5 De stresstheorie
Een gesprek over stress en depressie
Ritsaert Lieverse werkt als psychiater in opleiding in de Valeriuskliniek in Amsterdam. Daar wordt onderzoek gedaan naar de relatie tussen stresshormonen en depressie. Hij hoopt te promoveren op een onderzoek naar de invloed van lichttherapie op de aanmaak van bepaalde hormonen.
‘Die serotoninetheorie is wel juist, maar het is
maar een deel van het verhaal. De werkelijkheid is complexer. Er
zijn ook andere neurotransmitters belangrijk, zoals bijvoorbeeld
dopamine en GABA, we hebben er veel meer, maar ook
de stresshormonen spelen een belangrijke rol. We weten al een
heleboel, maar hoe meer we weten, hoe meer we erachter komen dat we
het finale antwoord nog niet hebben. Er loopt een hormoonsysteem
van de hersenen naar de bijnieren, dat wordt ook wel de stressas
genoemd. In de hypothalamus wordt het stresshormoon
CRF (ook wel CRH genoemd)
vrijgemaakt. In de hypofyse wordt ACTH gevormd, en
dat zorgt er weer voor dat in de bijnierschors cortisol wordt
vrijgemaakt. De opbouw en de afbraak van dergelijke hormonen
bepalen of je lichaam fysiologisch in balans is en dat geldt zowel
voor de stofwisselingsprocessen als voor het psychisch
functioneren. Als hier een disbalans is, dan is er sprake van
stress. Mensen die voortdurend onder invloed van stress staan,
lopen een verhoogd risico op een depressie. Bij mensen met een
depressie zie je vaak dat de cortisolspiegel verhoogd is. Zij
hebben meer stresshormoon in hun bloed dan gezonde mensen. Bij
andere aandoeningen is er juist een lage cortisolspiegel,
bijvoorbeeld bij de posttraumatische stressstoornis en bij mensen
met agressieve impulsen. Op dit gebied richt zich de laatste jaren
het onderzoek. We weten bijvoorbeeld niet of die verhoogde cortisolspiegel een oorzaak is van de depressie, of
juist een aanpassing van het lichaam om een andere verstoring weer
in evenwicht te brengen. Daarom is het gevaarlijk om daar meteen
consequenties aan te verbinden. Want als het een aanpassing van het
lichaam is, moet je er misschien wel helemaal niets aan doen.
Cortisol zorgt er onder meer voor dat de bloedsuikerspiegel
gereguleerd wordt en dat de afweer tijdelijk onderdrukt wordt
tijdens een stresssituatie. Dat kan heel functioneel zijn. We
veronderstellen wel dat bij mensen met depressie iets niet goed
functioneert in de regulatie van het stresssysteem. Zo zijn we ook
onderzoek aan het doen naar de biologische klok, die zetelt in de
hypothalamus en die de kern aanstuurt die het stresshormoon
CRH maakt. DHEAS is ook een hormoon
dat van belang is en dat wordt beïnvloed door de biologische klok.
We weten inmiddels wel dat we met licht de biologische klok kunnen
aansturen. Er is onderzoek gedaan met lichttherapie bij
alzheimerpatiënten; bij hen is de biologische klok namelijk ook
verstoord. Trouwens, bij oudere mensen is de klokfunctie altijd
minder sterk. Ze slapen minder diep, ze slapen korter, het
dagnachtritme kan verstoord raken, ze doen vaker dutjes overdag.
Vandaar dat we ook in eerste instantie bij mensen van boven de
zestig gaan onderzoeken of lichttherapie ook bij andere depressies
dan de winterdepressie invloed heeft op de DHEAS- en
de cortisolspiegel. Ook wordt er gezocht naar een moleculaire
verklaring. Onze westerse maatschappij zou een verkeerd
voedingspatroon kunnen hebben. Cholesterol is een soort
moederhormoon. Van daaruit worden er allerlei “stereoïdhormonen”
aangemaakt. We hebben het dan over vetzuren. Bij depressieve mensen
worden soms heel specifieke tekorten gezien van omega3-vetzuren.
Maar ook hier is weer niet duidelijk of het om een oorzaak of een
gevolg gaat. Ik ben er geen voorstander van dat mensen in dit
stadium visoliecapsules gaan innemen, hoewel de eerste bevindingen
wel veelbelovend zijn. Ik vind dat we eerst goed moeten uitzoeken
of het om de stoornis zelf gaat, of dat er sprake is van een
aanpassing van het lichaam. We hebben wel veel
kennis opgedaan met behulp van muizen en ratten, maar voor je iets
met mensen gaat doen, moet je het wel heel zeker weten.
Er is een verband tussen hart- en vaatziekten en depressies, je
ziet bijvoorbeeld meer beroertes en hartinfarcten, ook meer
immunologische afwijkingen en een verhoogde kans op suikerziekte.
Er is zeker ook een verband tussen de insulinehuishouding en
depressie. Het heeft allemaal met de vet- en suikerstofwisseling te
maken. Echte leefregels kun je daar helaas niet uit afleiden, wel
is gezond eten van belang. Dat is misschien een open deur, maar
lang niet iedereen doet dat.
En dan zijn er nog de endorfinen, hormonen die je lichaam zelf
aanmaakt en die maken dat je je lekkerder gaat voelen. Endorfinen
maak je bijvoorbeeld tijdens het hardlopen. En ook endogene
cannabis wordt in de celmembranen gemaakt. Dat is het anandamine,
dat woord komt uit het Sanskriet en betekent gelukzaligheid. Dat
zijn heel belangrijke stoffen, die ook bij seks een rol spelen. De
endogene cannabis is een hormoon dat zich aan dezelfde receptor
hecht als de werkzame stof THC in de cannabis die
wij van de plant kennen; deze stoffen zijn familie van elkaar. Er
wordt op alle fronten onderzoek gedaan naar de werking van het
stresssysteem en de relatie met depressie. Het is moeilijk te
zeggen wanneer de patiënten daar concreet iets aan zullen hebben.
Zo zijn ze al heel ver met het ontwikkelen van remmers om het
ontstaan van overgewicht tegen te gaan bij mensen die medicijnen
gebruiken tegen psychosen. Soms kan het heel vlug gaan.’
Stresstheorie, een dooie mus?
Helaas is er dus nog geen sluitende theorie gevonden die depressie vanuit het stressmodel geheel kan verklaren, laat staan behandelen. Toch vind ik deze informatie belangrijk genoeg om op te nemen, omdat deze aangeeft in welke richting de wetenschap aan het zoeken is, en tevens duidelijk maakt waarom de serotonineheropnameremmers maar een deel van het probleem aanpakken. De teleurstellende realiteit is dat de medische wetenschap op dit moment nog niet in staat is het fenomeen depressie geheel te doorgronden. Toch vind ik het een troostende gedachte dat er op verschillende plekken in de wereld gewerkt wordt aan beheersing van het depressieprobleem. Hopelijk zal er een tijd komen waarin depressies niet meer ‘nodig’ zijn.
Wie zich wil verdiepen in de relatie tussen stress en depressie, kan ik het boek Onze Hersenen van René Kahn van harte aanbevelen. Het boek behandelt overigens ook allerlei andere psychische stoornissen. Omdat het zo’n duidelijk inzicht geeft in de oorzaak van terugkerende depressies, wil ik graag een samenvatting van deze materie geven. Het is bekend dat aan depressies vaak een stressvolle gebeurtenis voorafgaat. Stress kan acuut zijn, de hormonen die vrijkomen stellen je in staat om te vechten of te vluchten. Er bestaat echter ook langdurige, sluipende stress en die is gevaarlijker omdat hij tot overbelasting kan leiden. Cortisol is het hormoon dat ons in staat stelt met langdurige stress om te gaan. Het zorgt bijvoorbeeld voor voldoende suiker in de spieren, zodat je hard kunt blijven rennen, en het onderdrukt het immuunsysteem, zodat je niet aan je verwondingen bezwijkt. Blijft de cortisolspiegel te lang verhoogd, dan kan er schade ontstaan aan spierweefsel en hersenen, je kunt suikerziekte krijgen of een fatale infectie. Geen gezonde toestand.
Vroeger dacht men dat de hersenen onveranderbaar waren en er dus geen beschadigingen hersteld konden worden. Dat blijkt mee te vallen. De hersenen zijn toch een flexibel orgaan; er worden nieuwe zenuwcellen gevormd. Dit gebeurt in de hippocampus, een gebied midden onder in de hersenen, dat de taak heeft de hormonale stressreactie in het brein tot staan te brengen. Het zorgt voor het evenwicht tussen stress en rust. Het stresssysteem is erop gericht zo snel mogelijk dat evenwicht te herstellen, zodat je rustig achterover kunt leunen totdat de volgende crisis zich aandient. Lukt dit de hippocampus niet, dan breekt dit hem op. Stresshormonen die langdurig in de hersenen aanwezig zijn, beschadigen namelijk de hippocampus, zodat deze geen nieuwe cellen meer kan vormen en hij bij een volgende stresssituatie slechter op zijn taak is berekend. Bij mensen van wie voor de geboorte of tijdens de kinderjaren de hoeveelheid stresshormonen langdurig verhoogd was, is de hippocampus kleiner. Zij kunnen minder goed met stress overweg. Ook bij personen die op volwassen leeftijd al een aantal depressies achter de rug hebben, blijkt de hippocampus verkleind; zij ontwikkelen een levenslange stressgevoeligheid. Niet echt iets om vrolijk van te worden, maar het geeft wel een duidelijke verklaring voor het feit dat er op den duur steeds minder stress voor nodig is om een volgende depressie uit te lokken.
Mensen die veel tobben, de wereld als bedreigend
ervaren, zich snel zorgen maken (dit wordt neuroticisme genoemd)
lopen een grotere kans op depressie. Dit neuroticisme is in hoge
mate erfelijk (piekeraars die steeds leeuwen en beren op de weg
zien, hebben dus vaak kinderen met dezelfde neiging) en het is te
traceren op gen slc6a4 op het zeventiende chromosoom. Dit gen komt
in twee varianten voor, een korte en een lange, en houdt zich bezig
met de beschikbaarheid van serotonine bij de prikkeloverdracht.
Zwaarmoedige piekeraars hebben veelal de korte variant.
Zij lopen na stress een veel grotere kans op depressie. Deze
pechvogels hebben ook een actievere amandelkern. Dit is een klein
orgaantje dat actief wordt bij het herkennen van emoties (kijkt
iemand boos of angstig, is er een bedreiging?). Wanneer de
amandelkern in een te hoge versnelling staat, is het
gevaarsignaleringssysteem overactief, en kan iemand dus angstig en
onzeker worden in voor anderen heel normale situaties. Dat personen
met de korte genvariant tevens een actievere amandelkern hebben,
zal niemand verbazen. Er is echter ook goed nieuws. Met psychotherapie kunnen ze leren hun angst te
verminderen, waardoor het niveau van de stresshormonen lager wordt
en ze daarna minder snel opnieuw depressief zullen worden.
(Met dank aan René Kahn.)