20      Depressie en drugs

Naast de medicijnen die je moet slikken en het regelmatige leven dat je moet leiden, wil je misschien ook eens een keertje vakantie van jezelf en genieten van een andere bewustzijnsstaat. Natuurlijk zijn er mensen die iedere vorm van drugsgebruik verguizen, maar die zijn slecht op de hoogte van het feit dat je deze middelen ook recreatief kunt gebruiken en dat ze dan doorgaans minder schadelijk zijn dan het wijntje dat zij zelf bij de maaltijd nuttigen. Toch moet je als depressieveling extra nadenken over wat je doet en heel erg voorzichtig zijn.

Veel mensen zijn in de problemen geraakt door het gebruik van psychotrope stoffen. Een jointje kan verkeerd vallen en daar kun je – zeker als het toch al niet zo goed met je gaat – knap depressief van worden. Ook psychotische reacties kunnen voorkomen bij mensen die daar gevoelig voor zijn. Over het algemeen versterken drugs de grondstemming. Zorg dus dat je alleen iets gebruikt als je je goed voelt en nooit om een probleem op te lossen. Dat laatste is ook bijna niet mogelijk, want in plaats van een vlucht uit de werkelijkheid zorgen geestverruimende stoffen juist voor een onderdompeling in de realiteit. Mijn echtgenoot, die zelf onder andere voor een blad over marihuana werkt, stelt dat je zelden vrolijk wordt van de mensen die in een coffeeshop verzameld zijn. Daar zijn doorgaans meer psychische problemen vertegenwoordigd dan in de gemiddelde kroeg.

Toch valt er ook best iets positiefs over te zeggen. Marihuana heeft al sinds het stenen tijdperk mensen plezier gegeven en hun ervaringen verdiept. Ook de geneeskrachtige werking van cannabis op vele gebieden is al lang bekend. Halverwege de negentiende eeuw werd er voor het eerst melding gemaakt van marihuana als antidepressivum. In 1947 deed de Engelse arts G. T. Stockings een onderzoek (zonder controlegroep) onder vijftig depressieve patiënten. Ze kregen synthetische THC (de werkzame stof in marihuana) toegediend. Van hen verbeterden er 36 blijvend.
Ook bij dwangstoornissen blijkt marihuana goede diensten te bewijzen. Er zijn overigens ook onderzoekingen waarbij die getallen wat minder gunstig uitvallen. In het boek Marihuana, de verboden medicijn vermelden Grinspoon en Bakalar het geval van een vrouw die na jarenlange depressies, die nauwelijks op medicatie verbeterden, marihuana ging gebruiken en een dramatische verbetering onderging. Voor haar bleek cannabis een antidepressivum bij uitstek. Maar om nu zelf als medicijn te gaan blowen? Drugsgebruik moet een leuke, incidentele tijdspassering zijn voor speciale gelegenheden. Bij dagelijks gebruik blijkt marihuana juist depressies en angststoornissen uit te lokken. Een recent onderzoek van het Royal Children’s Hospital in Melbourne onder tweeduizend jongeren gaf aan dat vooral jonge vrouwen psychische klachten kunnen ontwikkelen wanneer zij regelmatig marihuana gebruiken. Een Engels onderzoek onder volwassenen had als uitkomst dat zij eveneens een grotere kans lopen om depressief te worden, vaker zelfmoordneigingen hebben en minder interesse tonen in dingen die zij voorheen leuk vonden. Een toenemend aantal mensen blijkt zich te melden met een cannabisverslaving. Wie regelmatig blowt, neemt toch een zeker risico. Oppassen is hier dus het sleutelwoord.

Incidenteel gebruik van marihuana heeft voor mij zeker een positieve uitwerking, omdat het de emotionaliteit versterkt. Gevoelens die door de depressie of door de medicijnen afgevlakt zijn, worden weer voelbaar, ik heb meer contact met mijn innerlijke zelf, kan meer genieten van kunst en muziek en het versterkt de sensualiteit. Liefde, verdriet, schoonheidsbeleving, het is er weer even helemaal. Voor mij werkt marihuana dus heel verfrissend. Mensen die er gespannen, angstig of somber van worden, kunnen het natuurlijk beter niet gebruiken, maar dat spreekt voor zich. Ook speed en cocaïne heb ik weleens gebruikt, omdat ze het libido sterk stimuleren. Dit zijn echter verslavende stoffen, dus gebruik ze nooit twee dagen achter elkaar en bedenk vooraf goed of je geneigd bent tot verslavingsgedrag. De drugsadvieslijn van het Trimbos Instituut raadt trouwens af om speed en cocaïne te combineren met de SSRI’s, omdat ze ook invloed hebben op de serotoninehuishouding; er bestaat dan een verhoogd risico op het serotoninesyndroom.

Dat geldt in nog verhevigde mate voor XTC. De combinatie XTC en medicijnen kan fataal zijn. Mensen die antidepressiva slikken, kunnen zich trouwens de kosten en de moeite besparen: XTC werkt absoluut niet als je er medicijnen bij slikt. Blijkbaar gebruiken deze pillen dezelfde receptoren als waar de XTC zich aan zou willen hechten. Ook na een paar dagen stoppen werkt het nog steeds niet, je moet echt helemaal medicijnvrij zijn. Nooit combineren met medicijnen die op je serotoninehuishouding inwerken dus!

Tegenwoordig verschijnen er af en toe publicaties die erop zouden wijzen dat XTC bij geregeld gebruik geheugenproblemen kan veroorzaken en je serotoninehuishouding in de war zou kunnen sturen, en daarmee dus een stemmingsstoornis uitlokken. Marian Husken en Freke Vuijst schrijven in hun boek XTC-smokkel dat je aan de uitkomst van zulke onderzoeken niet al te veel waarde moet hechten. Zo werd het onderzoek van dr. George Ricaurte, waarin hij aangetoond zou hebben dat mensen die XTC gebruikt hebben op PET-scans zichtbare hersenschade zouden hebben opgelopen, volkomen de grond in geschreven in een hoofdartikel van het Britse tijdschrift New Scientist. ‘Zijn experimenten zijn zo onherstelbaar verknoeid dat de wetenschapswereld het risico loopt om haar geloofwaardigheid te verliezen als ze het zich permitteert dat een overheid haar drugsbeleid hierop baseert.’ Studies naar XTC-schade zijn niet op laboratoriumonderzoeken met proefpersonen gebaseerd, om de eenvoudige reden dat dergelijk onderzoek verboden is. Er worden dus proeven bij dieren gedaan (in de hersenen van muizen richt XTC in ieder geval geen enkele schade aan, bij apen zou dat, bij grote hoeveelheden, anders kunnen liggen) of met mensen die buiten de testsituatie XTC gebruiken en dus wellicht ook recentelijk allerlei andere middelen hebben genomen, waarmee het wetenschappelijke gehalte al erg ter discussie komt te staan. Het effect zou dan net zo goed door een andere stof veroorzaakt kunnen zijn. Veel negatieve berichten komen uit de hoek van the war on drugs en moeten derhalve met een korreltje zout worden genomen. Het blijft echter een feit dat het raadzaam is om dergelijke stoffen te laten staan of ze zeer met mate te gebruiken. Dat geldt ook voor de vele poeders, pillen en drankjes die je in de smartshop kunt kopen. Het merendeel laat zich niet combineren met depressieve gevoelens en vaak ook niet met de medicijnen die je daartegen gebruikt.

Paddestoelen en LSD zijn hallucinogenen. Ze lijken wat betreft hun chemische structuur veel op serotonine en noradrenaline: Ze beïnvloeden rechtstreeks de boodschappen die de zenuwcellen aan elkaar geven. De normale werking van het serotonerge systeem kan ondertussen geen doorgang vinden, omdat de receptorplaatsen voor serotonine al bezet zijn. Ondertussen wordt de rem van het noradrenalinesysteem gehaald, overal komt extra noradrenaline vrij en dat heeft een uiterst stimulerende werking. Stoffen die je bewustzijn zo intens veranderen en intensiveren, doen iets onvoorstelbaar heftigs met je. Mensen die zeggen: ‘Zoiets heb ik niet nodig, ik beleef de werkelijkheid al heel intens,’ hebben geen idee waar ze over praten. Een trip zet werkelijk alle zekerheden op z’n kop en stuurt je normale perceptie volkomen in de war. Een andere manier van kijken is heel leerzaam en stimulerend, je kunt verrijkende ervaringen opdoen, waar je de rest van je leven plezier van kunt hebben. Maar het kan tevens een afgrijselijke ervaring zijn als je je niet goed voelt en je nog eens extra met je neus op de feiten wordt gedrukt. Een bad trip kan ernstige gevoelens van depressiviteit en suïcidaliteit oproepen. Ook hier geldt weer: Depressieve mensen moeten er vreselijk voorzichtig mee zijn. Als je drugs alleen gebruikt als je je uitstekend voelt, je je goed verdiept in eventuele risico’s en je ze niet met medicijnen combineert, kun je er veel plezier van hebben en er ook nog eens een wijzer mens van worden.

Interview met Hans Plomp

Hans Plomp is dichter, schrijver en reiziger. Hij reisde zowel over de aardbol als in zijn eigen hoofd onder invloed van geestverruimende middelen. Sommige mensen kennen hem als een van de vertrouwde gezichten van het kunstenaarsdorpje Ruigoord. Hans plaatst psychische ziekten in een ander kader dan de reguliere wetenschap doet. Ik zou hem een mysticus van eigen bodem willen noemen.

‘Ik vind het volkomen natuurlijk dat mensen in deze wereld in een depressie raken. We worden toch voortdurend geconfronteerd met al dat diepe lijden om ons heen. Het is begrijpelijk als je daardoor geraakt wordt en gaat twijfelen. En als je op de bodem van de put zit, realiseer je je dat deze wereld verschrikkelijk is, maar dat jíj daarvan geen slachtoffer wilt worden. Ik ga de vogeltjes voeren en de bloemetjes water geven en mijn vrienden een leuke ansichtkaart sturen. Het lukt ons toch niet om de wereld te veranderen, maar ik wil wel aan de mooie kant bijdragen. Ik zie altijd wel dingen die prachtig zijn om me heen. Zelf heb ik ook het nodige meegemaakt. In 1972 ben ik eerst manisch geweest en daarna in een diepe depressie terechtgekomen. Maar ik ben er met behulp van vrienden en familie doorheen gekomen, ik ben op de andere oever beland. Achteraf was ik zelfs wel blij met die depressie, want er ontstond daardoor weer een soort evenwicht. Ik ben vijf maanden manisch geweest: ik sliep niet meer, ik at niet meer, ik strooide met geld, ik liep naakt over straat. Dat had zo niet door kunnen gaan. Mijn ouders, die ik een hele tijd niet gezien had, kwamen om een krankzinnigenverklaring te ondertekenen, om me te laten opnemen. Ik omhelsde ze met mijn naakte, magere lichaam. Ik zag dat ze zwaar verdrietig waren. Ik zei:“Jullie denken zeker dat ik gek ben?” Dat zit bij mij namelijk in de familie: Mijn vaders vader is in een gekkenhuis gestorven en zijn oudste broer en diens kinderen waren gek. “Ja,” zei mijn vader, “dat hebben we gehoord.” Ik zei:“Maar wat moet ik dan doen? Een stropdas omdoen, netjes eten, een kaartje voor de bus kopen, al dat domme robotgedrag?”“Nu, dat zou wel helpen,” zei mijn vader. En toen realiseerde ik me dat als je de gewone dingen vergeet, dan ben je gewoon gek. Ik zei:“Nu, maar dat is makkelijk genoeg.” Toen heb ik me weer geschoren en netjes aangekleed, en de volgende dag ging ik op weg met de bus om bij mijn ouders te gaan eten. Het was of de fontanel in mijn hoofd zich sloot en ik weer in het gewone leven terechtkwam. Hoewel die hallucinaties echter waren dan de gewone werkelijkheid en ik het eigenlijk ook heel vreselijk vond om weer aan dat gewone bestaan deel te nemen. Ik ben daarna erg depressief geweest. Ik miste die andere wereld. Die afwisseling van halleluja-achtigheid en diepe dalen is een kenmerk van gevoelige mensen en mensen met talent, je ziet dat ook bij veel kunstenaars. Ik heb bij meer mensen in mijn omgeving meegemaakt dat ze psychisch in de war raakten, mijn dochter is een halfjaar malende geweest, en een vriendin ook. Die hebben we er allemaal zonder psychiatrische hulp uit gekregen. Ik denk dat je moet blijven appelleren aan het normale stukje en dat je altijd moet blijven uitzenden dat het goed kan komen en dat het niet alleen een negatieve gebeurtenis is, maar iets waar je juist beter uit kunt komen. Antidepressiva zijn pijnstillers van de hersenen. Je neemt de pijn weg, niet de bron van de ziekte. Er is ook een stroming in de psychiatrie, denk aan Ronald Laing en Stanislav Grof, die psychische ziekten niet alleen als iets negatiefs ziet. Mensen hebben in hun ogen juist een stap vooruit gedaan en zijn daardoor tussen wal en schip terechtgekomen. Degenen die door de schijnzekerheden van deze wereld heen breken, moet je vertellen dat ze goed zijn en niet hoe ziek ze zijn. Ze moeten op zoek naar het zelf, allerlei trauma’s beleven, het geboortetrauma en jeugdtrauma’s en nog veel meer. Ook Huxley beschreef de hel in ons als de leegte en de duisternis. Ik ben maar zo’n Hollands meezingertje. In allerlei religies en culturen zie je dat mensen door een soort hel heen moeten voordat ze de verlichting bereiken. Boeddha zat eerst jaren depressief onder een boom, voordat hij anderen begon te helpen. Neem heiligen als Hildegard von Bingen en Teresa van Avila, wat die niet een gigantische strijd moesten voeren voor ze het licht bereikten. En Jezus, die veertig dagen door de woestijn zwierf. Dat zijn allemaal beproevingen waarna je de andere oever kunt bereiken, als je maar vertrouwen hebt. In Rusland worden mensen die gek over straat zwerven niet als losers gezien, zoals bij ons. Ze worden “heilige dwazen” genoemd, men denkt dat ze dichter bij God staan, en daarom is er een zekere eerbied voor ze.

Mensen die door de hel in hun hoofd gaan, blijken juist vaak heel bijzonder en gevoelig, en als je er op een goede manier doorheen komt, is zo’n periode helemaal niet waardeloos en zonder nut.
We moeten ondanks alle ellende – de wereld van verschrikkingen, kinderen met aids, dreigende oorlogen – toch proberen in te zien dat we geluk hebben. Dat we een dak boven ons hoofd hebben en eten, dat we vrienden hebben, dat we kunnen lopen en dat er geen gaskamers zijn en geen geheime politie die de deur intrapt, en dat we niet naar de kerk hoeven. Ik denk dat je liefde, vertrouwen en begrip moet proberen uit te stralen en dat het goede dan ook bij je terugkomt. Ik ben ervan overtuigd dat er meer is dan wij kunnen zien, maar dat is niet aan een bepaalde religie gebonden. Toen ik psychotisch was, heb ik door andere tijden en in andere levens rondgezworven, ik hou de mogelijkheid van reïncarnatie open. Ik vertrouw net als de vogels en de vlinders, die maar een paar uur leven en toch ronddartelen, dat het allemaal wel goed geregeld is in de kosmos. En als dat niet zo is, dan heb ik toch een prachtig geloof gehad. Als we zelf tenminste geen al te grote schofterigheid uithalen. Liefde is, denk ik, wel het leidende principe. Ik ben in mijn werk altijd met dergelijke grenzen bezig, die tussen gek en normaal, tussen depressief en realistisch, tussen geniaal en krankzinnig.’

‘Van alle illusies
in deze wereld van illusies
is liefde wel de allermooiste.’
Hans Plomp