22 Depressie en verkeer
Het blijkt dat mensen met een onbehandelde depressie een groter risico lopen op een verkeersongeval. Waarschijnlijk zijn ze minder goed in staat om situaties in te schatten, te ongeconcentreerd, te veel met hun eigen gedachten bezig. Misschien speelt ook een latente doodswens een rol: als je doodgereden wordt, ben je uiteindelijk overal van af. De tricyclische antidepressiva staan erom bekend dat ze slaperigheid kunnen veroorzaken en het reactievermogen kunnen beïnvloeden. Toch zijn verkeersgebruikers met een TCA veiliger op de weg dan mensen die depressief zijn en geen pillen slikken. Deze informatie komt van de conferentie ‘Drugs Other than Alcohol and Driving’, die in 2001 in Den Haag gehouden werd. Margriet van Laar van het Trimbos-instituut promoveerde op het effect van SSRI’s in het verkeer. Daarmee schijnt een nauwelijks of niet verhoogd risico op een ongeval te bestaan. Meestal is een aanvankelijke sufheid door een nieuwe pil na een week weer over, en dan zou je dus zonder problemen in de auto kunnen stappen.
Interview met Sjoeke Postma
Sjoeke is 44, gehuwd en moeder van een gehandicapte zoon. Haar eerste depressie kreeg ze na zijn geboorte. Die speciale gevoeligheid heeft ze nu eenmaal: later volgden er meer. Een gesprek over het omgaan met depressies.
‘Ik heb een heel normale, onbezorgde jeugd gehad, zonder psychische problemen, al was ik wel gauw zenuwachtig en emotioneel. In december ’81 werd ik voor het eerst depressief. Onze zoon Edwin was toen pas geboren met een keizersnee, hij lag in de couveuse en was er slecht aan toe. Als gevolg van een hersenbloeding is hij als baby meervoudig gehandicapt geraakt, bovendien heeft hij ook cystic fibrosis, een aangeboren longziekte. Hij heeft vijf maanden op de intensive care gelegen. We hadden heel veel te verwerken. Het ging in die tijd erg slecht met me, maar ik wist helemaal niks van depressie, zo noemde ik het ook helemaal niet. Ik was heel erg gespannen en ik heb zes weken bijna niet kunnen eten, en op het laatst ging zelfs drinken moeilijk. Ik kon niet meer genieten. Ik deed bijna niets. Alleen vond ik het prettig naar kinderprogramma’s te kijken op de televisie en kinderboeken te lezen, vluchten naar die onbezorgde tijd. Ik trok me ook erg terug, ik nam de telefoon niet meer op en reageerde niet meer op de bel. Als ik buiten mensen hoorde praten, dacht ik: een normaal leven zit er voor mij niet meer in. Op een bepaald moment ging ik naar de wc en toen stond de buurvrouw voor de glazen voordeur. Toen moest ik wel opendoen. Ik zei dat ik helemaal op mijn benen stond te trillen en dat ik mezelf zo vreemd vond. Maar zij zei dat het helemaal niet vreemd was. Dat was wel een ommekeer. Ik was heel erg afgevallen, ik woog nog maar 46 kilo, ik droeg heel wijde jurken, zodat de mensen het niet zouden zien. Het liefst bleef ik in bed liggen met de dekens over mijn hoofd, dat er helemaal niks meer van je verwacht wordt. Op een bepaald moment wilde ik zelfs niet meer naar het ziekenhuis toe, maar toen zei mijn man: “Edwin kan het toch ook niet helpen, hij wacht op je.” Ik durfde me ook bijna niet aan mijn zoon te hechten, omdat ik dacht dat hij toch dood zou gaan. Hij heeft drie keer op sterven gelegen, maar hij is er nog steeds. Elke verjaardag vieren we groots. Die toestand heeft zo’n maand of vier geduurd en toen ging het zonder begeleiding of medicijnen weer beter. Hoe dat kwam, weet ik eigenlijk niet. We kregen Edwin thuis en ik was 24 uur per dag met hem bezig. Toen knapte ik weer op. Daarna is het eigenlijk een hele tijd goed gegaan. Totdat Edwin vijftien was en uit huis ging om in een instelling te gaan wonen. Ik kon toen niet meer voor hem zorgen omdat mijn arm uit de kom was, maar ik was ook uitgeput. Het was een rouwproces. Ik leefde op seresta. De huisarts zei: “Dat is helemaal de oplossing niet, je hebt een depressie.” Ik wilde liever niet aan de medicijnen, ik slikte zelfs geen aspirientje, maar de dokter zei:“Je kunt er oud mee worden, met een depressie, maar het is géén leven.” Die directheid bevalt me wel. Ik heb erover nagedacht en toen ben ik met seroxat begonnen. Gelukkig was ik ervoor gewaarschuwd dat ik er behoorlijk ziek van kon worden. En niet alleen die misselijkheid en dat zweten, het versterkte ook alles, dus ik was onrustig en angstig. Maar ik ben blij dat ik heb doorgezet, ik knapte snel op. Daarna had ik geen bijwerkingen meer, alleen nog wel een seksuele stoornis, moeite met klaarkomen. Dat komt beslist niet alleen bij mannen voor. Maar daar kunnen we mee leven, we hebben het verder wel fijn samen en we zijn veel te blij dat het goed gaat op deze medicijnen. Ik wil dus ook niets anders proberen. Er is niks erger dan een depressie. Het is de hel, de rest is ondergeschikt. Mijn man heeft me alle steun gegeven, hij is onmisbaar voor me. Hij komt uit een boerengezin, heeft een beetje de houding van ‘de kop ervoor’, maar ik kon hem goed uitleggen dat ik het echt niet kon, ik was óp. Dat heeft hij goed begrepen en hij steunt me enorm. Ik heb het ook aan mijn schoonfamilie kunnen uitleggen. Ik vind zelf dat in een depressie de relatie niet meer gelijkwaardig is. En dan voel ik me schuldig. Mijn man heeft het net zo goed moeilijk gehad met Edwin. Maar ík werd depressief. Je gaat je dan een last voelen, ‘waren ze maar van mij af ’. Maar je wilt niet echt dood, je wilt alleen zo niet leven. Het was elke dag een gevecht. Ik moest opstaan van mezelf en ontbijten. Dan was ik de hele ochtend bezig om dat ontbijt naar binnen te krijgen. Na een paar maanden ging het veel beter met me en toen vond ik dat ik wel weer zonder medicijnen kon, al vonden de dokter en de apotheek het veel te vlug. Daarna werd ik toch weer depressief. Opnieuw medicijnen en later weer eraf. Tijdens mijn derde depressie kreeg ik via de Arbodienst gesprekken met een psychologe aangeboden. Daar heb ik heel veel aan gehad. Ze was heel praktisch. Waar loop je tegenaan? Ik durfde overdag bijvoorbeeld nauwelijks de straat op, maar zij zei: “Wandelen bij daglicht is juist erg belangrijk voor je.” En ik moest verplicht sporten. Ik zei: “Ja maar, ik heb helemaal geen energie,” maar ze kon me goed uitleggen dat ik die wel zou krijgen als ik mijn afvalstoffen kwijtraakte. En het heeft inderdaad prima gewerkt. Die fitness is nu weer afgelopen, maar ik ga wel dagelijks wandelen of fietsen. Ik kreeg een bandje met ontspanningsoefeningen, waarbij je beurtelings al je spiergroepen aanspant en ontspant. Dat helpt me heel goed. En ze leerde me ook om minder te vechten, maar te accepteren dat ik me nu eenmaal zo voelde en dat ik door de depressie minder kon. Ik moest altijd te veel van mezelf, en altijd jachten. Die kwetsbaarheid heb ik nu eenmaal, ik voel me snel opgejaagd en dan krijg ik hartkloppingen. Ik heb geleerd om meer tijd voor mezelf te nemen, meer rust en als het nodig is, zeg ik dingen af. Het kan me ook minder schelen wat andere mensen ervan vinden, en het dwingt nog respect af ook, als je stáát voor jezelf. Ik kreeg ook een werkboek met allerlei oefeningen om anders met stresssituaties om te gaan. En ze zei:“Bedenk elke dag iets leuks voor jezelf.” Dan ging ik bijvoorbeeld samen met mijn man een eindje rijden en ergens koffie drinken. Zo heb ik ook de omgeving heel goed leren kennen. Tijdens mijn laatste depressie duurde het veel langer voor ik opknapte. Ik ben daar wel van geschrokken, kreeg het gevoel ‘nu komt het niet meer goed met me’. Depressies zitten in mijn familie. Mijn vader was depressief, alle drie zijn zussen, mijn grootvader, twee van mijn nichtjes, en sommige ook heel ernstig. In het begin vond ik het moeilijk te erkennen dat ik die aanleg heb. Maar het is nu eenmaal zo. Dat is niks om je voor te schamen. Er is ook de angst dat je opgenomen moet worden, maar dat is nog nooit gebeurd. Maar toen het zo lang aanhield, was ik wel bang. Toen heeft de huisarts de seroxat verhoogd naar 30 mg. En daarop ging het weer goed. Ik heb een prima huisarts, dat is wel belangrijk. We hebben afgesproken dat ik nu een jaar op deze dosering blijf en dat ik daarna, als ik stabiel blijf, weer terug kan naar 20 mg. Ik wilde ook graag weer naar dezelfde psychologe. Maar zij is een arbeidspsychologe en ik werkte inmiddels bij een andere werkgever. Toen heb ik de ziektekostenverzekeraar gevraagd of ik het vergoedingsbedrag kon krijgen en zelf mocht besteden, en dat hebben ze goedgevonden. Dus nu ben ik weer bij haar en ik heb er veel aan. Ik doe vrijwilligerswerk in een psychiatrisch ziekenhuis en twee dagen per week rij ik op de taxi: ik breng kinderen naar speciale scholen. Toen ik de laatste keer ziek werd, had ik een jaarcontract. Ik verwachtte dus dat ze het niet zouden verlengen. Maar terwijl ik nog in de ziektewet was, riepen ze me op om mijn nieuwe contract te tekenen. Dat vond ik heel ontroerend, echt een teken van waardering. Ze zeiden: “Als jij het aandurft, durven wij het ook aan.” Ik heb wel een verklaring van de huisarts gevraagd dat ik ondanks de seroxat kan autorijden. Daar mag ik tien jaar mee rijden, dan moet ik gekeurd worden. Ze gaan er op mijn werk trouwens verder ook prima mee om. Ze stuurden bijvoorbeeld bloemen via de bloemist, met een kaartje erbij ‘we weten dat je nu liever geen bezoek hebt’. Dat vind ik echt een teken van respect.
Ik heb mezelf heel goed leren kennen, dat is winst. Maar hoe goed je jezelf ook kent, de depressie kun je toch niet tegenhouden, die overkomt je. Ik heb geleerd beter voor mezelf te zorgen. Ik ga graag met mezelf op stap. Eigenlijk ben ik best een levensgenieter. Maar tijdens een depressie is alles zo negatief, zo moeilijk. Later denk je: hoe kan het toch? En het schaadt je zelfvertrouwen heel erg, dat moet je na een depressie weer helemaal opbouwen. Ik maak me nu minder druk over dingen, over feestdagen bijvoorbeeld, of over de afwas die er nog staat als er visite komt. En ik durf ook nee te zeggen tegen bezoek. Alleen één keer ging dat mis, die mensen voelden zich weggestuurd, die begrepen er niets van. Die vriendschap heb ik afgebroken. Ik zie het nu ook beter wanneer het met een ander niet goed gaat. Als ik bij iemand kwetsbaarheid merk, zeg ik iets over mijn eigen kwetsbaarheid. Daar krijg je heel fijne gesprekken door, dat geeft diepgang. Ik heb ook veel steun aan mijn geloof gehad. Vroeger gingen we wel naar de kerk en dat was prettig, maar niet meer dan dat. Nu is het zo dat als alles instort, dát overeind blijft.’
‘En wat je werk of aspiraties ook mogen zijn: houd vrede met je ziel in de lawaaierige verwarring van het leven. Met al zijn klatergoud, somberheid en vervlogen dromen, is dit nog steeds een prachtige wereld. Wees waarachtig. Streef naar geluk.’
Deze tekst stamt uit 1692 en werd gevonden in de St. Pauluskerk in Baltimore. En ik vond hem zelf nog eens in een personeelsblad.