7

Frambozenschuimtaart

Ik ging de lift in. Na mij stapte een oude vrouw in, met twee volle boodschappentassen. Was zij een Wachter? Zou ze de lift laten stoppen en me aanvallen met een lichtgevende vinger? Ik boog een beetje door mijn knieën om te kijken of ze een koperen polsband droeg. Ze wierp me een ongeruste blik toe en wist niet hoe gauw ze op haar verdieping de lift uit moest komen.

Waren Pearce en Kidd de Wachters? Waren er nog meer? En waarom bewaakten ze ons?

Ik ging de lift uit en rende over de galerij, vond mijn sleutel, stak hem onhandig in het slot, rende naar binnen en sloeg de deur achter me dicht.

“Gaat het, Jimbo?” vroeg mama, met een oranje gieter in haar hand.

“Nee,” zei ik. “Nee, het gaat niet goed met me.”

“Wat is er aan de hand?” Ze zette de gieter neer op het telefoontafeltje.

Ik staarde haar aan. Wat kon in vredesnaam zeggen? Ik wilde niet met mijn verhaal naar de politie. Of naar de directrice. Of naar een dokter.

Mama gaf me een knuffel. “Hé. Je kunt het mij wel vertellen. Dat weet je toch.”

Ik mompelde wat.

“Heb je iets stoms uitgehaald?” vroeg ze. “Of heeft iemand anders iets stoms met jou uitgehaald?” Ze is echt goed in dit soort dingen.

“Een heel klein beetje van het eerste,” zei ik. “Maar vooral het tweede.”

“Nou, vertel me dan maar over het tweede. Dat is het belangrijkst.”

Ik mompelde weer.

“Word je door iemand gepest?”

Ja, dacht ik, dat is eigenlijk een goeie omschrijving. Ik knikte.

“Wil je dat ik met een van je leraren ga praten?” vroeg mama.

Ik schudde mijn hoofd.

Ze haalde haar hand door mijn haar. “Ze doen dat omdat ze zwak zijn. Dat weet je toch wel? In hun hart zijn pestkoppen eigenlijk lafaards. Ze voelen zich alleen maar veilig als andere mensen bang voor ze zijn.” Ze pakte me bij mijn schouders en keek op me neer. “En als je toch wilt dat ik naar school kom, of papa, dan hoef je het alleen maar te zeggen, oké?”

“Bedankt,” zei ik.

“Hé, Jimbo!” Papa stak zijn hoofd om de keukendeur. “Help je me even om het menu voor morgenavond te bedenken? Ik heb een goede opvolger nodig voor de zalmmousse en de eend. Het wordt spectaculair, echt spectaculair.”¬

 

Ik bladerde door 500 Recepten voor beginners, stemde voor de frambozenschuimtaart en klopte daarna op Becky’s kamerdeur.

Ik moest met iemand praten. Ik moest onmiddellijk met iemand praten. En ik moest met iemand praten die het niet gelijk ging doorvertellen aan de directrice, de politie of het dichtstbijzijnde gekkenhuis. Helaas had ik in die categorie niemand anders dan mijn zus. Ze was geen ideale keuze, maar ik was ten einde raad. Als ze alleen maar ‘Wat vreselijk’ zou zeggen, of ‘Maak je geen zorgen’, dan zou ik me misschien al ietsje beter voelen.

“Ja?” zei ze.

Ik duwde de deur open en stapte naar binnen.

“Becky?” zei ik en ik ging op haar bed ging zitten. “Ik moet met je praten.”

“Waarover?” vroeg ze knorrig. Starend in de spiegel deed ze haar zwarte eyeliner op.

“Dit klinkt waarschijnlijk heel dom…”

“Dat is niks nieuws,” zei ze terwijl ze haar ogen afmaakte. Ze begon haar haren naar achteren te borstelen. “Dus zeg het maar gewoon.”

“Ik zit in de problemen.”

“Ze gaan je zeker van school sturen?” lachte ze.

“Kop dicht en luister!” snauwde ik.

Er was iets in mijn stem waardoor ze begreep dat dit serieus was. Ze legde haar kam neer, draaide zich om en keek me aan.

“Ik ben een en al oor, broertje van me.”

“Je kent mevrouw Pearce en meneer Kidd?”

“Ik zit al acht jaar op die school, Jimbo.”

“Oké, oké,” zei ik verontschuldigend. “Nou, ze zitten…” Ik haalde diep adem. “Ze zitten achter Charlie en mij aan. Ze praten in een raar taaltje met elkaar als er niemand bij is. Ze hebben koperen polsbanden die boodschappen hun hersens in sturen.” Ik kakelde maar door, ik kon niet meer stoppen. “Ze worden de Wachters genoemd. Tenminste, ik denk dat ze de Wachters worden genoemd. Maar de Wachters kunnen ook iemand anders zijn. En we waren ze aan het bespioneren. En toen kwam die heel rare vent naast ons zitten in Captain Chicken. En hij zei dat we moesten ophouden met spioneren. En zijn vinger gloeide en hij sneed ermee door de tafel…”

Ik stokte. Becky keek me aan alsof ik een tapdansende hamster op mijn hoofd had.

“Becky, Becky,” stamelde ik. “Ik weet dat het ongelooflijk klinkt, maar het is waar. Echt. Ik zweer het.”

Ze staarde me nog een paar seconden aan en zei toen langzaam: “Ik weet niet waar je op uit bent, Jim. Ik heb je maar wat wijsgemaakt over dat van school sturen. Het was een grap, oké? En je verdiende niet beter. Maar ik ga dit geleuter nu niet geloven zodat jij wraak kunt nemen. Kap ermee. Je bent boos op me. Prima. Ik bied mijn excuses aan. Einde verhaal.”

Ze pakte haar lippenstift en draaide zich weer om naar de spiegel.¬

 

Ik probeerde niet eens om te slapen. Ik wachtte tot de anderen allemaal naar bed waren gegaan. Toen sloop ik mijn kamer uit, maakte een broodje cheddar met aardbeienjam, ging voor de tv zitten en ontdekte dat de dvd-speler stuk was.

Ik keek naar de hoogtepunten van het wereldkampioenschap schaak. Ik keek naar een programma van de Open Universiteit over varkensziekten. Ik keek het eerste kwartier van een krakerige zwart-wit-film die Son of Dracula heette. Maar ik moest de tv uitdoen toen hij van een kasteelmuur kroop en in een vleermuis veranderde. Ik deed de radio aan. Ik speelde vier potjes patience. Ik speelde scrabble tegen mezelf. Ik loste het makkelijke kruiswoordraadsel in de krant op.

Om half-acht ‘s morgens kuierde papa in zijn ochtendjas de keuken in, zag me eerst niet en toen wel en zei: “Goeie genade, Jimbo, jij bent voor dag en dauw op. Voor de verandering. Vol levensvreugde, hè? Je kunt niet wachten om aan de dag te beginnen.”

En toen begon hij een ontbijt te maken van verse koffie, grapefruitpartjes, croissants, bosbessenjam en een omelet met wilde paddenstoelen.

Pas toen mama en Becky uit hun kamers tevoorschijn waren gekomen, voelde ik me veilig genoeg om te slapen. Ik ging naar de woonkamer, plofte op de bank en raakte in coma.¬

 

Mama maakte me zeven uur later wakker en zei dat Charlie aan de telefoon was. Hij moest me dringend spreken.

Ik ging rechtop zitten en wachtte een paar seconden tot ik me weer kon herinneren wie ik was, waar ik was, en wat voor dag het was. Ik stond op en strompelde naar de hal.

“Jimbo?” vroeg hij.

“Hmm…” bromde ik. “Charlie?”

“Ja ja, ik ben het. Luister…”

“Yep.”

“Je moet z.s.m. hiernaartoe komen.”

“Hoe laat is het?” vroeg ik.

“Halfzes. Schiet een beetje op. Papa heeft de puzzel opgelost. Weet je nog? Coruisk?”

“Wat betekent het dan?”

“Dat vertel ik wel als je hier bent,” zei Charlie.

Ik keek op. Mama stond iets verderop in de gang en bewoog haar opgestoken vinger heen en weer. Achter haar stond papa te sloven boven een heet fornuis.

“Sorry, Charlie,” zei ik. “Ik herinner me ineens dat het papa’s grote avond is. Zijn spectaculaire diner.”

“Jimbo,” drong hij aan. “Dit is belangrijk.”

“Ik weet het, ik weet het,” zei ik verontschuldigend. “Maar deze maaltijd betekent heel veel voor hem. Kan het niet wachten?”

“Jee, Jimbo, ik dacht dat we…” zijn stem stierf weg. “Oké. School. Morgen. Dan praten we.”

“Zeker.”

Een klik en hij was weg.¬

 

De maaltijd begon met zalmmousse op een bedje van groene salade met zelfgemaakte haverkoekjes. Hierop volgde de eend à Porange met geroosterde aardappelen en in honing geglaceerde wortels. Als dessert hadden we de frambozenschuimtaart die ik had voorgesteld. Het eten was uitzonderlijk goed. En omdat papa in zo’n buitengewoon goede bui was, mocht ik een glas wijn van hem. Een uur of zo kon ik mezelf ervan overtuigen dat ik de ontmoeting in Captain Chicken maar had verzonnen. Ik dacht niet aan mevrouw Pearce of meneer Kidd. Ik dacht niet aan zolders of verbrand plastic. Ik was bij mijn familie. En ik hield van mijn familie. Alleen niet van Becky. Ik haatte Becky. Maar het was heel normaal om je zus te haten.

Ik voelde me heel gewoon en veilig. En al die dingen samen maakten dat ik om tien uur naar bed ging en sliep als een os.