vroeg me af of ik het moest vertellen. Maar Linus zou vet boos worden als ik zou verklikken dat hij tussen de papieren van Kalle had gesnuffeld. Om van Kalle zelf nog maar te zwijgen! Ik besloot mijn mond te houden. De politie zou er toch wel achter komen als ze met Samuel gingen praten.
– Er liggen er nog meer, zei Klas. Ze zocht nog een tijdje en vond meer glasscherven.
– Denken jullie dat er een verband bestaat? vroeg mijn moeder.
– We trekken nooit overhaaste conclusies, in geen enkele richting, zei Klas.
– Zorg jij ervoor dat er mensen van de technische recherche komen, zei hij tegen Mia, dan breng ik Ditte en haar moeder naar huis.
We zeiden Mia gedag en stapten in de auto. Klas was in gedachten verzonken en gaf in het begin slechts kort antwoord op de dappere pogingen van mijn moeder om een gesprek te beginnen.
– Merkwaardig dat jullie niets wisten over Tingeling, zei mijn moeder.
– Degene die de aangifte heeft ontvangen, heeft waarschijnlijk geen verband tussen de twee zaken gezien, zei Klas. Als er al een verband bestaat.
– Nu we het toch over een mogelijk verband hebben, Linus en ik hebben twee dure, gestolen auto’s op de grindweg gezien, zei ik. Het is niet onmogelijk dat die autodieven Tingeling hebben aangereden. Ze rijden als gekken.
– Wat voor auto’s? vroeg Klas.
– Een Mercedes en een BMW. Volgens ons worden de auto’s door een bende op het industrieterrein gestolen en overgespoten. We hebben met de eigenaar van de BMW gepraat en die heeft beloofd dat hij de politie erover zou bellen.
Ik voelde me nogal een opschepper, maar mijn moeder werd razend. – Waar zijn jij en Linus in vredesnaam mee bezig? schreeuwde ze. Houd meteen op met dat rondsluipen en detective spelen. Het is levensgevaarlijk. Of niet Klas?
– Ja, ik denk dat ik weet over wie je het hebt en je moeder heeft gelijk. Blijf daar uit de buurt. Ze houden zich bezig met allerlei malafide zaken: afpersing, smokkel, geweld, illegaal gokken, you name it. Ze zijn tot alles in staat, draaien voor een moord meer of minder hun hand niet om.
– Maar als jullie weten wie ze zijn, wat ze doen en waar ze zich bevinden, waarom arresteren jullie ze dan niet? vroeg mijn moeder.
– We doen alles wat we kunnen, zei Klas en remde af bij ons huis.
Pas toen hij weggereden was, schoot me de rode rugzak te binnen die ik bij Hedvig had gezien. Dat had ik misschien ook moeten vertellen. Maar toen ik er nog eens over nadacht, besefte ik dat het erg lastig zou zijn uit te leggen wat ik bij Hedvig had gedaan. En mijn moeder was al boos genoeg. Bovendien kon de rugzak van Hedvig niets met Mikaela te maken hebben.
Ik had al genoeg gezegd.